45ste Jaargang Zaterdag 25 Maart 1922. No. 13294. Bureau: KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 85. Postbus: 39. Abonnementen per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco per post 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentiën: 15 regels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel. Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag toegezonden. Incassokosten worden berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen en een Geïllustreerd Zondagsblad. TWEEDE BLAD Binnenland.. Vleeschkeurin gs wet. Bij Kon. besluit van den 27sten Februari 1922, tot nader aanwijzing van de termijnen, bedoeld bij art. 48 der Vleeschkeuringswet (Staatsblad 1919, no. 542) is het volgende bepaald A. De raden van de gemeenten, waar een keuringsdienst nog niet bestaat, onderwerpen de noodige verordeningen en intructies, en de raden van de gemeente, waar een keurings dienst bestaat, de noodige aanvullingen en Wijzigingen van verordeningen en instructies aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten vóór 1 April 1922. B. Ons besluit van 5 October 1921 no. 57 vervalt. Bodemverzakkingen in de Mijnstreek. De heer Hermans heeft aan den minister eenige vragen gesteld betreffende herstel van schade aan gebouwen, ontstaan ten gevolge van bodemverzakkingen in verband met de ontginning der Staatsmijnen. Hierop heeft de heer IJsselsteijn, Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel het vol gende geantwoord Het is den ondergeteekende bekend, dat ten gevolge van de ontginning der Staatsmijnen bodemverzakkingen plaats vinden, die scheu ren in huizen en gebouwen veroorzaken. Bij mijnbouw is dit onvermijdelijk. Naar den ondergeteekende door de directie van de Staatsmijnen is bericht, is het echter nie juist, dat het zeer lang duurt, voordat eenige of meestal nog onvoldoende herstelling- gen van de gescheurde huizen plaats vinden. Steeds wordt onmiddellijk, nadat een klacht van een huisbewoner of een huiseigenaar is ontvangen, een onderzoek naar den aard en omvang van de ontstane beschadiging inge steld. Voor zoover de omstandigheden het toe laten, wordt ook steeds ten spoedigste begon nen met het uivoeren van de herstellingswerk- zaamheden Het is evenwel niet steeds mogelijk de schade spoedig te herstellen, zij het, omdat met den klager niet aanstonds overeenstemming is te verkrijgen, zij het omdat een nog aanhouden de beweging van den bodem een onmiddellijke uitvoering van de herstellingswerkzaamheden niet raadzaam maakt. Ook de ondergeteekende is van meening, dat het plicht is van de Staatsmijndirectie om dergelijke herstellingen, indien de omstandig heden zulks toelaten, zoo spoedig en zoo goed mogelijk te doen plaats vinden en, waar bil lijk, schadevergoeding te geven. Uit boven staande inlichtingen blijkt, dat ook de direc tie zich van dezen plicht bewust is. Zij zal het dan ook op prijs stellen, indien een ieder, die meent, dat de herstelling van zijn huis niet spoedig genoeg of niet op voldoende wijze plaats vindt, zich met zijn klacht tot haar wendt, opdat, wordt deze klacht gegrond be vonden aanstonds het noodige kan worden ver richt. Schriftelijk beantwoorde vragen. Antwoord van den minister van binnenland- sche zaken ten vervolge op de beantwoording van vragen van den heer Wijnkoop betreffende het voorgenomen ontslag op ruime schaal van tijdelijke rijksambtenaren Het is algemeen niet juist, dat voortdurend op groote schaal tijdelijke ambtenaren, werk zaak bij het rijk, worden ontslagen. Intusschen spreekt het vanzelf, dat evenals tot dus ver aan tijdelijk personeel, waarvoor geen werk meer is, onder behoorlijken opzeggingster mijn ontslag gegeven wordt. Zelfs de meest phi- lantropische