S I Woensdag 27 Juli 1927 P Een verloving. Nieuwe Schiedamsche Courant No. 14922 i -«ƒ m C8 Tyootf. "air 'M ii. „Eerst heden zult gij mijn moeder zien, Gerhard", begon Erich, „er is helaas een ver wijdering gekomen in onze familie, een klo ve, die nu niet meer te dempen is, hebt gij er misschien al van gehoord?" Dit wilde Gerhard niet ontkennen, maar nu verzocht hij van de eigenlijke toedracht 'der zaak, waarvan hij niets wist, onderricht te worden. „Die verwijdering is niet mijn werk, ik vond ze reeds", zeide Erich, met een sombere uitdrukking op zijn gelaat. „Ik was een kind van drie jaar toen mijn vader overleed en mijn moeder haar toe stemming gaf tot het huwelijk mijner oud ste zuster met haar gewezen huisonderwij zer. Dat ik later, toen ik de jaren van on derscheid had bereikt, daarover niet erg ge sticht was, begrijpt gij licht. Mijn moeder had er anders over gedacht, anders zou zij wel licht niet met mijn voogd over het patro- naatsrecht van Würtemark ten gunste van den candidaat Gentzer beschikt hebben. Hij kreeg de predikantsplaats en de pastorie en hij woont er heden nog; terwijl mijn moeder later ondervond dat zij zich bedrogen had in de hoop mijn inzichten van jeugd af aan als het ware te kunnen vormen en modelleeren, moest zij wel consequent blijven. Toen ik meerderjarig werd verklaard, had zij er de voorkeur aan gegeven bij haar dochter te wonen, en daar woont zij nog. Gij zult haar zien in onze familiebank. En nu, Gerhard, zoo ge mijn vriend zijt, laat ons dan van die heele noodlottige zaak, die mij een doorn in het oog is, niet meer spreken". Gerhard beloofde dit slechts ongaarne. Het was hem onbegrijpelijk waarom Erich, on danks de grief die hij hier voortdurend voor oogen had, toch in Würtemark bleef, waar om hij het landgoed niet verkocht en waar om hij, nu hij toch landhuishoudkundige zijn moest, zich niet liever in een andere streek vestigde, waar hij niets meer van zijn zwager Gentzer den predikant zou hooren of zien. Hoe zwaar, zelfs bij een twintigjarige 'jongeling zooals Erich was, het besluit we gen moest om een oud familiegoed te verkoo- pen dat sedert eeuwen van vader op zoon was overgegaan, daarvan kon Gerhard zich geen denkbeeld vormen. Slechts dit moest hij nog weten, of de tegenzin van zijn vriend tegen zijn familie zich ook uitstrekte tot het onschuldige en bevallige hoofdje van zijn nichtje. „Op mijn weg hier heen", zeide hij, reed ik de pastorie voorbij Er stond een beeld schoon meisje aan het venster; de postillon zeide mij, dat 't de dochter was van den do- miné en dat zij haar verloving vierde". Erich's blikken namen een nog somberder uitdrukking aan: op dit oogenblik scheen zijn gelaat wel tien jaar ouder. „Ja"' zeide hij, „zij trouwt, naar mijn moeder mij gezegd heeft met een ouden bekende van u en mij: professor Sardonius!" „Hoe!" riep 'Gerhard verbaasd uit, „met 'dien ouden pedanten Sardonius? Maar hij moet wel een jaar of dertig ouder zijn dan de bruid! Dat arme bekoorlijke kind!" Erich haalde de schouders op. „Dat moeten zij voor zichzelf maar weten", zeide hij koel. „Maar zouden wij niet gaan? Er is al tweemaal geluid". De klok bleef luid haar heldere toonen weergalmen over het vlakke landschap om 'de vertrooide gemeenteleden ter godsdienst oefening op te roepen. Van alle zijden zag men de menschen de kerk naderen langs de .voetpaden, die tusschen de velden voortslin- gerden; dit was het eerste tooneel dat eeni- germate Gerhard's belangstelling opwekte, sedert zijn komst te Würtemark, daar hem anders al wat hij op veld en akker gezien had zeer onverschillig was geweest. Ook had .wellicht het gure onaangename herfstweer er aan toegedaan om hem zoo onverschillig te stemmen. In de kerkbank, die aan weerskanten door een ouderwetsch traliehek was afgesloten, vond Gerhard toen hij met zijn vriend bin nentrad, reeds 'n oude dame op haar plaats gezeten en die dame kon niemand anders zijn dan Erich's moeder, ofschoon zij vol strekt niet meer geleek op het portret dat haar op jeugdigen leeftijd voorstelde, het welk Gerhard in de zaal op Würtemark ge zien had. Zij beantwoordde den groet met een scherpen blik op den vreemdeling dien haar zoon, terwijl het zingen der gemeente, dat juist was aangeheven, hem volstrekt geen .verhindering scheen, haar als de heer von Netz voorstelde. Ten laatste maakte zij nog een lichte buiging en daarmede was alles af- geloopen. Mevrouw von Ingenheim bezette ide plaats die het dichtst bij den preekstoel