DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN. 45ste Jaargang. Zaterdag 15 April 1922. Vo. 13313. Advertentiën: 15 régels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel. Bureau KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 115. Postbus 39. Abonnementen per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco per post 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent. Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag toegezonden. Incassokosten worden berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen Binnenland. Schriftelijk beantwoorde vragen. Op vragen van den heer K. Ter Laan betref fende de indiening van een wetsontwerp tot herziening van de pensioenen en gagementen toegekend aan gewezen militairen beneden den rang van officier van het Nederlandsch-Indisch leger vóór 1 Januari 1920, heeft de minister van koloniën geantwoord, dat het in December 1921 door hem ter zake met den gouverneur-generaal geopend overleg nog niet is geëindigd. Zooals in de vergadering van de Eerste Kamer van 4 April j.l. bij de beraadslagingen over de Indische begrooting voor 1922 medege deeld, heeft hij de uit Indië over de verbetering der vroegere pensioenen ontvangen adviezen met voordacht laten rusten, omdat hij kon ver wachten, dat de zaak ook in genoemde Kamer zou worden aangeroerd. Uit hetgeen hij in bedoelde vergadering verder heeft opgemerkt moge blijken, dat hij sympathiek staat tegenover het denkbeeld van hulpbetoon binnen de grenzen van het noodige en redelijke aan de in vroegere jaren gepensionneerde en ge- gageerde militairen ,voor zooveel de karigheid van de toegekende uitkeeringen daartoe aanlei ding kan geven. Op die basis -los dus van eiken rechtsband tot de tegenwoordige militaire pensioenen - heeft hij de zaak opnieuw telegrafisch bij den gouverneur-generaal aanhangig gemaakt. Zoo dra ter zake de vereischte overeenstemming is verkregen, stelt hij zich voor bij suppletoire begrooting de voor meerbedoelde herzien ng nood ge gelden aan te vragen. Burgerlijke pensioenwetten. Aan 't voorloopig verslag van de E. Kamer over 't ontwerp pensioenregeling voor de ambtenaren en hun weduwen en weezen, wordt ontleend, dat het door eenige leden werd betreurd, dat de Tweede Kamer niet voet bij stuk heeft gehouden. Van de leden, die zich aanvankelijk niet met het ontwerp konden vereenigen, meenden eenige dat juist de daarin aangebrachte wijzigingen een reden was om hun steun thans aan het ontwerp te geven. Anderen verklaarden, dat zij bij de behande ling van het vorige wetsontwerp met leedwezen hadden tegengestemd. Verschillende leden waren van oordeel, dat de wijziging door den minister in het ontwerp aan gebracht sedert de verwerping, van weinig betee- kenis is. Zij hadden de premiebetaling door de ambtenaren zelf, niet facultief, doch verplicht wil len zien gesteld. De toestand blijft thans feite lijk dezelfde als wanneer het ontwerp in eerste instantie ware aangenomen. De meeste van de leden, die hun stem aan het vorige ontwerp hadden gegeven, verklaarden ook voor dit ontwerp te zullen stemmen. Overigens meende men, dat uit de verwerping van het vroegere ontwerp gebleken is, hoe ern stig de Kamer het meenl met haar wil tot bezuiniging. Verschillende leden wezen op de dikwijls ge ringe medewerking van ambtenaren, om tot een zuiniger staatshuishouding te komen. Men meen de ook reden te hebben om de houding door of wanwege ambtenaren tegenover de Eerste Ka mer op vergaderingen aangenomen, als onge past te laken. Een der leden deed het onaangenaam aan, dat over de ambtenaren in het algemeen zoo smalend wordt gesproken. Onderscheidene leden, die weder voor het ontwerp stemmen zullen, verklaarden evenwel zich niet te ontveinzen, dat op den duur de re geling niet bestendigd zal kunnen blijven. Gevraagd werd of men bij de voorgenomen regeling wel billijk