Het Leger. Zaterdag 11 Sept. 1920. TWEEDE BLAD No. 12838. Bij de Tweede Kamer zijn ingekomen wets ontwerpen tot tijdjlijke afwijkingen van de Mi- litiewet en tot het treffen van Landstormvoor zieningen. Tengevolge van de vertraging, welke de minis ters-wisseling aan het departement van Oorlog heeft gebracht in den arbeid tot uitvoering van de door de regeering voorgenomen herziening der dienstplichtigen, is de hoop moeten worden opgegeven, dat deze herziening tijdig tot stand zal zijn gebracht, voordat ten behoeve van de lichting 1921het indeelingswerk een aan- vangmoet nemen.Toch is het van belang,dat aan deze lichting geen zwaardere lasten worden op gelegd dan die, welke in het in uitzicht genomen legerstelsel voldoende worden geacht. Uit dezen hoofde is voor de lichting 1921 een bijzondere wettelijke voorziening noodig, die het wensche- lijk maakt bedoeld legerstelsel reeds thans in het kort uiteen te zetten en te verklaren. Toen de toetreding van Nederland tot het Volkenbondverdrag vaststond, heeft de regee ring in het licht van die toetreding haar mili tair programma in nadere overweging genomen. Zij had daarbij rekening te houden met drieër lei en wel ten eerste met den door het verdrag in uit zicht gestelden waarborg, dat men in de toe komst als regel niet onmiddellijk in een gewa pend conflict gewikkeld zal kunnen worden, zoodat veeltijds een tijdperk van voorbereiding verzekerd zal zijn in de tweede plaats met de mogelijkheid, dat men, tegen de door den Volkenbond gestelde waarborgen in, onverhoeds kan worden aange vallen en, in afwachting van den door den Vol kenbond te verleenen steun, den eersten stoot zelfstandig zal moeten afweren in de derde plaats met de eischen, welke aan de weermacht gesteld kunnen worden, met het oog op in het verdrag van den bond zelf voor ziene handelingen in het verband van den bond. Bij haar verdere overwegingen had zij in aan merking te nemen, dat in de achter ons liggende oorlogsjaren een zeer groot aantal mannen weer baar is gemaakt, waardoor het voorshands mo gelijk is om tot beperking van defensielasten te geraken, ook als is de bestaande onzekerheid betreffende onzer internationale veiligheid nog niet opgeheven. Daartoe is dan echter noodig, dat de gelegenheid worde geschapen om de landstormplichtigen,die gedurende de mobilisa tiejaren in het leger geoefend zijn geworden, de bestemming te geven om, wanneer binnen eenige jaren wederom een mobilisatie zou moe ten plaats hebben, dadelijk, voor zooveel noo dig, hun plaats bij de gemobiliseerde strijdmacht macht weder in te nemen. De verplichtingen, die hieruit voor tijd van vrede voortvloeien, bepalen zich in hoofdzaak tot de zorg van de dienstplichtigen om bij verhuizing de hun uit gereikte kennisgeving in zake hun bestemming ter wijziging aan te bieden. Bij mobilisatie wor den zij op hun opkomstplaatsen gekleed en uit gerust en daarna geoefend in hun verbanden, waarvan de organisatie en encadreering te vo ren zal zijn voorbereid. Een hierop betrekking hebbend ontwerp van wet wordt te gelijk met het onderwerpelijke ingediend. Aldus wordt het mogelijk geacht, om reeds thans wijzigingen in ons legerstelsel te brengen, welke belangrijke beperkingen van lasten geven. Hoewel vermeend wordt hieraan reeds aan stonds een vasten vorm te kunnen en te moeten geven en een daartoe strekkend wetsvoortsel omvattende een algemeene herziening van de dienstplichtwetten. de Volksvertegenwoordi ging eerlang zal bereiken, beteekent dit niet, dat grootere beperking in de toekomst uitgesloten wordt geacht, indien alle verwachtingen, welke aan den Volkenbond gesteld worden, vervuld zullen zijn. Evenmin wil hiermede bedoeld zijn te voorspellen, dat in de toekomst nimmer hoog- gere eischen aan onze weerbaarheid gesteld moeten kunnen worden. Het voorgestelde leger stelsel laat toe om te beperken zoowel als om uit te breiden. Noodig wordt geacht een betrekkelijk klein, doch goed toegerust kernleger, dat binnen kor ten tijd door uit reservetroepen gevormde af- deelingen op grootere sterkte gebracht kan worden. Het zal in hoofdzaak worden samengesteld uit ten hoogste 20 jaarlijksche lichtingen van 13,000 man (met inbegripderzeemilitie)tegenover