gedragslijn zou nimmer toelaten een ander standpunt in te nemen. Immers zou het in dienst houden van ambtenaren, voor wie geen werk is, afgezien nog van de financieele bezwaren, tot demoralisatie in den staatsdienst leiden. Het meerendeel van het in den laatsten tijd ontslagen personeel behoorde tot het z.g. crisis- personeel. De betrokkenen konden reeds lang van te voren berekenen, dat hun werk in afzien- baren tijd zou eindigen. Reeds aanstonds na den oorlog is met het ontslag van overbodig gewor den crisispersoneel aangevangen. Uit het vorenstaande volgt reeds, dat de maatregelen tot ontslag van personeel niet op eigen orden van hoofdambtenaren zijn uitgegaan. Wat betreft ontslagen tijdelijk personeel, het welk van 'n schriftelijke aanstelling voorzien was Wordt nog medegedeeld, dat dit eventueel in aanmerking kan worden gebracht voor bezetting van vacatures, welke elders vervuld moeten Worden. In 1921 werden ontslagen Bij het departement van buitenlandsche zaken 2 tijdelijke ambtenaren, waardoor een bezuini ging wtrd verkregen van 2106. In den loop van 1922 zullen wederom 5 ambte naren worden ontslagen, waardoor over 1922 6957 zal worden bezuinigd. Bij het departement van justitie 64 tijdelijke ambtenaren, waardoor een bezuiniging werd ver kregen van 73,705. (Houdt in hoofdzaak ver band met de opheffing van het depot voor bui tenlanders te Harderwijk.) Bij het departement van marine 6 tijdelijke ambtenaren, waardoor een bezuiniging werd verkregen van 14,980. Bij het departement van financiën 448 tijdelij ke hulpkommiezen en 3 tijdelijke departements ambtenaren, waardoor een bezuiniging werd ver kregen resp. van ƒ509.804.66 en 3162.50. Bij het departement van oorlog 81 tijdelijke ambtenaren, waardoor een bezuiniging werd ver kregen van 79.157.631/a- (Hiervan moet 3000 worden afgetrokken wegens kosten van detachee ring van een 50-tal onderofficieren bij het de partement voor tijdelijke werkzaamheden.) Bij het departement van waterstaat 4 tijde lijke ambtenaren, waardoor een bezuiniging werd verkregen van 4200. Bij het departement van landbouw, nijverheid en handel 4 beambten en 3 tijdelijke midden standsadviseurs, waardoor een bezuiniging werd verkregen resp. van f 5450 en van 13.140, en 350 crisisambtenaren, waardoor een bezuiniging van 650,350 werd verkregen. Bij het departement van arbeid 4 tijdelijke ambtenaren, waardoor een bezuiniging van 4125 verkregen werd. Bovendien werd ontslag verleend aan 156 tijdelijke hulpkommiezen voor den gewonen dienst der directe belastingen, die ongeregeld op daggeld dienst verrichten, en aan eenige tijde lijke hulpkrachten op verschillende belasting- bureaux. Verder is in 1921 ontslag aangezegd aan 17 tijdelijke ambtenaren bij de Rijkswerkinrichtin gen Veenhuizen en aan 19 tijdelijke ambtenaren bij de Rijksopvoedingsgestichten en tuchtscho len, waarvan het ontslag eerst in de eerste maan den van 1922 ingaat en waardoor aan jaarsalaris wordt bespaard een bedrag van 54,800. De garnizoenen. Aangezien net gewenscht blijkt Haarlem te' handhaven als garnizoen voor een depot der huzaren, worden de volgende wijzigingen aan gebracht in de garnizoensindeeling. Cavalerie paarden-depöt Haarlem. Rijschool en School voor verlofsofficieren der cavalerie Amersfoort. Electrificatie spoorwegen. Het ligt in het voornemen van den Minis ter van Waterstaat om waarschijnlijk nog dit jaar over te gaan tot electrificatie van den spoor weg Den HaagLeiden. Plaatselijke inkomstenbelasting. Door den heer Bijleveld zijn aan den mi nister van Financiën de volgende vragen ge steld Is het juist, dat iemand, die in den loop van een belastingjaar uit een gemeente, waar een plaatselijke inkomstenbelasting wordt gehe