DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN, 47ste Jaargang. Zaterdag 5 Januari 1924. No, 12836. Gratis-Ongevallenverzekering f 500 bij levenslange geheele invaliditeitf 200 bij verlies van een liand, voet of oog f 200 bij dood f 100 bij verlies van een f OO bij verlies van een wijsvinger; f 15 bij verlies van eiken anderen vinger. De verzekering wordt gewaarborgd door de Holl. Algem. Verz. bank te Schiedam Dit nummer bestaat uit twee bladen TWEEDE BLAD. Binnenland. Gemengd Nieuws. NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT Bureau: KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 85. Postbus: 39. Abonnementen per 3 maanden 2.70, per week 20 cent, franco per post ƒ3.per kwartaal. Afzonderlijke nummers 4 cent. Advert en tiën: 1—5 regels 1.75, elke regel daarboven 35 cent, 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel. Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag toegezonden. Incassokosten worden berekend. „In de war" We beleven wondere tijden. Sinds jaar en dag hebben alle vrijzinnigen bij hoog cn bij laag beweerd, dat er van de antithese als een wezenlijk onderscheidings beginsel in ons volksleven geen sprake kan zijn 't was niets dan wat fantasie van Kuyper. En daar komt me nu het „Vaderland" droog weg verkondigen, dat „het nooit door eenig liberaal ontkend" is Is ie goed Zij, die wellicht onder den indruk waren gekomen van de doodsbidders, die den dood der antithese weer eens bezongen hebben, kunnen nu wee^ gerust zijn. Hoe het „Vad." er toe komt, deze curieuze verklaring a-f te leggen Ja, dat is nóg merk waardiger. Lees maar eens, wat het „Utrechtsch Dagblad", dat méér eerlijk voor den dag komt, in zake de antithese zei „In tegenstelling tot de meening der meeste liberalen, is het onze overtuiging, dat het gees telijk aspect der politieke groepeering in ons vaderland, voor ons land. een niet te onder schatten voordeel biedt, en vooral de politiek op juistere grondslagen baseert dan dat in het buitenland het geval is, waar men zich van die geestelijke tegenstellingen, minder dan bij ons, rekenschap geeft. En het is onjuist uit het feit, dat de breuk in de rechtsche coalitie de samen werking rechts bij uitstek, bemoeilijkt, af te leiden, dat met deze practische ontriggebng, de anti-these-gedachte meteen verongelukt is. De coabtie is een accoord van samenwerking ge weest, dat door de omstandigheden kon worden verbroken, maar de anti-these is een wezenlijk onderscheidingsbeginsel in ons volksleven, dat blijft gehandhaafd, ook al zouden tien Koolen's in hunne pogingen, om de gescheiden broeders weder saam te brengen, falen." Zoo iets is waarlijk nog niet gehoord uit vrij zinnigen mond Geen wonder, dat het „Vad." van verbazing niet meer weet wat het zegt Het ,,U. D." is „in de war", immers, en dan volgt de straks genoemde verklaring over de antithese-en de vrijzinnigen. Wie hier „in de war" is, het „Vad." of „U.D.", behoeft geen verder betoog meer. En we laten de twee kolom, die het „Vad." volpompt om de royale erkenning van het ,,U. D." te ver drinken, verder zwemmen. De vakbeweging. Dezer dagen verscheen vanwege het Centraal Bureau voor de Statistiek het Jaarlijksch Over zicht van den omvang der vakbeweging. De publicatie bestaat uit drie hoofdstukken, u'.l. I de voornaamste voorva'len in de vakbeweging (1 September 19221 September 1923), II de omvang der vakbeweging op 1 Januari 1923, III tabellen. Het eerste hoofdstuk bevat mede deelingen over de inwendige organisatie der vakvereenigingen, de scheuring in het N. A. S„ de concentratie in de R. K. arbeidersbeweging, de stichting eener centrale van z.g.n. hoofd arbeiders, de samenwerking tusschen de vak- centralen, de verhouding