Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
Gratis-Ongevallenverzekering
44ste Jaargang.
Zaterdag 30 April 1921.
No. 13025.
BureauKoemarkt 4. Telef. 85, na kantoortijd no. 148. Postbus89.
Abonnementen per 3 maanden ƒ2.per week 15 cent, franco per
post ƒ2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent.
>0
pe*«ulu|e
r geheaia
bnallfltatt i
Advertentiën: 15 regels ƒ1.75; elke regel daarboven 35 cent, 3 maal
laatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel,
ipeciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvrage
toegezonden.
Incassokosten worden berekend.
M
aaillai
hui,
De venekerlui weiét gewMikefjl i*w de Hell—jwhe Ai|emeeue Vanafcariagih—h Ie
MS vevllei
duim
fcQ veiüei
vea een
wQivlngei
bi
verüei tub
eiken nnde»
ten vingei
Dit nummer bestaat uit twee bladen
Binnenland.
Het nut der Burgerwachten.
Men schrijft aan de „Ned."
Waar nog zoovele contra-revolutionairen in
ons land geen gehoor gaven aan den oproep
om zich aan te sluiten bij de Burgerwachten,
hetzij voor gewapende of ongewapende dien
sten, hetzij door het verleenen van financieelen
steun, kan het niet overbodig geacht worden
eens de aandacht te vestigen op het groote nut
der Burgerwachten, dat bij de communistische
uitspattingen gedurende de laatste week van
Maart en de eerste dagen van April in Duitsch
land op zoo overtuigende wijze is gebleken.
In die dagen toch vierden plundering, roof en
brandstichting nagenoeg overal hoogtij en wer
den er voor millioenen gestolei en vernield,
terwijl bij het beteugelen van die revolutionaire
woelingen tal van menschenlevens verloren gin
gen en een nog veel grooter aantal werd ver
wond en misschien voor bun leven werd verminkt
Wie daar meer van wil weten, herleze nog eens
de berichten in de couranten omtrent de ge
beurtenissen te Halle, leb en, Mansfield,
Hettstatt, Sangershausen en andere zoozeer
geteisterde plaatsen.
In één deel van Duitschland echter bleef liet.
volkomen rustig en wel in Beieren, waar vroe
gere gebeurtenissen hebben aangetoond, dat
het overigens niet ontbreekt aan op uitspattin
gen beluste elementen. Dit feit, het wordt alge
meen erkend, is uitsluitend een gevolg van de
aanwezigheid in Beieren van krachtige goed
gewapende Burgerwachten.
Wie dan ook revolutie, met de noodlottige
gevolgen van dien, wil voorkomen, hij sluite
zich aan bij de Burgerwachthoe sterker de
Burgerwacht, hoe krachtiger hare preventieve
werking. Degenen, die meonen te kunnen wach
ten, totdat een revolutie eenmaal is uitgebroken,
komen te laatzij bandelen als iemand, die een
brandkast gaat koopen, terwijl er dieven bij
hem inbreken, of wapens op het, oogenblik, dat
zijn leven en het lever* der zijnen wordt be
dreigd.
Men bedenke toch, dat het beter is revolutie
te voorkomen dan revolutie te onderdrukken
hetgeen niet zal kunnen geschieden zonder dat
het gespuis de gelegenheid heelt gehad zijn
lust tot roof en plundering bot te vieren.
Wie onheil wil voorkomen, moet zich tijdig
de daarvoor noodige weermiddelen aanschaffen
en niet uit laksheid wachten tot het te Iaat is.
Degenen, die de ellende van nabij hebben
kunnen zien, begrijpen het best de beteekenis
van het „voorkomen van ellende."
Het is om verschillende redenen in Duitsch
land moeilijk Burgerwachten op te richten.
Niettemin wordt in het kleine staatje Anhalt
(in de buurt van de brandpunten der laatste
communistische woelingen) thans de oprich
ting van Burgerwachten ter hand genomen.
Daaraan zij een voorbeeld genomen en daar
bij worde getrachldat men tot afkeer van
plotseling opkomende pogingen niet sterk ge
noeg kan zijn dan heet het „alle hens aan dek."