handelt tegenover de leeraren aan de rijksnormaalscholen, wier salaris geleide lijk zal achteruitgaan en daarmede de grondslag voor hun pensioen, en tegenover de leeraressen bij het huishoudonderwijs, die de jaren, werk zaam aan niet door het rijk gesubsidieerde scho len niet kunnen inkoopen. Eenige leden stelden de vraag, of er geen voor ziening te treffen ware, wat betreft de pensioen regeling van personeel, verbonden aan bewaar scholen, die door de gemeenten worden gesubsi dieerd, maar waarbij geen pensioenregelingen door de besturen zijn vastgesteld. Eenige leden, die genoopt zouden zijn tegen het ontwerp te stemmen, wezen in de eerste plaats op de hooge steeds stijgende kosten, welke van de nieuwe wet het gevolg zijn zullen. Waarom, vroegen zij, is het maximum van eigen pensioen gebracht van 66 2/3 op 70 pet., de diensttijd verkort van 40 op 35 jaren, de mi nimum-diensttijd verlaagd van 10 tot 7 jaren Aangenomen dat het fondssysteem goed is, waarom moeten dan zulke hooge premiën worden betaald. Ook werd betreurd, dat kan worden gestort voor verhooging van eigen pensioen tot het maxi mum. Deze leden waren van oordeel dat men thans de Wrange: vruchten gaat plukken van het ten on rechte ingevoerde premievrij pensioenstelsel en dat de oppositie tegen dit ontwerp niet reaction- nair te noemen is. Andere leden kwamen tegen deze opvatting op Zij wezen er op, dat door de invoering van het premievrij pensioen het salaris pas op peil is gekomen de vrijstelling van premiebetaling* is dus enkel en alleen te beschouwen als een bil-; lijke tractementsverhooging. Wordt tot premieheffing overgegaan, dan ver trouwde men, dat althans niet meer premiebe taling gevorderd zal worden over het gedeelte der salarissen, dat boven den maximum-pensi oengrondslag uitgaat. Ten slotte hadden enkele leden liever gezien, dat tractementsverlaging waren getreden in de plaats van verhaal op de betrokken ambtenaar. Wijzigingen in de wetgeving nopens de directe belastingen* In zijn motie van antwoord omtrent bovenge noemd wetsontwerp merkt de minister van fi nanciën op, dat het voorloopig verslag hem niet heeft kunnen overtuigen van de wenschelijkheid de colleges van zetters te handhaven. Tot uit breiding van de werkzaamheden dier colleges tot controle over het plaatselijk cohier der rijks inkomstenbelasting bestaat te minder reden, waar, zoo inderdaad zoodanige controle door een commissie noodzakelijk was, de hiervoor thans bestaande commissies gehandhaafd zouden kun nen worden. De tegen de opheffing der schattingscommis sies aangevoerde bezwaren komen den minister niet overwegend voor. In de eerste plaats wenscht hij er op te wijzen, dat verreweg het grootste aan tal dier aanslagen reeds thans niet behoort tot de bevoegdheid van de schattingscommissies. Bo vendien dient er dan nog de aandacht op geves tigd, dat een groot percentage van de aanslagen, die de schattingscommissies dan wel vaststellen, berusten op de krachtens artikel 106 der wet ingeleverde loonlijsten, waaruit zij zonder verder onderzoek automatisch kunnen worden over genomen. Het is den minister gebleken, dat ook voor de aanslagen, die dan nog overblijven, de schattingscommissies geen groot nut plegen af te werpen. Weliswaar komt het nu en dan voor, dat een individueel lid dier commissie als meer in 't bijzonder op de hoogte met een bepaald vak, den belastingambtenaar waardevolle adviezen geeft doch ditzelfde resultaat valt te bereikendoor hem als deskundige te hooren, gelijk ook nu reeds ook voor de aanslagen boven 2000 in vele gevallen met succes geschiedt. Dat de arbeid der commissies, in zoover die dan tot uiting komt, aan de opbrengst der be lasting of aan den spoed, waarmee de biljetten worden uitgereikt, ten goede zou komen, moet in 't algemeen beslist worden ontkend. Natuurlijk kan het hier of daar wel zijn voor gekomen, dat een