Dagblad mor Schiedam en Omstreken. firatis-OngevaUenverzekering 43m Jaargang. Zaterdag 18 September 1920. »o. 12844. Bedrogen. FEUILLETO Bureau: Koemarkt 4. Telef. 85, na kantoortijd no. 148. Postbus: 89. Abonnementen per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco per post ƒ2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentiën: 1—5 regels ƒ1.75; elke regel daarboven 35 cent, 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel toegezonden^' V°°r herhaaldeli->k adverteeren. Tarieven worden op aanvrage Incassokosten worden berekend. levenslange geheele invaliditeit fcg veilles van een hand, voet of oog [bij dood kQ verlies van _Pe_veizekering_woidt gewaarborgd dooi de Hollandsehe Algemeens Verzekeringsbank te een duim hg verUes|| van een ^wijsvinger kg verlies van eiken ande* ven vinger Dit nummer bestaat uit twee bladen EERSTE BLAD. Binnenland. Bevolkingsboekhouding. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft de aandacht der gemeentebesturen gevestigd op de Koninklijke besluiten van II Aug. jl. (,,St.bl. Nos. 698 en 699), waarbij wijziging is gebracht in de voorschriften omtrent het houden van bevolkingsregisters. De Minister schrijft o.m. inzake de vrijwillige invoering van het persoonskaartenstelsel Elke persoon, die in het gezinsregister eener gemeente staat of wordt ingeschreven, wordt bovendien afzonderlijk beschreven op eene per soonskaart, die voor een man licht geel van kleur, voor een vrouw wit is. Deze persoonskaarten zullen worden aangemaakt van eene karton soort van groote duurzaamheid, waardoor zij enkele eeuwen kunnen worden gebruikt. Om dit lange gebruik der kaarten ook in ander opzicht mogelijk te make dienen zij beschreven te worden met een inktsoort, die den invloed van licht, lucht en vocht zoodanig weerstaat, dat het schrift gedurende het gebruik van de kaart niet verdwijnt, zelfs niet verbleekt. Deze inktsoort zal vanwege mijn Departement tegen den kostenden prijs aan de gemeentebesturen worden verstrekt. Het gebruik van eene andere soort inkt is niet geoorloofd. De persoonskaart is bestemd om den daarop beschrevene gedurende zijn geheele leven te volgen naar elke gemeente binnen het Rijk, waar hij zich metterwoon mocht vestigen, om aldaar deel uit te maken van het bevolkings register. Zoodoende worden de aarxteekeningen omtrent wijzigingen in den burgerlijken staat, in het beroep, in de nationaliteit, in den gods dienst enz. niet telkens bij elke verandering van woonplaats afgebroken, doch worden deze tot den dood toe bijeengehouden. Het behoeft geen betoog, dat, als de persoons kaart bij aanleg in overeenstemming is met de gegevens uit de registers van den burgerlijken stand, het bevolkingsregister ten opzichte van de geslachtsnamen, voornamen, geboorte plaatsen, geboortedata, afkomst en veranderin gen in den burgerlijken staat enz. steeds juiste gegevens bevat. Immers de fouten, die thans bij het opmaken van getuigschriften van ver andering van werkelijke woonplaats vaak wor den gemaakt of door foutieve overneming van de gegevens dezer getuigschriften ontstaan, worden jjalsdan vermeden, omdat die getuig schriften niet meer als grondslag van de inschrij ving dienen. Bij het vertrek naar het buitenland dan wel naar eene Nederlandsclie kolonie of bezitting worden de persoonskaarten opgezonden naar het Centraal Bureau voor de Statistiek van waar ze worden opgevraagd, als de personen weder in het land terugkeeren, en wel door het bestuur der gemeente, waar zij zich vestigen. Worden op die aan het Centraal Bureau gezon den kaarten de redenen van het vertrek en de gegoedheid der vertrekkenden medegedeeld en den landen van bestemming achter de afschrij vingen vermeld, dan kunnen zij tevens dienen tot het samenstellen van de statistiek van de landverhuizing, waardoor de gemeentebesturen van een grooten jaarlijks wederkeerenden last worden bevrijd. Bij het overlijden wordt de persoonskaart, na dat daarop enkele bijzonderheden worden ver meld (gemeente en plaats van overlijden, doods oorzaak enz.) opgezonden naar het Centraal Bureau voor de Statistiek, om tot grondslag te dienen van de verzameling der sterfte-statistiek. Deze laatste zal daarbij aan nauwkeuiigheid winnen terwijl tevens