DAGBIMD WO OR SCHIEDAM OMSTREKEN,
DITJES EN PATJES.
47ste Jaargang.
Zaterdag 30 Augustus 1934.
No. 14036
BureauKOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 85 Postbus 39.
Abonnementen per 3 maanden 2.70, per week 20 cent, franco per
post 3.per kwartaal. Afzonderlijke nummers 4 cent. Zaterdagavondnummer
met Officieel Kerkbericht 10 ets.
Advertentiën: 15 regels 1.75elke regel daarboven 35 cent, 3 maal
plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel.
Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag
toegezonden. Incassokosten worden betekend.
Gratis-Ongevallenverzekering f 500 bij levenslange geheele invaliditeitf 200 bij verlies van een liand, voet of oog f 200 bij dood f 200 bij verlies van een
duim; f 60 bij verlies van een wijsvinger; f 15 bij verlies van eiken anderen vinger. De verzekering wordt gewaarborgd door de N.HoIl. Algem. Verz.bank_Scjiiedam
Dit nummer bestaat uit twee bladen
TWEEDE BLAD.
Binnenland.
De Italianen.
Vooral onder den invloed van zeker soort
schrijvers, die al wat Latijn is, afbreken,
omdat de Latijnen door en door katholiek zijn,
al zijn zij dan ook dikwijls volgens Noordsche
begrippen wat al te lichtzinnig, als het op doen
aankomt, heeft men in Duitschland en ook ten
onzent vaak niets dan afkeuring over, voor de
Spanjaarden en Italianen.
Menschen, die zich de moeite gaven, deze vol
keren eens grondiger te bestudeeren, zijn inhun
oordeel echter veel gunstiger. In de „Groene"
van deze week schrijft Constant van Wessem
„De Italiaan is een mensch van zijn klimaat.
Opgegroeid in een prachtig land, waarin hij
zonder te groote inspanning in zijn behoeften
kan voorzien (ik spreek thans niet van de be
woners der groote steden), is hij van een har
monische gesteldheid, van een uitstekend hu
meur, kinderlijk, naief, vriendelijk, goedhartig.
De Italiaan is au fond een alleraardigst mensch.
Maar met de echte Italianen, de Italianen, die
de bevolking van het land uitmaken, komt de
reiziger, die in veertien dagen Italië moet door
vliegen en alleen maar musea en bouwvallen
ziet, niet in aanraking. Doch reeds in den trein
zou hij kennis met hen hebben kunnen maken,
indien hij slechts 3e klasse verkoos te reizen
en zich de moeite had getroost, om ten minste
een beetje Italiaansch te leeren, vóór hij van
huis ging. Want zelfs met geradbraakt Itali
aansch kan men zich bij de Italianen verstaan-
vaar maleen, die bovendien in het verstaan
daarvan heel snugger zijn. Ik zelf reis in Italië
steeds 3de klasse en ik reis voor mijn pleizier.
Ik heb steeds alleraardigste ervaringen met
mijn reisgenooten, die soms een krantenver-
kooper of een fabrieksmeisje waren. Vooral
wanneer men ziet, dat je vreemdeling bent,
komen ze bij je staan, wijzen je alles aan, wat
je onderweg ziet, vertellen het een en ander
over het land, waar men doorreist en vragen
je uit over je eigen land. Een, die een beetje
Fransch kon spreken, begon dadelijk met mij
te onderrichten in de Italiaansche taal en zei
daartoe de fabel van Lafontaine „Le loup et
l'agneau" strophe voor strophe beurtelings in
het Fransch en in het Italiaansch op Bij het
afscheid, gaf hij mij een prentbriefkaart, waar
hij achterop had geschreven, dat hij hoopte,
dat ik bij terugkeer in mijn vaderland nog eens
aan „la bellissima Italia" zou denken. En een
andere jongeling, die tot mij niets anders had
gezegd, dan dat hij ook vond, dat het in Italië
warm was, gaf mij bij het heengaan zijn naam
kaartje. Alles zeer -in het gemoedelijke en zon
der eenige bijgedachten aan fooitjes, enz. Wan
neer men slechts een paar woorden Italiaansch
als vreemdeling spreekt, zijn de Italianen al
verrukt om het uitstekend Italiaansch, dat men
spreekt de Italiaan heeft een ingeboren be
leefdheid, hij lacht je nooit uit, hij is er trouwens
te naief voor ook, hij vindt het niet belachelijk,
dat een vreemdeling Italiaansch radbraakt.
