A. Het nut van Reclame. De winkeliers in vroeger tijd. Iets over Reclamedrukwerk. eclame bestaat, zoolang er handel gedreven is. Evenals de handel onmisbaar is als mid del ter overbrugging van den afstand tusschen producent ne consument, zoo is ook de reclame noodzakelijk om het raderwerk van den handel en daarmede van de maatschappij, op normale wijze te doen functioneeren. In het onderstaande willen wij uiteen zetten het nut van reclame, uit persoon lijk, sociaal en economisch oogpunt. Bij het schrijven over het nut van reclame komt vanzelf de vraag naar voren Wat is reclame En waartoe maakt men ze Reclame heeft ten doel het geven van bekendheid aan het bestaan eener instel ling van handel of industrie. Deze bekendmaking moet dan leiden tot het aanknoopen eener commercieele of industrieele relatie, waardoor fabrikant of winkelier en verbruiker tot elkaar ge bracht worden. Oorspronkelijk had het woord reclame in de Fransche taal la réclame de beteekenis van lokroep van den voor de jacht afgerichten valk. Tevens werden er alle jagerslokroepen mede aan geduid. Het woord had dan ook iets mis- leidends en genoot geen goede reputatie. Vroeger wilden kooplieden er liefst niet in het openbaar voor uitkomen, dat zij zich van reclame bedienden 't stond ge lijk met grootsprekorij en loftuiterij. De moderne tijd stelt evenwel zijn mo derne eischen. Weg met den dommel, waar in nog zoovele winkeliers in rustige rust sluimeren, alsof het mogelijk ware op den zelfden voet te blijven voortleven, zooals vader of grootvader gewoon was te doen. Activiteit is de leus van den modernen tijd, daar men anders wordt verdrongen door den concurrent. Nog zoovele winkeliers zijn van meening, dat alles aan reclame besteed, weggegooid geld is. Neen, reclame is voor allen nood zakelijk', willen zij op een behoorlijk groo- te schaal zaken doen. Zij die veel reclame maken, begrijpen hun belang en gaan met hun tijd mee. Zij zijn gewoonlijk het meest actief onder hun standgenooten. Bij hen is niets te bespeu ren van zooveel wanbegrip, vooroordeel en gebrek aan inzicht, welke men helaas in onzen tijd nog zoo dikwijls onder winke liers aantreft. Onder de vele middelen, van welke men zich bij het maken van reclame kan bedie nen, willen wij de advertentie meer in het bijzonder beschouwen, omdat zij wel een eerste plaats onder de reclamemiddelen inneemt. „Advertising is the speech of business" In dit kernachtig gezegde ligt eigenlijk het geheele wezen van het ad- verteeren opgesloten adverteeren is in 't algemeen, door veelzeggende kortheid in levendige taal, de aandacht op z'n zaak vestigen. Eerst de aandacht „vangen", dan ze „gevangen houden" en zorgen dat ze niet meer wordt losgelaten. „Nooit saai" is een noodzakelijke eisch voor een goede advertentie. Met weinig tekst, doch puntig gezegd en scherp om lijnd, wordt in 't algemeen het doel op de beste wijze bereikt. Vanaf de zakelijkste mededeeling tot de jneest opdringerige, verbluffende of verbazingwekkende aan- dacht-opeisching kan de advertentie voor haar doel noodig hebben, al naar de soort relatie, welke zij mogelijk moet maken en de personen, waarmede deze relatie ge zocht moét worden. Doch voor alles dient de advertentie doeltreffend, „pakkend" te zijn. Daar iedere reclame gebaseerd dient te zijn op de kennis der menschelijke behoef ten, moet zij den mensch zijn ware behoef ten duidelijk maken. Daarom is het voor naamste doel eener advertentie den koop lustige den weg te wijzen. Een advertentie moet zich allereerst onderscheiden, de aan dacht op zich vestigen en zóódanig inge richt zijn, dat de menschen haar lezen. Immers, de advertenties zijn zóó talrijk geworden, dat zij meestal onverschillig of achteloos doorgeloopen worden. De tekst eener advertentie moet de in druk vestigen, dat het aan te bieden arti kel recht van bestaan heeft zij dient daar om goed gestyleerd te zijn. Een