Hel oude Kasteel. DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN Angnsfisiis Josephu Gallier, FEUILLETON. ir ti ft 46ste Jaargang. Maandag 12 Februarijl923. No. 13563 M m I §S p m kiï Bureau KOEMARKT 4 Telefoon Intercommunaal 85. Postbus: Abonnem enten per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco k; post 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent. 39. per Bij of krachtens wetten of verordeningen voor geschreven en andere officieele af- en aan kondigingen van het Gemeentebestuur. Burgemeester en Wethouders van Schiedam brengen ter openbare kennis dat vanaf Woens dag 14 Februari a.s. tot nadere aankondiging de Hoofdbrug voor het verkeer met rij- en voer tuigen zal zijn afgesloten. Door Burgemeester en Wethouders is den 2en brugwachter J.van Zwet bevordert tot len brug wachter en benoemd tot 2en brugwachter L Verlinden. door de genade Gods en de gunst van den Apostolischen Stoel BISSCHOP VAN HAARLEM, I-Iuisprelaat van Z. H. den Paus, Assistent Bisschop bij den Pauselijken Troon, aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van Ons Bisdom, Zaligheid in den Heer. Wij hebben tegenover U nog een zeer aange- namen plicht te vervullen, een plicht van innige dankbaarheid, waarvan Wij Ons hij deze wen- schen te kwijten. Toen Wij voor drie jaren Ons verplicht zagen in Ons klein-Seminarie niet minder dan38studenten af te wijzen, hoewel zij voor hun toelatings-exa- men geslaagd waren, en dat nog wel, ofschoon Wij sinds lang gebrek hadden aan Priesters, gevoel den Wij Ons in geweten gedrongen, daarin te voor zien door den bouw van een nieuw Seminarie. De uitgewerkte plannen vorderden echter daar voor een zoo reusachtige som, dat Wij daartoe niet mochten overgaan, alvorens de zekerheid te bezitten, dat Wij daarbij op uw krachtigen steun konden rekenen. Die steun nu was inder daad zoo krachtig dat Wij, hoewel nog niet zonder groote bezorgdheid, niet langer mochten dralen en zoo gingen Wij tot den bouw over, maar tot Onzen grooten spijt met weglating van de Kapel, waarvoor dan maar een der groote zalen moest dienen. Toen dit bekend werd, hebt Gij bij Ons vijftig-jarig Priesterfeest verleden zomer, weer een zoo groote feestgave voor dit doel samengebracht of toegezegd, dat de moge lijkheid om tot den bouw der Kapel over te gaan, nog wel niet vaststaat, maar toch ook niet geheel is buitengesloten. In ieder geval hopen Wij in het najaar bij het wederbeginnen der studiën, in het voltooide hoofdgebouw, alle jongelingen die zich tot het Priesterschap geroepen gevoelen hoe groot het aantal ook moge wezen te kun nen opnemen. Voor dien krachtigen steun nu, Ons door Geestelijkheid en Geloovigen verleend, brengen Wij Onzen hartgrondigen dank, en Wij zullen niet nalaten den goeden God, die zich niet in edelmoedigheid laat overtreffen, voortdurend te bidden, dat Hij Uwe groote offervaardigheid door Zijn overvl.oedigen Zegen blijvend beloone. Nu komen Wij echter tot U met een nieuwe bede, een bede, die Wij als Bisschop toch zouden moeten doen om den inderdaad nijpenden nood, waarin Wij verkeeren. Het is van algemeene be kendheid, dat in den laatsten tijd de vrees, die zoo lang heeft bestaan voor al wat roomsch is, God zij dank, hoe langer zoo meer verdwijnt, zoodat thans ook op ons vaderland toepasselijk schijnt, het woord des Heeren „Slaat Uwe oogen op en aanschouwt de velden, dat zij reeds wit staan voor den oogst", maar van den anderen kant is het ook waar, dat vooral in de groote ste den vele katholieken tot onverschilligheid ja zelfs 34 Wolfram had meer voor zichzelf dan vooi mij gesproken en zich door zijn herinneringen laten medeslepen. Nu keerde hij zich tot mij, alsof hij vragen wilde „Heb je -mij gevolgd en begre pen Mijn