DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN 45ste Jaargang. Zaterdag 5 Augustus 1922. No. 13407. Bureau KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 85. Postbus 39. Advertentiën: 1—5 regels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal Abonnementen per 3 maanden ƒ2.per week 15 cent, franco per plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel, post f 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent. Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag toegezonden. Incassokosten worden berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen TWEEDE BLAD Gemengd Nieuws. 'tWas moeder der hoedje niet! W. vertelt in het „Hbl." Een groote en drukke apotheek in een der volksbuurten. De apotheker en zijn assistenten loopcn be drijvig af en aan om recepten klaar te maken en onderwijl het publiek te helpen. Plotseling kijken allen op. Een geroezemoes van stemmen dringt tot hen door en een kluwen menschen, die iets in hun midden schijnen te tillen, blijven voor de deur der apotheek stil staan. Een oogenblik later wordt een oude juf frouw door eenige mannen binnengedragen. Ge dienstig loopt onmiddellijk een der dames-as sistenten toe en zegt tegen de mannen, dat ze de juffrouw maar op den stoel moeten zetten. Oud, klein ineengedrongen vrouwtje zit thans, het hoofd vooroverhangend, op een stoel, ter wijl de assistente haar telkens een fleschje, met een sterk riekend vocht erin, onder den neus houdt. Intusschen is een oud mannetje binnengeko men, die al klagende en steunende aan haar zijde is gaan staan. ,,Och lieve Trijn, wat is dat nou Ben je flauw gevallen De menschen op straat zeiden me, dat je hier bewusteloos was binnengedra gen. Trijntje Lieve Trijn Word dan toch wak ker Waarom ben je dan ook alleen uitgegaan Arme Trijn, je mag niet dood gaan, hoor Het oude mannetje streelt onder het uiten van deze woorden liefkoozend met zijn hand langs het gezicht van het oude vrouwtje, dat nog steeds niet is bijgekomen en met voorover gebogen hoofd in den stoel zit. De apotheker heeft inmiddels om een rijtuig getelefoneerd. Het oude mannetje verzoekt huilend om zijn dochter te laten halen, die in een sLraat achter de apotheek woont. Een loopjongen wordt weggezonden om de dochter te halen. Intusschen gaat het oude mannetje voort zijn Vrouwtje de liefste benamingen te geven en haar te liefkoozën, in dë hoöpj dat~zc eindelijk" zal bijkomen. Een flinke, jonge vrouw stapt de apotheek binnen. In het katoenen jak, waarvan de mou wen zijn opgestroopt en haar roode armen laten zien, ziet ze er frisch uit. Ze kijkt van haar vader naar het oude vrouw tje op den. stoel. „Wat is er, vader? Waarom hebt. u me laten roepen „Maar kind Je moeder „Och hemel ja, ik had haar zoo gauw niet her kend." En meteen valt ze op haar knieën naast het vrouwtje neer. Voor ze echter haar armen om het oude menschje heeft kunnen heenslaan, springt ze op, doet een stap achter uit en roept, op den hoed van het vrouwtje wijzend „Maar vader, dat is ommers moeder der hoedje niet Verschrikt kijkt het mannetje op en zegt „O gunst nee, kind, je hebt gelijk, het is moe der der hoedje niet." Het rijtuig is inmiddels voorgekomen. De apotheker is stom van verbazing op het drietal toeges tapt. Hij vraagt de dochter om te helpen moeder in het rijtuig te dragen. Nijdig bijt dochterlief hem toe „Ik zeg om- TOers, het is moeder der hoedje niet. Vader heeft zich vergist het is moeder niethet •ttiensch zal thuis zitten ik ken dit vrouwtje niet." Ze neemt vader onder den arm en samen bandelen ze, zonder verder een woord te zeggen, de apotheek uit. Rasp o et in. De „Vossische Zeitung" pu bliceert een aantal uittreksels uit brieven van bijlen de tsarin van Rusland aan haar gemaal. Deze