Staten-Generaal. Stads- en Gewestelijk Nieuws. consul-generaal in algemeenen dienst, C. E. ter Meulen, lid \an de firma Hope Co., F. H. Feutenier van Vlissingen, lid van den raad van bijstand voor economische aangelegenheden aan het departement van Buitenlandsche zaken, terwijl de Minister van Landbouw nog in het bijzonder vertegenwoordigd zal worden door den heer F. K. J. Heringa, administrateur, hoofd van de afdeeling handel aan het departement van landbouw, nijverheid en handel. De delegatie vertrok hedenochtend. Enkele leden waren reeds vertrokken, .terwijl sommige zich in andere plaatsen in den trein bij de uit Den Haag vertrekkenden voegden. Consulaten. De consul der Nederlanden in algemeenen dienst, de heer A. J. Schuurman, werkzaam ge weest aan het consulaat-generaal der Nederlan den te Berlijn, is thans tijdelijk werkzaam ge steld aan de directie van economische zaken van het departement van buitenlandsche zaken. De heer A. J. Schrikker, vice-consul der Ne derlanden in algemeenen dienst, is werkzaam ge steld aan het consulaat-generaal te Londen ter wijl de aldaar werkzame aspirant-vice-consul G. M. Bijvanck tijdelijk uitgezonden is naar Ant werpen. De verminkte bankbiljetten. Door den heer Heemskerk zijn aan den Mi nister van Financiën de volgende vragen ge steld 1. Is het bericht aan den Minister bekend, dat de Nederlandsche Bank haar bankbiljetten voorzien van teekeningen, opschriften, stem pels, enz. niet meer beschouwt als voor cir culatie geschikt, zoodat het al dan niet aan vaarden dezer biljetten afhankelijk zou zijn van een beslissing der directie 2.'Is het bericht juist, dat dientengevolge 's Rijks comptabele ambtenaren weigeren zul ke bankbiljetten in betaling aan te nemen, doch den aanbieder naar de Nederlandsche Bank verwijzen 3. Indien de vorige vragen bevestigd worden beantwoord, acht de Minister zoodanige weige ring van een ambtenaar niet in strijd met de wet van 18 Juli 1904, Staatsblad no. 189 De tabaksbelasting. In tegenspraak met de loopende geruchten, verneemt de „Msb." dat er geen sprake van kan zijn, dat de door de beide Kamers aangenomen Tabakswet niet zou worden ingevoerd. Naar men mededeelt zal de schatkist onmogelijk de uit deze belasting verwachte baten kunnen mis sen. De d*tum van de invoering dezer belasting is echt#r nog niet vastgesteld. De Binnenseheepvaartvvel. Het wetsontwerp tot vaststelling van bepalin gen met betrekking tot de-Binnenvaart heelt, blij kens het Voorloopig Verslag, bij geender leden Tw. Kamer ins emming gevonden. Zeer vele le den kunnen zich met de voorgestelde regeling niet vereenigen, omdat zij h. i. het bedrijf te veel aan banden legt. Verscheidene andere leden hebben juist het bezwaar, dat de regeling niet ver genoeg gaat in de richting van beperking der bedrijfsvrijheid. De regeling van inschrijving der binnen vaartuigen, welke belangrijke uitgaven met zich zal brengen en ten gevolge zal hebben, dat de binnenvaart met een aanzienlijke hoe veelheid papier zal worden overstelpt, acht men allerminst noodzakelijk. Er bestaat geen reden tot handhaving van afzonderlijke schippersbeurzcn, wijl niets belet, dat op elke gewone koopmansbeurs tevens sohip- persbeurs wordt gehouden. Ook aan de bepalingen omtrent de rege ling van het vervoer in buitengewone om standigheden, de z.g. crisis-regeling, welke het ontwerp verder bevat, is aanstoot genomen. Waarde voor het bedrijf hebben zij niet. Integen deel. Men heeft zich niet kunnen onttrekken aan den indruk, dat dit wetsontwerp uitsluitend is ingediend om de bestaande regeling te hand haven en aan het Bureau Vervoer en de Schip- persbeurzen eenig werk te verschaffen. Onge hoord acht men, dat een regeling als de voor gestelde, welke niet alleen groote moeilijkheden en belangrijke uitgaven voor het scheepvaart bedrijf met zich brengt en welke daardoor in de allereerste plaats de particuliere schipperij met ondergang bedreigt, zou worden tot stand ge bracht. alleen om een eenmaal bestaande orga nisatie, welke voor de betrokkenen geen enkel nut heeft opgeleverd en ook in de toekomst