de gemeentebe sturen worden ontslagen van het opmaken van sterftekaarten. Bij algeheele invoering van het persoons kaartenstelsel zullen bij Koninklijk besluit de noodige voorschriften te dierzake zijn te geven, waaraan zal behooren te worden toegevoegd eene uitvoerige handeling voor de behandeling van de kaarten en de regeling van het inter communaal verkeer. Het reeds nu aanleggen van persoonskaarten strekt alleen om zooveel mogelijk gereed te zijn, wanneer de algemeene invoering later volgt. Wijziging van de Postwet. Het Verbond van Nederlandsclie Fabrikanten -j Vereenigingen heeft tot de Tweede Kamer het volgende adres gericht Ons bestuur heeft met belangstelling kennis genomen van het wetsontwerp tot wijziging van de Postwet. Ofschoon de in dat wetsontwerp in voor uitzicht gestelde tariefsverhooging, voor ver schillende groepenvan nijveren allerminst aange naam is, gevoelt ons bestuur zich toch geroepen uw Kamer te verzoeken het bedoelde wetsont werp onverwijld en ongewijzigd aan te nemen. Immers het deficit op den dienst 1920 door den minister van waterstaat op ruim 19 mil- lioen geraamd, is te hoog, dan dat door uitstel van behandeling of verwerping zou worden verhinderd, dat in de laatste maanden van dit jaar althans nog een gedeelte van het nadeelig saldo wordt ingehaald. Hierdoor zouden de algemeene staatslasten op een wijze worden belast, die niet met een behoorlijk financieel beheer in overeenstemming ware. Volkomen terecht noemen de vijf economis ten, die op uitnoodiging van het secretariaat Uit het E n g e 1 s c h. 8 Een plotselinge aanval van woede vertrok zijn gelaatspieren. Het was niet mogelijk, met dezen man geen medelijden te hebben! Hij bezat alles, waarnaar de meeste menschen verlangen behalve den vrede des gemoeds en de tevreden stemming, die meer waard zijn dan al de rijkdommen der wereld. Zonder com mentaar, boog Faulkner zich over hem heen en wikkelde den linnen dok van het been af. Een kleine bloedstraal spoot uit een leelijke wonde. „Dit is reeds eenigen tijd oud", zeide Her- bert, met gefronste wenkbrouwen. „Waarom liet gij mij niet vroeger roepen?" „De pijn gal' mij voldoening," antwoordde Forest. „Het was een nieuw gevoel, dat gevoel van stekende pijn; ik vond er behagen in. Wanneer gij, evenals ik, jaren lang" waart opgesloten zonder ooit de zon of Gods vrije natuur te zien, zoudt gij elke nieuwe sensatie welkom heeten, ook al was het een pijnlijke. Ik dacht eerst, mij dood te laten bloeden, maar ik kwam tot betere gedachten." Het klonk geheel als het spreken van een waanzinnige en toch was de man volstrekt niet krankzinnig. Herbert naaide de lange en leelijke wonde dicht, zonder dat de patiënt ook maar een spier vertrok. Eindelijk was hij gereed. „Wie heeft u zoo getroffen?" vroeg de dokter dan. „Ik zelf. Het was een ongeluk. Ik speelde met een rapier. Ik kan mij gerust een der beste schermers van Europa noemen; ik was het althans vroeger. Ik maakte een paar passen, toen de degen langs mijn been scheerde en die wonde veroorzaakte' „En u verwacht, dat ik aan dien uitleg geloof hecht?" „Natuurlijk verwacht ik, dat gij mij ge looft? Waarom in 's hemels naam zou ik u een leugen vertellen?" „Het gaat mij natuurlijk niet aan", ant woordde Herbert. „Alleen maar zie ik twee degens op tafel, met twee handschoenen en twee maskers, welke pas gebruikt zijn. Der halve is die wonde u toegebracht door een tegenstander". Forest staarde de dokter met fonkelende oogen aan en verhief zich tot zittende hou ding. „Wees op uw hoede," zeide hij tusschen de tanden. Ga niet te ver, of het zou kwaad voor u kunnen afloopen.Ik heb u reeds gezegd..." Hij hield op en mompelde iets. De toorn ver dween uit zijn oogen die nu een uitdrukking van dringend smeeken aannamen. „Het was een ongeluk," zeide hij, op een toon, alsof hij Herbert wilde smeeken, hem geloof te schenken. „Ik verzoek u, alles te vergeten, behalve dat het een ongeluk was. Gij moogt aan geen sterveling iets hiervan mededeelen. Herinner u het moet absoluut tusschen ons blijven." „Er zijn nog mannen van eer indewereld," van den Volkenbond dd. 6 Juli j.l. een gemeen schappelijke verklaring formuleerden, bet een voorwaarde van fundamenteele beteekenis voor een