Garage D. VAN LEEUWEN, Tel. 300A.
INGEBONDENS
wet in 1920 in werking zal kunnen treden. Zoo
dra de bepalingen betreffende invoer van vleesch
in werking komen, zal de Regeering moeten
beslissen, of zij den invoer van „Argentijnsch"
vleesch zal toelaten met of zonder ingewanden.
Die beslissing is afhankelijk van het oordeel
over den Argentijnschen keuringsdienst. Ter
voorbereiding van deze beslissing zou ik twee
deskundigen willen uitzenden om den dienst in
Argentinië persoonlijk te bestudeeren en mij
van hun bevindingen en hun oordeel verslag
uit te brengen."
Naar aanleiding van een over deze opdracht
gevoerde correspondentie werd bij schrijven van
20 Jan. 1920 een tweede van wijdere strekking
verleend, waarin de Minister meedeelt, dat het
ook hem wenschelijk voorkomt dat het onder
zoek inzake de inrichting van den vleeschkeu-
ringsdienst, zoo dit althans noodig blijkt, ook
tot Brazilië, Uruguay en Paraguay wordt uitge
strekt.
In hun verslag komen de heeren Quadekker
en Van Oyen tot de volgende conclusies
lo. De invoer van „Argentijnschl' vleesch
uitsluitend geslacht in de modern ingerichte
frigorificos kan zonder bijvoeging van organen
worden toegestaan.
2o. Elk vierendeel wordt bij den invoer bac
teriologisch onderzocht om zooveel mogelijk de
gevallen van beginnende infectieziekten en be
ginnend bederf te weren.
3o. Het vleesch, dat in de ouderwetsche
slachterijen wordt geslacht, kan niet ten uitvoer
worden toegelaten, totdat deze inrichtingen
zoodanig zijn verbouwd, dat de keuring onder
de daarvoor noodige omstandigheden kan ge
schieden.
4o. De invoer van vleesch geslacht in Vries-
inrichtingen in Uruguay, kan onder dezelfde
bepalingen worden toegestaan, als sub. lo. 2o.
en 3o. voor Argentijnsch1' vleesch worden
vastgesteld.
5o. Het in de Braziliaansche inrichtingen ge
slachte vleesch kan niet in Nederland worden^
toegelaten, omdat de keuringsdienst bij de
slachting niet overal gelijke en voldoende waar
borgen biedt.
Go. Het is gewenscht over vijf of tien jaar
een onderzoek in te stellen naar de ontwikkeling
van den veestapel en den keuringsdienst in
Brazilië, teneinde te beoordeelen of dit vleesch
dan ten invoer kan worden toegelaten.
H. B. S.
De paters Augustijnen zullen het volgend jaar
te Haarlem een Hoogere Burgerschool openen.
Het station te Leiden.
Het nieuwe overdekte perron bij het station
van de Hollandsche Spoor te Leiden is thans
gereed en voor den dienst in gebruik geno
men.
Het perron is gemiddeld 7 meter breed
en 262 meter lang. In het midden bevindt zich
o.a. een gebouwtje voor den dienstdoenden
chef en een 9-tal zitbanken voor het publiek.
Toegepast is het systeem van een half-hoog per
ron, het model voor de toekomst dat practisch
het best voldoet en voor alle wagons past.
Aan de oostzijde vertrekken de treinen in de
richting Amsterdam, aan de westzijde die in de
richting Rotterdam.
Een bezwaar is, dat het perron alleen door
de reizigers is te bereiken over een 36 treden
hooge voetbrug. Tegelijk met deze brug is een
evenhooge voetbrug gemaakt voor !t verkeer
van het publiek bij het sluiten van den overweg
Stations- en Rijnsburgerweg.
Het geheele werk kostte ruim 250.000.
Het Levensverzekeringsbedrijf.
De memorie van antwoord is verschenen op
het voorloopig verslag der Tweede Kamer over
het wetsontwerp houdende voorschriften ten aan
zien van levensverzekeringmaatschappijen, welke
bijzondere voorziening behoeven.
Bij de algemeene beschouwingen zeggen de
betrokken ministers, dat ook de regeering
overtuigd is van de urgentie van een alge
meene regeling van het toezicht op het levens-
verzekeringsbedrij f
Aan een ontwerp van een algemeene wet,
dat reeds in een vergevorderd stadium van
voorbereiding verkeert, wordt met spoed voort-
gewerkt, zoodat de indiening daarvan binnen
korten tijd mag worden verwacht.
Het is ook aan de regeering bekend, dat de
levensverzekeringsmaatschappijen zelf wette
lijke maatregelen wenschen.