pittig, gees tig rijmpje, een kernachtige spreuk, een kunstige woordspeling hechten zich gemak kelijk in het geheugen en verhoogen het nuttig effect eener advertentie aan zienlijk. Het opschrift eener advertentie behoort duidelijk aan te geven, wat er aangeboden wordt. Een advertentie, die bovengenoemde eigenschappen bezit en dus de aandacht moet trekken, zal het grootste voordeel afwerpen, wanneer zij niet zoozeer standvastig als wel gestadig wordt herhaald en wel met zoodanige tus- schenpoozen als noodig is, om het geheu gen van den lezer weder op te frisschen. Liefst moet zij steeds op een bepaalde plaats van de pagina voorkomen. Voor menige firma is adverteeren de eenige manier om te verkoopen. Vooral voor groote firma's geldt deze waarheid. Zij dienen het publiek voort durend haar firma-naam voor oogen te houden en bereiken daardoor een soort hypnose-toestand, tengevolge waarvan het publiek ten slotte onbewust het artikej zal gaan koopen. Men denke aan het suc ces der reclame van Jurgens' .Solo-marga rine, Van Houten's cacao, Fongers-rijwie len, Sunlight-zeep en vooral der Kwatta- reepen. Goed gekozen illustratie eener adver tentie doet het succes aanmerkelijk toe nemen. Een aardig jongmeisje in een ciga- rettenreclame trekt onmiddellijk de aan dacht van de cigarettenrookende jongelui. De beteekenis der reclame uit persoon lijk en maatschappelijk oogpunt strekt zich uit over deze drie functies Reclame schept een nieuwe behoefte, zij verhoogt den verkoop en beschermt tegen concur rentie. Dat de reclame een nieuwe behoefte schept, blijkt uit het invoeren op de markt van een nieuwe uitvinding. Het publiek wordt gevangen door iets nieuws, men koopt het en het hangt slechts af 'van de deugdelijkheid van het artikel of van de handig gevoerde reclame-campagne of het als marktartikel zal blijven bestaan. De in voering van het gebruik van de vóór 50 jaren onbekende margarine of van de rij wielen zou zonder het bestaanvan de moge lijkheid eener reclame-campagne ondoen lijk zijn geweest. Deze tijd van massa-productie heeft voor den afzet van producten reclame noodig en dit bepaalt het sociaal nut der reclame. De door reclame mogelijk geworden nieuwe behoeften duiden tevens op een vooruitgang op alle gebied,op verbeteringen in huishoudelijke artikelen, in verkeers middelen, in voedingsstoffen, in duizender lei artikelen, welke men in het dagelijksch leven noodig heeft. Dit schept nieuwe mogelijkheden. Er doen zich scharen nieuwe koopers op, de productie wordt verhoogd en kan meer economisch geschieden; de fabrieken wor den vergroot, de arbeidsgelegenheid voor werklieden wordt vermeerderd. Dat de verkoop verhoogd wordt, ligt zóó voor de hand, dat nadere verduidelij king overbodig is. Hoe meer het publiek den firmanaam onder de oogen krijgt,hoe bevorderlijker dit is voor de bekendheid der zaak. Wat de concurrentie niet kan doen bij een artikel, waarvoor reclame wordt ge maakt, is de kwaliteit ervan verlagen, om dat de fabrikant door eigenbelang gedwon gen wordt de hoedanigheid van zijn artikel op peil te houden. Het maatschappelijk nut der advertentie is ook voor een belangrijk deel gelegen in het feit, dat daardoor het bestaan der dagbladpers mogelijk wordt gemaakt, welke op haar beurt door het organiseeren van een bijna volmaakten inlichtingendienst den handel in staat stelt zijn voordeel te doen met het wereldnieuws. De aarde zou er geheel anders uitzien, wanneer er geen reclame bestond. De groote steden zouden rustige kalme plaat sen zijn en haar bewoners, onbekend met tal van moderne gemakken, zouden hun leven in een toestand van onwetendheid en gebrek aan algemeen inzicht slijten de beschaving zou een noodlottigen, rem- menden invloed ondervinden en hetmensch- dom zou diep beklagenswaardig zijn. et vereenigingsleven, zooals we dat in onzen tijd kennen, bestond in de middeleeuwen reeds in anderen