DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN. 44ste Jaargang. Zaterdag 3 September 1921. No. 13127. Bureau: KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 05. Postbus: 39. Abonnementen per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco per post 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentiën: 15 regels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel. Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag toegezonden. Incassokosten worden berekend. TWEEDE BLAD. Opgraving e n. Aan het verslag van de vergadering van het Prov. Utrechtsche Genoot schap v. Kunsten en Wetenschappen is als bijlage een bericht toegevoegd van dr. J. H. Holwerda over de opgravingen te Vechten in 1920. Sedert September 1915 is het wetenschappelijk onder zoek daar ter plaatse gestaakt, omdat er voor militaire doeleinden loopgraven werden aange legd, De arbeid moest op dit terrein dat aan den heer van Nispen tot Sevenaer behoort, zoo goed als opnieuw worden begonnen. Wat bijzonder op viel was de diepe ligging van den vasten grond. Ontdekt zijn een muur en een gracht van een uit steen gebouwd castellum,kleine burcht of militaire nederzetting, aangelegd op een leem- laag maar deze leemlaag dekte opnieuw een ingraving als van een gracht, waarvan het laatste gedeelte vrij diep onder den tegenwoor- digen grondwaterstand in het zand reikt. Er zijn hier zonder twijfel twee chronologische verschillende nederzettingen door een kunst matige ophooging met leem van elkander ge scheiden en dit verschil sprak dan ook duidelijk uit de vondsten van voorwerpen. In de kul- tuurlaag boven de leemlaag kwamen te voor schijn alleen scherven uit de tweede helft (ongeveer) van de tweede eeuw, en die welke men onder de leemlaag vond zijn uit de eerste eeuw. Zoo hebben hier dus zeker twee castella gelegen het jongste is aangelegd nadat het terrein eerst kunstmatig met een dikke laag leem was opgehoogd het werd omgeven door een steenen muur en een wijde gracht daar buiten en zijn binnengebouwen hebben na in storting een kultuurlaag doen ontstaan met ba- rakkenleem en fragmenten gemengd. Beide castella waren, behalve aan de noordzijde, van vrijwel dezelfde afmetingen, maar deze komen niet overeen met de verhouding die men in den regel bij een Romeinsch castellum aan treft, waar de breedte tot de lengte staat als twee tot drie. Het gevonden schervenmaterieel was zeer aanzienlijk en zal voor de aardewerk-chro nologie belangrijk kunnen worden. De gevon den beenderen zijn aan prof. van den Broek gezonden. Aan het slot van zijn artikel uit dr. Holwerda de onderstelling, dat er een oudere aanleg heeft gelegen vóór hier om streeks het midden van de eerste eeuw de oudste der beide bovengenoemde castella werd ge ouwd. Die nog oudere aanleg zou omgeven zijn geweest door een weinig zorgvuldig ge graven gracht, die de aanwezigheid van de overblijfsels van een tijdelijken aanleg doet vermoeden. Deze tijdelijke aanleg uit zoo vroegen tijd zou misschien zijn in verband te brengen met het verhaal over de concen tratie van Germanicus'vloot op een bepaald punt der insula Batavorum. De uitkomst van eze opgravingen komt dus hierop neer, dat thans bekend is hoe op dit terrein te Vechten drie verschillende militaire nederzettingen el kander hebben opgevolgd en waar de over blijfsels dezer onderscheidene tijdperken met juistheid zijn te vinden. Twee schetsteekeningen verduidelijken den tekst. Toch aangedurfd. Wie Haarlem wel eens bezocht, weet ook dat op de Groote Markt het standbeeld staat van onzen onsterfelijken Laurens Janszoon Coster, den uitvinder der boekdrukkunst, met in de hand een drukletter. Dezer dagen nu had een eigenaardige wed dingschap plaats. Op het drukke middaguur, van twaalf tot half één, zagen de voorbijgangers, naast het standbeeld een dame staan in dezelfde onbewegelijke houding als Lauwtje, maar in haar opgeheven rechterhand, hield zij, inplaats van een drukletter, een flesch slaolie. Alle