Naar aanleiding van de bezwaren van en
kele leden tegen het onderhavige wetsontwerp
zij opgemerkt, dat wel is waar de aanleiding
tot het wetsontwerp is gegeven door den toe
stand, waarin een bepaalde maatschappij ver
keert, doch dat de regeling wórdt voorgesteld
niet alleen met het oog op die maatschappijen
maar ook met het oog op de mogelijkheid, dat
andere maatschappijen in denzelfden toestand
verkeeren of komen te verkeeren.
De ministers ontkennen echter, dat faillis
sement in die gevallen de eenige uitkomst is
en dus eigenlijk gewenscht moet worden.
Het kan voorts niet worden toegegeven, dat
de voorgestelde regeling niet past in het Ne-
derlandsche recht.
Het belang der verzekerden eischt, dat fail
lissement, zoo mogelijk, worde voorkomen.
De voorgestelde voorzieningen strekken om
de verzekerden te beschermen, niet om eenige
maatschappij te helpen.
Tusschen het brandverzekeringsbedrijf en
het levensverzekeringsbedrijf bestaat inder
daad zeer groot verschil. De ministers mee-
nen daarom, dat het ontwerp zich terecht be
paalt tot levensverzekeringsmaatschappijen.
Het wetsontwerp verbiedt niet het afsluiten
van nieuwe contracten, doch iemand, die een
levensverzekering wenscht te sluiter», zal zich
wel niet bij voorkeur wenden tot een maat
schappij op welke deze wet wordt toegepast.
De ministers ontkennen geenszins, dat door
loopend toezicht op alle levensverzekering
maatschappijen wenschelijk is. Dergelijk toe
zicht is echter in deze noodwet minder op' haar
plaats.
Bij de algemeene wet zal met dit toezicht
een permanent instituut kunnen worden be
last, aan hetwelk de noodige bevoegdheden tot
het zelfstandig instellen van een onderzoek
zullen worden toegekend.
Bij art. 1 wordt opgemerkt, dat ook begra
fenissen en spaarkassen, indien zij het levens
verzekeringsbedrijf uitoefenen, onder de wet
zullen vallen, doch niet b.v. een begrafenis
fonds, aan welks deelneming geen geldelijke
uitkeeiing bij overlijden is verbonden. De mi
nisters behouden hun bezwaren tegen den
wensch om ook natuurlijke personen, die het
levensverzekeringsbedrijf uitoefenen, in de re
geling to betrekken.
De regeering antwoordt ontkennend op de
vraag, met verwijzing naar het systeem der
faillissementswet, of het niet meer aanbeve
ling verdient, evenals bij faillissement, een
curator te benoemen.
Medegedeeld wordt, dat ook de Indische re
geering zich kon vereenigen met het denkbeeld
om in het ontwerp een bepaling op te nemen,
krachtens welke de rechtstoestand, waarin een
maatschappij komt te verkeeren, bij toepassing
dezer wet, ook in de koloniën als zoodanig wordt
erkend.
In verband hiermede hebben de ministers
bij nota van wijzigingen de noodige verande
ringen voorgesteld, waardoor het reeds aan
gekondigde denkbeeld zal worden verwezen
lijkt.
De verdubbeling van de belasting op goud en
zilver.
In hotel de 1'Europe te Utrecht werd Woensdag
een buitengewone algemeene vergadering ge
houden van den Bond van Nederlandsche
Fabrikanten van en Handelaren in Gouden
en Zilveren werken, o.m. belegd als protest
tegen het voorgestelde wetsontwerp tot ver
dubbeling van de belasting op gouden en zilvere
werken.
De voorzitter, de heer G. A. Zeeman uit Den
Haag, zette uiteen, dat hij, en de onder-voor
zitter een onderhoud hebben gehad met de
heeren W. Guerin, chef van de afdeeling finan
ciën, en L. Huber, inspecteur van den waar
borg en de belasting op gouden en zilveren
werken, inzake de voorgestelde verdubbeling
der belasting.
De heer Guerin wees er op, dat de regeering
deze verdubbeling noodig achtte, met het oog
op de schatkist, en dat dit ontwerp niets te
maken had met een definitieve wetswijziging
die nog lang kon uitblijven. Deze verdubbeling
had reeds 4 jaar eerder moeten komen, zoo
dat de belanghebbenden daarvan geprofiteerd
hebben Hij verzekerde voorts, dat het ontwerp
spoedig wet zal worden, niettegenstaande de
protesten er tegen. De Minister zou van zijn
plan niet af te brengen zijn.
