i.v. mpMniD i W itwasscherii de maanden Mei, Juni en September. Ook de Gelderland en de Zeehond zullen van de partij zijn, zoomede Douwe Aukes, Van Meerlant en K VII, alle thans nog in afbouw. De ramp in het Volkerak. De heer Juten heeft de volgende vragen gericht aan den Minister van Waterstaat Hoe denkt de Minister, in verband met de scheepsramp op het Volkerak, over de urgentie van het aanleggen eener vluchthaven in die omgeving, b.v. te Willemstad Is Zijn Excellentie bereid, de totstandkoming eener zoodanige haven te bevorderen De R.K. Universiteit. De collecte voor de R.K. Universiteit heeft te Öss opgebracht de som van 3846.05, ter wijl aan jaarlijksche bijdragen 500 werd toege zegd. Jhr. M. W. C. van den Brandeler f Te Renkum is Maandag, 73 jaren oud, overle den jhr. M. W.-C. van den Brandeler, gepension- neerd generaal-majoor der infanterie van het leger in Ned.-Indië, ridder der Mil. Willemsorde 4e klasse. De Burgerlijke Pensioenwet. Blijkens het voorloopig verslag over boven genoemd wetsontwerp zijn verscheidene leden onaangenaam getroffen door het feit, dat de minister bij zijn verdediging van het oorspron kelijke ontwerp in de Eerste Kamer een minder vaste houding heeft aangenomen. Zij kunnen zich niet onttrekken aan den indruk, dat het den minister niet onwelgevallig was de wet verwor pen te zien. Eenige leden meenen dat de kosten van le vensonderhoud niet met 16 pet. evenals de minister zei doch hoogstens met 7 a 9 pet. ge daald zijn. Een lid meent dat het ontwerp niet opnieuw had mogen worden ingediend z.i. is de verwer ping zeer terecht geschied. De voorgestelde regeling bevatte een schandelijke bevoorrechting der ambtenaren boven de overige burgers. Zeer vele leden hopen, dat de beschouwin gen zich in de Kamer zouden beperken tot de wijzigingen, teneinde de wet zoo spoedig moge lijk tot stand te brengen. Dat de mogelijkheid zal worden geopend de als pensioenspremie verschuldigde bijdrage op de betrokken ambtenaren te verhalen, vond bij vele leden ernstige bedenking. De Koningin naar Brielle. Het opnemingsvaartuig „Hydrograaf" wordt op de Rijkswerf te Hellevoetsluis gereedge maakt voor de reis van H.M. de Koningin van Vlaardingen naar Brielle op 31 dezer. Wijziging van de Arbeidswet 1919. Ingediend is thans een wetsontwerp tot wijzi ging van de arbeidswet 1919. Aan de memorie van toelichting is het volgende ontleend Bij het in studie nemen van de vraag, in welke opzichten de arbeidswet 1919 wijziging behoefde, werd aanvankelijk uitgegaan van de gedachte, dat in hoofdzaak met een technische herziening zou kunnen worden volstaan. De heerschende economische omstandigheden hebben echter de overweging noodzakelijk gemaakt van wijzi gingen van verdere strekking dan in het vooront werp van wet waren opgenomen. Met name mocht de vraag niet onbeantwoord blijven, of de beperking van den arbeidsduur in fabrieken of werkplaatsen tot 45 uren per week ook voor het vervolg zou kunnen worden ge handhaafd, zonder dat het bedrijfsleven ten onzent zou worden bemoeilijkt dus in deze zorge lijke tijden toelaatbaar is te achten dan wel deze werkweek vervangen behoort te worden door de 48-urige, die in een aantal van de ons omringende statey is aanvaard. Men kan de vraag ook zoo stellen kunnen wij den absoluten achturendag handhaven, of moeten wij, gelijk alle andere con- curreerende landen, den gemiddelden acht urendag aanvaarden De minister meent, dat laatsbedoelde stap inderdaad moet worden gedaan. Met vergunning voor werktijdverlenging kan niet meer worden volstaan. Vooreerst, omdat thans voldoende zekerheid bestaat, dat andere landen, nu op de Internationale arbeidsconferen- tie te Washington voor nijverheidsondernemin gen als norm de 48-urige werkweek is aangeno men, niet tot invoering van een kortere werkweek dan de 48-urige zullen overgaan en het niet ge- wenscht is, de Nederlandsche nijverheid in een wettelijke positie te laten, die ongunstiger is dan die van de met ons concurreerende landen En in de tweede plaats omdat verlaging der pro ductiekosten mede door werktijdverlenging over de geheele lijn noodzakelijk is, wil het bedrijfs