Hij radbraakt op zijn beurt het Fransch, dat
hij, als hij het kent,meestal zeer slecht uitspreekt.
Een hinderlijk aanwendsel is alleen, dat men op
sommige plaatsen op het platteland tegen de
vreemdelingen, om het begrijpen zoogenaamd
te vergemakkelijken, in het Italiaansch in den
infinitief spreekt, een soort „petit-négre" van
zijn eigen taal maakt. Booze tongen beweren
dan,dat de Italianen hun eigen taal niet kennen."
Geen zifterij, maar zijn de Hollanders
over het algemeen zoo vriendelijk tegenover
vreemdelingen
De Hollanders dienen vermaand.
Een groot aantal Nederlanders brengen een
gedeelte hunner vacantie in België door.
Daar vergeten velen van hen ^oo zegt
Vlaanderen" terecht dat het Vlaamsche
volk hun eigen Nederlandsche taal spreekt. ITet,
blad schrijft nog
„Wij weten wel, dat het dialect bij ons een
grootere rol speelt dan in Noord-Nederland.
Maar de Vlaming kan over het algemeen in be
hoorlijk Nederlandsch den Hollander te woord
staan. Een bijzonder briefwisselaar van „De
Schelde" schrijft daaromtrent
De Hollanders dienen vermaand om de wijze,
waarop ze zich doorgaans voordoen. Dezer da
gen hoorden wij nog een postbediende, die in
het Noordstation te Brussel in dienst is, kla
gen over het feit, dat hij slechts zelden een
Hollander aan zijn loket krijgt, die hem dade
lijk in het Nederlandsch te woord staat. Ge
woonlijk beginnen ze met hun beetje Fransch
te radbraken op een afschuwelijke manier, tot
de bediende hem, in het Nederlandsch, en tot
hun beschaming, ter hulp komt.
Dergelijke dingen zijn kenschetsend. De Hól
landers dienen nochtans te weten, dat in België
Vlamingen leven, die strijden voor een cultuur,
die de hunne is. Door hun onfatsoenlijk optre
den dit noemen wij werkelijk o n f a t-
s o e n 1 ij k zijn ze de onvrijwillige mede
werkers van de franskiljons tegen hun eigen
rasbelangen. Indien Hollanders naar België be
zoeken dan dienen ze in Vlaanderen de taal der
Vlamingen te spreken en zich niet te laten begoo
chelen door de uiterlijk verfransching van
Brussel dat in wezen evengoed Vlaamsch ;s
als om het even welke Vlaamsche gemeente."
Laat de Hollanders z;ch d't voor gezegd
houden.
Zelfs kunnen zij tegenwoordig met hun taal
ook veelal in Fransch Belg;ë, en Wallonië terecht.
De Londensche Conferentie is geslaagd cn
men kan het met president Coolidge eens zijn,
dat het daar verkregen resultaat het belangrijkste
succes is, dat sedert den wapenstilstand werd
bereikt wat wel een dankgebedje waard
is.
Het blijkt toch maar een goed idee van het
Fransche en Engelsche volk te zijn geweest, om
de veel dineerende en eeuwig redeneerende con-
ferentie-klaploopers van het Poincaré-type, te
vervangen door mannen die van aanpakken
wisten, en het is met een vaartje te hopen, dat
men ook in de toekomst, de kerels met 'n kloeken
kop,boven lanterfanters met een elastieken maag,
voor zulk werk verkiezen zal.
Het is anders, zooals „de Tijd" terecht schreef,
een lange lijdensweg geweest van het bosch van
Compiègne, waar 11 November 1918 de wapen
stilstand werd gesloten,naar Londen, waar nu ein
delijk een uiting van den werkelijken vrede viel
waar te nemen.
Te Compiègne kwam men overeen, dat
Duitschland alleen de schade, aan de burger
lijke bevolking der geallieerde landen toege
bracht, zou hebben te betalen. Te Versailles
werd dit wapenstilstandsverdrag als een „vod
je papier" behandeld, de bondgenooten stelden
Duitschland aansprakelijk voor alle schade, wel
ke uit den oorlog voortvloeide onder bedrei
ging met een voortzetting der hongerblok-
kacje werden de Duitschers gedwongen een
schuldbekentenis, het zoogenaamde „vredes
verdrag" ,te onderteekenen.