Vervolgens werd door verschillende aanwe
zigen het woord gevoerd, waarbij zij allen hun
afkeuring en protest uitspraken tegen het be
doelde wetsontwerp.
Met algemeene stemmen werd ten slotte de
volgende motie aangenomen
„De vergadering enz.
gehoord de besprekingen over het ontwerp
van wet tot verdubbeling der belasting op gou
den en zilveren werken
overwegende
dat eene verdubbeling van belasting zonder
gelijktijdige algeheele wijziging der wet van
18 Sept. 1852 in hooge mate fraude in de hand
zal werken, en den eerlijken handel en nijver
heid ten zeerste zal benadeelen waardoor de
werkloosheid zal toenemen
da^. het fiscale belang te gering is om een
zoo ontijdig en voor honderden nadeelig in
grijpen in een in voorbereiding zijnd wetsont
werp te wettigen
dat gevreesd mag worden, dat bij aanne
ming der voorgestelde wet de prikkel om tot
eene algeheele herziening der verouderde wet
van 1852 te komen, bij de regeering zal zijn
verdwenen, waardoor de schatplichtigen wel
de lasten, doch niet de voordeelen eener nieuwe
regeling zullen verkrijgen, welke de bestaande
rechtsonzekerheid en afhankelijkheid van wil
lekeurige ambtelijke wetsuitlegging bestendigt
verzet zich met kracht tegen dit ontwerp van
wet
besluit deze motie ter kennis te brengen van
den Minister van Financiën en de leden der
Staten-Generaal.!'
Na de pauze werden de besprekingen gevoerd
over het vraagstuk of invoering van gewaar
borgd 9 karaats goud met de daarmee ge
paard gaande opheffing v. het minimum-gehal
te van 250/1000, ongunstigen invloed zal kunnen
hebben op de ontwikkeling van het vak.
De heer W. van Rossem du Chattel te Lei
den, vice-voorzitter van den Bond, zette uiteen,
dat de opheffing van het ongewaarborgde, met
gelijktijdige invoering van het 9-karaats goud
in alle opzichten voor de nijverheid en handel
en voor den Nederlandschen consument en ten
slotte ook voor de schatkist ten sterkste bevor
derd moet worden. Het nieuwe teeken voor
het 9-karaats goud moet, willen de gevolgen
voor handel en nijverheid niet schadelijk zijn,
voldoen aan de eischen. Het moet een groote
afwijking vertoonen van het eikebladhet
moet het kenmerk dragen door zijn karakter,
dat men het mindere waarde moet toekennen,
dan aan het stempelteeken voor 14-karaats
het moet door inslaan van het cijfcrteekcn
0.375 duidelijk gemaakt worden, dat zulk een
voorwerp slechts voor 0.375 goud bevat. In
dit verband kunnen de hooge gehalten slechts
facultatief van een gehaltecijfer worden voor
zien.
Gewezen werd op de wenschelijkheid van
een technische herziening van de wet - 1852,
die zich meer aansluit aan de buitenlandsche
handelsbegrippen.
ingezonden Mededeclingen.
Jongelui, die versche lucht en wind
willen happen,
Kunnen in het bruine ,,OPELTJE"
825 8 stappen.
Zie ook de spreuk in het vorig en volgend nummer.
Staten-Generaal.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Woensdag 9 Maart.
Algemeene beschouwingen.
Aan de orde is de voortzetting van de Alge
meene beschouwingen over de Staatsbegrooting
1921.
De heer Wittert van Hoogland
(R. K.) heeft het woord gevraagd, omdat zijn
rede op 28 Februari j.l. gehouden in de R. K.
Kiesvereeniging „Kieskring 's-Gravenhage", op
verkeerde wijze is geinterpreteerd, en een indruk
is gevestigd, welke spr. weg wil nemen.
Spr. heeft in genoemde rede gesproken over
de éénheid in de R. K. Staatspartij, omdat
allen worden geleid door één beginsel, allen als
uitgangspunt hebben het Christelijk beginsel.
Voorts heeft spr. in die vergadering een motie
verdedigd, om te trachten maatregelen te krij
gen om te geraken tot een publiekrechtelijke
regeling van het bedrijfsleven. De heer Wittert
wil nog met nadruk vastleggen, dat ter berei
king van dit doel samenwerking van alle par
tijen noodig is.
In dit verband ontkent spr. de bewering van
de „Standaard", als zou hij niet gesteld zijn op
samenwerking der Christelijke partijen, maar
meer aansluiting zou zoeken bij de sociaal
democraten.
Toch ziet spr. niet, in, waarom de sociaal
democraten niet zouden medewerken, om het
beoogde doel te helpen bereiken.