vorm. In laatst genoemd tijdperk orga niseerden de menschen, die gemeenschappelijke vakbelan gen hadden te verdedigen of te bevorderen, zich in een gilde. Te Schiedam, in de middeleeuwen een niet onbelangrijke stad, was het gildewe- zen in de 15de eeuw reeds vrij sterk ont wikkeld. Uit oude, bewaard gebleven stedelijke keuren weten we, dat er in 1465 in onze stad een 15-tal gilden bestond. Het was gebruikelijk, dat de gilden (w.o. ook de schutters (kloveniers) en kerkelij ke broederschappen) in de processie,welke op bepaalde dagen in of buiten de St. Jans- kerk werd gehouden, meegingen. Volgens een keur van 22 Juni 1465, was de rangor de der gilden in de processie de volgende Het dragersgilde moest vóórgaan, dan behoorden te volgen: „die snijdersgilde", „Jan Willemsz. gilde", „die comans ende smeden", 't gilde optie Hoge brugge", „die weversgilde", „die volresgilde", die bac- kersgilde", „Sinte Jacobsgilde," „Sinte Barbarengilde", „Sinte Christoffelsgilde", „die Noot Goedsgilde" ,,'t heilig Cruis ende St. Pietersgilde", „Sinte Sebastiaen- gilde" en „Sinte Jorysgilde". Men onderscheidde 3 categoriën van gilden le de ambachtsgilden, een organisatie van menschen, die zelfstandig een indus trieel bedrijf uitoefenden (smeden, met selaars, kleermakers e.a.). 2e. de neringgilden, en vereeniging van personen, die handel dreven (kleine koop lieden, kramers enz.) 3e. de arbeidersgilden,waarin o.a. georga niseerd waren door de gemeente aangestel de arbeiders, die bij het transportbedrijf werkzaam waren (b.v. korendragers, bier dragers, turftonsters, slepers, meters en wegers enz.) De besturen van de gilden (deken en hoofdlieden) werden benoemd door de ste delijke regeering. In den loop der tijden waren de gilden organen geworden, waardoor de stadsre- geering het bedrijfsleven regelde. De toestand in de middeleeuwsche stad was zoo, dat de meesters werkten voor een beperkt aantal klanten, meerendeels in de 'stad en de onmiddellijke omgeving woon achtig. Er bestond een veel nauwere ver houding tusschen producent en consument dan nu. Over de gilden, welke hier ter stede vóór de Reformatie bestonden, is niet veel be kend, daar hun archieven niet bewaard zijn gebleven. Het weinige wat we er van we ten, is grootendeels aan andere bronnen uit de 16e eeuw en later ontleend. De middeleeuwsche gilden stonden zeer nauw in betrekking tot de katholieke kerk zoodat een voortbestaan onder gewijzigde omstandigheden in het laatst der 16e eeuw niet wel mogelijk was.Zoowel de gil- debrieven als de algemeene ordonnantiën op de gilden behelsden tal van bepalingen, welke slechts geëigend waren voor den tijd, dat de sterke band tusschen gilde en kerk nog geheel intact was. We behoeven er in dit verband slechts op te wijzen, dat de gilden vóór de Refor matie hun eigen altaren in de St. Janskerk bezaten, zorgdroegen voor het onderhoud der geestelijken, die de vicariën bedienden, bijdroegen in de kosten van paramenten, verschillende feestdagen van het gilde(b.v. patroonsfeest) kerkelijk vierden enz. Tijdens en onmiddellijk na de Reforma tie waren de economische toestanden en maatschappelijke verhoudingen van dien aard, dat van een totale vernietiging der middeleeuwsche gilden geen sprake kon zijn. In het laatst der 16e en in de 17e eeuw richt de eene vakgroep van meesters na de andere zich tot de stedelijke regeering met het verzoek, om 'n bepaald gilde weer in eere te herstellen, of een nieuw gilde op te richten. Het spreekt van zelf, dat in de nieuwe gildebrieven niets meer gehandhaafd bleef van hetgeen op den band tusschen de katholieke kerk en hctgilde betrekking had. Slechts de naam van den patroonheilige van het gilde bewaarde nog de herinnering aan den ouden toestand. Na de afzwering van Philips II (in Oct. 1575) door de stedelijke regeering te Schie dam,hebben hier terstede de volgende gilden een nieuwen gildebrief (statuten) gekregen of zijn nieuw gesticht. De jaartallen duiden op de dateering van den nieuwen gildebrief. 