tusschen vak- en politieke organisaties, de beweging voor mede zeggenschap in de bedrijven en de internationale verbindingen. Uit het overzicht van den omvang der vak beweging blijkt, dat het totaal aantal georga- niseerden in 1922 daalde van 640.000 tot 572.000, d. i. 68.000. In 1921 bedroeg het verlies 11.000, in 1920 32.000. De organisaties van gewone arbeiders leden de grootste verliezen sedert 1 Januari 1920 een daling van 429.000 tot 324.000. Die van zgn. hoofdarbeiders liepen in hetzelfde tijdsverloop terug van 55.000 tot 48.000, die van personeel in openbaren dienst daalden met slechts eenige honderden, n.l. van 199.483 tot 199.175. De vijf vakcentralcn, waar bij in hoofdzaak organisaties van gewone ar beiders zijn aangesloten, deelden in sterke mate in de verliezen. Haar gezamenlijk ledental liep sedert begin 1920 terug van 547.000 tot 446.000. De niet bij een centrale aangesloten organisaties, waaronder vele van „hoofdarbeiders" en van personeel in openbaren dienst, daalden met slechts 10.000 leden, n.l. van 136.000 tot 126.000. In de vier steden boven 100.000 inwoners, die tezamen ongeveer 1/2 van het totaal aantal georganiseerden omvatten, waren de verliezen in 1922 veel minder groot dan in 19201921. In beide laatstgenoemde jaren tezamen be droegen zij 121/2 pet. tegen 3 pet., in het overige gedeelte van het land, in 1922 672 tegen 1272 pet. Het aantal georganiseerde vrouwen daalde sedert begin 1920 van 54.000 tot 38.000, dus met meer dan 1/3. De tabellen bevatten o.m. gegevens over het. aantal georganiseerden in de verschillende be roepen, de provincies, de 14 grootste gemeen ten en over de financiën der vakvereenigingen. Uit deze laatste tabel blijkt, dat het vermogen der Nederlandsche vakbeweging op 1 Januari 1923 ll1/1 millioen gulden bedroeg. Echter werden van 1/7 deel der organisatie hierover geen gegevens ontvangen. Aan de aan het slot der statistiek voorkomende lijst der vakorganisaties zijn ditmaal voor het eerst ook de adressen toegevoegd. De socialistische onderwijzers. De Bond van Ned. Onderwijzers, bekend als de Bond van Ossendorp, heeft weer eens besloten zich bij het socialistisch Vakverbond aan te sluiten. Met 200 tegen 36 stemmen. De Bond telt 7500 leden en het zou dus niet verwonderen, als het referendum straks deze euvele daad weei verwierp, zooals al eens meer gebeurde. Men deed anders ter vergadering al pogingen genoeg om de onwilligen te bedotten. Zoo ver telde zekere Jan de Wit uit Rotterdam, dat het N. V. V, in den loop der jaren onafhankelijker is geworden van de S. D. A. P. Deze Jan de Wit is bepaald geen familie van den grooten naam genoot, die recht door zee durfde gaan. Of was de man zulk een naieveling, dat hij zijn enormi teit zelf geloofde Dit laatste is heel best. moge lijk, want hij heeft zich zelf al zóóver laten beet nemen, dat hij, hoewel tegen aansluiting, toch lid van den Rond zal blijven,x als de aansluiting doorgaat. Wel een sterk verzet, zulk een Koddig, dat Dh. v. Zadelhof f zoo hevig ver zekerde, dat het N. V. V. zich niet door de S. D. A. P. laat beinvloeden. Men was ter vergadering dan ook bevreesd, dat een paar duizend vrij zinnig-democraten en andere vrijzinnigen zouden gaan loopen. 