leven de crisis, waaronder het gebukt gaat, te boven kunnen komen. Laatstgenoemde overweging noopt er toe, ook voor bedrijven, die niet den invloed ondergaan van de buitenlandsche concurrentie, de 48-urige werkweek toe te staan. De minister meent daarom in het belang van onze industrie en daardoor middellijk in dat der arbeiders te handelen, door de normale arbeids week voor fabrieken of werkplaatsen tot 48 uur te verhoogen. Komt de voorgestelde wijziging van art. 24, eerste lid, tot stand, dan zal voortaan in fabrie ken of werkplaatsen gedurende 81/2 uur per dag en 48 uren per week arbeid mogen worden ver richt. Gesteld voor de keuze, of gedurende alle dagen der week een 8-urige arbeidsdag moest worden ingevoerd, dan wel een 8J/2 urige ar beidsdag op de eerste 5 werkdagen met behoud van den verkorten werkdag op Zaterdagj meende de minister aan het laatste stelsel de voorkeur te moeten geven. Het is hem toch bekend, dat zoo wel werkgevers als werknemers ongaarne den vrijen Zaterdagmiddag prijs geven. Worden de tot hier genoemde wijzigingen in de Arbeidswet aangebracht, dan zal het beginsel van den wettelijken 8-urendag voor den arbeid in fabrieken of werkplaatsen blijven gehandhaafd maar de eisch van den absolulen 8-urendagin de Arbeidswet 1919 gesteld, zal vervangen worden door dien van den gemiddelden 8-urendag, waarbij de vrije Zaterdagmiddag behouden blijft. De bepalingen tot het tegengaan van kinder arbeid worden verscherpt. De minister heeft hierbij vooral het oog op den verkoop op den publieken weg door kinderen beneden 14 jaar of nog leerplichtig van kranten, bloemen enz. Dit venten is, ook naar het oordeel van deskundigen op het gebied der kinderkriminaliteit, een bron van veel jeugdbederf. Het is vaak moeilijk uit te maken, of het ventende kind als zelfstandig koopman optreedt dan wel of het in de onder neming van een ander arbeid verricht. Is laatst genoemde werkzaamheid reeds thans verboden, na de wijziging, als hier voorgesteld, zal ook het eerstgenoemde verboden zijn. Evenzeer als aan ouders of voogden onder strafbedreiging wordt gevorderd, dat zij voor het verstrekken van on derwijs zorg dragen, mag van hen worden ge- ëischt, dat zij toezien, dat hun kinderen of pu pillen geen werkzaamheden verrichten, die tot zedelijk bederf kunnen leiden. Hun aansprake lijkheid zal echter eerst vaststaan, wanneer zij vooraf door het bevoegde districtshoofd der arbeidsinspectie schriftelijk zijn gewaarschuwd. Van de wijzigingen, die met de techniek der wet verband houden, en die beoogen enkele be zwaren te ondervangen, treden vooral deze twee op den voorgrond. In de eerste plaats heeft de ondervinding aan getoond, dat in het gedeelte der wet, dat betrek king heeft op den arbeid in broodbakkerijen enke le belangrijke wijzigingen noodig zijn. Deze wij zigingen bedoelen vooreerst tegemoet te komen aan bezwaren, die de bestaande regeling voor het groot- en middenbedrijf in de steden medebrengt. Daarnaast zal meer dan tot dusverre rekening zijn te houden met de bijzondere eischen, die het broodbakkersbedrijf ten plattelande stelt. In de tweede plaats is gebleken, dat het stelsel volgens hetwelk thans vergunningen tot ver lenging of tot verschuiving van den normalen arbeidstijd worden verleend, noodwendig en spoedig aanvulling behoeft. En dat wel in dien zin, dat, vaker voor een bepaalde groep van on dernemingen, dezelfde omstandigheden afwijking van de normen der wet noodzakelijk seizoen- drukte enz. de mogelijkheid moet worden ge-, opend, om de gelegenheid daartoe te bieden. Het geldende stelsel, dat het ook in de hier be doelde gevallen noodig maakt om aan iedere on derneming afzonderlijk een vergunning uit te reiken is onnoodig omslachtig. Daarom zal zulks moeten gebeuren hetzij krachtens een algemeene ministerieele beschikking, geldend voor alle tot die groep behoorende ondernemingen, hetzij inge volge een algemeene machtiging aan de district^ hoofden omaan alle of een aantal ondernemin gen die groep zoodanige vergunning te verleeneri. Een belangrijke vereenvoudiging in de behan deling van overwerkvergunningen zal voorts nog verkregen