1588 Mei 20. Droogscheerdersgilde. 1588 Oct. 14. Bakkers- of St. Obertsgilde, 11 Nov. 1751 met het gruttersgilde gecombineerd. 14 April 1796 werden de grutters weer van de bakkers gescheiden. 1589 April 10. Smids- of St. Eloygilde. 1590 Dec. 27. Linnen- en wollenweversgilde 1597 Aug. 2. werd de „Ordonnantie voor de tarremeesters op het maecken van de tarre" gemaakt. 1597 Nov. 23. Huistimmermans- of St. Jozefsgilde. 1599 Sept. 11. Kramers- (Vette wariers) j of St. Nicolaasgilde. 1606 Juli 15. Schippersgilde. 1607 Aug. 8. Kuipers- of St. Jansgilde. j 1608 Aug. 9. Metselaars - (deckers-) of St. Barbaragilde. 1608 Aug. 13. Kleermakers- of St. Fran- ciscusgilde (waarbij sedert 22 April 1730 ook de knoopenmakers behoorden). 1609 Aug. 12. Chirurgijns of Cosmas en Damianusgilde. (Sedert 28 Sept. 1703 Apothekers- en Chirurgijnsgilde). 1610 Sept. 18/20. Haringpakkersgilde. 1614 Jan. 13. Schilders- of St. Lucasgilde. (Sedert 1759 behoorden ook de wevers tot dit gilde). 1614 Jan. 13. Schoenmakers- en schoen lappers- of St. Crispijngilde. 1623 Oct. 7/13. Tappersgilde. 1627 Aug. 2. werd de „Ordonnantie op de neeringe van de Tyckwerckers" gemaakt. 1636 Oct. 4/6. Vleeschhouwers-, beenhak kers- en spekverkóopersgilde. 1645 Mei 29. Brouwersgilde. 1653 Jan. 4. Scheepstimmerlieden(scheep- makers) of Noachgilde. 1660 Dec. 24. Visschers- of St. Pieters gilde. 1690 Maart 8. Branders- (brandewijnbran ders en distillateurs) gilde. 1699 Sept. 11. Warmoeziers of St. Elisa- bethgilde. 1699 Dec. 14/30. Opreedersgilde. In het Kramers of St-Nicolaes-gilde waren de meeste winkeliers georganiseerd. Ook telde het verschillende personen, die uit hoofde van het speciale vak, hetwelk zij uitoefenden, tevens lid waren van hun eigen beroepsgilde (kleermakers, apothe kers, slagers enz.). In 1610 omvatte het St-Nicolaesgilde totaal 211 gildebroeders en -zusters. Om tot het gilde te kunnen toetreden, moest men eerst het burgerrecht hebben verkregen. Had men liet burgerrecht ge kocht of bezat men het door geboorte in deze stad, dan kon men zich in het gilde koopen. Het incoopgeld" bedroeg 1,10, terwijl een vreemdeling, die poorter was geworden, ƒ4.moest betalen. Het was aan „vreemden of van bui ten komende personen" verboden anders dan op de „ordinaires week- of jaar markten" koopwaar, waarin de gildenbroe ders of -zusters handeldreven, binnen de stad te verkoopen. Dit verbod gold ook voor de poorters of poorteressen, die niet tot het gilde behoor den. Wie niet in het gilde was, mocht „vettewaeren als smeer, seep,sout,,oly,asijn, boter, kaas, honing, spek, rezel, kaarsen, bockem, sprot, drooge vis, geheekelt vlas ofte diergelijke" niet „met kleine gewich- of per istuk uitslijten", noch rijst, gerst, gort, grutten, haver, boekweit, meel, boonen, erwten, hennep,en raapzaad met de kleine maat minder dan een agten- deel" verkoopen. Dit verkoopverbod was ook van toepas sing op manufacturen en in 't algemeen op alles „waertoe men de elle gebruikt." In 1668 werd nog eens uitdrukkelijk ge ordonneerd, dat zelfs op boelhuizen geen linnen, wollen lakens, kousen,,of anderewa ren het gilde subject" verkocht mochten worden. Een bepaling dus welke ter be scherming van de vakgenooten, in dezen tijd noodzakelijk werd geacht. Het gebruik van een valsche el of maat werd gestraft, evenals het geknoei met le vensmiddelen e.a. De desbetreffende bepa ling luidde „Item zo ymand binnen deeze stede ee nige quade ofte valse waeren verkogte, ofte met eenige valse elle, maate ofte ge- wigte gebruyckte ende men hetzelve konde bewijzen met 2 getuygen," verbeurt de verkochte waar, krijgt 6 pond boete en wordt „arbitraitelijk gecorrigeerd". In een lijst van gildebroeders (van 1615) die allen als „openbaer cramers" te boek stonden, vinden we de volgende beroepen