nieuwsgierigheid en alle spottende op merkingen ten spijt, bleef zij in diezelfde hou ding volharden, een half uur lang. Toen kwam een wielrijdster aan het levende standbeeld vertellen dat het naar huis mocht. Het had de weddingschap en, naar verluidt daarmede vijftig gulden gewonnen. De versterking van de Duit- sche vloot. Verschillende Duitsche reederijen heb ben den laatsten tijd, naar men weet, hun vloot aanzienlijk versterkt, door schepen, die vroeger aan de Entente waren uitgeleverd, terug te koo- pen. Naar de ,,D. Bergwerkztg." opmerkt werd het sein daartoe gegeven door de Hamburgsche reederij Rob. M. Sloman Jr., die met de groep Stinnes in vriendschappelijke relatie staat. Zij begon met vijf stoomschepen van de Entente terug te koopen. Daarna volgde de Hamburg- Süd-Amerikanische Gesellschaft, die het 22.000 ton groote stoomschip „Gap Polonio" van de Voormalige vijanden voor 150.000, terug kocht. Dit stoomschip, een zusterschip van de ),Cap Finisterre" en van de „Gap Trafalgar" zal j®- Hamburg worden verbouwd en in 't begin van bet volgende jaar in dienst worden gesteld voor ve geregelde verkeer op Zuid-Amerika. Bo- va l,611 kocht de genoemde reederij nog een 11 haar vroegere stoomschepen van de Enten te terug. Voorts werden er nog schepen terug gekocht door de Hamburg-Amerika lijn, de Norddeutsche Lloyd en een heele reeks van kleinere reederijen met vaste verbindingen, terwijl ten slotte ook de Hanzeatische steenko- len-importers, die vroeger voor den invoer van Engelsche kolen over een eigen vloot be schikten, tot terugkoop van uitgeleverd materi aal overgingen. Op die wijze heeft Duitschland weder een aantal goede schepen tot zijn beschikking ge kregen. Gelijk bekend, aldus de „Bergwerkztg." verder, heeft Engeland na de uitlevering van de Duitsche handelsvloot aan de Entente, een po ging gedaan om de Duitsche schepen in openbare veiling op de Londensche markt te verkoopen. Aanvankelijk werd het buitenland van deze veilingen buitengesloten, aangezien de Engelsche regeering in de uitnemenden staat Verkeerende Hamburgsche en Bremer schepen aan niemand anders dan aan de reeders in eigen land gunde. Engeland heeft evenwel met deze verkoopingen van schepen totaal fiasco geleden. De zware scheepvaartcrisis,waaronder de Britsche handels vloot wel in de eerste plaats te lijden heeft, maak te het de Britsche reederijen onmogelijk om een aannemelijk bod op de scheden te doen. In de ge vallen dat het werkelijk tot een bod van dien kant kwam, was de genoemde prijs zoo bescha mend laag, dat de Engelsche regeering niet in staat was, het aan te nemen. Men zag ten slotte geen anderen uitweg dan de Londensche schepen veilingen internationaal te maken, en kwam daar bij op de gelukkige gedachte, ook Duitsche be- langhebben tot de veiling toe te laten. Bij een nieuwe verkooping van schepen bemerkte men toen, dat de Duitsche reederijen, die Voor het vredesverdrag van Versailles hun schepen waren kwijt geraakt, hun materiaal tegen be hoorlijke prijzen terugkochten, tot niet gerin ge Verbazing van de Engelsche concurrentie. Volgens het bovenaangehaalde, aldus de ,,N. R.Crt." liggen de teruggekochte schepen reeds voor liet grootste gedeelte in de haven van Hamburg in lading, en zullen binnen zeer korte tijd met hun overzeesche reizen onder Duitsche vlag een begin maken. De vesting Parijs. De ontmanteling van de Parijsche vestingwerken wordt, naar een draadloos Fransch telegram meldt, stelselmatig voortgezet. De stad Parijs komt daardoor in het bezit van groote terreinen, geschikt voor bebouwing enz. Vijfhonderd hectaren, van de vroegere z.g. „militaire zone," zijn voor wandel en sportterrein bestemd. Van de driehonderd zes en zeventig door de ontmanteling vrijkomen de hectaren zal de gemeente Parijs één en twintig aan spoorwegmaatschappijen afstaan. Er wordt voorts terrein gereserveerd voor openbare ge bouwen, slachthuizen, goedkoope woningen en scholen ook wordt er bouwterrein voor