worden, wanneer, zooals in het ontwerp in overweging wordt gegeven, het ver- leenen van machtigingen als boven bedoeld voor taan inplaats van door den Minister, door den Directeur-Generaal van den Arbeid zal geschie den. Deze regeling ontlast het Departement van veel administratie en is mede van belang voor het beroepsrecht, dat den werkgevers toekomt'. Tot nu toe toch is het dezelfde autoriteit de minister van arbeid die geroepen is te beschik ken zoowel op verzoeken van de districtshoofden tot het verkrijgen van machtigingen als op be roepen, wanneer de vergunningen, b.v. omdat het districtshoofd de benoodigde machtiging niet verkreeg werden geweigerd. Aan het vertrouwen in het beroepsinstituut kan het naar de minister meent slechts ten goede komen, in dien voor elk der beide functies een afzonderlijke persoonwordt aangewe zen. De wijzigingen, die bij het ontwerp werden voorgesteld en die beoogen aan gegronde be zwaren die tegen deArbeidswet 1991 werden aan gevoerd, tegemoet te komen, kunnen als volgt worden samengevat 1. In plaats van den 8-urigen arbeidsdag en de45-urigewerkweek in fabrieken ofwerkplaatsen en in kantoren met verbod van arbeid op Zater dagmiddag na 1 uur, komt de arbeidsdag van 8l/a uur en de arbeidsweek van 48 uur, met be houd van vrijen Zaterdagmiddag, derhalve de gemiddelde 8-urige arbeidsdag. 2. Op grond van verzoeken, gezamenlijk ge daan door vakvereenigingen van werkgevers en arbeidersin een bedrijf of bij ontstentenis hier van door een behoorlijke vertegenwoordiging van werkgevers en arbeiders in een bedrijf, kan de minister afwijkende regelingen van de bepalingen omtrent de arbeidstijden toestaan, ook bij het ontbreken van omstandigheden, die eene over- werkvergunning zouden motiveeren. Krachtens zoodanige regeling zal niet langer gewerkt mogen worden dan 25.000 uren per jaar, ongeveer over eenkomende met de gemiddelde 48-urige arbeids week. 3. In de regeling der overwerkvergunningen, zoowel die tot verschuiving als tot verlenging van den werktijd, worden belangrijke wijzigingen aangebracht, waardoor veel tijdverlies bij het ve'krijgen der vergunningen en administratieve omslag gespaard wordt. De overwerkvergunnin gen zullen voortaan verleend kunnen worden, hetzij bij een algemeene ministerieele beschikking geldende voor de ondernemingen van een be paalde bedrijfsgroep, hetzij door de districts hoofden krachtens een algemeene machtiging van den minister, met de uitvoering der wet be last. Ook voor overwerkvergunningen, die niet onder dergelijke algemeene regelingen vallen, wordt de procedure vereenvoudigd. De districts hoofden kunnen deze vergunningen zonder voor afgaande machtiging voortaan verlengen voor 14 dagen (thans voor 6 dagen), terwijl de machti gingen voor overschrijding van dién termijn door den directeur-generaal van den arbeid, in plaats van door den minister zullen worden verleend. Door dit laatste zal niet alleen tijdsbe sparing worden verkregen, doch ook het beroeps- recht, dat den werkgevers toekomt beter tot zijn recht komen. 4. Krachtens de voorgestelde wetswijziging, zal vöorloopig tot 24 October 1924 in continu- fabrieken zonder Zondagsonderbreking in drie ploegen kunnen worden gewerkt met een gemid delde 56-urige werkweek per arbeider. 5. Ten einde tegemoet te komen aan de be zwaren, die de groot ere bakkers door de concurrentie van het kleinbedrijf onder vinden, wordt het mogelijk gemaakt, dat krach tens vergunning van den minister in bakkerijen met 6 of meer gezellen één uur vroeger dan thans met den bakkersarbeid wordt aangegeven, dus om 3 uur des voormiddags met den voorarbeid en om 5 uur met den overigen arbeid. Gedeel telijk om dezelfde reden wordt in de wet een al gemeen verbod gesteld om deeg en versch of opge warmd brood vóór 9 uur des voormiddags te vervoeren en vóór 10 uur des voormiddags te verkoopen of af te leveren. 