't Zal zoo'n vaart niet nemen „Nieuw Nederland." Naar men verneemt, zal de volgende week te Amsterdam onder leiding van bekende ka tholieke voormannen, geestelijken en leeken, het licht zien „Nieuw Nederland", een cultureel weekblad tot vernieuwing van den Christelij- ken geest in het bijzonder en openbaar leven van ons Vaderland. Uitgegeven voor en door Katholieken, richt het zich zijdelings ook tot andersdenkenden. Daar het alle standen ia een breede beweging wil betrekken, verschijnt het tegelijk in een populaire uitgave onder den titel „Het Nieuwe Volk." Degenen, die het initiatief namen, zijn van meening, dat onze cultnreele ontwikkeling, na de droevige ervaringen van den jongsten tijd in het sociale en politieke leven, weer haar be zinning en bezieling terug moet vinden in de katholieke godsdienstige beginselen en vandaar haar uitgangspunt moet nemen om zich buiten alle politieke compromissen opnieuw te oriën- t eeren. Een inbreker, 't Gebeurde Oudejaars avond in het Villapark te Kijkduin. Mijnheer en mevrouw waren uitgegaan en het dienstmeisje had gezelschap in de keuken gekregen. Heel onverwacht kwamen mevrouw en mijnheer weer thuis. Goede jaar was duur en juist toen mijnheer voor de tweede maal den zwaren klopper op de bovendeur had laten vallen, had de jongeman,die het meisje gezelschap hield, een schuilplaats gezocht in een diepe kast in de hal. Mijnheer was wat onwel geworden, vertelde mevrouw bij het binnenkomen, vandaar dat men vroeger thuis gekomen was. Mina moest maar gauw een warme kruik klaar maken en mevrouw zou voor mijnheer, die zich inmiddels in een fauteuil in den salon had gevleid, een warmen dronk klaar maken. 1 oen mevrouw de kast opende om een en ander te krijgen, was het of zij zag, dat achter in de kast zich iets bewoog, 't Kon verbeel ding zijn, maar men hoorde den laatsten tijd zulke vreemde dingen. Zij besloot, om het dienst meisje niet ongerust te maken, mijnheer even te roepen. Heel voorzichtig opende mijnheer, hoe wel hij het onzin noemde wat mevrouw dacht ge zien te hebben, de kast en tuurde in de donkere ruimte, en toen mevrouw niet. een lucifer wat bijlichtte ontwaarde men tot groote ontsteltenis een mannelijk wezen ineengedoken achter een grooten koffer. Met één sprong was mijnheer de kast weer uit en hij draaide de deur op slot. „Er uit" buldcrder de hij „er uit „Haal politic, Mina" gilde mevrouw, „politie, een moordenaar in de kast". Mina kwam ontsteld aanloopen en scheen met lamheid geslagen en van schrik sprakeloos te zijn geworden. „Roep hulp", herhaalde mijnheer, die ang stig naar een wapen omzag en niets anders vond dan een slijpplank, waarmede hij voor de kast postvatte. „Mina, haal politic", sommeerde mijnheer, „vlug wat", maar Mina scheen op politichulp niet bijster gesteld te zijn. Plotseling werd aan den binnenkant van de kastdeur geklopt, „Blijf er in" riep mijnheer met verheffing van stem, de slijpplank optil lende, „of ik schiet". „Dat dievetuig", jammerde mevrouw, die een flauwte nabij scheen. „Niet slaan" smeekte Mina, de handen tót mijnheer smeekende omhoog heffende. Weer' werd er- tegen de deur geklopt. Mijn heer zwaaide heftig met de slijpplank en riep „haal hulp, haal hulp". Maar toen mevrouw den moed had naar de buitendeur te loopen om hulp te halen, keerde Mina's spraakver mogen terug en vertelde ze wie zich in de kast verstopt had. Moedig opende mijnheer nu de kastdeur, en gaf den jeugdigen indringer een geduchfig standje, 't Had slecht voor hem afge- loopen kunnen zijn, als mijnheer niet zoo kalm was en niet gauw van zijn wapenen gebruik maakte, verzekerde mevrouw. Ook Mina ont ving een berisping enzij beloofde nooit meer onge hoorzaam te zullen zijn. P a r ij s in >923. Uit het rapport over 1923 van de politie te Parijs, blijkt, dat er in de Fransche hoofdstad gedurende het afgelooperi jaar niet minder dan 109.425verkeersongevallen waarvan 150 met doodelijken afloop, hebben plaats gehad. Twee-en-negentig hiervan waren te wijten aan de onachtzaamheid van bestuurders van automobielen. Het gebruik van zgn. verdoovende middelen is gedurende 1923 aanmerkelijk toegenomen. Tot einde November waren er te Parijs reeds 16.203 arrestaties verricht wegens