Was het vorenstaande in hoofdzaak bedoeld
om het nut van „gewapende" Burgerwachten
aan te toonen en alle contra-revolutionairen op
te wekken zich daarbij aan te sluiten, nu liet
n°S tijd is, ma8 niet nagelaten worden, mede
aandacht te vestigen op het vormen van een
economische ongewapende Burgerwacht,
bestemd om in geval van revolutie of algemeene
staking althans het .stop zetten van de vitale
bedrijven zoo mogelijk te voorkomen.
De huidige gebeurtenissen in Engeland too
nen duidelijk hoe onontbeerlijk een dergelijke
instelling is. 1 hans is men daar gedwongen om
overhaast zoodanige formatie in het leven te
roepen en het kan niet anders of deze haast
heeft minder goede organisatie ten gevolge,
terwijl men er bovendien niet op mag rekenen'
dat er steeds, als thans in Engeland, een handig
staatsman is, die tijd weet t,e winnen om ten
minste de meest noodzakelijke voorbereidingen
fe treffen.
.Waar zooveel gewapende als ongewapende
d ens ten noodzakelijk zijn zal n:emand, wiens
Physiek niet van dien aard is, dat hij voor elke
m uuanrf>eid ongeschikt is, zich achter ge-
oedsbezwaren of ongeschiktheid om wapens
kunner' verschuilen om zich te ont-
,afm aansluiting bij de Burgerwacht,
waartoe h.j moreel verplicht is.
Een katholiek inlichtingsbureau over Indie.
Sinds enkele jaren bestaat hier de ,,\ereeni-
ging van Oost- en West-Indische Katholieken
in Nederland". Deze stelt zich ten doel om, vol
gens de katholieke beginselen
le. mede te werken aan de ontwikkeling en
bloei van onze koloniën,
2ei den band tusschen deze en het Moederland
hechter te maken.
Zij tracht dit doel te bereiken langs wettigen,
weg o.m. door
le. het in studie nemen van en het adviseeren
in sociale-, economische en politieke aangelegen
heden, welke onze koloniën betreffen,
2e. met het woord en geschrift belangstelling
voor onze koloniën te wekken,
3e. hen, die uit de koloniën in Nederland ko
men of derwaarts gaan, desgewensclw met raad
en daad bij te staan.
Om een intensieve en extensieve werkzaam
heid in die richtingen mogelijk te maken besloot
het bestuur een bijzonder secretariaat te stich
ten,dat gesteld is onder leiding van den heei J. A.
Monod de Froideville, een der voormannen in
liet katholieke verenigingsleven in Indië, en
gevestigd wordt te 's-Gravenhage, van Biakel-
straat 111.
Voor mondeling een schriftelijke inlichtingen
kan men zich voortaan te allen tijde aan dit
adres vervoegen.
Vooral aan de katholieken, die voornemens'zijn
naar Indie te vertrekken, wordt dringend de
raad gegeven, zich tot dit nieuwe secretariaat
te wenden, dat hen in vele zaken van dienst kan
zijn.
Heffing van Zeebrieven.
De heffing van zeebrie ven, een belasting die
v,an onze Koopvaardijvloot zal geheven worden
per registertou is door de Tweede Kamer goed
gekeurd. Ze komt nu over eenigen tijd bij de
Eerste Kamer aan de orde en do „N. R. Ct."
acht het nog niet te laat om voor deze belasting
te waarschuwen.
Geheven zal worden 5 per registerton voor
de uitreiking van een zeebrief alsook voor de
eerste vér nieuw in g van zeebrieven na de tot
standkoming der wet. Dientengevolge zullen
de reederijen binnen 4 jaar ongeveer 10 millioen
moeten opbrengen, terwijl later voor de ver
nieuwing der zeebrieven om de 4 jaar enz. nog
elke 4 jaar 2 millioen zullen moeten worden
betaald.