6. Ten slotte worden o.m. verschillende ver ruimingen voorgesteld ten aanzien van de ar beid van het bewakingspersoneel en van hen, die buiten de uren voor den eigenlijken bedrijfs- arbeid bestemd,- in fabrieken of werkplaatsen voorbereidenden of voltooiingsarbeid moeten verrichten den arbeid in bemalingsinrichtingen den nachtarbeid van mannen in fabrieken of werkplaatsen den arbeid in plattelandsbakkerij en den Zondagsarbeid in koffiehuizen en hotels en den arbeid in de locomotiefdepots en de klei nere werkplaatsen der spoorwegen De belasting op gouden en zilveren werken. Ingediend is een wetsontwerp met nadere be palingen omtrent den waarborg en de belasting van gouden en zilveren werken. De Minister wil herziening der wet tot de meest urgente punten beperken. Het voornaamste bezwaar tegen de geldende wet is, dat ze te weinig rekening houdt met het internationale verkeer. Dat alleen die werken, die hier te lande vervaardigd zijn, kun nen worden voorzien van een merk, dat het ge halte waarborgt, werkt den smokkelhandel en andere onwettige practijken in de hand. Dat de wet voor het zilver slechts de twee gehalten van 914 en 833 duizendsten kent, waardoor de wer ken van het in het continentale verkeer gangbare gehalten van 800 duizendsten zijn uitgesloten, voelt de handel mede als een belemmering. Aan die bezwaren moet onverwijld worden tegemoet gekomen. Voor zoover laatstgenoemd bezwaar de regeling ten aanzien van den uitvoer be treft, kan dit op grond van de bestaande wetge ving geschieden en de Minister heeft daarom de totstandkoming bevorderd van het Kon. Besluit van 11 Nov. 1921 nopens het toestaan van af wijkingen van de formaliteiten te vervullen bij het uitvoeren van ongebruikte gouden en zilve ren werken, waardoor in verband met de door hem gegeven uitvoeringsvoorschriften, z.i. aan de op dit stuk gerezen moeilijkheden tegemoet is gekomen. Voor de beide andere punten is wette lijke regeling noodig. Op grond van een en an der heeft de Minister de intrekking bevorderd van het ontwerp van 1915 en in het thans aange boden ontwerp slechts de bedoelde wijzigingen der geldende wet opgenomen, vergezeld van eeni ge wijzigingen, welke daarmede verband houden, alsmede eenige voorziening van louter strafrech telijken aard, waarvan de noodzakelijkheid in de practijk is gebleken. De voorgestelde wijzigin gen zullen niet kunnen werke n dan nadat eenige verdere, door het uitvoerend gezag tot stand te brengen voorzieningen zullen zijn ge troffen. Zoo zal een merk voor het nieuwe zil vergehalte van 800 duizendsten moeten worden vastgesteld, terwijl ook aanvullende instryc- tiën voor ambtenaren niet achterwege zullen kun nen blijven. Vandaar het voorstel om het tijd stip van inwerkingtreding bij K. B. te doen bepa len. I Telef. No. 15. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Verg ader ing van Dinsdag 14 Maart. Regeling van werkzaamheden. De voorzitter stelt voor Woensdag a.s. aan de orde te stellen eenige wetsontwerpen, waaronder dat betreffende de wijziging van den wettelijken tijd. Spr. stelt voor tegelijk aan de orde te stellen de initiatief-voorstellen Braat en Deckers. j^Aldus besloten. Voorts stelt spr. voor het initiatief-voorstel- Albarda 'aan de orde te stellen. t Aldus besloten. Spr. doet voorts een dringend beroep op de leden om zich te beperken opdat de begrooting voor Paschen gereed komt. In verband hier mede stelt spr. voor Donderdagavond te ver gaderen en Hoofdstuk VIII te behandelen. Aldus besloten. Staatsbegrooting voor 1922.| Hoofdstuk Va (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.) Voortgegaan wordt met de behandeling van Hoofdstuk Va (Onderwijs, Kunsten en Weten schappen). De heer Visser van IJ zendoorn (V. B.) repliceert. Hij is door de wijziging van den Minister niet tevreden gesteld. De Minister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen, de heer De Visser, betreurt het dat de vorige spreker nog niet tevreden gesteld is. Hij meent dat alle bezwaren zijn weg gekomen. Het artikel, gelijk het thans luidt, wordt goedgekeurd. De heer v. Beresteijn betreurt het dat de Minister geen subsidie-vergrooting heeft willen toestaan voor het Openluchtmuseum te Arnhem. Hij hoopt dat de Minister alsnog dit punt zal overwegen. De M i n i s t e r zegt dat de nood van 's lands schatkist dwong zuinig te zijn. Komen er betere tijden, dan zal dit museum niet vergeten worden. De