niet opleveren kan, in het leven te houden. Op in trekking zoowel van dit wetsontwerp als van de Binnenscheepvaartwet 1918 drongen dan ook met klem aan de in de eerste plaats in het verslag genoemde leden. De leden, dien de wet niet ver genoeg gaat, meenen, dat in het ontwerp dusdanige wijzigin gen moeten worden aangebracht, dat lo. be houdens noodzakelijke ontheffingen, bevrach ting ter beurze steeds verplicht is, 2o. de be vrachting op de beurs in elk geval door afroe ping tot stand komt 3o. door den Minister in overleg met een daartoe door hem te benoe men tariefcommissie, bestaande uit vertegen woordigers van handel en schipperij, tarieven worden vastgesteld welke voor het vervoer, hetzij van alle, hetzij van bepaalde goederen zullen gelden. Bij hun bedenking omtrent de onvolledig heid van het ontwerp sluiten zich andere leden aan die zich overigens niet met hun beschouwing gen, wel daarentegen met de in het eerste ge deelte van dit verslag weergegeven meening kunnen vereenigen. Tegen 's Ministers voorstel, de kosten aan de uitvoering der wet verbonden ten laste van bet bedrijf te brengen heeft men algemeen ernstig bezwaar. Voorts bestaat bij een groot aantal leden ernstige bedenking tegen de vele, vaak exorbi tante bevoegdheden, in het ontwerp aan den Minister gegeven. Alleen al om de vele straf bepalingen meenen zij, dat de voorgestelde regeling scherpe afkeuring verdient. Sommige tegenstanders van het wetsont werp achten het tot stand komen van een defi nitieve regeling betreffende de vordering van schepen in tijden, waarin daaraan behoefte blijkt ie bestaan, noodzakelijk. EERSTE KAMER. Zitting van Donderdag, 6 April 1922. Aan de orde is de Grondwetsherzi e- n n g. De heer Bosch van Oud A m e 1 i s- w e e r d (R. K.) heeft met vreugde de voorstellen der regeering begroet, al zal het hem moeilijk vallen aan de hoofdstukken III en IV zijn stem te geven. Tegen ontbinding van de Provinciale Staten heeft spr. overwegend bezwaar. Hij zal tegen hoofdstuk IV stemmen. De heer van Emden (V. D.) is voorstan der van de herzieningen. Beter had hij echter gevonden, als tot hun recht waren gekomen het referendum en het buitenlandsch beleid. Speciaal hel referendum acht spr. onmisbaar. Nu de Eerste Kamer zal worden gekozen door evenre dige vertegenwoordiging wil spr. deze wel be houden. De heer Van E m b den critiseert de ver hooging van het inkomen van de kroon, terwijl zoovele gepensioneerden armoe lijden. Hij vindt de tegenstelling schrijnend. De argumenten voor die verh9oging zijn weelde en uiterlijke praal. De heer Fokker V.B.) wijst er op, dat zijn voornaamste bezwaar geldt de troonsopvolging. Tusschen een vreemden vorst en het Nederland sche volk zal nooit een hand kunnen bestaan. Dit verhindert spreker zijn stem aan hoofdstuk II te geven. Tegen de nieuwe wijze van verkiezing dei- Eerste Kamer heeft spr. bezwaar, omdat dan de invloed van partijleiders te groot wordt. Het ergste is echter, dat de provinciale band tus schen kiezers en gekozenen geheel zal verdwij nen en de Eerste Kamer haar eigen cachet zal verliezen. Maar als de Eerste Kamer een dou blure wordt van de Tweede, dan is haar bestaan overbodig. Wijziging van hoofdstuk III acht spr. dus niet noodig, behalve dat hij 5000 schadeloosstelling voor de Tweede Kamer niet te veel acht. Maar de grondwettelijke 3000 kan men langs andere wegen wel tot 5000 verhoogen. Wijziging van hoofdstuk IV noemt spr. on- gewenscht, omdat het karakter der Prov. Sta ten daardoor wijziging ondergaat. Tegen de instelling van twee jaarlijksche be grootingen heeft spr. practisch bezwaar. De heer Van N i e r o p acht ook de invoe ring van tweejaarlijksche begrootingen onge- wenscht, evenals alle schrijvers over het bud getrecht. De suppletoire begrootingen zullen niet kunnen uitblijven voor uitgaven, die reeds geschied zijn. Trouwens in tal van landen heeft men éénjarige begrootingen, een tweejarig bud get vindt men enkel in Duitsche bondsstaten. De heer Verheijen wil verklaren dat de Eerste Kamer ten volle haar recht van bestaan heeft bewezen door de wijze