parti culieren beschikbaar gesteld. Men wil bij de verdeeling van het terrein zooveel mogelijk rekening houden met de eischen des stadsver- fraaiing. Op het vrijkomende terrein, grenzend aan het Bosch van Boulogne, mogen dan ook maar alleen heerenhuizen met tuinen gebouwd worden. Een der bolwerken van de oude fortificaties zal als historisch monument in zijn ouden vorm bewaard blijven. Een noodlottige auto. Mag men een bericht uit Keulen aan de „Chicago Tribune" gelooven, dan schijnt er een vloek te rusten op één der ex-keizerlijke automobielen. De wagen is op het oogenblik weer te koop, maar ondanks de keizerlijke onderscheidingsteekenen komen er nog geen liefhebbers opdagen. De reden daar van is de volgende De machine behoorde eerst aan den ex-kei zer en kwam daarna aan één van zijn zoons. Tijdens den oorlog werd er een kind mee dood gereden en de kar verkocht. De volgende eige naar, een baron, had hetzelfde ongeluk met een man. Ook hij deed den wagen van de hand. De chauffeur van den vierden eigenaar doodde eveneens een voetganger. Doch het keizerlijke monogram bleef zijn aantrekkingskracht behou den voor den Keulschen zakenman, die de auto nu kocht en er vrij spoedig mee tegen een andere machine botste, waarbij hij gedood werd. De noodlottige kar is thans hersteld en wordt weder om te koop aangeboden. Een ander bericht in de „Chicago Tribune" die zich zeer schijnt te interresseeren voor alles wat den gewezen Duitschen keizer be treft, deelt bijzonderheden mede over de ma nier, waarop deze tijdens zijn keizerschap zijn persoonlijk vermogen heeft vermeerderd. Die bijzonderheden worden ontleend aan een boek over het leven der Hohenzollerns, dat Kurth Heinig heeft geschreven en dat onder de auspiciën van de meerderheidssocialisten is uitgegeven. De schrijver, die zijn gegevens geput heeft uit de keizerlijke archieven, doet uitkomen, dat toen Willem II den trein besteeg, het huis Hohenzollern bedenkelijk arm was, maar tij dens zijn regeering een van de rijkste families ter wereld werd. In het eerste jaar van zijn regeering zou keizer Wilhelm ruim 109.000 mark hebben bespaard en daarmee begon hij aan de beurs te speculeeren, wat hem als re geerder, die desnoods de prijzen kon opzetten en die wel in de gelegenheid was om goede „tips" te krijgen, geen windeieren legde. Hij was sterk geinterresseerd in stoomvaartmaatschappijen en in de Krupp-fabrieken en had kort vóór de re volutie in Berlijn bijna voor vijf millioen gulden aan hypotheken. Een van zijn voornaamste bronnen van inkomsten was de brandewijn- stokerij, waaraan hij schatten verdiende. Advertenties 10.000 roebel per regel. Zooals men weet, hadden de bolsjewiki, na in Rusland de macht in handen te hebben gekregen, de adverenties in de pers ver boden. Sedert dien verscheen de bolsjewistische pers zonder advertenties. Thans bericht de te Moskou verschijnende „Iswestia" dat de redactie van het blad heeft besloten, aan de algemeene hulpverleening mede te werken, do"r een extra nummer in het licht te doen verschijnen, geti teld^,Te Hulpt'.)Dit nummer zal in een ophge van 500.000 exemparen worden verspreid tegen den prijs van 2000 roebel per nummer. Hierin zullen nu ook advertenties kunnen worden ge plaatst en wel tegen een regelprijs van 10.000 voor de voorpagina en 5000 roebel voor de vierde. Bevroren eieren. In de Comptes ren- dus van den Gezondheidsraad teParijs komt een uitvoerig opstel over de bevroren eieren, die ten behoeve van het banketbakkersbedrijf en bis- cuitindustrie geimporteerd worden. In een mas sa daarvan werden coli-bacillen, streptococcen staphylococcen en schimmels gevonden, ech ter geen typhus- of daarmede verwante bacillen. Hoe groot de eierenopbrengst in Frankrijk is, weet men niethet eenige betrouwbare cijfer is het aantal dat aan de Centrale Hallen te Parijs ter markt komt; men neemt aan dat dit de helft van het totaal der te Parijs verkochte eieren be draagt. Tijdens den oorlog bleven de cijfers ta