Het Leven der H. Liduina zooais verteld wordt aan de Heiden-kinderen van Bethanië. gN Ac-< -Kr-ZCNfTN OtR relaties tusschen het Bisdom Münster en de Nederlanden (vooral tusschen het Convent van Zwolle en de bisdommen Paderborn, Osnabruck, Münster) o.a. wij vermelden slechts het feit van de overplaatsing van Florenz van Weve- linchoven (Wevelcaven) van den zetel van Münster naar den zetel van Utrecht (1381) waar hij regeerde tot 1393. -) (Zie Chronica v. Th. a Kempis). Een meer direct verband voor ons geval kunnen wij vinden door middel van de kloosterlingen van Windesheim. de canonici Regulares ordinis Si. Augustini. t; gemeenten, als in het bisdom Münster en Keulen, enkele kleine kronieken bestonden, die later ten deele benut zijn, maar ook ten deele mis schien onbenut bleven bij de samenstelling der levens van Gei lach en Burgman. De faam was algemeen, getuige de belangstelling van vorst en bisschop, van geleerden als Hendrik Mande, Joa. Buscli geneesheeren te Keulen en elders. De Hanse, die Gelder en Holland met het buitenland omsloot, verkeerde toen juist in den hoogsten bloei, en het onderling verkeer was dientengevolge levendig. Een nieuw, opgewekt van God en God kan doen met ons, wat Hij wil". „Moeder, ik wil niet ziek zijn. Ik heb er nu heeleinaal genoeg van. Ik wil hel niel" Lydwina wou niet ziek zijn, had ze gezegd. Maar dat bleef ze niet zeggen. Toen de ziekte nog langer duurde en nog erger werd, begon ze op een keer eens te denken aan Jezus' lijden. Ze had daar tevoren ook wel eens aan gedacht, Maar tóen dacht ze ej héél bijzonder en héél lang an. En aan hef eind zei ze „Jezus, U vragen om daar een pleister van te maken voor haar zizken rug. Maar hij gaf het haar niet 't Was een vreeselijk gierige man. Lydwina wist, dat hij die dagen vijf kapoenen zou slach ten, om feest mee te vieren, maar hij wou niet een béétje van dat kapoenenvet geven. En Lydwina zei „Onze lieve Heer zal U er wel voor straffen U zult zien Straks eten de muizen het nog op Zoo gebeurde het ook toen 's avonds het feest zou Beginnen, kwam de keukenmeid met een verschrikt gezicht op hem af „Mijnheer, al het vet is weg en nu kan ik de kapoenen niet braden De muizen hadden het opgegeten Hoe we ons voorstellen dat het er morgen in den Hemel uitziet: St. Liduina, erkentelijk voor onze vereering dezer dagen, zet onze wenschen in werkelijkheid om geestesleven ontstond door Geert Groote, en diens navolgers, vrienden en geestverwanten de Windesheimers, de Canonici regularen, als Arnold v. Schoonhoven. In den tijd werd het lichaam der H. Kerk verscheurd door het Westersche Schisma, dat in het leven van Florenz van Wevelinchoveui den bisschop van Utrecht, quasi irremedla bile" genoemd wordt, (dus als een ongeneeslijke ziekte) en dat eerst eindigde met het Concile van Constanz in 1417, terwijl het Schisma zelf nog lang nawerkte en diepe wonden achterliet. N. A. S. (Overgenomen uit „Romen's Aankondiger"). „Lydwina, ga je mee schaatsenrijden Er is zulk fijn ijs „Ja, wachten jullie een oogenblikje? Even vader vragen". 