vermeldkaaskooper, „tijckwerkcr", lakenkooper, suikerbakker, kruidenier, kleermaker, „wijnverlater", zwaardveger, bakker, blokmaker, boekbinder, drukker, glasmaker, wielmaker, apotheker, oliesla ger, schoenmaker, slager, koekbakker en „brodier". Deze „openbare cramers", 64 in getal, woonden aan de Goystraat (Hoogstraat), langs de Haven, Nieuwstraat, Dam, Schie, „Beneden de Cruisstraat (van den Korten Dam tót aan de wijde Marktsteeg), Korte Kerkstraat en Butterstraat. Wanneer een der gildebroeders of -zus ters kwam te overlijden, waren de overige leden van het gilde verplicht mee ter begra fenis te gaan. Ilet St. Nicolaasgilde bezat „een schoo- ne zwarte laeken pelle met zijde franje gemaekt en daerbij vier copper platen, geschildert de neeringe aengaende, die de broederen en zusteren ten alle tijde zal moe gen doen gebruycken als een dootcleet." Daar het gilde tot een der voornaamste en rijkste in de stad behoorde, verwondert het ons niet, dat ze over veel zilverwerk beschikte. We zien het o.a. in het bezit van een zil veren blasoen, zilveren bierbekers en een zilveren scholelvoorts had het een groot aantal tinnen bierkannen. Zijn rijkdom stelde het gilde in staat in 1631 een fraaie koperen kroon aan de Groote kerk ten geschenke aan te bieden, die in 1634 nog werd vergroot. In de Groote kerk bevond zich onder de verschillende gildeborden er ook een van het St. Nicolaasgilde, hetwelk 't groot ste was en waarop behalve een uitvoerig vers, op het gilde betrekking hebbend, ook de namen van de gildebroeders, deken en hoofdlieden stonden geschilderd. Een der kerkramen bevatte het „glas" het St. Nicolaasgilde. Het eigenaardig op schrift luidde „Vette Wariersgilde. Holland Orangien. Anno 1688. Schiedam - Nieuwendam. Johan de Wijs, deken van het vette wa riersgilde. Cornelis Niesen, regeerend burgemees ter, oud-deken van het vette wariersgilde. Laurens van der Wiel, Jan Rotteveen, .Jacob Fockendijk, Michiel Levy hoofdman. Weest in uw doen oprecht in handen Onrecht uw evennaesten niet Men heeft van baetzucht schade en schanden, En brengt de ziele in 't verdriet. Maar rechte maet heeft niet te vreezen, Die oprechtelyk wel weegt en meet, In hoop van veiligheyt naer dezen, Vernoegd gezegend brood eet". Tot zoover iets uit de geschiedenis van het St. Nicolaasgilde. Evenals de andere gilden werd zijn voort bestaan na de Fransche Revolutie onmo gelijk gemaakt. De denkbeelden der Fransche Revolutie vonden in Holland zoodanigen invloed, dat de opheffing der gilden in Frankrijk (1791) hier spoedig werd nagevolgd. De tweede Nationale vergadering van de Bataafsche Republiek besloot tot af schaffing der gilden, omdat zij „onbestaan baar (waren) met algemeen geluk". In de Constitutie van 1798 verklaarde art.53 „alle gilden, corporatiën of broeder schappen van neringen, ambachten of fa brieken" vervallen en kreeg ieder burger het recht „om zoodanige fabriek of trafiek op te richten of zoodanig eerlijk bedrijf aan te vangen als hij verkiezen zal." Bij publicatie van het uitvoerend bewind der Bataafsche Republiek d.d. 5 Öct. 1798 werd bevolen, dat „provisioneele commis sarissen de gelden, boeken en papieren „de gilden concerneerende", onder toe zicht der gemeentebesturen, zouden over nemen, maar de „placcaten, ordonnantiën en keuren bleven van kracht „voor zoo verre zij hare betrekking hebben tot de goede politie (openbare orde) ter vermijding van alle wanorde en ter voorkoming van alle schaden." In Schiedam hielden deze „Prove,' ei<. Commissarissen" 3 Nov. 1798 in de"^ hun eerste zitting. Zij namen be*11 gr. alle bezittingen der gilden en admin'3 den dezen tot 1818. t/ teii Behalve zilver-, tinwerk, gilden ^gJ) proefstukken, gildenarchieven enz. hun ook de nog aanwezige gelden gilden ter hand gesteld. Aisde De fondsen, die van de ,,vern,e Jl0g gilden" afkomstig zijn, worden beheerd door een commissie, die aan den gemeenteraad verslag