A. Colijn. C. van der Voort Mr. J. A. de Wilde
(A.-R.) van Zijp (A.-R.) (A.-R.)
J. G. Scheurer
(A.-R.)
L. F. Duymaer Dr. E. J. Beumer
van Twist (A.-R.) (A.-R.)
W. A. Zylstra
(A.-R.)
Mr. J. Schokking J. R. Snoeck Hen-
(C.-H.) kernans (C.-H.)
J. v. d. Molen
(A.-R.)
C. Smeenk
(A.-R.)
F .H. de Monté Mr. V. H. Rutgers
Verloren (A.-R.) (A.-R.)
Mr. P. J. Troelstra
(S. D. A. P.)
De' „Jordenskjcild".
Het Noorsche pantserschip „Jordenskjöld"
bracht een bezoek aan Amsterdam. Het schip
meet 3)00 ton en maakt een oefeningstocht op
de Noordzee.
ANGSTWEKKEND.
„Gisteren om 6 uur 13 minuten stoof de snel
trein van Utrecht het Centraal station te Am
sterdam binnen."
„Op datzelfde oogenblik wierp zich een wel
gekleed heer in den tegenovergestelden hoek
van zijn compartiment en sliep daar kalm door
tot de trein naar Haarlem vertrok."
Dr. Th. va-il der J. W. E. Duijs K. ter Laan
Waerden (S.D.A.P.) (S.D.A.P.)
(S. D. A. P.)
(DEZE SERIE WORDT VERVOLGD.)
HET VERLOREN MILLIOEN.
In 1793 voerden da Oostenrijkers in België
oorlog tegen de Fransche republiek; zij waren
zoo gelukkig den generaal Dumouriez bij Neer
winden te verslaan en Brussel weer in hun
macht te brengen. Maar het- ontbrak hen aan
wat Montecuc-uli, den ervaren veldheer uit den
dertigjarigen oorlog, de drievoudige hoofdzaak
van eiken krijg noemde: aan geld.
Op de herhaalde vertoogen der aanvoerders
besloot de hcfkrijsgraad een .som van één mil-
lioen gulden naar da Nederlanden over te
maken. Deze som aan goud werd in een vaatje
verzonden en toevertrouwd aan de zorg van een
beproefd ambtenaar, dia in een postkoets met
Bontekoe.
De bekende wielrenner Bontekoe, hersteld van
zijn val, werd onlangs bij zijn weder-verschij-
nen in het Amsterdamsche Stadion, hartelijk
begroet door de talrijke toeschouwers.
twee paarden nacht en dag moest doorreizen. Destijds duurde
een tocht van Weenen naar het tooneel van den oorlog zea
etmalen, altijd als men zich van zulk een snel vervoermiddel
kan bedienen als de genoemde ambtenaar.
Het is niet te verwonderen, d'at de goede man het .grootste
deel van den weg slapende aflegde; de koetsier op den 'bok
liet soms zijn paarden stilletjes hun gang gaan en dommelde
op zijn verheven zitplaats in.
Het rijtuig was in Hessen gekomen, nabij het dorp Langen,
Het vaatje met goud rustte aan de voet on van den ambtenaar,
doch de planken van den bodem van het rijtuig bleken op
den duur niet bestand te zijn tegen den zwaren last; terwijl
koetsier en reiziger beiden rustig dommelden, zakte het vaatje
met de goudstukken er door en viel op den weg. Eerst te
Frankfort bemerkte de ambtenaar het verlies. Doodelijk ver-
schrikt reisde hij terug naar Darmstadt, waar h'j dan sdhat
voor 't laatst had gezien. Alle nasporingen hieven echter
vruchteloos, en ook een belooning van dertig duizend gulden»
door hem uitgeloofd, had niet het minste resultaat; het geld
was weg en bleef weg.
Voor den ambtenaar had dit ongeval zeer treurige gevol
gen; niet alleen verlofar hij zijn betrekking, maar ook zijn
goeden naam.
„Een millioen," zoo zeiden velen, „raakt zoo maar niet
spoorloos weg; hij die het onder zijn hoede had, zal heel goed:
weten waar het gebleven is."
Te nauwer nocd ontging de ongelukkige man een rechter
lijke vervolging.
Enkele jaren later zou echter zijn onschuld aan den dag
komen en wel door toedoen van een winkelier in Frankfort.
Bij dezen verscheen herhaalde malen een hem onbekende boer
om boodschappen te halen en telkens verzilverde de man daar
eenige goudstukken. Dat wekte den argwaan van den winke
lier; hij waarschuwde de politie, die den hoer naar dè her
komst van het goud ondervroeg en hem, toen hij geen voldoend
antwoord wist te geven, in hechtenis nam.'
Nu kwam het spoedig uit, dat hij met een anderen boer
aan het ploegen was geweest, dicht bij den weg. dien het
rijtuig met de oorlogskas passeerde^ Zij hadden het vaatje
zien vallen, maar in plaats van den koetsier te waarschuwen,
dien stilletjes laten doorrilden en toen den gevonden schat
verstout. Van tijd tot tijd haalden zij enkele goudstukken uit
den schuilhoek; zij kochten vee en nu en dan ook 'n stuk land,
maar durfden niet met groote sommen voor den dag te komen,
uit vrees den achterdocht van hun hekenden te wekken. De
domheid van den een, die telkens in denzelfden winkel liet
wisselen, bracht eindelijk toch hun geheim aan het licht. Zij
moesten heiden hun oneerlijkheid met langdurige gevangenis
straf boeten; de ambtenaar echter werd in zijn betrekking en
wat voor hem nog meer was in zijn eer hersteld.
J. ter Laan
(S. D. A. P.)
Suze Groeneweg
(S. D. A. P.)
A. H. Gerhard
(S. D. A. P.)
J. van den Tempel
IS. D. A. P.)