't Duurde niet lang of Lydwina kwam door de achterdeur naar huiten. Ze had de schaatsen al ondergebonden. De gracht, waarop Lydwina met haar vriendinnetjes ging rijden, was vlak hij haar huis, zoodat ze de schaatsen thuis al wel aan kon doen. Dat deden veel van de Schie- damsche kinderen. Na een paar minuten stond ze op het ijs en begon de pret. Echt fijn ijs was het, mooi glad, en het was zoo gezellig druk. Lydwina reed nu eens met dit vriendinnetje, dan weer met dat, praatte, lachte dat je het een heel eind verder, al hooren kon. Je kon ook zoo heerlijk rijden op die grachten. Je kon wél uren doorrijden, zonder dat het begon te vervelen. Opeens een gekraak, een gilletje Lydwina was gevallen. Een van de meisjes was in volle vaart komen aanrijden, recht, op Lydwina af. Ze kon zich zoo gauw niet inhouden, greep Lydwina bij den arm en zoo waren ze samen gevallen. Het vriendinnetje stond gauw weer op, maar Lydwina zelf had zich erg pijn gedaan. Ze was tegen een groot blok ijs gevallen en had vreeselijke pijn in haar zij. Ze had een rib gebroken. Een groote wonde was het, En de dokters konden het maar niet beier maken. Lydwina was toen vijftien jaar. „Moeder 1" „Ja, Lydwina „Moeder, waarom ben ik nu altijd ziek Nu lig ik al twee jaar in bed. Andere kinderen vallen toch ook wel eens op het ijs en zijn dan toch dadelijk weer beter Ik lig nu al twee jaar met die vreeselijke pijn in mijn zij en in mijn rug, waarom ben ik nu nooit eens gewoon gezond „Lydwientje, luister eens zoo iets mag je niet meer zeggen. Je bent zoo onderhand al een groot meisje. En je moet begrijpen, dat 't niet goed is om tegen God te brommen. Wij zijn Geestvervoering der H. Liduina: „de Heilige in omhelzing met haar lijdenden Bruidegom". Ontwerp: Th. GROENENDAAL. 1) Vie de la bienheureuse Lidwine, vicrge, modèle des malades et des infifmes: par M. I'abbé Coudurier Paris 1862. - Ambroise Eray. 2) Sainte Lydwine de Schiedam (1380—1433) par Hubert Meuffels. C. M. Paris 1925. Vict Lecoffre. J. Gabalda. Broché. 4 fres. 3) »Les Saints" Collection publiée sous la direction de M. Henri Jolv. Membre de l'Institut. 4) Cfr. Die Münsterischen Chroniken des Mittelalters herausgegeben von Dr. Julius Ficker Münster 1851. Verlag von Theissing. 5) Opera omnia Thomae a Kempis Editio Pohl. Vol. VII cfr. pag. 491 494. Juist tijdens het leven van genoemden bis schop van Münster, Otto de Hoye en met zijn verlof begonnen eenige canonici regulares eene stichting in Vrensweghern-Northorn 1394, welke later in 1400 n.l. werd opgenomen in die van Windesheim bij Zwolle, cir. ibidem. Verder hebben wij een Arnoldus van Schoonhoven, een ooggetuige van Lidwina's lijden, die in 1430 overleed als lid derzelfde Congregatie. Reeds wat de chroniek vermeldt omtrent den zoeten geur is overeenstemmend met hetgeen Thomas a Kempis in zijn levensschets van Lidwina verhaalt terwijl elders Brugman nog melding- maakt van den geur, die uitging van de frag menten van lever en long, die Lidwina opgaf, (cfr. Vita posterior v. Brugman). Overeenkomst is er ook tusschen de Miinster- sche kroniek en de aanwijzing van Brugman omtrent de holten, de kleur en het getal der wormen zij gebruiken hetzelfde beeld voor de holten vn het lichaam, „a/s een schotel" de chronist voegt erbij „finnen schotel Brugman „gemeenen schotel". Een nieuwe bevestiging ontvangt de meening van Meuffels, door de chroniek als zij op pag. 109, noot 1 verklaart, dat het langdurig vasten van Lidwina begon in 1412 en niet in 14C0. De kroniek zegt beslist „sinds 1411". Hierin verschilt Brugman met Tluwnas a Kempis. Ook over het verblijf van Picardiërs en Walen in Holland, spreekt later een chronist in verband met hertog Karei v. Bourgondiën, die deze soldaten naar Zutphen riep. (pag- 181, M. kron.) Alles le zamen genomen vind ik nog liet waarschijnlijkste, dat de Miinstersehe kronist ons hier een korte samenvatting geeft, een uit treksel uit datgene, wat de lil, erac testirn. de brief van Jan van Beieren en der magistraten van Schiedam o. h. jaar 1420 uitvoeriger vermel den. Enkel de meer voorname