economisch, financieel herstel, dat het ver strekken van diensten door overheidsbedrijven beneden kostprijs en het geven van bijslag op speciale goederen en diensten zooveel mogelijk wordt afgeschaft. Ons bestuur juicht het dan ook toe, dat de minister van waterstaat dit beginsel ook voor den dienst der posterijen heeft aanvaard. Wij verheugen ons hiervoor niet alleen om dat het vanzelf spreekt, dat zij, die van den postdienst gebruik maken, de daaraan verbon den kosten ook betalen, maar ook omdat het in dezen tijd meer dan ooit wenschelijk is het pu bliek in staat te stellen zich onmiddellijk reken schap te geven van alle gevolgen, zoowel van een economisch beheer als van de invoering van kortere arbeidstijden en toekenning van hoogere salarissen aan het personeel. Stellen wij dus voorop, dat de dienst der pos terijen zijn eigen kosten behoort te dekken, daarnaast huldigen wij de opvatting, dat alle groepen van gebruikers in eenzelfde verhouding in een eventueele tariefsverhooging moeten bij dragen. Op dezen grond meenen wij ons dan ook te moeten verzetten tegen de in enkele bladen naar voren gebrachte gedachte om het voorstel tot verhooging van het tarief voor couranten niet aan te nemen. Wij zouden de verwerping van de te dezer zake voorgedragen verhooging allerminst bil lijk achten. Terecht toch merkt de memorie van toelichting op, dat het desbetreffende tarief althans wat de door de uitgevers te verzenden bladen betreft. in 1919 niet is verhoogd. Maar bovendien zouden wij het aan brengen van een wijziging in het voorstel be treuren, omdat daardoor juist het psycholo- gischeffect gemist zou worden, dat een port- verhooging voor dagbladen en weekbladen noodzakelijk zal tengevolge hebben. Wij er kennen gaarne, dat verschillende dagbladen in moeilijke omstandighede verkeeren door de ge stegen papierprijzen en hooge loonen, die de on dernemers aan hun personeel moeten uitkeeren, maar dit mag er nimmer toe leiden, deze groep van gebruikers van den postdienst anders dan in evenredigheid tot andere groepen in de ver hoogde lasten van het bedrijf te doen bijdragen. Ons bestuur juicht het voorgestelde wetsont werp tevens toe, omdat daarin wordt gebroken met het kostelooze vervoer voor verschillende college's, besturen, commissies, autoriteiten en andere personen. Niet alleen zal hierdoor het misbruik dat door deze vrijstelling, ingang heef gezonden, aanzienlijk verminderen, maar bovendien zal door dezen maatregel bereikt wor den, dat de rekening van den dienst der post een zuiver beeld biedt van dit staatsbedrijf. van de rentabiliteit antwoordde Herbert koel, „al zal het wel moeilijk zijn, u daarvan te overtuigen. Van mij zal niemand iets anders vernemen, dan dat gij een ongeluk hebt gehad. Indien gij wenscht dat ik nog eens terug kom „Dat betteekent, dat gij het niet wenscht" viel Forest hem sarcatisch in de rede. „Het is mij volstrekt onverschillig. Na een week zou ik terug kunnen komen, om de draden te verwijderen; dat is voldoende." „Neen, neen, kom meer terug. Kom iederen dag op hetzelfde uur. Ik zal u vijf pond per visite betalen. Niet7 Nu, indien gij niet meer dan een pond wilt aannemen, is het mij ook goed. Op mijn woord ik geloof waarlijk, dat ik een eerlijk man heb getroffen. Gij bevalt mij. En ik heb een leed, een groot leed te dragen. Ik zou iemand noodig kunnen hebben, die mij daarvan zou kunnen verlossen. Indien gij mij zoudt willen helpen „Het is mij steeds een genoegen, iemand te kunnen helpen," zeide Herbert. „Ik zou nog eens terug willen komen; op het oogenblik beneemt de zwoele atmosfeer hier mij den adem. Werp die luiken open, man; laat de frissche bui tenlucht binnen dringen. Gij houdt van bloemen; welnu, bewonder ze dan in hun natuurlijk^ element buiten in Gods vrije natuur, onder heldere zonneschijn." Forest schudde langzaam het hoofd. „Ik heb eën belofte gedaan," zeide hij. „Ik moet mij aan mijn woord houden. Misschien, dat eens de dag komt, waarop Maar dat is alles onzin. En nu kunt gij vertrek ken, zoo snel gij zelf maar wilt". Het onaangename stemgeluid en de bar- sche manieren waren plotseling teruggekeerd. Met een halven glimlach van medelijden wendde Trek naar het platteland. Op een sociaal en economisch zeer belangrijk