commissie den betrokken belasting-ambtenaar tot voortvarendheid heeft geprikkeld en ook daartoe heeft weten te bewe gen, doch in verreweg de meeste gevallen is de schattingscommissie een belemmering te meer op den weg naar den aanslag. Allerminst door de schuld dier commissie, doch van nature. Ook de minister is van meening, dat de schat tingscommissies over 't algemeen een remmen- den invloed op de samenstelling van den aan slag hebben, en dat zij bij den beteren inlich tingendienst, dien de belastingadministratie ook door onderlinge uitruiling van gegevens, allengs verkregen heeft, noch in het belang der schatkist, noch in dat der contribüabelen behoeven te worden gehandhaafd. De opmerking in het voorloopig verslag, dat de plaatselijke bekendheid der commissies haar onmisbaar maakt voor de ambtenaren die slechts een bepaalden tijd in hetzelfde ressort blijven, wordt door de praktijk niet bevestigd Ten slótte geldt het meeste wat van de schat- tingscommissics werd gezegd, in nog sterkere mate voor de commissies van aanslag. Ook hier is weinig rendement, en bovendien is hier, door het betrekkelijk zeldzaam gebruik dat er van gemaakt wordt, het overtuigend bewijs, dat noch de administratie, noch de belastingplich tigen er veel heil in zien. Tegenover de in het voorloopig verslag geoe fende critiek wil de minister vooropstellen, dat de aangeduide onregelmatigheden in beginsel hieruit voortvloeien, dat bij het bepalen van het verdrag der verschuldigde inkomstenbelasting ter wille van den eenvoud niet met percenten, maar met klassen wordt gewerkt. Een soortge lijke oneffenheid zit dan ook in het tarief van art. 37. Wilde men het anders, dan zou dit geschieden ten koste van veel omslag,niet alleen bij het berekenen van de aanslagen, maar ook .bij het behandelen van reclames. Iedere gulden in komen immers zou waarde Verkrijgen. Moet derhalve aan het streven naar eenvoud de volmaaktheid steeds tot zekere hoogte worden opgeofferd, de minister is door de overweging van het voorloopig verslagtotde overtuiging gekomen dat het door hem gedaan voorstel in dit opzicht te ver gaat. Mitsdien wordt thans een nieuwe lezing van art, 38 aangeboden, die wel niet in die mate gemak voor den fiscus oplevert als de eerst voogestelde, maat toch in vergelijking met bestaande artikel een verbetering vormt, terwijl groote verschillen, zooals het voorloopig verslag er een paar noemt, daarbij uitgesloten zijn. Uitbreiding van het voorgestelde artikel X tot, het scheepsverband ontmoet bij den minister geen ernstige bedenking. Ook dit recht van voor rang heeft een nuttige economische werking. Aan de memorie van antwoord is een nota van wijziging toegevoegd. De Zuiderzeewerken. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsont werp tot vaststelling van de begrooting van in komsten en uitgaven van het Zuiderzeefonds voor het dienstjaar 1922. Aan de toelichting hiervan is het volgende ontleend Ofschoon het aanvankelijk in de bedoeling lag om na de voltooiing van de in 1921 aan gelegde werkhaven bij Den Oever als eerste werk voor de eigenlijke afsluiting der Zuider zee ter hand te nemen den bouw van uitwate- rings- en schutsluizen in zee beoosten het ei land Wieringen, en wel allereerst het maken van een omringdam voor den bouwput voor deze sluizen waarvoor dan een post op de be grooting voor 1922 had moeten worden uitge trokken, is sedert met het oog op den toestand van 's lands financiën besloten, om de in de eerstvolgende jaren uit te voeren werken te beperken en daarbij allereerst te zorgen, dat de reeds tot stand gebrachte werken hun waar de niet verliezen en deze tot een afgerond ge heel af te werken. Daarbij is dan te denken aan de volledige afsluiting van het Amsteldiep, als vervolg op de in 1920 tot stand gebrachte be teugeling der diepe geulen van dit tusschen den vasten wal van Noord-Holland en Wieringen loopeden water. Door het tot stand brengen van deze afsluiting zal bovendien een werk worden verkregen, dat reeds op zich zelf van nut zal zijn als verbinding van het eiland Wieringen met den vasten wal. Door dit werk uit te voeren zal, naar de Minister van Waterstaat meent, tevens ervaring worden verkregen met betrek king tot de uitvoering van verdere dijkwerken. In verband met de afsluiting van het Amstel diep zullen intusschen verschillende voorzie ningen moeten worden betroffen, zoowel om te voorkomen dat de kosten van de later uit te voeren werken aanzienlijk zouden stijgen ten gevolge van veranderingen, welke als gevolg van de afsluiting in den toestand van den zee bodem elders zouden ontstaan, als om te voor zien in de belangen van afwatering en water- keering, welke door de afsluiting zouden kun nen worden geschaad. Met de uitvoering van de bovenbedoelde wer ken zal in de eerstvolgende 4 jaren, met inbe grip van de jaarlijks terugkeerende kosten voor personeel, opnemingen, onderhoud enz. een be drag van ongeveer 4 millioen gulden 's jaars gepaard gaan. Het is de bedoeling dat in het eerste jaar en wel in 1922, tot uitvoering zal komen de aanleg van den dijk ter bescherming van den zeebodem beoosten Wieringen en een begin zal worden gemaakt met den aanleg van het afwateringskanaal, vervolgens in de jaren 1923 en 1924 de afsluiting van het Amsteldiep zal plaats vinden en de aanleg van het afwate ringskanaal met inbegrip van de verhooging der balg- en koegraszeedijken zal worden voort gezet, en eindelijk in 1925, de aanleg van deze werken zal worden voltooid, en de waterkeerin- gen op Wieringen, zoo zooveel zij dan niet reeds in het belang der werkverschaffing gedurende den winter in vroegere jaren verhoogd zouden zijn, op de gevórderde hoogte zullen worden ge bracht. Op de ontwerp-begrooting voor 1922 is in verband hiermede uitgetrokken een bedrag van I 1800.000 voor den beschermingsdijk met in begrip van de noodige verhooging van de in 1921 in verband met de havenaanleg bij Den Oever gemaakte grondaanvulling, van bezin- kingen langs den teen van den dijk om uit schuring door de getijstroomen te voorkomen, van de noodige teenglooiingen, welke later we der opgenomen en elders voor de werken ge bruikt zullen worden. Verder is gerekend op een bedrag van 500.000 als eerste gedeelte der kosten van het afwateringskanaal, waarmede dan een begin kan worden gemaakt met den bouw der uitwateringssluizen bezuiden het fort Oostoever en den aanleg der aansluitende dammen Voorts is uitgetrokken 500.000 voor den aan koop en den aanvoer van steen voor de later uit te voeren werken, waarvan het gewenscht is tijdig een zekere voorraad op te doen, terwijl gerekend is op 50.000 voor den aankoop van gronden op Wieringen en aan den vasten wal in verband met den aanleg der afsluitings- en kanaal werken, en op 40.000 voor wellicht in het belang van werkverschaffing uit te voeren verhooging van waterkeeringen op Wieringen. Eindelijk is nog uitgetrokken 160.000 voor aan leg, onderhoud en exploitatie van beplantingen op de hiervoor reeds aangekochte of gehuurde gronden, waaronder begrepen is de huur van on geveer 130 H.A. welke voor deze beplantingen in gebruik zijn gekomen. Het totaalbedrag der begrooting wordt vast gesteld op 4.000.000. Steunbeweging Rusland. De K. S. A. in Nederland gaaf,bare steunver- lepning aan Rusland uitbreiden In saijienwer- king met het R.K. Huisvestings-ComiUj te 's- Bosch zal door het geheele land een inzameling worden gehouden van goederen in natura, als daar zijn zaaigranen, zuivelartikelen, grut terswaren en alle andere voor verzending geschik te levensmiddelen. De nieuwe steunbeweging, waarvoor de be langstelling en medewerking van alle katholieken gevraagd wordt, is in groote trekken als volgt geregeld. Door gebruik te maken van de magazijnen der plaatselijke