punten daaruit toch stipt li ij aan. Volledigheidshalve vestigen wij. de aandacht van Meuffels op deze nog ongebruikte M. kro niek van een tijdgenoot, als een nieuw en interes sant gegeven. Hoe kort ze ook is samengevat, toch blijkt de samensteller of copiist goed op de hoogte. Hij is onafhankelijk van II. Korner's kroniek, tót nu toe de oudste, - en H. K. is weer onafhankelijk van hem. Zij vermelden geheel verschillende feiten. De eene hoorL meer thuis in het bisdom Keulen, de ander in het bisdom Münster. Dit doet dan ook een sterk vermoeden ontstaan, dat er tijdens Lidwina s leven, zoowel in Hollandsche steden en klooster- Het was een heel armoedig huisje, waar Lydwina in woonde. In een hoek, laag bij den grond, stond het bed, yvaar ze in lag, nn al meer dan dertig jaar. Het was er erg koud in den winter, want Lydwina had geen gele om een kachel te laten branden. Toen haar moeder gestorven was, had ze het beetje geld, dat er nog in het huisje was, weggegeven aan de armen en nu was er al lang niets meer. Veel was er niet veranderd in die dertig jaar. Het huisje was een beetje armer geworden, d'r zaten een paar gaten meer in liet dak en de vloer was nog een beetje meer uitgezakt. Alleen Lydwina zelf zou je niet meer her kennen. Hét leuke, gezonde kind, dat op het ijs gevallen was) zooveel jaren geleden, was dat. dezelfde Lydwina Een arme stakkerd lag nu op heL bed, hall' blind en verlamd en met allerlei ziekten. Haar handen en armen en beenen waren heelemaal stijl' en niets was er eigenlijk nog gezond aan haar. Maar haar ziel O die ziel was zóó prachtig, dat de Engelen niet konden wachten om met haar te praten, maar nu al Lydwina bezochten en allerlei vertelden. Die ziel'was zóó mooi, dat haar engelbewaarder haar vaak allerlei heerlijke dingen liet zien, van den hemel en van God, omdat die Engel eenvoudig niet wachten kón tot, haar dood. En Onze Lieve Heer zelf kon ook niet wachten. II ij kwam vaak bij Lydwina en praatte dan met haar over Zijn Moeder en over Lydwina's pijnen. En dan vroeg hij soms „Lydwina, wil je nog een beetje moer verdriet, voor een ziel in het vagevuur Dan kan die gauw naar den hemel, als jij voor haar goed maakt". En dan zei Lydwina altijd „Ja, gfaag, Jezus, laat ze maar gaan, die geloovige ziel". Maar vaak ook troostte Jezus haar en zei ,,Heb maar een beetje geduld nog. Dertig jaar is wel lang maar nu is ook de langste tijd voorbij. Ik kom je gauw halen". Lydwina kon wel schreien van geluk, als ze die woorden hoorde. Ze verlangde zoo vurig naar den hemel Zóó lang al had ze daar ziek, ellendig gelegen in haar armoedig huisje. Zooveel pijn en akelig heid had ze al verdragen, dat ze zoo heel erg graag naar den hemel ging. Maar Jezus had gezegd „Ik kom je gauw halen". En zoo gebeurde liet ook in 1433 stierf Lydwina. Weet je waarom Onze Lieve Heer zooveel van Lydwina hield Omdat ze alles goed vond, wat Hij haar stuurde aan verdriet en pijn. En nog van anderen er bij wou hebben. En omdat ze nooit meer bromde. Hebt veel meer pijn en verdriet gehad dan ik. En U hebt dat allemaal voor mij verdragen. Nu ga ik mijn pijn en verdriet voor U dragen". En hoe meer Lydwina aan Jezus zei, dat ze hef goed vond, om veel verdriet en veel pijn te hebben, des te meer verdriet en pijn kreeg ze ook. Want, Jezus dacht': „dan kan Lydwina eens laten zien. dat ze veel van Me houdt De mensehen uit Schiedam b.v. waren heele maal niet, aardig tegen haar. Op een keer had ze aan een rijken heer een beetje vet laten

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1926 | | pagina 8