De Duitschers bleken bereid honderd mil
liard goudmarken te betlen doch de gealli
eerden konden in den overwinningsroes hun
eischen niet matigen. Van die zijde zou toen
zelfs het bedrag van 800 milliard zou genoemd.
Politiek spel.
Als in buitenlandsche parlementen een nieuwe
tariefwet wordt behandeld, is men daar in een
ommezien mee klaar, zooals men daar in het
algemeen vlugger weet te werken.
In ons parlement schijnt een nieuwe tariefwet
niet te kunnen slagen men solt er zöo lang
mee tot de tijd voorbij is.
Ditmaal leek het vooruitzicht gunstiger, om
tal van redenen, zooals het „Huisgezin" er
enkele opsomt
Een doortastend minister van Financiën
een ontwerp, dat geen principieelen strijd be
hoefde te ontketenen dringende behoefte aan
versterking der geldmiddelen do wensch om
als 't even kan de werkgclevgenheid te verrui
men het besef dat bij de toeneming onze bevol
king meer ruimte aan de industrie moet worden
gegeven.
Voeg daarbij een door den oorlog althans
eenigszins gewijzigde mentaliteit van steviger
optreden en vastberadener handelen.
Men had kunnen denken, dat, bij verschil
van inzicht, algemeen de wensch ware geweest
om de nieuwe tariefwet af te doen, in plaats van
ze te laten slingeren en beschimmelen.
Van vlug afdoen zal intusschen weinig komen.
De „Vrijzinnig-Democraat" heeft al met
obstructionisme gedreigd. En zooals we
gisteren bereids opmerkten nu komt niemand
minder dan Dh. Schaper in het „Volk" ver
zekeren, dat, indien de rechterzijde de tariefwet
tegen October in openbare beraadslaging zou
pogen te brengen, van een regelmatige en
ordelijke behandeling in het parlement geen
sprake zou zijn.
Maar niet alleen niet tegen October wil Dh.
Schaper het wetsontwerp behandeld zien, hij
wii het hcelemaal niet aan de orde laten komen
voordat de kiezers zich daarover hebben uit
gesproken.
Het mag niet, verklaart Dh. Schaper met
veel nadruk.
In den breede betoogt hij, dat de tariefkwestie
een netelig vraagstuk is, waar veel en velerlei
belangen mee zijn gemoeid, dat van alle kanten
„zakelijk" moet worden bekeken, waarbij
rijp beraad noodig is.
Het „ITsgz." zegt van dat alles
„Wij geven bet hem toe, maar veronderstellen
daarnaast, dat de Kamerleden, die hun voordeel
willen doen met de voorlichting, hun van alle*
kanten geschonken, die de mondelinge uiteen
zettingen van minister en collega's straks zullen
volgen, wel voldoende op de hoogte zullen zijn
en komen.
Maar daarnaast mag men vragen, hoe, bij
de vrees dat de Kamer niet op de hoogte is,
verondersteld kan worden, dat al de millioenen
kiezers straks hoofd voor hoofd de zaak volkomen
onder de knie zullen hebben.
Wij voor ons zijn omtrent een kiezers-uit
spraak, indien ze gevraagd moest worden, aller
minst ongerust, doch wij zijn niet geneigd voor
het relletje, dat men gaat opzetten, te zwichten
en van een verbetering der tariefwet, een ver
betering onzer geldmiddelen en een kleine ver
betering ook van ons industrieel bestaan, op
vrijzinnig-democratisch en sociaal-democratisch
commando af te zien.
Het politiek spel van die heeren wenschen
we niet te steunen."
Wij ook niet. Maar wij gelooven, dat df heeren
nog wel wat zullen bedaren. Er zijn immers ook
van links te veel stemmen vóór dit fiscale wetje
opgegaan, dan dat ditmaal heibel succes zou
kunnen hebben.
Gemengd Nieuws.