heer Van Beresteijn betreurt het dat de leeszalen niet meer subsidie krijgen. Enkele leeszalen zijn zeer gedupeerd door de verklaring, dat geen steun meer aan nieuwe zalen wordt verleend. De heer Schaper (S. D.) acht het ook niet. goed dat de Minister plotseling bepaalt dat geen nieuwe subsidies worden verleend. Verschillen de leeszalen waren in voorbereiding en zoo goed als gereed. Nu zijn deze geheel gedupeerd. Spr. wijst o„a op de leeszaal te Meppel. De Minister zegt toe dat hij zal trach ten de leeszalen te Meppel en te Bergen op Zoom te helpen-door den aftrek voor de andere lees zalen iets te vergrooten en van 10 op 12 pCt. te brengen. De heer Van Beresteijn vraagt den minister welk systeem deze volgt bij de sub- sidieering der orkesten. DeMinister zegt dat daarbij een bepaald stelsel wordt gevolgd dat deugdelijk staat en dat de Minister niet kan veranderen. De begrooting wordt goedgekeurd met 67 tegen 2 stemmen. Bouwwetj e. Aan de orde is het ontwerp houdende maat regelen ter voorkoming van het zonder nood zakelijkheid bouwen van scholen voor lager onderwijs. De algemeene beschouwingen worden ge opend. De heer Ossendorp (S. D.)- wijst op het zonderlinge dat thans geremd moet worden bij den bouw van scholen. erwerkelijk te veel ge en luxueuse gebouwen Spr. vraagtWordt bouwd Monumentale zag spr. nog nergens. Spr. erkent dat de vaak duur is geweest. methode van handelen Bijzondere scholen wei geren oude openbare scholen te betrekken. Wel lieten zij de kinderen van de openbare scho len daarin huizen. De eischen die de schoolbe sturen kunnen stellen zijn zeer hoog en vol gens spr. dienden die eischen verlaagd te worden. Tegen het onderhavige ontwerp heeft spr. ten slotte geen bezwaarSpr. heeft alleen bezwaar tegen de terugwerkende kracht tot 1 October 1921. De heer Ketelaar (V. D.) is ook niet en- thausiast over dit ontwerp doch ziet de noodza kelijkheid er van in. Spr. betoogt, dat feitelijk de bouw al is stop gezet doordat de Minister geen buitengewone subsidie meer verstrekken wil. Hij acht dit niet geheel in orde, omdat de Minister hier in strijd met de wet handelt. De heer Snoeck Henkemans (C. H.) wijst er ook op, dat dit wetsontwerp reeds uit werking heeft gehad. Er zijn gemeentebesturen die plannen hebben afgewezen niettegenstaande deze geheel aan de eischen der wet voldeden. Dat gaat z.i. niet aan. Hij wenscht, dat de scholen, die vóór 1 Maart 1922 zijn aanbesteed zullen blijven profiteeren van de wettelijke be palingen. jK.De heer Van de Laar (Chr.-Soc.) be spreekt o.a. aanbesteding der scholen en be toogt, dat deze verplichtend moet zijn. Hij dient een motie in, waarin deze verplichting wordt gevraagd. Woensdag zal gestemd worden over de vraag of deze motie al dan niet aanstonds aan de orde zal komen. ||De heer Van der Molen (A. R.) heeft na de wijzigingen geen overwegend bezwaar meer tegen dit ontwerp, maar hij had toch liever gezien, dat de Minister zich meer hield aan de Lager Onderwijswet. Daarin en in het Bouwbesluit zitten allerlei oorzaken van duurte en daartegen waakt dit wetje niet. Spr. acht het in het algemeen noodig dat er meer toezicht zij. De heer O 11 o (V. B.) aanvaardt het ont werp als crisis-maatregel, maar ook anders niet. De wijzigingen, die de Minister aanbracht, verzwakken het ontwerp. Tegert het bouwen zonder noodzakelijkheid moet altijd gewaakt worden. De heer Van Wijnbergen (R. K.) is vóór zuinigheid en acht het noodig met gemeen schappelijk overleg en onderling vertrouwen naar oplossingen te zoeken. Aan de houding van sommige gemeentebesturen ontbreekt veel. De verhalen over de hooge kosten zijn inmid dels zeer overdreven. Daarom accepteert spr. dit ontwerp. De heer Rutgers (A. R.) meent, dat de bouw der scholen een onvermijdelijk gevolg is van de L. O.-wet. De vergadering wordt dan verdaagd tot heden. Stads- en Gewestelijk Nieuws. De juiste opvatting. Verwijzend naar een in dit blad voorkomende annonce, vermeldend de uitgave van een nieUW boekje „Antwoorden aan een Protestant omtrent de Katholieke Sacramentenleer" door onzeik

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1922 | | pagina 2