Dat de reeders die belasting zullen kunnen
afwentelen zoodat gebruikers der vervoerde wa
ren ze ten slotte zullen betalen, heeft wel de
Minister van Financiën beweerd, doch de „N.
R. Grt." ontkent dat. De concurrentie op de
vrachten markt laat dit niet toe. De scheep
vaart-ondernemingen zullen er dus door gedrukt
worden, de schepen zullen er duuder door wor
den. de exploitatierekeningen der scheepvaart-
ondernemingen zullen er door gedrukt worden
en vooral de zg. wilde vaart zal er de nadeelen
van ondervinden.
En dat in een tijdperk, waarop een groot
deel der Nederlandsche koopvaardijvloot werke
loos in de havens ligtHet eerste gevolg van
de heffing zal zijn, dat die werkeloosheid nog
toeneemt.
Maar ook al neemt die een einde, vergete mei
niet, dat het reedersbedrijf slechts zeer matige
winsten afwerpt tengevolge van de coneu-
rentie.
De Eerste Kamer late zich niet paaien door
de toezegging van den Minister van Financiën
in de Tweede Kamer dat de Regeering bij het
in werking doen treden van deze wet nauwlet
tend zal toezien op den economischen toestand,
waarin de scheepvaart verkeert. Want de hef
fing is principieel verkeerd, ook wanneer de
wereld-scheepvaart weer tot bloei zou zijn ge
komen. Immers zij zal ook dan de mogelijkheid
om van dien bloei de vruchten te plukken sterk
verminderen, en bovendien deze belasting treft
niet de resultaten van een gunstige conjunctuur
het is een blijvende heffing op het bedrijf zelf,
onverschillig hoe de resultaten zijn, goed of
slecht.
De kapitaalkrachtige reederijen zullen met
haar reserves die heffing wellicht kunnen dra
gen, de tijdens den oorlog met dure schepen
in het leven geroepen en voor oen deel nu reeds
noodlijdende reederijen zullen dat zeker niet.
Onze koopvaardijvloot zal dan kwijnen, met
al de gevolgen van dien als werkeloosheid van
zeelieden, achteruitgang van alle bedrijven wier
bestaan van onze reederijen afhankelijk is en
wat dies meer /ij.
In Duitschland en Engeland worden, gelijk
de Minister heeft medegedeeld, ook wel derge
lijke retributies geheven, doch zij zijn daar la
ger, en bovendien is de toestand in Engeland
anders. De hier in te voeren heffing zal, nuchter
beschouwd, niets anders zijn dan een licentie
om te varen en die licentie zal betaald moeten
worden ten koste van onze welvaart.
„Ceveanl Senatoren
Bouillonblokjes.
Ingekomen is een wetsontwerp Lot aanvulling
en verhooging van het Xe hoofdstuk der Staats-
begrooting voor het jaar 1919. (Kosten vervaardi
ging souptabletten, bouillonblokjes en jusblok-
jes.)
De ambtsvoorganger van den minister stond
sedert Mei 1918 in verbinding met de N.V. Over-
schiesche Land- en Tuinbouw-Maatschappij om
het daarheen te leiden, dat deze maatschappij
door liet. maken van bouillonproducten, soep-
aroma's e.d. tegemoet zou komen aan den drei
genden voedselnood.
In verband met het groote tekort aan vleesch
en vet zou niet zoozeer in de eerste plaats worden
gezorgd voor de vervaardiging van meelsopeen
maar zonden hoofdzakelijk vleesehsoepen, boeil-
lonblokjes, justabletten e.d. bereid worden.
Volgens den ontworpen opzet zou de onderne
ming hebben te zorgen voor een dagelijksche
productie van 75000 tabletten van meelgroenten
en J uliensoepen 25.000 tabletten voor pikante
soepen, 300.000 bouillonblokjes en 200.000 jus-
tabletten. De vervaardiging zou omstreeks
October kunnen aanvangen, terwijl het af te
sluiten contract zou gelden voor één jaar.