ontroering was hem antwoord ge noeg. „Je moet door zóóveel heengegaan zijn als ik, om te weten, dat ik gevoelde toen ik je ouders leerde kennen. Meer, veel meer dan ik te Wisburg had ontvangen, werd mij hier gegeven en gegeven op een wijze, die mij in de eerste weken ver wonderd deed vragen, of zooveel gelijk blijvend kon zijn. En, na je ouders, de Vrijheer Begrijp je nu mijn houding tegenover jonker Bodo, Margreet Na al wat je vader mij over het verlangen van den Vrijheer had gezegd, was geduld plicht, het eenige middel dat kans van slagen had.Het kwam er op aan mijn dankbaar heid te toonen voor alles wat ik genoten had, kon ik niets geven dan mijn bereidwilligheid. Geduld of zachtmoedigheid, geen oogendienst of baatzuchtGeloof dat vrij, Margreet." Hij had maar al te goed mijn verwijt begre- Advertentiën 15 regels j 1.75 elke r^gel daarboven 35 cent, 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel. Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag toegezonden. Incassokosten worden berekend. tot ongeloof vervallen, omdat zij daar komen als dwalende schapen, aan wie geen voldoende her derlijke zorg kan worden gewijd, daar Wij geen Priesters genoeg hebben om in hun^geestelijke behoeften te voorzien. Wat zouden Wij nu heb ben aan een ruimer Seminarie, wanneer die ruim te niet genoegzaam wordt gevuld Daarom moge hier een woord worden gewijd aan de roeping tot het Priesterschap, waaraan Gij allen, zonder uitzondering, kunt en moet medewerken. De roeping tot het Priesterschap komt vanGod en van Hem alleen, ..Niemand toch," zoo ver maant de Apostel Paulus, „niemand neemt zich die eere, maar hij die geroepen wordt door God," Doch wij allen kunnen en moeten, als ons de uit breiding van Gods Rijk op aarde ter harte gaat, bidden, dat Hij genoegzaam werklieden zende in Zijnen wijngaard ieder kan zijn dagelijksch, zoo dikwijls herhaald gebed, „laat toekomenUwRijk" met die bedoeling bidden, en dit nu vragen Wij van U allen. Van de vaders en moeders echter mag nog meer worden gevraagd want al komt de roeping van God en van Hem alleen, daarmede is niet gezegd, dat God niet in den regel waarop Hij natuurlijk uitzonderingen kan maken en somtijds werkelijk maakt deze eer van het Priesterschap geeft aan de kinderen van ouders, welke door hun waarlijk deugdzaam leven,verdienen op deze wijze begunstigd te worden. Ook daarom is het niet ondienstig, vooral in dezen tijd, waarin wereldsgezindheid en genotzucht ons zoozeer van alle zijden omringen, dat wij allicht daarin kun nen worden medegesleept, te herinneren aan de vermaning van den Apostel Paulus „dat wij, de wereldsche begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig en godsdienstig moeten leven in de ze wereld." Voorts geldt natuurlijk ook voor de ouders, wat de H. Kerk (C. I. C. c. 1353) den Priesters en vooral den Pastoors ten plicht stelt, dat zij de kinderen, welke roeping toonen tot het Priesterschap met bijzondere zorg moeten be schutten tegen het bederf der wereld, en inhen de godsvrucht moeten aankweeken. Deze plicht van waakzaamheid houdt ook niet op bij het in treden in het Seminarie, want gedurende een aanmerkelijk deel van ieder jaar leeft de semina rist buiten die heilige afzondering, en het is een betreurenswaardig feit, dat door gebrek aan die waakzaamheid over de nog onervaren jonge lieden, menige ïoeping ve loren gaat. Na het reeds gezegde zal het wel niet noodig zijn veel woorden te gebruiken voor een betoog, dat de ouders de roeping hunner kinderen niet mogen tegenwerken Wij zouden hierover zelfs geen woord verliezen, wanneer het niet somtijds voorkwam, dat de ouders dit werkelijk doen, hetzij uit zelfzuchtige berekening, dat zij hun kind niet KUNNEN missen, hetzij uit