waarop zij de on derhavige materie behandeld. Hij komt daarom er tegen op, dat in sommige kringen deze ka mer als kop van Jut wordt behandelt. Maar de wijziging welke de bepalingen betreffende de Eerste Kamer zullen ondergaan, keurt hij af. En hij verklaart zich dus, in tegenstelling met den heer Bosch, tegen de hoofdstukken, die een verandering in het karakter der Kamer zullen brengen. Reeds in 1917 is in dat karak ter wijziging gebracht, doch als men nu de mo gelijkheid opent van ontbinding der Prov. Sta ten, nadat de Eerste Kamer wegens conflict met de Tweede is ontbonden, dan komt het zelfde kiezerskorps aan het woord als voor de Tweede. En dan wordt het geheele bestuur der provincie bovendien ontwricht. Spreker is dus zoowel tegen Hoofdstuk III als tegen hoofdstuk IV der herziening. Spr. protesteert alsnog tegen de wijze, waar op o.a. prof. Visser v. IJzendoorn de le Ka mer als oud vuil heeft behandeld en ten slotte wijst hij er op, dat verhooging van hef inko men van de Kroon onvermijdelijk is in ver band met de stijging der onkosten van het leven. De heer D e Waal M a 1 e f ij L heeft be zwaar tegen enkele wijzigingen van de hoofd stukken lil en IV. Spr. verheugt zich er over, dat de stemplicht geheel uit de Grondwet is verdwenen, vooral nu we vrouwenkiesrecht hebben, hij gaaf mede met de wijziging, van art. 122, vraagt wijders of de straffeloosheid, die de ministers zullen erlangen voor hetgeen zij in de Kamers zullen zeggen, ook moet uit gestrekt worden lot de commissarissen der Ko ningin en burgemeesters. Ook tegen de verhoo- ging der schadeloosstelling der Kamerleden heeft spr. geen bezwaar, al levert het vastleg gen er van in de Grondwet bedenking op. Maai de terugwerkende kracht er van betreurt spr. Maar ernstige bedenkingen heeft spr. tegen de nieuwe verkiezingswijze der Eerste Kamer en haar aftreden om de 4 jaar. Zijn bezwaren tegen het evenredig kiesrecht zijn zoo overwe gend, dat hij zijn stem niet aan hoofdstuk III zal kunnen geven. En de ontbindbaarheid der Prov. Staten onnoodig zelfs schadelijk voor de provincie achtend, zal spr, ook aan hoofdstuk IV zijn stem onthouden. De heer Idenburg wil de voorstellen rakende ons koloniaal bezit met een enkel woord bespreken. Hij gaat met een enkel woord de geschiedenis na van de verhouding van Nederland tot zijn koloniën en bezittingen. Vooralsnog 1: lijve de wettelijke band tusschen ons en Indië bestaan, maar die band moet slap per worden en de thans voorgedragen grondwets herziening, met name de art. 61 62 en art. 62bis heeft de daartoe noodige lenigheid. Spr. zet dit nader uiteen. Een zuivere parlementaire regee- ringsvorm is vooreerst in Indië niet mogelijk, omdat de Volksraad nog niet kan zijn dc ver tegenwoordiging van het Indische volk, maar die instelling kan wel-van grooten invloed ten goede zijn en er kunnen belangrijke bevoegdhe den aan gegeven worden. Onze volksvertegen woordiging mag in geen geval willen wijken voor een lichaam, dat elke parlementaire verant woordelijkheid ontbeert, maar wel late men zoo veel mogelijk daaraan over. Spr. betoogt wijders, dat de Gouverneur-Ge neraal in rade geen bestuurscollege kan vor men, een collegiaal bestuur, zou den G. G. zijn verantwoordelijkheid ontnemen, wat slechts denkbaar zou zijn bij een zuiver parlemen taire bestuursinrichting. Thans moet aan den G. G. het laatste beslissende woord worden ge laten Zoo wil ook art. 61. Ten slotte de mogelijkheid, in zake afgevaar digden van de Kol. vertegenwoordiging in ons parlement. Dat denkbeeld is geboren bij de ge dachte, dat deze slechts als arbiter bij conflic ten zouden optreden. Maar zoo beperkt is de taak van ons parlement niet en bovendien is men zich niet bewust van de practische bezwaren aan een dergelijk stelsel verbonden. Spreker is het dus geheel er mede eens, dat de grond- wetsherziener niet op dat denkbeeld is inge gaan. Spr. verklaart zich ten slotte, zijn inzichten resumeerend voor de voorgedragen herziening der koloniale artikelen. Heden 11 uur voortzetting. TWEEDE KAMER. Zitting van Donderdag, 6 April 1922. .Van