Ten aanzien vajn het privaatbezit zegt de heer
Wittert, dat dit bezit niet te groot mag zijn
en dat gestreefd moet worden naar een betere
verdeeling der maatschappelijke goederen.
Men heeft spr. aangewreven, dat hij te veel
voor de arbeiders zou vragen, maar gelukkig
zegt spr., sta ik hierin niet alleen.
Voorts zijn het niet alleen de Katholieke
arbeiders, die verbetering wenschen, ook de
arbeiders uit andere christelijke partijen, wen
den pogingen aan, om hun maatschappelijke
positie te verbeteren. En daarom moet aanflui
ting worden gezocht met alle partijen, welke
een dergelijk doel nastreven.
Spr. zou willen waarschuwen, tegen de van
ver chillenda kanten aangewende reactie-po-
gingen, om weer tot de oude toe tanden terug
te keeren.
Eindigende, komt 'pr. tot de conclu ie, dat
getracht moet worden, naar een meer democra
tischer» toestand, voor zoover dit met behoud
van eigen beginselen mog lijk is.
De Minister van F i n a n c i n, de
heer De V r i e s, antwoordt de verschillende
sprekers, wegens ongesteldheid van minister
Ruys de Beerenbrouck.
Spr. constateert, dat de algemeene beschouwin
gen in het teeken van bezuiniging stonden.
ter hebben reeds verschillende besprekingen
plaats gehad over de mogelijkheid om op de
uitgaven voor Onderwijs te bezuinigen, zoowel
wat betreft de bureaukosten op de inspecties,
als de bouwkosten van nieuwe schuiert.
Met nadruk, zegt spr. voorts, heeft de regee
ring steeds de valschheid betoogd van de bewe
ring, als zou de Arbeidswet slechts zijn inge
diend, on» revolutie te voorkomen en dat thans
geleidelijk weer tot intrekking der wet zal wor
den overgegaan,
Ten aanzien van de opmerkingen over de
bestaande werkloosheid, deelt de minister mede,
dat de huidige regeling ook den minister van
Arbeid niet bevredigt, en dat overwogen wordt,
een betere regeling te treffen.
Voorts zegt spr., dat over het vraagstuk
der publiekrechtelijke regeling van de bedrijven
een tweetal commissies een onderzoek instellen.
Sprekende over den financieelen toestand
van ons land, komt de minister op tegen de
meening, dat we rijker zouden zijn geworden.
Er heeft n.l. inflatie van het geld plaats gehad,
waardoor geen nieuwe kapitalen konden worden
gevormd. Onze gulden is gedeprecieerd tot op
de h^lft, waardoor de economische toestand
eerder ontredderd kan worden genoemd. Daar-
om kan spr. ook niet vóór een heffing-ineens
zijn ter afdoening van de crisisschuld.
Het hiervoor bcnoodigde kapitaal is niet
voorhanden.
Spr. verklaart, dat de regeering zooveel moge
lijk bezuiniging van de uitgaven zal betrachten.
Ten aanzien van de coalitie is ook het kabinet
van oordeel, dat behoud hiervan een landsbe
lang kan worden genoemd.
De alg. beschouwingen worden gesloten.
M a r i n e b o g r o o t i n g.
De heeren Van E m b d e n (V. D.) en P o-
1 a k (S. D.) keui-en het marinebeleid af en zullen
dan ook tegen de begrooting stemmen.
Na repliek van den Minister wordt de
marinebegrooting aangenomen met 29 tegen
6 stemmen.
O orlogsbeg rooting.
Mevr. Pothuis Smit (S. D.) zal tegen
"temmen, daar zij voor ontwapening i".
De heer Bergs ma (U. L.) bepleit uitbrei
ding van het korps marechaussee.
De heer V e r h e ij en (R. K.) is voorstander
van een sterke cavalerie.
De heer Idcnburg (A. R.) wenscht ver
sterking der politietroepen.
De heer Van der Hoeven (G. H.) bepleit
verbetering der financieele positie der officieren.
Morgen voortzetting.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag, 9 Maart.
Wijzigingen Ongevallenwet.
Het amendement-Beumer om de mogelijkheid
van uitkeering aan nagelaten betrekkingen van
kostwinners uit te breiden, waarover gisteren
de stemmen staakten, wordt aangenomen
met 32 tegen 29 stemmen.
Het amendement-Duys om uitbreiding te ge
ven aan het begrip kostwinnerwordt verwo r-
p e n met 39 tegen 24 stemmen.
De heer Beumer (A. R.) verdedigt een
amendement om de tei-ugwerkende kracht van
herziene beslissingen over uitkeeringen te doen
vervallen. Hij acht de terugwerkende kracht
deels onnoodig deels schadelijk voor de be
langhebbenden.