Ons leger. De S. O. S. schrijver in de „Tel"
spot
Het gaat met de populairiteit van ons leger
herg-af. Er was een tijd dat een soldaat „witte
boon" heette en waar een bijnaam is, daar is
sympathie, om niet te spreken van liefde. In
die jaren diende men het vaderland perprocura
tie door het stellen van een plaatsvervanger en
het was een gerust idee dat een ander bij nacht
en ontijden voor je op wacht stond, zijn vingers
blauw jaste aan de aardappelen en, als de nood
aan den man kwam, voor je sneuvelde. In die
jaren was het leger populair. De gegoede
jongeling had er niets mee te maken en een
mingegoede verdiende als remplacant een fat
soenlijk stuk brood. Maar sinds te kwader ure
de persoonlijke dienstplicht werd ingevoerd, is
het uit met de liefde voor het leger. Het is
er net mee als met het huwelijk. Zoolang je er
niets mede te maken hebt, is het een sym
pathieke instelling, maar zoodra ben je er
zelf niet bij ingelijfd of de illusies verdwij
nen, de een na de ander. En daarom is het
een aandoenlijke raad van „Ons Leger" zich
tot den Minister van Oorlog te wenden en hem
te wijzen op de tanende glorie van het leger
in de oogen van Jan en alleman eb hem te
verzoeken, nu de parades en de militairen mar-
schen zijn afgeschaft, het publiek toe te laten
bij de aanstaande groote manoeuvres in Noord-
Brabant en Limburg, opdat het „weder eens
gelegenheid moge vinden om het leger in zijn
uiterlijke verschijning en praestaties te zien
en naar wij hopen te waardeeren."
Het idéé, zooals alle idééën van „Ons Le
ger", is voortreffelijk, voorals als men er eenige
uitbreiding aan geeft en b.v. op kritieke punten
gidsen opstelt, die het verzamelde publiek nauw
keurig van den stand van zaken op de hoogte
houden. In dier voege
Let op het spatten van het bloed. Al
weer vijfduizend gulden verschoten aan los
kruit.
Daar nadert de vijand Slijtage aan broe
ken en schoenen drie rijksdaalders per dag en
per man.
De generaal en zijn staf in aantocht.
Salarissen cn pensioenen twee ton per jaar.
De blauwen trekken zegevierend op.
Zeventienhonderd mud aardappelen onder den
voet geloopen
Onverwachte tegenstand der groenen. Elke
minuut heldenmoed kost jullie vijentwintig-
honderd gulden.
Het oppercommando van den vijand
maakt een „omtrekkende" beweging in de socië
teit „Ons Genoegen". Schade aan vloeistoffen,
glazen en flesschen 174.22.
De blauwen in vollen aftocht. Twintig
percent meer op je Rijksinkomstenbelasting.
Pas dit stelsel streng militair-wetenschappe
lijk toe en het kan niet uit blijven of het lof
felijk doel van „Ons Leger" is, na enkele groote
manoeuvres, bereikt
Dit typeert het dwaze optimisme, waarin men
te Parijs langen tijd heeft, geleefd. Het besef,
dat men van die onzinnige eischen heel wat zou
moeten laten vallen, is zeer langzaam gekomen.
Men moest op den duur wel inbinden. Einde
1922 deed de Britsche premier een voorstel,
waarbij de kapitaalwaarde der door Duitschland
te betalen vergoeding op 50 milliard werd ge
steld. Frankrijk en België achtten dit voorstel
onaannemelijk. Het Roergebied werd bezet.
En het practisch resultaat is nu, dat na anderhalf
jaar van dg grootste ellende, te Londen een
aceoord is aanvaard, dat minder geeft dan het
Engelsche voorstel. Dè kapitaalwaarde van het
thans getroffen accoord is door deskundigen op
40 45 milliard geschat, dps ruim de helft
minder dan hetgeen de Duitschers in 1919 te
Versailles vrijwillig hebben aangeboden.
Evenals te Berlijn heeft men nu te Parijs
kunnen zien, dat onrecht niet gedijt.