de orde zijn de marinebeg rooting en de V 1 o o t w e t. De motie-O u d om den minister van financiën uit te noodigen de behandeling bij te wonen, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, evenals de motie-v an Ravesteijn om ook de ministers van buitenlandsche zaken en kolo niën uit te noodigen. De heer Drion (V. B.) acht het ontwerp- Vlootwct een miskenning van de conferentie te Washington. Het gevaar, dat Indië betrokken wordt in een oorlog, acht spreker vrijwel afwe zig. Aanleg van steunpunten zou juist het gevaar vergrooten. Die punten zouden de oorlogvoeren den lokken. De Vrijheidsbond wil niet medewerken aan wetten, die het budget aanmerkelijk verhoogen en dit zou de Vlootwet doen. Spr. becijfert, dat in 1934 de kosten van onze vloot zullen gestegen zijn van 78 tot 137 millioen per jaar, als de Vloot wet wordt aangenomen. De Vrijheidsbond wil de regeering het materiaal dat noodig is en betaald kan worden, niet weige ren, maar hij wil dat telkenmale opnieuw be- oordeelen. De heer Van R a v e s t e y n (C. P.) be toogt, dat het heele vlootplan draait om de krui sers. Als die vernietigd worden, ligt het heele plan in duigen. Stemmingen. Aan de orde is de stemming over de motie van Stapelé betreffende steun aan de Haring- visscherij. Deze motie wordt verworpen met 63 tegen 23 stemmen. De motie-Dresselhuys betreffende vergoeding aan de Louise Groeve wordt aangenomen met 57 tegen 28 stemmen. De motie-Van Ravesteijn, betreffende herstel van de handelsbetrekkingen met Rusland en bespreking van het verdrag van Versailles op de Conferentie te Genua, wordt verworpen met 72 tegen 5 stemmen. De heer Tr o e 1 s t r a (S. D.) verklaarde vóór de stemming dat zijn partij tegen de motie zou stemmen. Zij acht het ook niet gewenscht dat een opdracht wordt gegeven en zij vertrouwt dat de Regeering alles zal doen wat zij meent te moeten doen. De minister van buitenlandsche zaken de heer Van Karnebeek is gaarne bereid zijn meening te zeggen over het licht waarin het vlootplan moet worden gezien. Door de ver klaring dier vier mogendheden is onze positie versterkt, maar dit sluit niet uit, dat dit vloot plan moet voortgaan. Onze vloot is niet voor agressie bedoeld. Er is niets waarin het vloot plan tegen de letter of den geest van de con ferentie van Washington ingaat. Nu het gevaar voor oorlog eenigermate verminderd is, is het gevaar niet geheel verdwenen. De aanbouw kan daarom iets vertraagd worden. Spr. kan niet toegeven, dat het nu gewenscht is de marine af te schaffen. Van afschaffing der marine is men nog ver-af. Nederland kan geen marine ontberen, zoolang niet tot alle maritieme ont wapening is overgegaan. De heer Drion (V. D.) vraagt het woord voor een voorstel van orde. Hij wijst er op, dat de Minister plotseling heeft ingegrepen in het debat en dat het niet mogelijk meer is met hem van gedachten te wisselen. Hij stelt dus voor de discussie te schorsen over het voorstel en het debat alleen te bepalen tot deze rede van den Minister. De heer Oud (V. D.) meent, dat het beter is de gansche beraadslaging te schorsen, tot dat de Minister van Buitenlandsche Zaken uit Genua terug is. De heer Schokking (G. H.) komt op tegen het voorstel van den heer Oud. Het wetsontwerp is niet geteekend door don Mi nister van Buitenlandsche Zaken. Deze Minister heeft de vriendelijkheid gehad hier te komen om eenigc inlichtingen te geven. Het gaat niet. aan daarin een motief te vinden tot uitstel van hel ontwerp. De heer Nolens (R. K.) weet het bezwaar wel, dat de discussie wordt onderbroken en hij heeft niet zulke ernstige bedenkingen tegen hel voorstel-Oud, omdat hij vreest, dat wij morgen niet met de debatten zullen klaar komen. Het is misschien beter nu alleen de Marine-begrooting te behandelen en na 't, reces alleen de Vlootwet. De motie-Oud wordt aangenomen. Met 56 tegen 15 stemmenLinks met de Katho lieken stemmen voor. Veel leden verlieten hierop de zaal, zoodat er slechts een twaalftal overbleven, door wie de Marinebegrooting verder wordt behandeld. A vondvergadering Ma rin e-b egrooting. De minister van Oorlog, de heer Van D ij k is aan het woord. Nu de behan deling van de Vlootwet is uitgesteld aldus de minister is aan de algemeene beschou wingen over Marine ziel en lichaam ontnomen. De minister protesteert met kracht tegen 's heeren Hugenholtz' opmerking, dat het eind cijfer der. Marinebegrooting is opgedreven om de Vlootwet beter te doen uitkomen. Dit vindt de minister eenverdachtmaking.Hij geeft allerlei inlichtingen met betrekking tot het materieel en het personeel en behandelt daarbij speciale punten, 's middags door den spreker aangestipt. Over de waarde van het bestaande vlootma- teriaal ontstaat bij de replieken een geanimeerd meeningsverschil tusschen den minister en den heer Hugelholtz, waarbij de laatste opmerkt dat de marine-deskundigen zelf de waarde loosheid van bepaalde schepen erkennen. „Maar u bent geen deskundige," voegt hij den minister vriendelijk toe De algemeene beschouwingen worden dan ge sloten, waarna de artikelen aan de beurt ko men, waarbij eenige leden enkele opmerkengen maken, die de minister beantwoordt. De heer de Kant e r, dient nog een motie in luidende De Kamer, van oordeel, dat op de Schelde en de daarbij behoorende zeegaten de loodsdienst zoodanig behoort te worden geregeld, dat hij wat het aan tal en de soort der loodsbooten en de vaarcapa- citeit daarvan betreft, aan moderne eischen vol doet, gaat over tof de orde van den dag. Kamer van koophandel en Fabrieken. In de gehouden eerste vergadering der nieuwe Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden-Maas, was de uitslag der diverse stem mingen de volgende Tot voorzitter werd benoemd de heer J. H. van Linden van den Heuvell. Tot ondervoorzitters voor het grootbedrijf de heer Flerm. Jansen en voor het kleinbedrijf de heer W. Brouwer. Tot secretaris werd gekozen de heer J. J. van Heyst Jr., en tot bureauambtenaren de heeren G. H. Scheffers, W. Weerheim en mej. P. A. Roels. Als leden van de commissie ad hoe., belast met het ontwerpen van een reglement van orde werden gekozen de heeren Mr. Trouw, C. Hout man en Th. Gribling. In de financieele commissie werden voor het groot-bedrijf gekozen de heeren J. T. M. Nolet en J. L. M. IJzermans en voor hef klein-bedrijf de heer S. Hijman. Besloten werd verder tot aansluiting bij de Nederlandsche Organisatie voor de Internatio nale Kamer van Koophandel. Maandelijks-Bevolkhigsoverzieht. Bevolking op 28 Februari 41567. Vermeerdering in Maart door geboorte 93, ves tiging 160, totaal 253. Vermindering door overlijden 29, vertrek 134, totaal 163. Totale vermeerdering dus 90. Bevolking op 31 Maart 41657. Het aantal huwelijken in Maart gesloten be droeg 39. Brand. In den afgeloopcn nacht tegen 12 uur ont stond een uitslaande brand in pand 123, Noord- vestsingel, waarin gevestigd de verf- en vernis- dabriekN. V. V.E.V.O. Bij nader onderzoek bleek dat 't vuur woed de in de verf en verniskokerij, een apart ge bouwtje, gelegen achter de fabriek. De daar sur- veilleerende agent, die den brand bemerkte, waarschuwde direct politie-autoriteiten en brand weer, die spoedig ter plaatse waren. Met eenige slangen op de waterleiding was men het vuur bin nen een uur meester. De oorzaak is onbekend. De aangerichte schade bedraagt een hoeveel heid hars, welke verbrandde en ca. 2000 liter olie, die door 't springen van ketels is weggestroomd Rev. en verk. onroerende goederen. Notaris H. B. E. Blaisse. Afslag 7 April. IEen huis en erf te Schiedam, St. Anna Zusterstraat No. 6, groot 60 centiaren. Geveild voor 750, verkocht voor 750. II. Een huis, thans werkplaats met bovenwo ning, en erf met open grond te Schiedam, Emmastraat No. 26, groot 1 Are 13 centiaren. Geveild voor 4200, verkocht voor 4220. III. Een winkelhuis met bovenwoning, te Schiedam, Hoogstraat No. 170, met achterhuis aan de Gruttersteeg No. 7. Geveild voor f 14000, niet verkocht. IV. Een woonhuis, verdeeld in beneden- en bovenwoning, en erve, te Schiedam, Lange Haven No. 138, groot 55 centiaren. Geveild voor ƒ5100, niet verkocht

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1922 | | pagina 2