brieven toonen weer eens ten duidelijkste aan, welk een geweldigen invloed de Russische hoer Raspoetin op het leven der tsarenfamilie en •n het bijzonder op het karakter en de gedra gingen van de tsarin uitoefende. De briefuittreksels zijn ontleend aan het binnenkort uit te geven boek „Die letzte Zarin" dat correspondenties en dagboekaanteekeningen van de vroegere Russische heerscheres bevat. zijn vooral belangrijk, waar ze handelen over de dramatische en bewogen dagen, die de in eenstorting der oude Russische keizermacht vnorafgingen. Tot goed begrip van de omstandigheden, die den gedachtengang van tsarin Alexandra bij net schrijven dezer brieven beinvloeden, diene het volgende Minister-president Stürmer, die vrede met Duitschland poogde te sluiten, was ten val Sebracht. In de doema, die den tweeden De cember 1916 bijeenkwam, had de rechts-radi- cale afgevaardigde Purischkiewitsch een felle rede tegen Raspoetin en indirect tegen de tsarin gehouden en eveneens had de cadetten- leider Miljoekoff de „duistere, onverantwoor delijke machthebbers" aangevallen. Polrowsky werd tot minister van buiten- landsche zaken benoemd, die den vrede wei gerde. De oppositie richtte zich vooral tegen minister Protopopow en de tsarin stelde alles in het werk om deze aan het bewind te doen blijven. In een harer brieven, gedateerd Zarskoje Selo, 3 December 1916, zegt zij o.a. „Denk er aan, dat het niet gaat om den man Protopopow, maar dat het een le venskwestie voor de monarchie en voor je prestige is, dat in dezen tijd de doema niet begint te weifelen. Geloof niet, dat ze het bij zijn heengaan zullen laten ze zullen ook alle anderen uit den weg ruimen, die je toegedaan zijn, den een na den andere en dan ons zelf. Ik herhaal nogmaals, het komt niet op den naam Protopopow aan, maar het komt hierop aan, dat je sterk aan wil blijft en niet toe geeft. De tsaar heerscht en niet de doema." In een anderen brief, gedateerd van 4 De cember 1916, heet het o.a. „De tijd van groote toegevendheid en grootmoedigheid is voorbij thans komt je heerschappij van den wil en de macht en ze zullen gedwongen worden, zich voor je in het stof te buigen en je bevelen te gehoorzamen en te werken, zooals en met wien jij het wilt. Jij moet ze leeren gehoorzamen. Waarom haat, men mij Omdat men weet, dat ik een sterken wil heb en mijn besluit niet verander, wanneer ik weet, dat de juiste weg gekozen is, terwijl ik bovendien door Raspoetin gezegend ben. En dat kunnen zij niet verdragen. Denk er aan, Gurko te verbieden, dat hij redevoeringen houdt en zich in de politiek mengt dat heeft Nikoladcza en Alexejew tot den ondergang gebracht. Raspoetin bidt zoo vurig voor jou. Een man die zoo dicht hij God staat, heeft de kracht, het geloof en de hoop, die, wij zoo dringend noodig hebben. Zou je lieve mama je schrijven, denk er dan aan, dat de Michaels achter haar staan. Sla er geen acht op en trek je er niets van aan. Alles keert zich ten goede. De droomen, van Raspoetin, belooven zooveel, liefste. Ga naar de Maagd van Mohilow en vindt daar vrede en kracht. Toon de menschen,dat je een christelijk souverein bent en vreest niets zulk een voor beeld zal ook anderen helpen." Het ging er zonderling toe aan het Russische hof met dien droomenden Raspoetin. Arabische manuscripten. De bi bliotheek van het Vaticaan is onlangs verrijkt met een collectie van 330 Arabische manuscrip ten, waardoor het aantal Arabische handschrif ten in deze bibliotheek is aangegroeid tot 1260. Zij dateeren uit den tijd tusschen de 12e en 16e eeuw, en behandelen verschillende onder werpen. Zoo is een kostbaar Koran-manuscript met een interliniaire vertaling in het Perzisch en 15 verschillende commentaren, verder een exemplaar van het Arabische lexicon van Eldo- habi, waarschijnlijk geschreven door den ver vaardiger zelf en in 1315 voorzien van eigen handige verbeteringen. Verder bevinden zich onder de collectie 9 verhandelingen over mystiek, 38 juridische wer ken, 12 bloemlezingen en talrijke geschiedkun dige verhalen. 