melijk onveranderd zij waren voor de jaren 1914, 1916, 1917 en 1920 achtereenvolgens 107, 94 117 en 103 duizend centenaars (1 centenaar 100 pond). Daarentegen liep de invoer sterk ach teruit. Deze was in 1913 nog 277 duizend cente naars, in 1918 en 1920 slechts 71 en 60 duizend centenaars. Behalve deze buitenlandsche eieren ontvangt de handel ook uit China bevroren, z.g. gebroken eieren. De aanvoer daarvan neemt langzaam maar geregeld toe, in 1910 waren het 46 en in 1920 65 honderd centenaars, 't Spreekt wel van zelf, dat hier alleen sprake is van eieren, welke als voedsel moeten dienen, en dus niet voor zeemtouwerijen zijn bestemd. Sedert een jaar of vier brengt China op de Fransche markt ook gedroogde eieren. De dooier, of het geel en wit vermengd, wordt door middel van een pulveri- sator, als fijne druppels in een verwarmde droog- kamer of stoof gespoten en als poeder door een luchtstroom daaruit verwijderd. Het geheele bedrijf dier bevroren eieren waarvan hier nu alleen sprake is is in handen van Engelschen en Amerikanen de centra dier industrie zijn Tientsin, Sjanghai en Hang-Tsjoe. Uitvoerig wordt in de Compt. rendus de bewer king van dooier en wit beschreven is het eind product in bussen van 5, 10 en 20 k.g. gepakt, dan worden deze in vrieskamers van 15 tot 18 graden geplaatstna 36 uur in die van 6 a 8 graden, en vervolgens in de koelruimen der sche pen verzonden. Het belang der exporteurs brengt mede, slechts goede waar af te leveren, want één slecht ei bederft een heele bus, maar deson danks, dient er toch een strenge contröle te we zen en deze ontbreekt,evenals die op de koelrui men. Kan bij de verscheping de ontvanger, uit den aard der zaak, geen toezicht op het artikel houden, omdat hij dit op Engelsch of Ameri- kaansch grondgebied zou moeten oefenen, in de havens van aankomst is toch na te gaan of het soldeersel nog gaaf is, de bussen soms lekken of doorzweeten, of zij nog op de vereischte tempera tuur zijn, enz. De che' van de veeartsenijkundige inspectie te Parijs zegt in zijn aan den pre'ect van politie aldaar uitgebracht rapport betreden de het analystisch onderzoek dier bevroren eieren dat de bevroren toestand goed was, en op het uiterlijk niets viel aan te mer ken, ook niet toen na verloop van 30 tot 45 minuten de temperatuur op 8 10 graden was gebracht. Bij het bacteriologisch onderzoek vond men bij een cultuur van 24 uur, in het dooier en in het wit den colibacil subtilis. De conclusie van den rapporteur is, dat de eieren na hun ontdooien gauw „weg" zijn van af het oogenblik hunner inpakking ontbreekt ie dere contröle, ook is men er niet zeker van, dat de bewerking uiterst zindelijk is en alle voorzorgs maatregelen zijn genomen, dat geen reeds half bedorven eiere'n worden bevroren. Heeft na aan komst het vervoer in gewone wagens plaats,dan ontdooien ze spoedig en dit verhaast het ontbin dingsproces. Ondanks het bewaren in kelders, gaat bij de beschuitbakke ijen de kwaliteit hard achteruitreeds voor ze geheel zijn ontdooid begint op plekkenwaar de dooi intreedt het ei te schimmelen. De door de importeurs gegeven raad om de blikken niet dan op het uiterste oogenblik te openen geeft niets, indien de waar reeds bij de afzending besmet is. Niettegenstaande de inhoud van de groote bussen langzamer ontdooit dan die der kleinere,schijnen ze toch spoediger te beder ven. Het gevaar om de bevroren eieren in gebak te gebruiken, is niet denkbeeldig, en er dient wel te worden overwogen of deze niet meer frissche en meer of minder aan bacteriën rijke eieren in de biscuitfabricage mogen toegelaten worden. Ten slotte acht de inspecteur het noodzakelijk, dat van de importeurs dier bevroren eieren de noodi- ge sanitaire waarborgen voor dat artikel worden geëischtverder, dat de eieren tijdens het ver voer niet geheel of gedeeltelijk kunnen ont- „dooien dat ze bij aankomst in koelkasten wor den opgeborgen, en bij het gebruik (in de indus trie) in goeden toestand verkeeren. Berooving