Op het tijdstip der ambtsaanvaarding van den
tegenwoordigen minister was de aangelegenheid
in beginselgeheel en voor wat de practische
uitvoering betreft in hoofdzaak gereed Er was
geen twijfel aan, dat op toezegging van 's minis
ters ambtsvoorganger door de bedoelde industrie
groote kosten waren gemaakt, waarna deze
in elk geval, mocht er geen definitief contract
worden afgesloten, billijkerwijze op een zeer
belangrijke schadeloosstelling bad aanspraak
kunnemmaken.
Trouwens voor het niet aangaan eener over
eenkomst bestond allerminst reden. Voor zoover
toch de minister op dat tijdstip de aangelegen
heid vermocht te overzien, kon ook hij zich met
de aangenomen gedragslijn vereenigen, 't Scheen
ook hen toe, dat een vervaardiging der bedoelde
artikelen op groote schaal in het belang dei-
volksvoeding wenschelijk was.
Zoodoende werd op 4 November 1918 een
voorloopige overeenkomst met de N.V Ovei-
schiesche Land- en Tuinnbouwraaatschappij
gesloten tot liet vervaardigen van bouillon
blokjes, meel- groenten-, en juliennesoepen, jus-
tabletten alsmede van pikante soepen tegen
den prijs van resp. ƒ4, ƒ8, ƒ4, en 12 per 100
stuks, berekend over den duur van één jaar
en naar een dagproductie van 300.000 bouillon
blokjes, 200.000 justabletten, 75.000 meel
groenten- en julienne-soeptabletten en 25.000
pikante soeptabletten.
De minister heeft er echter toe kunnen lei
den, dat de staat niet langer dan 6 maanden de
verplichtingen, in de overeenkomst vastgelegd,
had na te komen. Bovendien werd bij deze
overeenkomst den minister de bevoegdheid ver
leend om het contract vroeger te beëindigen, in
welk geval terzake van winstderving een nader
vast te stellen schadeloosstelling zou worden
betaald.
Na eenigen tijd bleek het, dat de Staat niet
aan zijn verplichtingen kon voldoen te opzichte
van de levering van de vleeschafvallen, die een
van de grondslagen van de overeenkomst vorm
de.
Uit den aard der zaak kan de N.V. aanspraak
maken op de schadevergoeding, waar deze ge
ringe productie zoo goed als uitsluitend te wijden
is aan het feit, dat de Staat niet heeft kunnen
voldoen aan de verplichting tot levering van
vleeschafvallen.
De landsadvocaat, ter zake geraadpleegd,
achtte het dan ook niet twijfelachtig, dat aan
de N.V. Overschiesche Land- en Tuinbouw-
Maatschappij schadeloossteling behoorde gege
ven te worden.
Volgens eene berekening der accountants van
voormelde N.V. zou deze aanspraak kunnen ma
ken op eene schadevergoeding van 2.263.661.16
eene berekening van den centralen accountants
dienst van 's ministers departement gaf een be
drag als schadevergoeding aan, dat ongeveer
ƒ1.000.000 lager was. t.w. een bedrag van
1.337.183.25 V2 waarbij echter enkele du
bieuze posten waren inbegrepen. Na bespreking
met de directie der N.V. Overschiesche Land
en Tuinbouw Maatschappij, welke eerst korten
tijd geleden werden verklaarde deze ten slotte
genoegen te nemen met de uitkeering eener scha
de vergoeding tot 'n totaalbedrag van 1.250.000
Opgemerkt wordt., dat de voormelde N.V.
zich verbonden heeft om hare volle medewerking
te verleenen bij den verkoop der bouillonblokjes
e.d., alsmede tot het niet in rekening brengen van
onkosten voor bewaarloon enz. dier blokjes in
hare pakhuizen.
Verkoop der bouillonblokjes e.d. naar het
buitenland is herhaaldelijk beproefd tot desverre
echter zonder gunstig gevolgd.
Uitvoering warenwet.