ven, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 30 December 1920 (Staatsblad no. 923) verhuist naar een gemeente, waar geen plaat selijke inkomstenbelasting, maar hoofdelijke omslag wordt geheven, in eerstbedoelde ge meente over het geheele belastingjaar en in laatstbedoelde gemeente over het deel van het belastingjaar, dat hij in die gemeente zijn hoofdverblijf heeft, belastingplichtig is Is het juist, dat bij verhuizing van de in de eerste \raag in de tweede plaats bedoelde gemeente naar een gemeente, als aldaar in de eerste plaats bedoeld, in die gemeente onthef fing van plaatselijke inkomstenbelasting wordt verleend over den tijd, waarover in de verlaten woongemeente hoofdelijke omslag is betaald Is, bij bevestigende beantwoording dezer vragen, de minister niet van meening, dat in beide, in bovenstaande vragen bedoelde geval len gelijke ontheffing behoort plaats te vinden en, zoo noodig, daartoe een wijziging der be staande wettelijke bepalingen ter opheffing van mogelijk onrecht te bevorderen Afsluiting Zuiderzee. Door den heer Duymaer van Twist is aan den minister van Waterstaat het volgende ge vraagd In welk stadium verkeert de bewerking van het wetsontwerp, waarbij geregeld en vastge steld worden de maatregelen ter tegemoetko ming aan de Zuiderzeevisschersbevolking en andere personen, wegens de schade, welke de afsluiting van de Zuiderzee hun mocht be rokkenen Kan de indiening van het wetsontwerp, aan welks samenstelling, blijkens de verklaring van den minister in de avondzitting der Twee de Kamér van 24 November 1921, met spoed gewerkt wordt, binnenkort verwacht worden De verminkte bankbiljetten. Naar men verneemt heeft de Minister van Financiën aan de directeur der directe be lastingen enz. en aan de directeurs der re gistratie en domeinen het volgende schrijven gericht „Meermalen komt het voor, dat bankbiljet ten in de circulatie voorzien worden van tee- keningen, opschriften, stempels, enz. en op die wijze misbruikt worden voor allerlei ïeclame en propaganda. De Directie der Nederlandsche Bank be schouwt dergelijke verminkte bankbiljetten als niet meer te verkeeren in den vorm, waarin zij door de Nederlandsche Bank zijn uitge geven. De biljetten zijn voor de verdere cir culatie ongeschikt en worden daarom door de Bank ingetrokken, terwijl het al dan niet aanvaarden der gemutileerde biljetten afhan kelijk is van eene beslissing der Directi?, aan gezien degene, die de biljetten aldus verminkt ze onbevoegd onttrekt aan de bestemming, waar mede zij in omloop zijn gebracht. In verband met het bovenstaande noodig ik U uit, om biljetten als bovenbedoeld voor taan niet meer in betaling aan te nemen, doch den aanbieder naar de Nederlandsche Bank te verwijzen. Ik teeken hierbij nog aan, dat, indien soortgelijke biljetten zich op het oogen- blik nog in 's Rijks kassen mochten bevinden, de Directie bereid is, de betrokken comptabele ambtenaren in de gelegenheid te stellen, ze alsnog in te wisselen. Onze Industrie. Het Plaatselijk comité der K.S.A. te Eind hoven heeft aan den Minister van Binnenland- sche Zaken, tijdelijk voorzitter van den Minis terraad een adres gericht, waarin het comité begaan met het lot van duizenden werkloozen in deze stad en niet minder betreurend den toestand van vele industrieën, waarvan de ma laise blijft aanhouden, zóó, dat het geldelijke verlies niet meer te schatten is, wendt zich eer biedig tot de hooge Regeering met het drin gend verzoek ten spoedigste maatregelen te willen voorstellen ter bevordering der Neder landsche nijverheid. Vóór den oorlog een kleine en welvarende stad, waarvan de H.O. niet boven een zeer laag percentage uitging, is Eindhoven thans én ter oorzake der annexatie én tengevolge der aan houdende malaise in