verkeerde liefde voor hun kind, dat zij onverstandig ge noeg zeggen, dat niet te WILLEN missen, of zelfs uit een onchristelijke weerzucht, aardoor ze hun kind een naar hun meening hoogere bestem ming hebben toegedacht. Dergelijke beschouwin gen echter zijn een waarlijk katholiek-voelenden vader of moeder onwaardig de hooge waardig heid toch van het Priesterschap, aan hun kind door God toegedacht, moet hun wel een offer waard zijn, en een hoogere bestemming is in het oog van een goed-katholiek eenvoudig niet denkbaar. Hierbij komt nog, dat dergelijke berekeningen maar al te dikwijls te schande worden gemaakt. Wij hebben het zelf gezien, dat moeders, die hun kindniet konden missen, ditzelfde kind nog voor dat zij pri ster zouden zijn geworden, wanneer zij niet waren teruggehouden, door een vroegtijdi- gen dood missen MOESTEN; dat ouders, die uit geldelijke berekeningen hun zoon beletten zijn ver pen „In Jonker Bodo zag ik den Vrijheer, volgde hij. „Je hadt volkomen gelijk, Margreet, toen je beweerdet, dat hij mij ondanks zijn op vliegendheid en zijn hoogheid aantrok. Het was hem zoo dikwijls aan te zien, dat hij er berouw van had." Maart 1775. „Meisjes zijn nieuwsgierig," plaagde Vader, toen ik er van morgen op stond zelf het geleende boek aan den Vrijheer terug te brengen. „Gij hadt het even goed aan Wolfram kunnen me- degeven." Ja, maar dan kon ik Wolfram niet voor zijn lessenaar in het ambtshuis zien Gewoonlijk is de Vrijheer 's morgens in zijn kabinet. Dat zoogenaamde kabinet, een ruime- kamer in het ambtshuis en vlak naast het Hee renhuis, heeft twee deuren, een uitkomende in de linkerzijgang van het Heerenhuis en een in de achterste kamer van de lange reeks vertrekken in het ambtshuis. Als ik den Vrijheer wil opzoe ken zonder de Vrijvrouwe te ontmoeten, ga ik altijd op dat uur en door het ambtshuis. Ik liep langzaam wachtkamer, gehoorzaal, secretarie, al de kamers door, tot aan het ver trek van den rentmeester Daar was Wolfram al ijverig aan het copi- eeren „Petekindje heeft schik. Wat is er gaande en fpEen beetje VIM. op -een v; vochtigen doekevon wrijven en alles blinkt weer "i '--.i eU 412 94 roeping te volgen, bij gemis aan den noodzake lijken Zegen Gods, ondanks de hulp van dien aan God betwisten zoon, in hun zaken achteruit ingen Wij hebben het zelfs gezien dat die voor iets hoogers bestemde zoon door een later onwaardig levensgedrag zijnen ouders waarlijk niet tot eere strekte Doch dit alles daargelaten in een goed katholiek huisgezin mag rn kan het niet voorkomen, dat als God aan een kind zegt „Volg mij", een vader of moeder, hetzij door woorden hetzij door daden zeggen zoude „Gij blijft in de wereld," en zoo kwamen Wij op onze bede aan de ouders, ,dat zij „verzakende aa de wereldschebegeerlijkheden matig en rechtvaardig en godsdienstig leven," opdat God hen en hunne kinderen kunne zegenen ook door hun roeping te geven tot het Priesterschap, en opdat die kin deren in de dagen dat zij wederom in den familie kring verkeeren, hunne roeping niet alleen niet verliezen, maar daarin zelfs nog gesterkt worden. Zoo, vertrouwen Wij, zullen Wij althans na verloop van.tijd Priesters genoeg hebben om aan onze Geloovigen, die gevaar loopen hun deugd en geloof te verliezen, de zoo hoog noodige Priesterlijke hulp te verschaffen en onze dwalende broeders nader te brengen aan de waarheid, welke zoo velen onder hen begeerig zoeken. Dat geve God Dit zullen Wij hem vragen daarvoor vurig bidden, vooral in den nu weer aanbrekenden vastentijd, waarin onze gebeden zoozeer aan kracht winnen, door de versterving die onze Moeder de H. Kerk ons oplegt, en ook vroeg de Vrijheer bij mijn binnenkomen. „Is het boek al uit Ik had er geen haast mee." Hij wees op een