het gebruik of vervoer van verdoovende middelen, d.w.z. 3000 meer dan in 1922. Voorts werden in 1923 te Parijs 13.035 mis dadigers gearresteerd, waaronder 1677 buiten landers. Het totale aantal gepleegde inbraken bedraagt 142, terwijl er 101 automobielen werd eb gestolen. Het aantal vreemdelingen te Parijs blijft stij gen. De prefectuur heeft gedurende het afgeloo- pen jaar 63.686 aanvragen voor identiteitskaar ten ontvangen, of 28.000 meer dan in 1922. Deze toeneming van het aantal vreemdelingen wordt hoofdzakelijk toegeschreven aan het feit dat er inFrankrijk nagenoeg geenwerkloosheid heerscht. Een nieuwe kroonpretendent. In Weenen is een nieuwe pretendent naar de Fransche kroon opgedoken, de „hertog Jozef van Normandië-Bourbon" die sinds eenige jaren in Weenen woont. Hij beweert een afstammeling te zijn van den Dauphin, die volgens de geschiedenis in den ouderdom van 10 jaar zou zijn gestorven, doch volgens hem uit de gevangenis is ge vlucht. De hertog deelt dan verder mede, dat deze dauphin naar Lippe kwam en door de vorsten van Trauttmanndorff werd opgevoed. Als verdere bewijzen van erkenning deelt hij mede, dat de dauphin van zijn oom Karei X van Frankrijk geregeld geld toegezonden kreeg. Zijn zuster Maria Tberesia huwde, met den graaf van Ghambord en deze graaf de Chambord vermaakte den pretendent zijn slot Chambron aan de Loire, verschillende rechten in Grohs- dorff in benedén-Oostenrijk en verschillende rechten als hertog van Madrid hem toekwamen. Ook dezen titel beweert de pretendent te hebben geërfd. ITij is echter in het bezit van geen dezer rechten en goederen gekome o.a. omdat Frankrijk een onderzoek wenschte. Voorts heeft hij recht op het s'ot Sobieski in Polen, dat hij van Maria Lesczinska heeft geërfd. ITij heeft thans den Franschen afgevaardigde Daudet gevraagd de zaak in de Fransche kamer ter sprake te brengen. Aanspraken op den troon zal hij niet maken,hij wenscht alleen de hem toe komende eigendommen en rechten en verlof om naar Frankrijk terug te komen. Hij bezit vier huizen in Weenen, waarvan hij tengevolge der huurwetten slechts geringe inkomsten verkrijgt. Droeve 1 ij st. Nu, door het vinden van het lijk van den gezagvoerder der „Dixmude", Jcan du Plessis de Grenedan, als zeker wordt aangenomen, dat dit luchtschip is vergaan en er geen hoop op redding meer bestaat, komen van vele zijden in de buitenlandsche pers de reeds vroeger met klem opgeworpeu bezwaren tegen deze stijve, kolossale en toch zoo progile lucht gevaarten weer opzetten. Een der Fransche bladen geeft ten bewijze van de nog zéér groote onvolmaaktheid van r'e luchtschepen, een lijst van de ongelukken, welke met deze moderne verkeersmiddelen zijn gebeurd. In deze opsomming, welke er triest genoeg uitziet en die wij onderstaand doen volgen, zijn niet begrepen do vele lucht schepen, welke tijdens den oorlog veronge lukten of werden vernield. Hieronder volgt dan de droeve rij. F r a n k r ij k. 1901. De „Santos-Dumont" valt op het dak- van een huis. 1902. De „Pax" stort omlaag in de Avenue du Maine, waarbij de uitvinder der machine, alsmede een passagier om het leven komen. 1902. Do „Bradski" verongelukt, waarbij de uitvinder van denzelfden naam en de ingénieur Morin het leven moesten laten. 1907. Dc „Patrie" wordt gelukkig zonder equipage door den wind wegge dreven en bleef sindsdien onvindbaar. 1909. De „République" stort omlaag, door het springen van het canvas vier dooden. Engeland. 1908. De „Lovela.ee" verbrand drie dooden. 1910. Liet militaire luchtschip „No. 2." stort te Aldershot neer. 1911. De „Lebaudy" verongelukt tijdens een proefvlucht voor de admiraliteit. 1911. De „Beta" en de „Gamma' worden vernield. 1911. Ontploffing van de „N.S.ll" negen dooden. 