de 20 lichtingen (militie 6, landweer 5 en land storm 9 jaren) van 23.000, waarover thans be schikt wordt. Ten behoeve van de vorming der reservetroepen zal aan de overige voor den krijgsdienst beschikbare jongelieden voor zoo veel noodig een oefenplicht worden opgelegd. Zullen de eerstbedoelde dienstplichtigen ge houden zijn tot een verblijf onder de wapenen voor eerste oefening van 6 maanden voor de onbereden troepen (onder bijzondere omstandigheden met te hoogste 4 maanden verkorten) 12 maanden voor de hospitaalsoldaten 12 maanden voor de bereden manschappen der artillerie en. 18 maanden voor de cavalerie de oefenplichten zullen alleen verplicht zijn om gedurende enkele jaren een zeker aatal uren per week aan de voor hen voorgeschreven oefe ningen te komen deelnemen. De uit deze verplichting voortvloeiende las ten zullen nochtans gering kunnen zijn, daar ge legenheid zal worden geboden om buiten de school- en werktijden plaatselijke instructie te 1 ontvangen, waarbij de vrijwillige landstorm be langrijke diensten zal kunnen bewijzen. Uit het stellen der verplichting volgt nog niet de noodzaak om deze reeds dadelijk en aan allen op te leggen. Dit zal moeten en kunnen geschie den naar mate van de behoefte en van de moge gelijkheid om plaatselijk onderricht teverleenen. De aanwezigheid van de hiervoren bedoelde geoefende landstormplichtigen geeft de gelegen heid en den tijd om de oefeningsgelegenheid gaandeweg te organiseeren. Naar het oordeel der regeering zal voor ver lichting van persoonlijke militaire lasten nood zakelijk zijn, dat onze nieuwe weermacht wordt opgebouwd op breeden grondslag van een be hoorlijke lichamelijke ontwikkeling der jonge lingschap. Een en andere heeft de regeering de overtui ging gegeven van den onverbreekbaren samen hang tusschen de mogelijkheid tot verlichting van persoonlijke militaire lasten en de nood zakelijkheid van de vervulling van den eisch van lichamelijke ontwikkeling der jeugd, in het bijzonder van de jongelieden tusschen het 14de en het 19de levensjaar. Aangezien het in de rede ligt deze laatste materie geheel bij het Departement van Onder wijs onder te brengen, zal het Hoofd van ge noemd Departement spoedig de indiening van noemd voorstel te dier zake bevorderen. Opdat van den verkorten eerste-oefeningstijd ten bate van de opleiding der recruten ten volle partij getrokken zal kunnen worden,moeten deze dagelijks aan de oefeningen kunnen deelnemen en dus van huishoudelijke diensten gedurende de oefeningsuren zijn vrijgesteld. Hiertoe zal van elke lichting een bepaald percentage onbe reden, als z.g. administratietroepen, worden aangewezen. De opkomst onder de wapen der recruten zal op zoodanige wijze in ploegen plaats hebben, dat steeds voldoende geoefenden onder de wa penen zijn om bij een eventueele mobilisatie in verschillende daarvoor noodige diensten te voor zien. Indien noodig, zouden de onder de wapen- nen zijnde manschappen ook kunnen meewerken aan het handhaven der openbare orde. Deze taak zal intusschen in hoofdzaak en in de eerste plaats moeten worden vervuld door hiervoor beschikbaar zijnde vrijwilligers, n.l. de Kon. Marechaussee en de Politietroepen welke beide korpsen daartoe de noodige uitbreiding zullen ondergaan en den Vrijwilligen Land storm. Een blijvend gedeelte is in dit stelsel niet noodig. Bij het regelen van de samenstelling van het jaarlijksch contingent zal er naar gestreeft wor den hen, die niet of zeer bezwaarlijk in het ge zin, waartoe zij behooren, gemist kunnen wor den, van den dienst vrij te stellen. Ter vorming van reservetroepen staan voor het tegenwoordige en in de naaste toekomst nog ter beschikking groote aantallen geoefende land stormplichtigen. Voorts zijn o.a. in het ontwerp bepalingen op genomen, beoogende verlaging van de lichting- sterkte, verhooging van het maximum van het contingent voor de zeemilitie en afschaffing van het blijvend gedeelte, alles voor zooveel de lichting 1921 betreft. Het ligt in verband met het vorenstaande in het voornemen de onberedenen der lichting 1921 grootendeels in 3 en de beredenen in 2 ploegen te doen opkomen. Om het overzicht over de maatregelen in zake snelle mobilisatie van den landstorm