van goederentrei nen. Te Maagdenburg is dezer dagen een groote goed georganiseerde bond van spoorwegroovers ontdekt en onschadelijk gemaakt, die de spoor- wegkas reeds voor vele inillioenen schade heeft bezorgd. Drieënveertig leden van dezen bond, onder wie spoorwegarbeiders, zakenlieden en hotelhouders, alsmede eenige Berlijnsche smokke laars, zijn reeds aan de politie bekend. Zelfs een politie-ambtenaar maakte deel van dezen bond uit. Twintig personen bevinden zich reeds in hechtenis en er worden nog meer arrestaties verwacht. De dieven hielden zich in hoofdzaak bezig met het rooven van ijlgoederen gedurende de reis. Kunst en Letteren. De oudste bekende melodie van het Wilhelmus (1574). De heer- Fr. Kossmann te Leiden schrijft in „Het Vaderl." De wijs die wij thans weer gewoon zijn als het „oude" Wilhelmus te zingen en die zich door scholen en zangverecnigingen overal allengs heeft ingeburgerd, is de vorm der melodie, zooals die is overgeleverd in den Nederlandschen Gedenck- clanck, die geschiedkundige liederverzameling van den 80-jarigen oorlog, nagelaten door Adri- anus Valerius, schepen van Veere,en door diens erfgenaam in 1626, het jaar na zijn overlijden, in druk uitgegeven. Dit is een mooie melodie en wij zouden ook nimmer wenschen dien met zoo veel moeite wederom in eere gebrachten vorm nogmaals te verdringen. Is het echter zeker, dat wij op deze wijze het „oude" Wilhelmus werke lijk zingen, zooals het gezongen werd toen het, door wien dan ook gedicht, ongeveerl57Ü onder de Geuzen en Prinsgezinden burgerrecht ver kreeg? Dit is allerminst zeker en mijns inziens ook onwaarschijnlijk. De melodie van Valerius is niet aoo heel eenvoudig mét haar versierende Verbindingsnoten en vooral haar maatwisseling in het midden; zij schijnt meer geschikt voor een rustige, kunstige voordracht, dan voor een marschlied of trompetwijsje, wat zij toch wel geweest zal zijn. Er zijn wel eenige oudere opteekeningen, van de melodie overgebleven uit 1603, 1607 en 1619, doch deze zijn, op één brokstukje na, niet van Nederlandschen bodem, Juist dit brokstuk ech ter van 1619 en een der andere, een Iioogduitsch loflied op zekeren Heinrich Julius, bisschop van Halberstadt, „in der melodeyWilhelmus von Nassawen", dat van 1607 dagteekent, vertoonen een heel wat eenvoudiger en soberder melodisch en rhytmisch verloop. In een zeldzaam dichtbundeltje, dat in 1574 te Antwerpen verscheen en dus dertig jaar ouder is dan de tot nog toe oudste, maar zeer gekunstelde Duitsche overlevering van 1603 vond ik tuschen allerlei stichtelijke liedekens er een „op de wijze van Conde." Dit „op de wijze van Conde" moet doelen op hetzelfdelied als de aanduiding, „naer de wijze van Chartres", die wij in het Geuzen liedboek boven den tekst van het Wilhelmus aan treffen, namelijk een Fransch spotlied op een aanslag der Hugenoten onder den Prins van Condé tegen de stad Chartres, die in den aanvang van 1568 beproefd en mislukt was. Dit lied en deze melodie kende dus blijkbaar ook de Ant- werpsehe rederijker, toen hij in 1574 zijn vroom liedje ter eere der oude Katholieke kerk deed hooren. Dezelfde wijs dus die in 1569 of 1570 door den dichter van het Wilhelmus gekozen werd, vinden wij hier terug, bij een stichtelijk liedje, waartoe een ander dichter van dien tijd haar bestemd had, ditmaal echter ook keurig en zonder eenige onwaarschijnlijkheid in muziek noten afgedrukt. Zij mist een zekere smakelij)- heid en elegantie, die aan den vorm van Valerius eigen is, maar zij is eenvoudig, krachtig en statig in de hoogste mate. De tot nu toe soberste re dactie, het Heinrich-Julius-lied van 1607, is er nog bewerkt bij. Niet alleen de vakgeleerden, voor wie ik spoe dig elders nader verslag over dezevondst hoopte doen, maar elk Nederlander die de waarde van zijn historisch vrijheidslied begrijpt, moge zich op heden over deze Verrijking van onze kennis verheugen. NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1921 | | pagina 5