De Minister van Arbeid heeft aan de Gedepu
teerde Staten der provinciën medegedeeld, dat
hem, ter bespoediging van het inwerking treden
der Warenwet, gewenscht voorkomt, ook voor
de keuringsgebieden, waarvoor de Minister den
termijn, bedoeld in art. 32, eerste lid, der Wet
(vaststelling verordeningen door de Centrum
gemeenten) nog niet heeft bepaald, dit reeds
thans te doen. De Minister stelt dezen termijn
vast op 1 Juni 1921.
Deze termijn is niet te. kort, daar de gemeente
besturen zich geheel-kunnen richten naar het
model, dat de Minister hun door bemiddeling
van Gedeputeerde Staten heeft doen toekomen.
Het ligt voorts in 's Ministers voornemen, om
aan de Koningin voor te stellen, de artikelen
6. 7. 8. 10 en 29 der wet (vaststelling van ver
ordeningen, instructies en besluiten door alle
gemeenten) alsmede het K. B. van 5 Aug. 1920.
„St. bl. No. 685 (afkondiging van deze verorde
ningen) in werking te stellen op 1 Juli 1921.
Daar de kans niet is uitgesloten, dat de rech
terlijke macht na het inwerking treden der bo
vengenoemde wetsartikelen de eventueel in de
gemeenten bestaande oude vergunningen on
verbindbaar zal verklaren, verzoekt de Minis
ter aan Gedeputeerde Staten met den meesten
aandrang het verleenen van hun goedkeuring
op de aan hun oordeel onderworpen verorde
ningen vóór 1 Juli 1921 te bewerkstelligen.
Dat art7 der wet vóór genoemden datum
nog niet in werking is, behoeft tegen het ver
leenen der goedkeuring geen bezwaar te zijn,
daar het reeds geruimen tijd in werking zijnde
overgangsartikel 21, artikel 7 van toepassing
verklaart.
Voor die keuringsgebieden, waarvoor de Mi
nister den termijn, bedoeld in artikel 32, eerste
lid, reeds op een vroeger tijdstip heeft bepaald,
zullen de artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 29 der wet
vroeger in werking kunnen treden.
De Minister stelt aan de Koningin voor, voor
deze keuringsgebieden ('s-Gravenhage, Leiden
Dordrecht, Arnhem, Utrecht en Enschedé) bet
tijdstip van het in werking treden der genoem
de artikelen en van het genoemde Koninklijk
besluit te bepalen op 1 Juni 1921.
De verbinding met West-Indie.
Wij hebbed onlangs melding gemaakt van een
onderhoud dat het bestuur van de W.-Indische
Kamer heeft gehad met den gouverneur van
Suriname, even vóór diens vertrek naar de West,
waarbij o.a. de scheepvaartverbinding met de
West ter sprake kwam. Het bestuur der Kamer
achtte zich verplicht den gouverneur mede te
deelen, dat tengevolge der malaise de geregelde
verbinding met de West ernstig gevaar liep
De „Zeepost" wijst er, in verband hiermede op,
dat "het jaarverslag van den Kon. W.-Ind. Mail
dienst de geruchten bevestigt dat de bediening
de Kolonie Suriname zwaar verlies liet en de al
gemeene toestand der K. W. I. M. dwong het
aantal reizen in te krimpen. Bekend is, dat de
Engelsche West-Indische Maildienst dezelfde on
gunstige ervaring opdeed en eenvoudig den
dienst staakte. Van de Nederlandsche lijn kan
echter niet verwacht worden dat zij met „zwaar
verlies" een dienst onderhoudt die de kolonie
als kolonie, maar ook alleen als Nederlandsche
kolonie toekomt. Wat blijkt nu uit het verslag
van de Colonial Bank te Londen, vraagt het
blad. Het verslag wijst op den slechten gang van
zaken in Britsch W.-Indië en zegt dan wij wor
den nu gedwongen om onze (Engelsche men-
schen uit te zenden met den Kon. West-Ind.
Maildienst. Het was droevig te verkaren, dat
Engelschen hun koloniën te bereiken „zoo oud
als de West-Indische", daarvoor gebruik moes
ten maken van vreemde schepen, de eemge
troost was dat Canada met de Br. bezittingen m
VMI Mfl
.fis