14 manuscripten behandelen de natuurwetenschappen, 1 de kunstgeschiedenis. Middel tegen r a t"t e n. In een Fransch laboratorium is een nieuw middel uitgevonden voor het dooden van ratten. Het preparaat wordt onder den naam „Triple Strength Rat Virus" in gesloten en verzegelde flesschen in den handel gebracht. De rat, die van het middel gegeten heeft, bijt andere ratten en infecteert deze daardoor. Het nieuwe middel heeft het groote voordeel, dat de ratten steeds de open lucht of het water opzoeken om daar te sterven. Naar verluidt, is een flacon voldoende om een schuur, magazijn enz. te zuiveren. Het middel is, naar beweerd wordt, onschade lijk voor andere dieren, als kuikens, kippen, honden, vee enz. en voor menschen. Vooral voor houders van pluimvee kan de nieuwe uit vinding van groot belang blijken te zijn. Beroep en Levensduur. Omtrent den invloed van het beroep op den levensduur deelt volgens „Wet. BI." prof. Winkler in de Fortschritte der Medizin 1922, mee, dat land bouwers tot de langstlevenden behooren, en ook geestelijke werkers, vooral filosofen, diplo maten, wiskundigen en kunstenaars. Bij eene zijdige lichamelijke arbeid treedt vroegtijdige ouderdom op, doordat de hersenen, die tenslotte alle organen beheersehen, ongebruikt blijven en daardoor voeger seneel worden en verschrompe len, dan, nij denkers het geval is En tengevolge hiervan moet ook het lichaam vroeg verouderen. Natuurlijk spelen ook nog anderen lactoren een rol, de levenswijze en uiterlijke omstandighe den. De gestudeerden met korteren levensduur zijn de artsen gestoorde nachtrust, onbeperkte ar beidstijd, groote verantwoordelijkheid zijn de oorzaken hiervan. Van den handenarbeid is het meubelmakers- vak het gezondste. In het midden staan de bak kers, metselaars, kleermakers, schoenmakers. Minder goed steenhouwers, mijnwerkers, schil- dets en het slechts bierbrouwers, voerlui en kell- ners: deze staan het meest bloot aan het geb uik én misbruik van alcohol. Jn het algemeen blijkt beroepsbezigheid binnen zekere grenzen het leven te verlengen, al moet ze dan ook in latere jaren in beperkte mate uitge oefend worden. Kunst en Letteren. Oude schilderkunst in onze kerken. De kunstschilder C. B. v. Bohemen schrijft ons: Wie, genoegzaam bekend met het algemeen- erkende schoon en begeerig te ondervinden of er wellicht hier en daar nog niet wat voor den liienschenlijken speurzin verborgen bleef, op een goeden dag den wandelstaf opneemt en de kleine steden en vlekken van ons land doorzoekt, wordt meer dan eens getroffen door de liefde, welke onze voorouders koesterden voor wat wij in onzen tijd zoo speciaal als kunst zijn gaan onderscheiden. Wat het meest opvalt is dan wel het niet zelden religieuze of zinnebeeldige ka rakter daarvan. Het is alsof het overwegend progafe karakter,dat de kunst in de negentiende eeuw vooral gelukkig is hierin thans een ken tering te bespeuren is gaan dragen, de liefde voor de kunst niet grooter heeft gemaakt of- althans die liefde een meer nuchter, egoistisch karakter heeft gegeven. En wat daarbij niet* het minst te betreuren valt, is dat de aandacht van velen ook niet meer met de oude genegenheid bij kunstwerken verwijlt, welke toch hun ontstaan danken aan bijzonder respectabele gevoelens en waarin zich de geest' van een tijd openbaart, welke bij uitstek gericht was op het Goddelijke en verhevene en op een meer ontwikkelden geestelijken gemeenschaps zin. Hoe vaak gebeurt het ons niet, dat we, dwa