te verge makkelijken, is het wenschelijk hierbij drie groe pen van landstormplichtigen te onderscheiden. Groep 1 omvat de vrijgestelde en vrijgelote militieplichtigen, die tot den landstorm zijn komen te behooren krachtens de wet van 31 Juli 1915 en voor het meerendeel in den mobili satietijd zijn geoefend. Het zijn personen, die volgens de algemeene regelen van de Landstorm wet reeds te voren landstormplichtig geweest zouden zijn, maar ingevolgedeovergangsbepaling van die wet aanvankelijk buiten den landstorm waren gehouden. De hier bedoelde personen behooren, voor zooveel zij geoefend zijn, tot de jaarklassen 19081914. Groep 2 omvat de vrijgestelden en vrijgelo- ten, die krachtens de gewone regelen landstorm plichtig zijn geworden en eveneens in den mobi lisatietijd zijn geoefend. Hun jaarklassen zijn voornamelijk die van 19151919. Groep 3 omvat de landstormplichtigen, die geoefend zijn reeeds vóórdat zij landstormplich tig waren. Dit zijn personen, die bij de militie of de landweer dan wel als gewoon vrijwilliger hebben gediend. Voor het meerendeel behooren zij op dit oogenblik tot de klassenjaar 19011908 Er zijn thans noodig drie maatregelen, niet voor elke groep één, de groepen 1 en 2 en één voor alle drie groepen. De eerste maatregel bestaat in bestendiging van den landstormplicht voor hen, die door het tijdelijk karakter der wet van 31 Juli 1915 bij terugkeer van den vredestoestand weder aan den landstorm zouden komen te ontvallen. Door dezen maatregel zal groep 1 komen gelijk te staan met groep 2. Omtrent eindiging van den landstormplicht zullen ook voor groep 1 de gewone regelen van de Landstormwet van toepassing zijn,zoodat zij, die daartoe behooren. evenals de anderen, van dien plicht zullen wor den ontheven in het jaar, waarin zij veertig jaar oud worden, tenzij er eerder een bijzondere reden tot ontslag ontstaat. De tweede maatregel dient, om ten aanzien van de groepen 1 en 2 de bevoegdheid te schep pen, hen weder voor gewapenden dienst te be stemmen. Komen de eerste twee maatregelen tot stand, dan kunnen alle geoefende dienstplichti gen, die de landstorm thans herbergt, bij een latere mobilisatie weer tot gewapenden dienst worden verplicht. Maar hiermede is een doel matige opkomst, om hen zoo snel mogelijk in de georganiseerde strijdmacht te kunnen op nemen, nog niet verzekerd. Om hiervoor waar borgen te verkrijgen, is nog noodig als d e r d e maatregel, het reeds in vredestijd regelen van bestemming van iederen geoefenden dienstplich tige, evenals dit ten aanzien van de militie en de landweer het geval is. De geoefende landstorm plichtige dient derhalve bekend te worden ge maakt met plaats van bestemming en reisweg en bij verhuizing moet een en ander, voor zoo veel noodig, verandering ondergaan. Daarvoor zijn enkele, weinig bezwarende, verplichtingen voor deze landstormplichtigen noodig (bezwa ren van bescheiden, inlevering van bescheiden bij verhuizing, inschrijving naar het buitenland). De wetsontwerpen zijn vergezeld van een advies van de Iste afd. van den Raad van De fensie. Zij resumeert haar advies als volgt 1. Voor wat beterft het ontwerp-wet inzake tijdelijke afwijkingen van de Militiewet, aan te geven op welke oorlogsorganisatie het voorge stelde verminderde contingent berust. 2. Niet te besluiten tot de invoering in de vredesorganisatie van z.g. oefeneenheden, doch de gewenschte bezuiniging op het beroepska der te zoeken in de toepassing van het verdubbe lingsstelsel, z.n. doorgevoerd tot de hoogere verbanden. Mocht niettemin worden besloten, de mobili- satieverbanden eerst gedurende de herhalings oefeningen te vormen ,dan het aantal herhalings oefeningen te vergrooten. 3. Bij opheffing van het blijvende gedeelte en opkomst van het jaarlijksche militie-contin gent in drie ploegen, niet over te gaan tot ver mindering van den eerste-oefeningstijd voor onberedenen. 4. De eerste-oefeningstijden voor verlofs officieren en -onderofficieren, aangegeven in art. 79 Militiewet (1912) te handhaven. 