De Minister neemt het amendement over
De heer S a n n e s (S. D.A.P.) verdedigt een
amendement om het mogelijk te maken uitkee
ringen ook nog na 1 jaar te ontvangen.
De Minister neemt ook dat amendement
over.
De heer Beumer (A. R.) verdedigt een amen
dement om niet alleen de plaatselijke commis
sies af te schaffen, zooals de minister voor
stelt, doch evenmin in de plaats daarvan aan
ambtenaren de bevoegdheid te geven beroep te
stellen van de beslissing der Rijksverzekerings
bank.
Na bestrijding door den Minister wordt het
amendement verworpen met 54 tegen 12 stem
men.
De heeren Oud (V. D.) en D r i o n (V. L.)
dringen aan op(terugneming van het artikel,
waarbij grootere werkzaamheden worden opge
dragen aan de Raden van Arbeid. Zij achten
het mogelijk dat deze Raden, in hun tegenwoor-
digen vorm, kunnen verdwijnen.
De heeren Duys (S. D.) enSmeenk (A. R.)
verzetten zich tegen dit denkbeeld.
De minister van Arbeid antwoordt,
dat hij terugneming van het artikel zou betreu
ren. Hij zegt toe, geen verder gebruik van de
Raden van Arbeid te zullen maken, dan thans
zonder kostenverhooging, mogelijk is.
De tweede lezing van het wetsontwerp wordt
bepaald op volgende week Donderdag.
Zeebrievenrecht.
De heer Dresselhuys (V. L.) bestrijdt
dit ontwerp, dat nieuwe lasten wil leggen op
de handel en scheepvaart.
De heer Teenstra (V. D.) is principieel
tegenstander van een verkeersbelasting en dus
ook tegen dit ontwerp, vooral in dezen tijd
van malaise voor de scheepvaart.
De Minister van Financiën ver
dedigt dit ontwerp, met het oog op den slechten
toestand der schatkist. Spr. weet anders niet
waar hij de gelden vandaan moet halen. De op
brengst van de inkomstenbelasting kan niet
verhoogd worden. Het is een billijk standpunt,
dat belanghebbenden betalen voor bepaalde
prestaties, welke het Rijk doet. De scheepvaart
maatschappijen verdienen veel geld, zij kunnen
dus wel een kleine belasting betalen, wanneet-
zij een schip, waar ook gebouwd, onder Nederl.
vlag willen doen varen.
Na replieken wordt het wetsontwerp aangeno
men met 38 tegen 25 stemmen.
Tabaksaccijns.
De heer Arts (R. K.) verwacht van dit ont
werp tot heffing van een tabaksaccijns groote
schade voor industrie en winkeliers. Ook zal
z.i. de opbrengst tegenvallen door de enorme
kosten van controle. Een belasting op ruwe ta
bak zou meer baten oplevex-en.
De heer Winter mans (R. K.) acht het
wetsontwerp aannemelijk. Dit zal aanleiding
geven tot een grooten administratieven omslag,
terwijl een invoerrecht op ruwe tabak veel ge
makkelijker te innen zou zijn.
Morgen voortzetting.
Mijnheer de Redacteur,
Mag ik eens in uw blad, een klein plaatsje
vragen voor een groot en schoon doel Bij voor
baat mijn dank.
Naar ik 1.1. Zondag van den preekstoel heb
vernomen, komt Zondag a.s. de Zeereerw. heer
Warnink, pastoor van de arme parochie van
het H. Hart (Gorzen), in onze schoone Singel
kerk een bedelpreek houden ten bate van het
fonds, voor zijn nieuw te bouwen kerk.
Als ik nu naga, hoe onze hoogeerw. Deken
en de zeereerw. pastoor Schraag en hunne wel-
eerw. kapelaans, een schitterend pleidooi vanaf
den preekstoel hebben gehouden ter verlichting
van pastoor Warnink's schoone, maar moeilijke
taak, dan waag ik het, als gewoon parochiaan
van den Singel, mijn medeparochianen ook
eens aan te sporen, om niet achter te blijven bij
de andere parochies. Laten allen a.s. Zondag
zorgen, dat pastoor Warnink in de Singelkerk
zoo mogelijk een nog grooter bedrag dan in
de andere parochies voor zijn nieuwe kerk col
lecteert
Een parochiaan van de Singelkerk.
(Huiten verantwoordelijkheid '(er Redactie).
5i#SP V,n ingezonden stukken ook al worden ze niet
g (plaatst— wordr.de kopy n i et t e r u g g e v e v e n