Duitschland schond in 1914 tegen het ver
drag in, België's onzijdigheid, waarop de neder
laag als verdiende straf volgde de geallieerden
schonden het wapenstilstandsverdrag van Com
piègne en ook zij ondervinden de kwade gevol
gen en moeten, na vijf jaar economische ellende
en ontreddering, tevreden zijn met een accoord
dat de helft minder geeft dan te Versailles aan
geboden werd. Wanneer deze les door de vol
keren begrepen werd en het inzicht rijpte,
dat de raad van Benedictus XIV, om in de
toekomst de moreele macht van het recht boven
de kracht van het wreede geweld te stellen, het
eenige middel is om den gruwel der oorlogen te
vermijden er-was al veel gewonnen
Maar
Je hebt in ieder land Wel een aantal schepsels
die bezitter zijn van een zeer ontvlambaar ge
moed van die menschen die oogenblikkelijk
bereid zijn, om op tafel te slaan en te roepen
dat het een schande is die zonder eenige aan
moediging met het noodige lawaai voor het recht,
of wat ze daarvoor houden, opkomen, kortom
uit zuivere menschenmin het iedereen met hun
hulpvaardigheid lastig maken.
Hier in Holland zetten ze saaie feesten op
touw, of blikken, koperen zilveren en gouden,
jubileum-huldigingen, vervelen de genoodigden
op een of ander fuifje met zin-draad- en cinde-
looze speechen, maken het op vergaderingen den
voorzitter net zoo lang lastig, totdat men ze in
't bestuur kiest, schrijven ingezonden stukken,
hollen bij Vermakelijkheden, al zwetende, van
het eene eind van het terrein naar het andere,
tot ongerief van Jan en alleman, loopen met
lijsten en zijn zelfs hinderlijk tot in de kerkban
ken.
In België daarentegen heeft dit onrustige ge
zelschap, van zichzelf opwindende wekkertjes,
een vereenigingsmiddel in het annexionisme ge-
^roden.
Daar evenals hier is echter het percentage
van die lichtelijk verdwaasden gelukkig heel
gering.
Des te gekker is het daarom, de uitlatingen
van die door-den-molcn-getikten voor ernstig
te nemen, of nog erger, hen te vereenzelvigen met
het geheele Belgische volk iets wat desondanks
door bijna de geheele Nederlandsche pers ge
daan wordt.
Het verlangen om een deel van Nederland
bij België in te lijven, heeft nooit, buiten het
genoemde groepje, bij de Belgen post gevat
integendeel het is juist in vijandschap met de
belangen en sympathieën, der drie groote volks
groepen in België de liberalen, de socialisten
en de katholieke Vlamingen.
De liberalen toch die voor het meerendeel
uit Walen en Franschgezinden bestaan zouden
niets zoozeer vreezen dan dat een half millioen
volbloed Nederlanders de Vlaamsche groep
kwamen versterken, met onmiddellijk gevolg,
dat de taalstrijd voor hen nog hachelijker werd
de socialisten moeten al evenmin iets hebben
van dat half millioen nieuwe burgers, speciaal
omdat zij in hen katholieken zien van de daad
die hun overwicht in de arbeidersbeweging
bedenkelijk zouden schaden, en de Vlamingen
tenslotte willen niets weten van een oorlog tegen
een zoo nauw verwanten en bevrienden stam.
Het eenigst gevaar voor een oorlog tusschen
België en Nederland zijn de Nederlanders die
in hun domheid de stemming tusschen twee
volken, door verdachtmakingen willen veigif-
tijren. Naast den gepensionneerden ophitser,
die stookend het land doortrekt, studeeren blijk
baar ook een aantal journalisten voor oorlogs
misdadigers, en 't zijn vooral helaas katholieke
bladen die hun kolommen afstaan voor zulke
gevaarlijke schrijvers.
Hoe hebben b.v. de laatste dagen eenige
onzer bladen hun best gedaan om in de rede van
minister Ru^s op den Limburgschen Katho
liekendag „verontrustende geluiden" te be
luisteren.
Er zijn zelfs couranten geweest die in hun
ijver voor een kwade zaak de rede zoo vermink
ten, dat het juist geleek of de minister-president
inplaats van over een verdwenen gevaar, over
een dreigend toekomstig gevaar gesproken
had.
Begrijpen dan de redacties van die bladen
nooit, hoe ze met zulk onwaardig gedoe in de
kaart van den tegenstander spelen Beseffen
zij ook niet het kwaad dat ze bedrijven
Het schijnt van niet
Intusschen! Wie de wassende neiging tot 't paci
fisme wil keeren, met welke bedoeling dan ook»
moet dit voor zichzelf weten, maar het aanwen
den van oneerlijke, middelen, maakt hem. bij
voorbaat verachtelijk.
Maaslandus,
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT