Het Museumwezen. Zaterdag 16 Juli 1921. TWEEDE BLAD No. 13087. in Samenwerking. Bij de beraadslagingen over de biervoor besproken reorganisatie van de grootere Rijks musea uitte zich een beginsel, dat tot Verdere consequenties heeft geleid dat van noodzake lijke samenwerking van groote en kleine musea door de verdeéling van het museaal bezit zoo logisch mogelijk, met gebruikmaking van wat door openbaar of bijzonder initiatief in den lande reeds is gedaan de schepping van een ideaal ge heel, waarin elke verzameling haar eigenaardige taak krijgt te vervullen. Het Historisch Museum heeft hierbij den bijzonderen plicht, aan kleinere plaatselijke collecties eenige leiding te geven. Zooveel mo gelijk moeten de grootere gewestelijke instellin gen door afstand van voorwerpen of door subsi dies worden gesteund. Op gelijke wijze kan ook in afgelegen centra met Rijkssteun de kunstont wikkeling worden bevorderd. Deze samenvatting behoeft omtrent de voor stellen der commissie niet verder in details te treden. Hoofdzaak blijft de verwezenlijking der nieuwe vergezichten, welke de commissie meent te hebben geopend het Algemeen Kunst museum het Historisch Museum het door logi sche groepeering zuiverder en edeler maken van alle musea, het vatten van het gansche museum wezen in één verband, het ontwerpen van enkele kleine musea van bijzondere strekking, kortom alle voorstellen die hoofdstuk voor hoofdstuk in dit rapport worden te berde gebracht. Wel is waar moet hieraan worden toegevoegd, dat al wordt het ideaal gesteld, er voorloopig terdege rekening valt te houden en met'histo risch verkregen rechten en met op zichzelf be grijpelijke zij het ook somwijlen ondoelmatige voorliefde voor eigen gewest, eigen plaats, eigen verzameling. loch zij wijst er ten slotte met nadruk op is de commissie er van overtuigd, dat deze hare voorstellen tot ordening van de chastischen toestand alléén dan, wanneer aan de ontworpen organische eenheid van het Nederlandsche mu seumwezen wordt vastgehouden, in waarheid zullen leiden tot de door de Regeering beoogde cultureele en aesthetische verheffing van ons geheele volk. De hoofdstukken van het rapport. Na dit eerste hoofdstuk dat de quintessence geeft van wat de commissie voorstelt, treft men in het Rapport omtrent tal van punten uitge werkte beschouwingen en conclusies aan, waar van men een overzicht krijgt door een opnoeming van de verschillende hoofdstukken waarin het is verdeeld bezit algCmeene indeeling van het museaal Een algemeen kunstmuseum. De toekomstige bestemming van het Rijks- museumgebouw. J Het tegenwoordige Ned. Museum van Ge schiedenis en Kunst Het Prentenkabinet te Amsterdam. Het Historisch Museum. Het Scheepvaart Museum. Een nationaal Pantheon. ,'s Museunï van Oudheden te Leiden, s Rijks Ethnografisch Museum. De museale belangen van Amsterdam. De museale belangen van 's Gravenhage. De museale belangen van Rotterdam. De museale belangen van Utrecht, Leiden, Haarlem Dordrecht, Delft, Groningen, Leeu warden, Haarlem, Dordrecht, Delft, Groningen, Leeuwarden, Arnhem, Nijmegen. Maastricht, 1 wente. Plaatselijke historische en kunstmusea. Kleine plaatselijke verzamelingen. Een museum van het Boek. Een museum voor bpuwkunst. Een verzameling van afgietsels. Kunst van eigen tijd in de Musea. De opleiding van a.s. museumambtenaren. De Museumraad. De vruchtbaarmaking en het beheer der Musea. Testamentaire beschikkingen. De financiën der Musea. De P 1 a a t s e 1 ij k e Musea. Uit den inhoud enkele grepen doende, worden hier genoemd een paar belangrijke voorstellen, welke in de hiervóór gegeven samenvatting niet irZcer. ^eidoops worden vermeld. Onder deze za en is bijv. het scherper, juiste omlijnen „i 6 karakter der musea in de verschillende P, aa^u +van ?ns Iand- Men heeft zich op het Sc J un geplaatst, dat het Nederlandsche Mu seumwezen één organisch geheel was, waarin, aan elk onderdeel een bepaalde taak zal zijn toe te