boerenbonden, op wier hulp in deze zeker niet tevergeefs een beroep zal worden gedaan, kunnen plaatselijk alle goederen in natura worden verzameld en tijdelijk opgeslagen. De beide hierboven genoemde organisaties zullen telkens tijdig publiceeren en de betrokken afdeelingen bericht zenden, wanneer de goederen uit de onderscheiden magazijnen naar R'dam kunnen worden gezonden om bij aankomst al daar onmiddellijk in hetStoomschip voor Rusland gecharterd te worden wanneer en van welke aanlegplaats dit schip vertrekt, zal telkens wor den bekend gemaakt. Alle ingezamelde goederen worden in het suhipy door den Bond. van Steuncomilé's gecharterd j, naar Rusland vervoerd. Voor een goede verdeer Hing der goederen aldaar, zal door de Zwecdsche delegatie der „Commission Executieve de Sc- cours a la Russie",Moskou,worden zorg gedragen. Met het inzamelen der goederen kan al aan stonds een begin worden gemaakt. Einde dezer maand vertrekt weder een schip naar Rusland. Niet alleen onze katholieke boeren van wien reeds verschillende toezeggingen bij het Centraal Bureau der K.S.A. binnenkwamèn maar ook onze Katholieke middenstanders en werkgevers in de levensmiddelen en aanverwante bedrijven, zullen er voor zorgen dat nog deze maand, bij het eerste signaal uit Leiden, massa's goederen in natura, opgeslagen in de verschillende maga zijnen van het geheele land, naar Rotterdam kun nen afrollen. De geldinzameling voor Rus and overtreft alle verwachtingen. Ook deze goudereninzameling wij twijfelen er geen oogenbhk aan, heeft de belangstelling en de algeheele sympathie van Katholiek Nederland. Middelbare actie's. Zooals men weetf schrijft het „Bat. Nwsbld." heeft het voornemen bestaan in Indië de gelegen heid te openen voor de studie voor middel bare taal-acten. Alles was daartoe in orde ge bracht er was zelfs reeds een leider voor den te openen cursus gezonden, toen het bezuini- gings-wachtwoord klonk en de post voor den cursus van de begrooting werd geschrapt. Naar wij vernemen, heeft de directeur van Onderwijs een middenweg weten te vinden om niettem.n aan de behoefte aan bedoelden cur sus tegemoet te komen. Binnenkort is een besluit te verwachten, Waarbij in ieder geval de gele genheid zal worden geopend om in Indië examen a te leggen voor middelbare taalacten, terwijl de reeds uitgezonden leider van den gest anden cursus op eigen gelegenheid hier te Batavia een cursus zal openen. Gemengd Nieuws. R ij k e ooms u i t A m e r i k a. Naar de „Chicago Tribune" uit Ostende weet mede te deelen, zijn daar een dertigtal visschers en kleine boeren plotseling rijk geworden. Zij hebben te- minste bericht uit Amerika gekregen, dat de nalatenschap van een sinds lang overleden oom ergens in de Far West hun thans ten deel zal vallen. De oom in kwestie, een zekere Doycn, zooals trouwen als zijn erfgenamen hoeten emi greerde jaren geleden naar Amerika en stierf daar in 1883, nadat hij enorme rijkdommen had verworven. Zijn vermogen was gelagateerd aan een paar neven in België, doch de afwikkeling van de za ken nam zooveel tijd in beslag, dat het aantal erfgenamen sindsdien door geboorte en aantrouw aanmerkelijk is toegenomen, terwijl de oorspron kelijke begunstigden voor het meenndeel reeds gestorven zijn. Naar de laatste schatting bedraagt de nala tenschap, omgerekend in Belgische munt, niet minder dan 175 millioen francs. Rookvrije brandstof. Het Engel- sche Society of Chemical Industry heeft een uit vinding van vooraanstaande ingenieurs in studie genomen, welke een belangrijken stap in de richting der oplossing van het probleem van rook vrije brandstof in industrie-centra zal betteke nen. De ontdekking is het resultaat van tien jaar onderzoekingsarbeid en opent belangrijke mo gelijkheden met betrekking tot de toekomsf, der Engelsche industrie. MIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1922 | | pagina 1