stoel naast hem, maar nauwe lijks zat ik daar of de deur ging open. De Vrijvrouwe Wat was ik gauw bij de deur, kleurende en nijgende en in het onzekere of ik gaan dan wel blijven zou De Vrijvrouwe merkte mij ternauwernood op. Zij had een brief in de hand en reikte dien den Vrijheer toe. „Kolonel von Hompesch schrijft, dat hij dit maal alweder van onze uitnoodiging geen ge bruik kan maken. Zijn zuster Augusta von Stra- leck is ernstig ongesteld en hij vertrekt naar Berlijn." „Jammer," zeide mijn peetvader. „Nu hij te Krakau logeert, had hij zoo gemakkelijk bij ons een paar dagen kunnen doorbrengen. Ik zou hem Bodo zoo graag hebben voorgesteld Daar valt nu niets aan te veranderen Is de bode nog hier „Ik heb hem in de bediendenkamer een maal laten voorzetten." antwoordde de Vrijvrouwe, die inmiddels had plaats genomen. „Hij moet niet weggaan, voordat ik hem ge sproken heb. Heidaar, Wolfram Ik kon het der Vrijvrouwe aanzien, dat haai de naam van Wilbrant's zoon al onaangenaam was. Zij trok.de wenkbrauwen samen, werd een tintje bleeker en speelde met de kanten van haar naar Wij hopen door de verstervingen, die wij onszelf vrijwillig zullen opleggen, omj zooals de H, Apostel Paulus zegt, wat ontbreek! aan Christus' lijden en smarten, in ons aan te vullen voor zijn lichaam de IJ. Kerk. Tevens bevelen Wij aan in Uwe godvruchtige gebeden al de nooden'van Kerk en Maatschappij vande H. Kerk, die in zooveel landen weer hevig wordt vervolgd en bijna overal aan de grootste beproevingen bloot staat van de-Maat schappij, die niet tot orde en rust en vrede kan komen, omdat de wet Gods, de rechtvaardigheid en de Christelijke liefde maar al te zeer vergeten worden door de leiders der volkeren voor onzen H. Vader den Paus, die zoo vurig verlangt en werkt om den vrede van Christus in het konink rijk van Christus te brengen, maar naar wien he laas niet genoeg wordt geluisterd, noch door de volkeren zclven noch door hunne leiders voor onze geëerbiedigde en geliefde Koningin, die wel: dra 25 jaren lang haar volk zoo zegenrijk heeft ge regeerd, voor Haar en Haar Koninklijk Huis in één woord voor al Uwe geestelijke en wereld lijke Overheden, opdat God hen voortdurend ver lichte, om den vrede onde de menschen terug te brengen en b ijvend te bewaren. Daartoe bevelen Wij ook Ons in Uwe gebeden aan, terwijl Wij niet zullen ophouden voor U allen, voor Uwe geestelijke en stoffelijke behoeften, te bidden. En zal dit Ons herderlijk schrijven op Zondag- Quinquagesima, in alle tot Ons Bisdom behoor- rende Kerken, alsmede in de kapellen, waarovep mouwen, alsof zij niet van plan was op te kijken als hij binnen zou komen. Toch deed zij het. Zeker wilde zij nu eens weten wat er wel voor bijzonders in „dien jongen" stak. Zij keek lang en scherp, zij keek of zij alleB om zich heen vergat. „Zoek den bode op, Wolfram, en zeg dat ik hem spreken wil," zeide de Vrijheer. ,Weet gij den weg naar de bediendenkamer?" „Ik ben er nooit gewe st, maar Martijn is op de binnenplaats. Als Uwe Genade het goed vindt, zal ik aan hem de boodschap opdra gen-" De Vrijheer knikte en Wolfram ging. Op het liooren van Wolfram's stem had de Vrijvróuwe het hoofd in de handen laten zakken en gedeeltelijk achter haar zakdoek verborgen; maar een lichte siddering had zij niet kunnen bedwingen. Zij haatte Wilbrant, de lieden zeiden er niet te veel van. Dat Wolfram in dien haat moest deelen, was onrechtvaardig. Ik dacht er over na ondei, het naar huis gaan. Gelukkig, dat, Baron Siegfried Wolfram onder zijn bescherming heeft genomen. Als zijn toe komst van haar of van zijn vader afhing (Wordt vervolgd) NIEUWE SCHIEDAMSCH r-^nV»iki ireon' Sunlight Lux.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1923 | | pagina 1