wijzen opdat in dezen tijd versnippering van krachten zou worden voorkomen onderlinge uitwisseling van doubletten, aanvulling en leem ten daarbij zoo mogelijk uitsluiting van onderlin ge concurrentie. De commissie heeft daarbij een adviseerend, zoo noodig controleerend lichaam ontworpen nl. een uit enkele deskundigen samengestelden Museumraad, die natuurlijk ook voor het alge meen beheer der Rijksmusea adviseur der Regee ring zal kunnen zijn., Voorts worden enkele speciale musea ontwor pen. Een architectuur museum bijvoorbeeld wordt te Amsterdam gedacht, een Museum van het Boek te 's-Gravenhage. Naar den Haag wil de commissie Leidschft Ethnografisch Museum overgebracht zien, dat daar eindelijk zijn rijke schatten tot hun recht zal kunnen doen komen. Zooals uit de inhoudsopgave blijkt, is aan dacht geschonken aan de museale belangen van verschillende bevolkingscentra, worden de kwes ties van beheer der musea en van opleiding dei a.s. musea-ambtenaren uitvoerig behandeld, ter- wijlenkele modelinstructies voor directeuren wor den opgesteld, en voor de financieele positie van Rijksmusea en niet-Rijksmusea een gzzonde ba sis wordt ontworpen. W ets w ij z i g.i n g. Van bijzondere beteekenis is de poging om met behulp van een wetswijziging (de vice-pre sident van den Hoog'en Raad, mr. S. Gratama en het Kamerlid prof. mr. Visser' van IJzendoorn waren daarbij adviseurs) een procedure mogelijk te maken om testamentaire bepalingen betref fende musealegaten, enz. als zij schadelijk zijn of indruisohèn tegen het algemeen belang, buiten werking te stellen. De procedure, die natuurlijk zooveel mogelijk waarborgen moet geven tégen het önnoodig wijzigen van uiterste wilsbeschik kingen is gedacht te geschieden voor den Hoogen Raad. Kunst van Eigen T ij d. Wat betreft de kunst-van-eigen-tijd komt de commissie tot de volgende conclusies le. dat het Rijk zooveel in zijn vermogen is door opdrachten en aankoopen voor bouw, versiering en inrichting zijner openbare ge bouwen der Nederlandsche kunst van eigen tijd behoort te steunen daatbij de voorlichting volgende van zijn aangewezen adviseurs. 2e. dat do sub le genoemde kunstwerken alleen in de zeldzame gevallen, waarin zij aan hunne omgeving moeten worden onttrokken in aanmerking kunnen komen voor plaatsing in musea. 3e. dat evenwel het Rijk, overtuigd van zijne plichten ten opzichte van de kunst van eigen tijd, steun zal moeten verleenen aan gemeentelijke en andere openbare musea van hedendaagsche kunst, hetzij door geldelijke bij dragen, hetzij door bruikleen van door schenking- erflating verkregen kunstwerken, aan welken steun voorwaarden moeten worden verbonden aangaande, op zijn-vroegst tien jaar na den dood van den kunstenaar te beslissen vraag, in welk museum zulke kunstwerken dan zullen worden geplaatst. De commissie is hierbij uitgegaan van deze overweging „dat de tot dusver door het Rijk gevolgde wijze van aankoop van hedendaagsche kunst zoowel hier te lande als in den vreemde, maar al te vaak tot mislukking n hoeft geleid, en dat het algemeen Kunst-Museum (zie boven) alleen behoort bestefnd te zijn voor uitgelezen kunst tot aan het naaste verleden, doch dat hiernevens het levende geslacht gelegenheid moet hebben in musea het beste werk van eigen tijd te aanschou wen. Onder de punten, die ten slotte nog worden aangestipt, is, dat de commissie het denkbeeld van een Nationaal Pantheon verwerpt. Zij wil borstbeelden of portretten van bekende tijdge- nooten bewaard zien ter plaatse van hun arbeid (in Tweede Kamergebouw, Schouwburg, Raad huis enz.) of ten slotte in het Historisch Museum als op den duur gebleken is, dat de gehuldigde figuur inderdaad in zulk een museum behoort te worden gevonden. Ten laatste volgen hier de namen der commis sieleden Voorzitter was Mr. M. I. Duparc ondervoor zitter de nieuwbenoemde Hoofddirecteur van het Rijksmuseum F. Schmidt Degener secre tarissen, de heeren Dr. G. Hofstede de Groot, Prof. Dr. W. Martin en P. Visser leden de hee ren C. W. H. Baard, Jhr. H. Teding van Berk hout, Dr. A. Bredius, S. de Clerq, Dr. H. en van Gelder, Dr. J. H. Holwerda, C. G. 't Hooft, Dr. I-I. H. Juynboll, W. M. Martens, A. W. H. Men- sing, Mr. Dr. S. Muller Fzn., M. van Nolten, Jhr. B. W. F. van Riemsdijk, T. B. Roorda, Prof. Jhr. Dr. J. Six, Prof. Dr. Jan Veth en Prof. Dr. W. Vogelsang. ook het I kusschen verplichtingen, die worden opgelegd aan buitenlanders, ten einde vergunning te be komen het Nederlandsch grondgebied te betre den en aldaar te verblijven, en die welke zijn voorgeschreven voor Nederlandsche onderdanen die een paspoort aanvragen. Ten opzichte van de eerste groep is ongetwijfel het aanwezig zijn van een landsbelang vast te stellen. Wij laten daar (als zijnde incompetent te deze) de neantwoording der vraag, of het beoogde doel, n.I. hef houden van toezicht op de inkomen de vreemdelingen, in voldoende mate bereikt wordt, de regeering heeft hierover te oordeelen. In deze tijden is het echter ongetwijfeld ee" landsbelang, dat toezicht op inkomende vreem delingen gehouden wordt. In het belang van handel en nijverheid zal het evenwel wel ge- wenscht zijn deze bezwaren zoo min mogelijk te doen zijn als overeen te brengen is met een behoorlijk toezicht. Anders staat het echter met de tweede groep gevallen, n.l. die, waar door Nederlanders een paspoort wordt aangevraagd of verlenging daai- van wordt verzocht. Met welk doel immers ge schiedt dit Uitsluitend om voor reizen buitens lands toegang tot vreemde landen te verkrijgen en bij een verblijf aldaar het middel te hebben, zoo noodig, het bewijs te kunnen leveren, dat men Nederlander is. Hierbij is dus in de eerste plaats een particulier belang van Nederlandsche onderdanen betrokken en eveneens een landsbe lang voor de vreemde regeeringen, die toezicht wenschen te houden op inkomende vreemdelin gen. Een Nederlandsch belang is hierbij echter niet of nauwelijks betrokken en onze Kamer kan dus niet inzien, waarom verschillende bepalingen gehandhaafd blijven, die door het landsbe lang niet geëischt worden en evenmin door parti culiere belangen der betrokken Nederlandsche onderdanen, ja zelfs niet door het staatsbelang der vreemde landen. Wij hebben b.v. o.a. het oog op den grooten last en vele onkosten, verbonden aan het ver nieuwen van een paspoort, welke geldigheidsduur niet langer dan 'n jaar is. Deze beperkte tijdsduur die aan Nederlandsche onderdanen telkens op nieuw moeite en financieele opofferingen oplegt, doet in vele gevallen eveneens ongeldig worden de verleende visa van buitenlandsche consulaten liet is duidelijk, dat hierdoor het doel zelf van liet afgeven van een paspoort, n.l. Nederlandsche onderdanen in staat te stellen, buitenlandsche visa te verkrijgen, verijdeld wordt, omdat de geldigheidsduur van die visa door het ongeldig verklaren van het paspoort, onnoodig verkort wordt. Dit diene als een voorbeeld van den onlogischen gedachtengang, die heeft voorgezeten bij het vaststellen van de regeling bij het afgeven van Nederlandsche paspoorten. Wij richten het dringende verzoek tot Uwe Excellenties, om zooveel en zoo spoedig mogelijk te bevorderen, dat wijziging worde gebracht in de bestaande bepalingen, opdat het internatio naal reizigersverkeer niet meer worde belemmerd dan het Nederlandsch landsbelang eischt en turfhoopen, die ongeveer acht millioen turven be vatten, werden een prooi der vlammen. Ook in het Timming bosch bij Herming woedt een veenbrand, die alles vernielt, wat hij op zijn weg ontmoet. Verscheidene kleine .aanplantingen, honderduizend turven en een aantal roggevelden gingen reeds verloren. Er schijnt geen kans te zijn, het vuur meester te worden, zoolang de wind met zijn huidige, kracht blijft waaien. noodzakelijk maakt. Gemengd Nieuws. Binnenland. Uitgifte en vernieuwing van passen. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam heeft tot de ministers van buiten landsche zaken en justitie het onderstaande adres gezonden, betreffende het uitgeven en vernieu wen van passen aan Nederlandsche onderdanen. De Kamer van Koophandel en Fabrieken, te Amsterdam, heeft met leedwezen gezien, dat de regeering het nog niet mogelijk heeft geacht om wijziging te brengen in de bepalingen, betreffen de het uitgeven en vernieuwen van paspoorten aan Nederlandsche onderdanen. De regeering heeft zich hierbij op het standpunt gesteld, dat de wijziging dier bepalingen in 'slands belang nog niet mogelijk is en dat de burgers zich de moeiten en financieele opofferingen moetenwillen getroosten mede in het algemeen landsbelang. W'J lueenen, dat het niet noodig is aan Uwe Excellenties een uiteenzetting te geven van de gioote bezwaren, welke zoowel tijd- als geldver lies tengevolge hebben en welke verbonden zijn aan de tegenwoordig geldende regeling, omdat ic ezwaren van genoegzaam algemeene bckend- kunnen worden geacht. W ij meunen echter wel te moeten wijzen op liet volgende Wij moeten in deze o.i. wel onderscheiden De droogte in F r a n k r ij k. De hui dige droogte, die een ernstig gevaar is gewor den voor landbouw en veeteelt, is, wat be treft het gebied van Parijs in Augustus 1920 begonnen, schrijft de Matin" .De 17en Oc tober d.a.v. kwam de voorhistorische regee- ring, die in 24 uur 64 mM. water gaf en toen was het afgeloopcn. In zeven maanden tijd, van November 1920 tot Mei 1921 is te Parijs niet meer dan 164 mM. water gevallen, terwijl de normale hoeveelheid 305 mM. is en in Juni van dit jaar viel er geen enkele millimeter, ter wijl de norm. 5,5 mM. is, Juli heeft tot heden eveneens geen enkele millimeter opgeleverd. In geen vijftig jaar is de droogte van zoo'n lan gen duur geweest als thans. Volgens de offi- cieele cijfers is de grootst bekende droogte te Pa rijs die v. 15 Maart tot 3 Mei 1893 geweest. In 'n tijdvak van 55 dagen viel toen niet meer dan 3 millimeter water.Welnu van 22 Mei tot 11 Juli vandit jaar is het nog geen 2 millimeter gevallen en waar is het einde De winter van 1892—'93 was zeer regenrijk, terwijl het in dien van 1920 '21 zoo goed als niet geregend heeft. De huidi ge droogte is dus wel verschrikkelijk. Daarbij komt nog, dat er dezen winter in de bergen weinig sneeuw is gevallen en de gewone reser voirs der rivieren en de bronnen thans zijn uit gedroogd. Bovendien stijgt de temperatuur bij den dag en terwijl men toch zou meenen, dat de vreeselijke hitte der laatste dagen een onweder mee moest brengen, is er geen wolkje aan den hemel verschenen. GrooteveenbrandeninJ utland. Men meldt uit Kopenhagen Uit de laatste berichten blijkt, dat de veenbranden in Jut land van zeer ernstigen aard zijn. Terwijl de branden in de „groote en kleine Woldbogs" zich in alle richtingen uitbreiden, en de hulp van de troepen te Aalborg is ingeroepen, is er in het dorp Pinstrup bij Kanders nog een groote brand uitgebroken, doordat een vonk uit een locomotief gisteren een turflaag in lichtelaai zette De krachtige Westenwind, die bijna op een storm geleek, wakkerde de vlammen aan. De brand breidde zich met groote snelheid uit en richtte gedurende den nacht groote verwoestingen aan 5 boerderijen, 9 huizen, 140 acres veenderen en Draadlooze metereologische dienst in het Poolgebied. Op de laatste in Oxford gehouden zitting van de internationale commissie voor den meteriolo- gische dienst werd door alle aanwezige ver tegenwoordigers van de Europeesche stations er op gewezen dat de metereologische dienst onvolkomen zal blijven totdat de groote gaping tusschen Amerika en Europa in het net dei- telegrafische berichtstations is aangevuld. Een station in 't Noorden, b.v. in Groenland, zou zeer te wenschen zijn. Dit land is echter niet bereikbaar voor een telegraafkabel, door de ijsbergen die tot aan den bodem der zee reiken. Nu kunnen door de draadlooze telegrafie deze moeilijkheden overkomen