handel en nijverheid eene gemeente geworden, waar de gevolgen van den oorlog zich zeker wel in deze provincie het pijn lijkst doen gevoelen. Het is nu het oogenblik om snel en door tastend in te grijpen, wil ten slotte Eindho ven niet voor een financieele ramp komen te staan, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Wat baat het, aldus het Comité, dat afgewerkte fabrikaten, kleeren, meubels, sie raden, enz., tot lagen prijs worden ingevoerd, wanneer ten slotte de werkloosheid eene zoo danige verhouding aanneemt, dat de financi eele lasten niet meer te dragen zijn en de be lastingen niet meer kunnen worden opgebracht en aanleiding zijn, dat de meergegoeden den Nederlandschen bodem verlaten om zien in an dere landen te vestigen. Den uittocht van een zevental der hoogst-aangeslagenen naar Bel gië en Frankrijk begrooten wij op een verlies van circa 125.000 voor den H. O. en nóg houdt de uittocht niet op, zoodat het vooruit zicht allerbedroevendst is te noemen. Uit een enkel voorbeeld moge de tegenwoor dige wantoestand wel duidelijk blijken n.l., dat meubels worden ingevoerd, die minder kosten dan de prijs, welke hier voor het ruwe hout moet betaald worden, en dat sigaren worden ingevoerd tot een lageren prijs, dan de hierter plaatse geldende loonen. Hetzelfde geldt voor schoenen en andere artikelen. Hoe dit alles terugslaat ook op den zwaar gedrukten middenstand, die met leede oogen de koopers naar 't buitenland ziet trekken, vooral in grenssteden als de onze behoeft geen be toog. Wij nemen dan ook eerbiedig de vrijheid, de hooge Regeering met aandrang en diepen ernst te vragen, aan dezen onhoudbaren toestand te pogen een einde te maken, vóór dat het te laat is en Eindhoven tot armoede zal zijn vervallen. Dankbaar voor al hetgeen deze regeering ge daan heeft in de meest moeilijke tijdsomstan digheden, vertrouwen wij, dat zij ons verzoek, dat weerklank vindt in de harten van duizen den Nederlanders, in welwillende overweging zal willen nemen en dat een wetsvoorstel tot behoud van onze Nederlandsche nijverheid, zoo gedrukt thans, vooral ter oorzake der valuta- concurrentie, spoedig de Kamers moge berei ken, opdat aan de langdurige werkloosheid paal en perk worde gesteld. Dienstweigering. Verschenen is het Voorloopig Verslag inzake het dienstweigering-ontwerp. Het volgende is er aan ontleend. De kennisneming van dit ontwerp en van de toelichting heeft bij eenige leden den indruk gewekt, dat de Regeering het standpunt in neemt dat het hebben van gewetensbezwaren tegen den militairen dienst een misdaad is, welke gestraft behoort te worden en wel zwaar der naarmate de bezwaren ernstiger zijn. Dit achten zij te eenen male in strijd met de opvatting, welke ten deze van een christe lijk kabinet mag worden verwacht. Door chris telijke belijders toch behoort de gewetensvrij heid te worden geëerbiedigd en mag geen ge wetensbezwaarde worden gestraft. Ernstige bedenking bestond bij dezelfde le den tegen het feit, dat het wetsontwerp is be perkt tot eene regeling ten aanzien van hen, die tegen den militairen dienst bezwaren van godsdienstigen of zedelijken aard hebben. Huns inziens behoort deze regeling te worden uitge breid tot hen die het bestaan van leger en vloot veroordeelen, omdat zij dit slechte instellingen achten in het belang van een slechte zaak, de instandhouding van de kapitalistische maatschap pij. Voor de voorgestelde beperking achtten zij geen goeden grond aanwezig. De op gang zijnde Gondswetsherziening omvat 1 artikel betreffen de de vrijstelling van den krijgsdienst, dat spreekt van „gewetensbezwaren" zonder meer, en poli tieke dus niet uitsluit. Resumeerende gaven de leden, door wie de bovenstaande beschouwingen werden gehou den, als