verschijnsel vestigt Ir. H. Steketee in het „Poly technisch Weekblad" de aandacht n.l. den de industrieele ondernemingen van de steden naar het platte land. Voor zoover het de verwerking van volumi neuze landbouwproducten, als aardappelen, stroo suikerbieten, enz. geldt, ligt die keuze voor de hand. De scheepsbouw deed werven en verwante bedrijven op de Zuid- Hollandsehe eilanden aan het Winschoterdiep, langs het Zwarte water bij Lobith en elders ontstaan. Maar langzamerhand zijn ook anders industrieele ondernemingen de steden ontvlucht.Pogingen om alleen de arbei ders naar buiten te krijgen.gingen daar wel aan vooraf. Zoo liep de directie van Werkspoor te Amsterdam omstreeks 1905 met plannen rond om in het Gooi een tuindorp voor de werklieden der fabriek te stichten. Maar deze wisten haar wel duidelijk te maken, dat zij liever in de woning kazernes van de GzaarPeterstraat bleven hangen. Schrijver geeft vervolgens een opsomming van een groot aantal belangrijke ondernemingen, die zich in den laatsten tijd in kleine plaatsen(Hat- tum, Doorwerth, Zeist, Ede, enz.) hebben ge vestigd, welke niet tot de eigenlijke nijverheids centra Twenthe, Veenkoloniën, enz. behooren. De vestiging ten platte lande brengt als regel groote moeilijkheden mee, maar ten slotte kan men toch veel gezonder toestanden scheppen. Daar kunnen met veel minder kosten dan in de steden vlugger gerieflijke, vrije woningen worden gesticht. Daar raakt de groote massa der jonge arbeiders ook los van bioscopen en volksmenners en kunnen zij zich in gezonde ontwikkeling opwerken tot het peil van de be trekkelijk kleine kern bewuste arbeides in de steden. De invoering van de 45-urige arbeidsweek heeft aan heel wat arbeiders meer vrijen tijd gegeven dan waarmede zij behoorlijk raad weten. Buiten kunnen zij zich aan allerlei ontspanning in de vrije natuur wijden, terwijl land- en tuin- arbeid met het gezin kan worden beoefend. Bij de jongste wijziging der landarbeiderswet is ook voor fabrieksarbeiders ten platte lande de gelegenheid geopend omeenkleinboerenplaats- je met bijbehoorenden grond in eigendom tever- krijgen. Door gebruik te maken van voorlich ting en landbouwcoöperatie kunnen dergelijke keuterboerderijtjes zeer wel rendeeren. Zoodoen de zou ook onder fabrieksarbeiders een meer on afhankelijke stand ontstaan, waarbij onze volks welvaart, maar ook de arbeidersbeweging ge baat zou zijn. Dergelijke arbeiders zijn minder gemakkelijk in staking te brengen, maar heb ben zij ernstige grieven, dan kunnen zij ook veel Herbert zich om en verliet het vertrek. Nau welijks was hij buiten, of de deur werd achter hem dichtgeslagen en afgesloten. Hij kon Forest naar zijn rustbed hooren strompelen. Hij schreed weder door de vier ineenloopende vertrekken en kwam in de groote, in verblindend licht stra lende hall. Daar wachtte hij eenigen tijd, omdat de deur gesloten was en geen bediende in de nabijheid scheen. In de corridor zag hij Helene Raybould staan, in trotsche houding en het hoofd omhoog geheven. Zij was in gesprek met een korten man in eengrijs pak. Hetgesprek scheen niet bijzonder aangenaam; het was kort en blijkbaar zakelijk, want Helene maakte een minachtende, afwijzende handbeweging en ging de breede trap op naar boven. De man in het grijs stak een sigaret op en ging langzaam door den corridor weg, tot hij ergens een zijkamer binnen trad. Het volle licht der krachtige elec- trische kronen straalde even op zijn gelaat. Het kwam den dokter niet geheeljonbekendvoor en er was een leelijke onaangename uitdrukking op die antipathieke trekken. Het deed den dokter goed, weer in de open lucht te zijn na die zware en broeiende omgeving daar binnen.Hij bleef eenigen tijd staan,omhetsombere levenlooze huis te bezien en schreed dan veer krachtig verder. Hij schonk nu niet veel aandacht aan de omgeving; hij was met zijn gedachten bij zijn zonderlingen patiënt. Hij was met één stap uit het prozaische, praktische Carisford in een rijk van geheimzinnigheid en vreemde dingen gekomen. Boven alles echter kwam hem telkens weer de gestalte van het meisje met de donkere, treurende oogen en het sneeuwwitte haar voor den geest. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1920 | | pagina 1