worden. Daarom werd door de commissie met algemeene stemmen besloten, dat door internationale samenwerking de middelen zouden worden verschaft om een inetereologisch station met een inrichting voor draadlooze telegrafie in Groenland op te richten. DehoogeboekenprijzeninEnge- 11 n d. Eenige aanzienlijke Engelsche geleerden en bibliothecarissen hebben in de „Times" een adres gepubliceerd aan de drukkers en uitge vers om terwille van Ge wetenschap en de volksontwikkeling de prijzen voor drukwerk te verlagen. De tegenwoordige tarieven zouden het einde van eiken aankoop van boeken ten ge volge hebben. Practijken van een advocaat. Tijdens de mobilisatie heeft de commandant van het veldleger in Brabant sommigen winke liers allen in- en uitslag verboden en een wacht voor hun deur geplaatst. Op last van hoogerhand is later deze maatregel ingetrokken. Sommige winkeliers waren inmiddels een proces begonnen en tot hoogste instantie doorgevoerd, waarbij de Hooge Raad verklaarde, dat de comman dant van het veldleger niet bevoegd was ge weest, tot dien maatregel en de Staat dus tot schadevergoeding gehouden. Al de betrokkem winkeliers kwamen toen met hooge eischen, doch in den loop van 1920 zijn de meeste zaken bij onderhandeling geregeld. Enkele echter handhaafden hun hooge eischen en procedeeren nu ook over de berekeningen der schade. Hun ei schen waren zoo hoog, dat zij ze zelf niet konden verklaren en verward raakten in hunne verkla ringen. Toen is gebleken dat een advocaat uit het Zuiden, die de meeste dezer zaken in handen heeft zich als honorarium een groot percentage van te krijgen schadevergoeding heeft bedongen. Deze advocaat, aldus als het ware deelnemende in de zaken dier winkeliers heeft vervolgens de heele schadeberekening ge ënsceneerd. In officieele kringen heerscht hier over groote verontwaardiging, te meer, daar der gelijke contracten den advocaten verboden zijn, zij het al niet bij de wet, dan toch bij de onder linge regels der Orde van Advocaten. B e s t r ij d i n g van kanker. De onder zoeker op het gebied van kanker, prof. dr. Wintz, directeur van de vrouwenkliniek van de universiteit te Erlangen, heeft aan een persver tegenwoordiger eenige bijzonderheden medege deeld, over de resultaten, welke hij bij de gene zing van kanker heeft verkregen. De ontdekking van den professor bestaat daaruit, dat het hem gelukt is,de uitwerking derRöntgenstralen nauw keurig te meten, zoodat hij in ieder geval een nauwkeurige dosis kan geven, waardoor de patiënt geen gevaar loopt, aan een te sterke bestraling te worden blootgesteld. Professor Wintz heeft namelijk een daartoe strekkend instrument uitgevonden, dat in zijn kliniek met de beste resultaten wordt gebruikt. De professor zeide In de eerste plaats zou ik een eind willen maken aan het sprookje, dat wij in staat zouden zijr», wondergenezingen te verrichtten. Ook hebben wij niet, zooals kort geleden werd beweerd, tachtig procent van alle kankergevallen genezen. Zooals men weet, be staan er talrijke vormen van kanker, en bet zal u misschien verwonderen te hooren dat er veel meer inwendige gevallen van kanker ge nezen kunnen worden dan van huidkanker, daar bij directe bestraling zeer gemakkelijk verwoestingen van groote deelen der huid kun nen worden aangericht. Twee vormen van kanker, die meestal bij vrouwen voorkomen heb ik met bijzonder veel succes genezen echter slechts dan, wanneer de omvana dien van een vuist niet overtrof en de patient" over- gens gezond was. Van deze gevallen zijn in de laatste drie jaar rond 83 genezen. Bij de genezing van andere kankervormen was het percentage kleiner. Het aantal kankergevallen is tiidens den oorlog toegenomen, vooral in Duitschland en in Oostenrijk, doch al is het helaas waar, dat er meer kankergevallen voorkomen, het is evenzeer gelukt, betere bestrijdingsmethoden tegen deze ziekte te vinden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1921 | | pagina 5