lend in de van het mondaine verkeer afgesloten, stille landelijke streken van ons land en vol span ning een dier oude, karakteristieke kerkjes bin nentreden, getroffen worden door de wijding, welke van hunnne interieurs uitgaat Het licht valt er, door verweerde of gebrandschilderde uiten, als verinnigd en verpuurd in een wonder- stille of tooverachtige wijze naar binnen. Welk een begrip hadden die oude architecten en glas schilders van een mooien lichtval 1 Maar wat dan niet zelden in contrast juist met die i nnigheid des te sterker teleurstelt, is de weinige zorg, besteed aan de oude schilderngen, welke deze oude eerbiedwaardige gebouwen be vatten. Het moge dan zijn, dat het oog van een min naar der schilderkunst er gevoeliger voor is dan dat van een die nooit de verheven ontroeringen der kunst onderging, het feit zelf verandert er niet door. Aan de wanden daar hangen inder daad schilderwerken welke verdienen dat wij ons hun lot meer aantrekken dan tijdens het leve der laatste generaties geschiedde. Maakte dë tijd de oude glazen, de oude muren mooier, wijl hij hun nuances verleende, welke de schil derachtigheid ervan verhoogden zonder aan de architectonische en decoratieve waarde schade te doen bij de schilderijen is dat ook wel in zekere mate het geval, maar hier deed de tand des tijds zich ook in storenden zin gelden. Schil derijen zijn nl. te dezen opzichte in een ongunsti ger conditie. Zij eischen meer zorg, hoewel er minder zorg aan beteed wordt. Valt er een brok uit een muur, dan metselt men het, indien her stelling noodzakelijk is, in een passen toon bij een gebroken glas wordt, wijl het regen en tocht doorlaat, niet zelden op passende wijze vernieuwd Maar wanneer de schilderij op zijn tijd een ver nisje krijgt wanneer dit al gebeurt dan meent men dat dekwestiedaarmede in het reine is. En dat is juist de vergissing, welke velen makenin onschuld en die tengevolge heeft, dat vele belangwekkende oude schilderingen er in de laatste eeuw zoo verwaarloosd zijn gaan uitzien. De geschiedenis van deze vergissing is inmiddels interessant genoeg om er eens een in ander van te vertellen, ook al omdat de remedie als 't ware in^de kwaal zelve ligt opgesloten. Is het wonder, dat velen de belangstelling voor zulk onaanzienlijk werk verliezen, dat velen het als een stoornis ondervinden en hetnaarden rommelzolder doen verhuizen, waar het dan na jaren door een snuffelenden antiquair" ontdekt" wordt. Wanneer men dan zoo bij géval eens leest, dat er weer een nieuwe aanwinst de collecties van oude meesters en binnen- of buitenland is gaan vermeerderen, dan vergist, men zich niet vaak, wanneer men besluit, dat het van zoo'n ouden particulieren stedelijken of kerkdijken rommelzolder naar die collect ie langs een omweg is verhuisd. Wie het, van de hand deden, meenden zich van een lastpost bevrijd wie het kochten, wisten wel wat zij deden, want niet zelden blijkt zoo'n onooglijk er uitziend doek an werk van artistieke waarde, en zelfs wanneer de toeschrij ving aan een bepaald schilder aanstonds mogelijk is, verbaast de bezitter zich opnieuw over die technische en artistieke schoonheid van een kunstwerk uit over een periode van zoo onover troffen meesterschap. Wat toch is het geval Na het picturale bloei tijdperk van middeleeuwen en renaissance heeft er op schilderkundig gebied een inzinking plaats gehad. De verver, witter, stoffeerder, meubel en glazenmaker, vonden in de oude kerken en gemeentelijke gebouwen geregeld hun werk en wanneer er eens een schilderij dof was geworden, wat was dan eenvoudiger dan dat de verder met een ook maar even het schilderij verniste en een eventueele beschadiging bijwerkte. Zoo'n schil derdoek als een deur of muur afkrabben ging niet zoo werd maar