1921. Dc „R. 34" stort ineen, op den terug tocht naar zijn basis. 1921. De ,,R. 38" explideert boven Huil: 44 dooden. D u i t s c h 1 a n d. De Duitsche lijst is wel de langste, en toont aan dat in de jaren 1906 tot en met 1913, dus in acht jaren tijds, niet minder dan dertien luchtschepen zijn verongelukt. De meest tra gische gevallen hiervan zijn dat van de „Er- bold", welke in 1910 nabij Leichingen ver ongelukte en waarbij vijf personen om het leven kwamen, en dat van de „L.Z.2", welke te Johannistal ontplofte, ten gevolge waarvan niet minder dan 28 menschenlevens werden vernitigd. Het gunstigst is de lijst voor de V.S., waar alleen in 1912 de „Altron" en in 1913 de „Ameri ca" verloren gingen. In hetzelfde jaar (1913) werd in Italië de „Fontaunicci" vernield, ter wijl in 19121 de door Duitschland uitgeleverde Zeppelin te Giampeno werd vernield en het jaar daarop de „Roma" waarbij 34 menschenle vens waren te betreuren. Gedurende den oorlog gingen in totaal 69 luchtschepen verloren, waarvan 26 werden verwoest door de geallieerden, 14 door stormen, 12 ten gevolge van ontploffing, terwijl 17 lucht schepen werden gedemonteerd of op andere wijze verloren gingen. De nieu wste truc. Dezer dagen stond op het station te Gera een man bij een baal stof. ITij trok de aandacht van de douanebeambten en toen deze op hem toeliepen om nadere in lichtingen van hem te ontvangen, liet de man zijn baal in den steek, sprong in een stilstaanden trein, aan den anderen kant er weer uit en trachtte over .een muur en een schutting een veilig heenkomen te vinden. Hierin slaagde hij evenwel niet. Hij werd gearresteerd en naar bet politiebureau overgebracht. ITet bleek een zekere Erich Wegener te zijn, koopman en woon achtig te Berlijn. Ondervraagd naar zijn vreemde en verdachtrnakende handelwijze, bekende hij, dal hij met een medeplichtige, een zekeren Muller uit Berlijn, vaak op zeer ingenieuze wijze spoorwegdiefstallen had gepleegd en dat de door hem in den steek gelaten baal stof eveneens van diefstal afkomstig was. Uit het onderzoek bleek toen, dat de wijze van „werken" van dit edele tweetal inderdaad een nieuwtje is. Zij hadden namelijk een ruime kist gemaakt, waarin een man van niet al te groot postuur zich be trekkelijk gemakkelijk kon ophouden. Ook was de kist erop berekend, desnoods voor eenige dagen leeftocht mede te nemen. Wat deden de slimmerds nu De z.g. Müller, die naderhand Schlonies bleek te boeten en te Berlijn woon achtig te zijn, nam in de kist plaats en werd dan door Wegener naar een willekeurige plaats gezonden als vrachtgoed. Des nachts, of wanneer hij de kans ook rfiaar schoon zag, verliet nu Schlonies zijn kist en plunderde op zijn gemak de goederen, welke in denzelfden wagon als hij Werden vervoerd. Ook was hij steeds voor zien van een merkkist met de noodige scha blones en hiermede merkte bij groote pakken en colli, waarvan de inhoud hem begeerenswaardig toescheen, op dusdanige wijze om, dat deze steeds bij Wegener werden bezorgd. Door deze onthullingen is, er plotseling meer licht gekomen j„ de vele raadselachtige spoorwegdiefstallen, welke den laatsten tijd werden gepleegd. Het is de politie echter nog niet gelukt, de band te leggen op Schlonies. Gebleken is na- ir Tijk, dat deze, toen Wegener aan het station t. Gera werd gearresteerd, in den trein gezeten wes, waardoor Wegener vluchtte. Schlonies bleef echter -rustig zitten en deed alsof het geheele geval hem niets aanging. Hij reisde door naar Berlijn en waarschuwde daar de cootgenoote van Wegener, die thans ook in verzekerde bewaring is gesteld, onder verden king van medeplichtigheid.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1924 | | pagina 5