5. Het ontwerpwet in zake landstorm-voor zieningen in te dienen, ook al zou het wetsont werp in zake tijdelijke afwijkingen van de Mi litiewet niet of gewijzigd worden ingediend. L ITU R G I E. ZESTIENDE ZONDAG NA PINKSTEREN. Christus, de naam van christenen zegt het ons reeds, is ons goddelijk toonbeeld, wat wij hebben na te volgen. Het Evangelie van dezen dag doet ons den Meester kennen onder een opzicht, dat vooral in onze dagen goed moet worden beschouwd „Zij nu sloegen Hem gade"; dat was feitelijk het doel waarom Hij aan tafel genoodigd was. Niet om Hem te eeren, niet ook om voor zich de eer te hebben zulk een gast aan tafel te zien aanzitten, maar om Hem te bespieden, om te vitten of er niet hier of daar wat viel aan te merken dan konden zij zijn naam en faam afbreuk doen bij het volk. Chris tus behoefde daarom toch niet op zich zeiven te letten Bij Hem was alles zóó in goddelijke harmonie, dat onder geen enkel opzicht reder- lijkerwijze een aanmerking zou kunnen gemaakt worden. Rederlijkerwijze want we weten hoe Phariseeën en Schriftgeleerden toch hun aan klacht wisten te vinden van Sabbathschennis en godslastering, omdat op den rustdag de Christus zieken genas en omdat (wat Hij reeds door de daad bewees) Hij zich God noemde en zonden vergaf! De kerk van Christus staat in de zelfde conditie tegenover de wereld Zij slaat die kerk gade om te zien waar een aanmerking te maken valt en dan die breed uitgemeten aan de wereldlingen voor te leggen met het verach telijk „zie nu maar eens hoe zij zijn". In ieder geval legt het ons de plicht op waakzaam te zijn en voorzichtig Al zijn wij niet „de kerk", de wereld be- en veroordeelt de kerk naar haar aanhangerswij moeten zonder reden haar aanklacht in de hand spelen en als halve katho lieken oorzaak worden dat de kerk belasterd wordt. Van den anderen kant moeten we ons beginsel niet verbergen laat maar zien aan de wereld dat ge leeft uit uw Roomsche overtuiging ook al zal ze uit uw goedbedoelde daden kwaad distilleeren, al was 't maar in uw bedoeling. Christus liet Zijn wonderen op Sabbath niet na al zouden ze Hem schelden een Sabbathschenner Voor een ander gevaar waarschuwt het epistel, 't Gebeurt dat de wereld schijnbaar zegeviert en door laster iemand in zijn werkkring zoo onmogelijk maakt alsof hij gevangen zat, op gesloten zooals Paulus om zijn evangeliepre diking. Zooals de Ephesiërs meenden, dat God niet mocht toelaten die onrechtvaardige be handeling van zijn Apostel zoo meenen vele Christenen, dat de onrechtvaardige belastering hunner broeders, vooral hunner op den voor grond tredende broeders, weinig strookt met Gods plannen. En, geërgerd, wijken zij af van 't goede. Dat is heel verkeerd, waarschuwt St. Paulus. De Ephesiërs moesten zich veeleer be roemen op het lijden van hun leermeester. Pau lus zinspeelt hier op de groote rol, die het lijden inneemt in de geheele verlossingsleer. Zooals de wereld moest worden verlost door het lijden van Christus, zoo moet de wereld tot haar doel komen door het lijden der kinderen Gods en onder dat lijden is niet het minst onrechtvaar dige bejegening der invloedrijke braven. Wij twintigste eeuwerd hebben de geschiedenis ter beschikking om te bewijzen hoe God juist der gelijke behandeling toeliet om zijn kerk tot overwinning te voeren. Zoo mag het dus ook thans ons niet kleinmoedig maken als we der gelijke feiten zien gebeuren. Laat het integen deel zooals de liturgie vandaag verder doet in ons opwekken een grenzenloos vertrouwen op Gods groote barmhartigheid, in ons opwek ken. In dien geest bidden we Moge uw genade o Heer, ons altijd voorkomen en volgen en maken dat wij ons voortdurend toeleggen op het beoefenen van goede werken. Gemengd Nieuws. Miltvuurenscheerkwasten. Naar het T. v. SocialeHygiëne mededeelt, zijn on langs in de Seruminrichting te Rotterdam en in het Centraal Laboratorium te Utrecht een aantal uit Japan ingeleverde scheerkwasten on derzocht, die met miltvuur geinfecteerd bleken. In verband daarmede wordt de aandacht geves tigd op het onderzoek van dr. V. Gegenbauer, waaruitblijkt, dat dieren die in contact zijn ge weest het andere, welke aan miltvuur zijn gestor ven, op hun huid en hun haren miltvuurbacillen resp. sporen kunnen herbergen, zonder zelf de ziekte te krijgen. Ook kunnen de bacillen zich daar vermeerderen een bijzonder soort bacillendrager dus. Hieruit volgt, dat partijen dierlijke