gewoon over de oude vernis heen gevernisd en op deze wijze vormde zich met de jaren een uit diverse vervuilde vernis lagen bestaande koek, welke door het vuil, het welk zich in de barsten nestelde en aan de vernis vasthechtte, geheel ondoorzichtig werd en zoo werd het schilderij tenslotte geheel blind. Het ligt voor de hand, dat Velen meenen, dat zulk een doek, dat in zijn blindheid vaak een netwerk van barsten vertoont, waardoor het verderf, de vocht en schimmel ook in de levens kern van het schilderij dringen, verloren is. De moderne restaurateurstechniek is in staat uit ruines iets schoons te voorschijn te tooveren in zijn oude pracht,dat eerst voor alle blikken verborgen, door vuil en barsten onherkenbaar geworden,na zijn ouden staat opnicuwdoetstralen En wanneer dit mogelijk blijkt,dan spreekt het vanzeli, dat, hier op ons een plicht rust, tegenover liet voorgeslacht. Wij moeten, wat zij ons aan schoonheid nalieten, met meerdere piëteit be handelen. Dan herstellen wij niet alleen de oude omgeving in haar ouden luister, maken haar aantrekkelijk voor den binnentredende, tot een verblijfwaar men gaarne toeft en die tot bezoek uitnoodt, maar wij wekken ook den tijdgenoot op het voorbeeld van zijn illustere voorgangers te volgen en de omgeving met nieuwe schoonheid waaruit religieuze toewijding, gemeenschapszin of beiden kunnen spreken, te verrijken. Liet spreekt vanzelf dat men thans ook maar middelen om heeft gezien, deze kwaal in de toe komst zooveel mogelijk te voorkomen. Het oude doek wordt, indien noodig, door kundige handen voorzichtig verwijderd, een nieuw solide doek aangebracht en daarmee wordt de oude verf verbonden op een wijze die meteen de barsten wegneemt. Vervolgens wordt het doek van voren van de lucht afgesloten, zoodat het de eeuwen kan trotsecren. Het is te betreuren, dat men nog lang niet algemeen genoeg tot restauratie overgaat. In verhouding tot de waarde der kunstwerken zijn de kosten gewoonlijk zeer gering. Men denkt dat de bedoelde kunstwerken nog wel een tijdje mee zullen kunnen, maar een feit is het dat hoe eerder men ingrijpt hoe eenvoudiger de restaura tie is. Prof. ilr. Frans Daels. In „Opgang" van 29 Juli schrijft prof. dr. A. H. M. J. van Rooy o.a het volgende over den door de Belgische franschgezinden vervolgden Vlaamschen gynaecoloog prof. dr. Frans Daels „Vlaanderen trilt van spanning over Daels' lot. Daels, die martelaar dreigt te worden voor Vlaanderen's idealen. Wie, wat is deze, wiens naam thans België vervult Inderdaad een gansch bijzondere mensch 1 Wie hem nadert, wie hem hoort, wie naspeurt, wat hij nauwelijks veertig jaar oud al reeds volbracht weet onmiddellijk, dat deze Waming te rekenen valt tot die heel aparte verschijningen, die nu en dan, maar heel zeld zaam in de geschiedenis van stad en land op rijzen en daarin diepe sporen nalaten dat hij is een uitverkorenen, wiens leven en daden een zoo bijzonder kenmerk dragen, dat zij van on- weerstaanbaren invloed op de menigte zijn moesten niet in vergetelheid geraken kunnen Daels is Doctor in de Geneeskunde en werd, nauwelijks dertig jaren oud, Hoogleeraar in de Verloskunde en Gynaecologie aan de Universi teit van Gent. Als zoodanig behoort hij tot de eersten van gansch België. Met een verbijste rende werkkracht volbrengt hij sinds jaren zijn taak als klinicus, geleerde en docent. Op menig moeilijk probleem zijner wetenschap heeft hij zich geworpen en herhaaldelijk oplossingen ge zonden, die zijn naam met eerbied in de krin gen van vakgeleerden aller landen deed noe men. Verhandeling na verhandeling gaf hij in het licht. Uitnemende leerboeken, de eerste in de V laamsche taal, deed hij verschijnen." NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1922 | | pagina 5