hunne meening te kennen, dat dit wets ontwerp vrijwel alle waarde mist. Wijl daarin aan de dienstweigeraar een misdadig karakter wordt toegekend en wijl de daarin voorgestelde regeling zich niet uitstrekt tot hen, doe om redenen van politieken aard tegen het vervullen van militai ren dienst bezwaar hebben. En zij voegden daar aan toe, dat het allen schijn heeft, of de regeering in dezen slechts op den ouden weg wil voortgaan. Verscheidene leden, die een zakelijke critiek op het ontwerp uitoefenden, welke overeenkomt met het hierboven weergegevene, meenden, dat erkenning verdient, dat de regeering eene poging tot het treffen van eene regeling voor hen, die zich op grond van gewetensbezwaren tegen den mili tairen dienst verzetten, heeft ondernomen. Ook zij waren echter van meening, dat deze poging zeer weinig geslaagd kan worden genoemd. Wat de beperkte strekking van het wets ontwerp betreft, wezen dezelfde ieden er op dat de partij, waartoe zij behooren, de indivi- dueele dienstweigering nooit heeft beschouwd als een geschikt middel om het militairisme te bestrijden. Enkelen hunner vonden in deze opvatting aanleiding tot de verklaring, dat zij meenden de in 1 aanbevolen verruiming van het wetsontwerp in dezen zin, dat daaronder ook zouden komen te vallen zij die op politieke gronden tegen het vervullen van militairen dienst bezwaar hebben, niet mede te moeten bepleiten en dit te minder, waar een zoodanige verruiming tengevolge zou kunnen hebben, dat bijv. hij vrijstelling van den militairen dienst zou erlangen die zijn medemenscli niet dooden wil, onder eene kapitalistische regeering, maar daartegen onder eene socialistische of communistische regeering geen bezwaar zou hebben. Hun oordeel over dit wetsontwerp, in zijn ge heel verklaarden verscheidene der hier bedoelde leden zich te moeten voorbehouden, totdat zij zouden hebben kennis genomen vandebeantwoor ding door de Regeering van verschillende vragen, voornamelijk betreffende de Commissie, bedoeld in artikel 2. Vele andere leden verklaarden zich met het wetsontwerp zeer goed te kunnen vereenigen. Intusschen verklaarden sommigen dezer leden zich met de toelichting, meer in het bijzonder met dat gedeelte daarvan, waarin wordt medegedeeld dat het ontwerp eene andere wijze vandienstver- vulling openstelt voor hen,die tegende vervuiling van militairen dienst gewetensbezwaren hebben, hetzij van godsdienstigen, hetzij van zedelijken aard, minder ingenomen. Deze leden toch waren van oordeel, dat gewetensbezwaren steeds van godsdienstigen aard zijn en ook slechts daar om behooren te worden geëerbiedigd. De on derscheiding, in de Memorie van Toelichting ge maakt, doet naar 't oordeel dezer leden de beteekenis van het woord „gewetensbezwaar" geweld aan en stelt dit gelijk met „overtui ging." Sommige leden gaven als hun meening te kennen, dat het niet juist gezien is de dienst plichtigen of militairen, die op grond van ge wetensbezwaren van den militairen dienst zijn vrijgesteld, wegens eventueele vergrijpen, be halve die in het wetsontwerp genoemd, voor den militairen rechter te doen terechtstaan. Deze categorie behoort, wijl zij eigenlijk geen militairen meer zijn, voor den burgerlijken rechter terecht te staan. De vraag werd gesteld of de Rcgcering be reid is de dienstweigeraars, die thans in voor- loopige bewaring zijn, in vrijheid te doen stel len, in afwachting van de totstandkoming van de voorgestelde wet. Verscheidene leden hadden bezwaar tegen de gemaakte onderscheiding tusschcn hen, die gewetensbezwaren hebben tegen de vervulling van militairen dienst, bepaaldelijk gericht op strijd met de wapenen, en hen, die zoodanige

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1922 | | pagina 5