grondstoffen van overzee niet te ver trouwen zijn, ook al zijn ze vergezeld van eene verklaring van consulaire ambtenaren, dat in de streek van waar de producten afkomstig zijn, geen miltvuur onder de dieren heerscht. Het zou evenwel te omslachtig en te kostbaar zijn, alzulke invoeren te ontsmetten. Gewenscht ware een onbangrijk onderzoek omtrent de geogra- phische verspreiding van miltvuur over de ge heele wereld daarna zou men veiligheidmaat regelen kunnen nemen tegenover dierlijke pro ducten, afkomstig uit de meest besmette stre ken. Steenkolen uit asch. Door de Frie- drich Krupp Aktiengesellschaft te Naagdenburg wordt medegedeeld, dat het dank zij den on- vermoeiden arbeid der ingenieurs gelukt is, een zelfs in vakkringen groot opzienbarend proces te vinden om de brandstof fen, die in de asch der steenkolen overblijft, voor het gebruik ten nutte te maken. Bij een verbruik van 100 millioen ton steen kolen in Duitschland met een asch-afval van circa 20 millioen ton, blijft er minstens vijf mil lioen ton onverbrande steen,kool in de asch achter. Gedurende het laatste jaar zijn bij Krupp te Maagdenburg proeven met bedoeld proces genomen, warabij de asch in plaats van volgens het oude z.g. natte proces, langs drogen weg in de bestanddeelen slakken, cokes en kolen ge sorteerd wordt. Het proces berust op de magnetische eigen schappen van de ijzer-houdende slakken. Er is reeds rijkspatent voor aangevraagd. Het proces is bij den huidigen brandstoffen- nood van zeer veel gewicht. Professor Arndt, van de technische hoogeschool te Charlotten- burg heeft verklaard, dat de uitvinding leiden zal tot een beter gebruik tder steenkolen. Ernstigvliegongeluk. Te Montrou- ge (Fr) is een vliegmachine neergestort op het plein voor een kostschool. Het was een militair vliegtuig, dat uit de richting Issy-les- Monline- aux kwam en boven het dorpje eenige toeren verrichtte. De dorpsbewoners waren naar buiten geloopen. om naar het toestel, dat buitengewoon laag vloog, te kijken. Ook de leerlingen van de kostschool waren onder leiding van een geeste lijke naar buiten gekomen en sloegen vanaf het schoolplein de verrichtingen van den al te ver- metelen vlieger gade. Op een gegeven oogenblik kwam een der vleugels van het toestel in aan raking met een telefoonpaal, welke een twintig tal meters vanaf het schoolgebouw stond. .^Vóór alle kinderen hadden kunnen vluchten, stortte de machine op het plein neer, met het noodlottig gevolg, dat een viertal kinderen, twee jongens van 12 en 13 jaar en twee meisjes van 6 en 14 jaar werden verbrijzeld. Een knaapje werd zwaar gewond weggebracht, terwijl ook de piloot in bedenkelijken toestand werd opgenomen. De duurtein Engeland. De gemeng de commissie voor het duurteprobleem, welke bestaat uit vertegenwoordigers van verschil lende arbeidersvereenigingen,heefteen voorloopig verslag uitgebracht. Het verslag zegt, dat de eerste stap tot prijsverlaging zou moeten be staan in het onder de oogen zien van het in om loop brengen van meer geld in Engeland en andere landen en dit zoo mogelijk te beperken tot zoodanigen omvang, dat de waardevermin dering der andere ruilmiddelen ten opzichte van het goud wordt opgeheven. De commissie zoekt echter een uitweg in de ontwikkeling van het voortbrengend vermogen, van de geheele wereld, om ten slotte zoo tot een prijsverlaging van be- teekenis te komen. Zij is van meening, dat een drastische beperking van den geldomloop om een prijsverlaging tot op het peil van voor den oorlog te bereiken een uitgebreide werkeloosheid ten gevolge zou hebben en hoogstwaarschijnlijk tevens zou leiden tot een aanzienlijke verlaging der loonen. dat echter bij het verwezelijken van een geregelde stijging van de voortbrenging de levensstandaard van thans gehandhaafd zou blijven, en vanzelf zou rijzen als de prijzen daal den. Een „ver jdragenden hervorming van de nijverheid" is een der middelen tot verhooging der voortbrenging, welke dringend noodzakelijk zijn. De commissie acht het duurteprobleem niet onoplosbaar, doch acht geen aanzienlijke da ling der prijzen mogelijk onder de bestaande om standigheden. senium coram

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1920 | | pagina 5