aang' haar beheer uitbrengt. en goede letter is de c voorwaarde voor vcrZa(«' drukwerk. Met slecht zftnl ),(le riaal, hoe oordeelkundig smaakvol overigens Se'?' /?!r" geerd, is nooit een ajr mooi geheel te verkrijge,j 'c|,tf dersom evenmin bij s ei rangschikking met het bes mooiste typen-materiaa'- ,0jl De boekdrukker, eigenlijk zetter, 11 zijn letter en siermateriaal goed hij moet vertrouwd zijn met het kar(a van'elk door hem gebruikt type, mcl ()'ji> grondvormen en eigenaardigheden' deze op de gunstigste wijze te kl" verwerken. Een nauw gestelde donkere letter v'r \t en verdraagt minder afstand tussche" jij woorden dan een open en lichte letRr'(1);- een eng gerekt type zal een interli'1'6 j,ij schen de regels eer noodig zijn da" een type dat in de breedte gaat. Door het meestal te groote tussd'0 komt het herhaaldelijk voor, dat de den van een regel nog verder van e staan dan de regels de samenhang pf den regel wordt zoodoende verbroke11','f pagina op deze wijze gezet valt rammelt, met zijn kronkelend ver witte lijnen, terwijl de rustige leesba3' tevens geschaad wordt. Te wijd zetsel ziet er uit als een met te breede voegen. (Met deze vcrf df king zij overigens niet bedoeld <^1-' letter in de typografie een gelijke P f vervult als de steen in de bouwkun5 is van meer belang). Maar behalve voegen van de pagina in overeenste''1, moeten zijn met het lettertype, m° r de zetspiegel in harmonie zijn met piermaat en zóó daarop zijn geP y' dat de beide naast elkaar staande pa^' een eenheid vormen. Zoo moet de binnenste marge alW je'-" smalst worden genomen, de bovenS^f breeder, de buitenste nog iets brep de onderste het breedste zijn van auc Dit laatste om te voorkomen, dat schijnen of de drukspiegel afïakt- regels voor tusschenruimte en rnafg' f deeling zijn van 't grootste belang b'J maken van een mooi boek. Wor naar behooren in acht genomen, dan zij dat een boek, met een heel gc|/ letter gezet, er althans aangenaam lI! f' Worden ze veronachtzaamd, dan za de best geteekende letter niet het r overgestelde kunnen voorkomen. Behalve de letter kan ook de ve1^/ een belangrijke factor zijn bij de tot''' koming van mooie boeken. Waar begint versiering Dit is soms zeer lastig uit te "''J de gewone rpmein-letter is reeds ve^/j zou ruwer geteekend of geschreven' y' aan den primairen eisch van leesb3'1 kunnen voldoen. De schraveeringellf den kunnen worden gemist, ofschoon2 J dan, beroofd van de vormen die haaf i( de gevoelige hand bij het schrijd" t' medegegeven, en waardoor juist voortreffelijke rangschikking en bar.]1ti|; de nu bekende lettervormen zicb 1 t< siever van elkander onderscheiden e noodwendigen tooi hebben gekregen' ter en onaf zou voorkomen. Op dezelfde wijze nu als de 'l°. genoemde tooi van de letter, m°e ten opzichte der pagina de versier*1^/; deel zijn, een natuurlijk deel der be bladzijde. Ze moet dus ondergescb'*,/ gehouden aan het geheele arranfyf en van eenzelfde karakter als de zoo mogelijk met, de letter gelijk z)-l worpen Liever dan ook een goed gearr^y' boek zonder versieringen, dan een gearrangeerd boek mei versieringeP'l£if ver een boek waarin lettersoort, verdeeling, zetwijze, papier en overeenstemming zijn met elkaar inhoud, dan een boek dat een tc dit opzicht vergeefs tracht goed 18 V' door overdadige en slecht geplaa's siering. Trouwens deze tekortkoming i opzet wraakt zich bij elk kunst*81 mooi en kostbaar beeldhouw*88 men nog geen goerd bouwwerk- j Evenals van den bouwkunsten.a ujp kunst van den boekenmaker b'J eene van overweging en arrangeI1j -9fcl>' heeft doordrongen te zijn van 'J8J 0f' dezer grondstelling, dat het v "n ev' sieren van het vlak berust °P 11 je wichtige en rustige verdeeliJ1£ va drukte en onbedrukte gedeel en^ fl'5te mei. n.iuimeienu 1(,t <-/ ll ,1„„1 __J.ii Viflf'.i MV» jpugllia ut. V t.1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1920 | | pagina 6