Was, een plaats, die zij van ouds her bezet had. Beide vrienden zetten zich in den tegen- overgestelden hoek neer. Tusschen hen en de oude dame bleven er nog eenige hooge groen bekleede stoelen ledig. Zouden moeder en zoon als zij alleen waren ook zoo zitten tot ergernis van de gansche gemeente, om zelfs in dit gebouw hun veten tegen elkander niet te vergeten? Het gezang dat zeer lang duurde was voor een beschaafd oor verschrikkelijk om aan te hooren. Gerhard zocht naar de bruid die hij eenige dagen geleden in 't voorbij rijden slechts vluchtig achter de venster ruiten had kunnen opnemen; weelderige blonde lokken, eene bevallige gezichtsvorm, frissche gelaatskleur, dit was alles wat hij had kunnen opmerken. Waar toch de bank zijn mocht voor de familie van den dominéé? Vlak tegenover hem in een dergelijke met traliehekken afgesloten bank als de andere zag hij nu nog eene deftige familie ver schijnen: twee jonge meisjes met hare ouders. Op zijn vragende blikken fluisterde Erich hem toe: „Arneburg". Aankomende diplomaten moeten vooral trachten hun ge heugen te oefenen; zoo herinnerde Gerhard zich dat hij op zijn tocht herwaarts den naam Arneburg reeds gehoord had; het kasteel tusschen de hooge populieren was het eigendom van die familie. Zoo op het eerste gezicht maakte die familie juist geen bijzonder gunstigen indruk op hem, ofschoon Erich hem fluisterend verzekerde dat die meisjes waren opgevoed in een instituut, dat wegens de uitmuntende opleiding zijner kweekelingen in een zeer goeden naam stond. Eindelijk betrad de dominéé den kansel. Dit was de zwager van zijn vriend; de man die eens als gouverneur en candidaat het hart van freule von Ingenheim had gewon nen en zelfs hare moeder van alle vooroor- deelen aangaande stand, ja zelfs van haren zoon had losgerukt! Zijn persoonlijk voor komen kwam Gerhard al vrij onbeduidend voor; hij had een bleek mager gezicht, dat slechts door zijn groote oogen eenige uit drukking had. Toen hij begon te spreken trok evenwel zijn welluidend orgaan de aan dacht van zijn kritischen beoordeelaar; met zulk een stem zou hij zich wel het eerst den weg kunnen hebben gebaand tot het onbe waakt hart zijner leerlinge. Do preek zelf liet de man van de wereld geheel en al buiten aanmerking; zij was hem te dog matiek, te zeer op de groote meerderheid der toehoorders, de eerzame boeren name lijk, berekend; hoogere eischen kon zij niet bevredigen. Gerhard begreep niet hoe de oude dame in de tegenovergestelde bank ei zoo door getroffen werd dat zij meermalen haar zakdoek voor de oogen moest brengen. „Hetgeen wij van de kinderen leeren kun nen was de hoofdgedachte der preek en Gerhard van Netz, die nooit een recht familieleven gekend had, moest zich dus aangaande zijn beoordeeling in dit opzicht incompetent verklaren. Na de godsdienstoefening en bij het uit gaan der kerk hoopte hij de familie van den predikant te zien, maar hij werd met Erich die zijn moeder, na een enkelen groet tot afscheid met haar gewisseld te hebben, voor uit had laten gaan, door het ontmoeten der Arneburg s opgehouden. Hij moest zich laten voorstellen. De heer van Arneburg, een klein levendig mannetje, zou in Westphalen zeke- ïen majooi von Netz gekend hebben, van wiens bestaan Gerhard eigenlijk niets wist. Mevrouw van Arneburg noodigde hem uit met zijn vriend, die de invitatie reeds had aangenomen om op Romsleben te komen waar het juist kermis was. De beide freules waren beide precies even groot, beiden droe gen zij een kleedje van dezelfde groen kleu rige s o en in gelaat, voorkomen en in manieren geleken zij zoo op elkander, dat Gerhard in zich zeiven dacht; het zou jam mer zijn als ze een van beide of wellicht a eiei ooit tot een huwelijk kwamen want dan zou men ze moeten scheiden van el kander. Op het kerkplein stonden er nog verschelden groepen van landlieden toen de familie Arneburg eindelijk „losliet", zoo als Gerhard zich ondeugend uitdrukte. Maar die andere familie, Elrich's zuster en zijn nicht, had mtusschen waarschijnlijk onmid dellijk de kerk verlaten om zich huiswaarts te begeven. Gij beoordeelt die meisjes onbillijk, zeide Ingenheim op den weg naar huis, toen Netz eenige opmerkingen over haar maakte Den eerstvolgende Zondag zult gij u daarvan kunnen overtuigen. De plaagzieke opmerkingen van Gerhard dat hij misschien besloten had de 2 onafschei- delijken te scheiden, liet hij onbeantwoord en de vraag of zijn moeder en zijn zuster misschien ook het feest in Remsleben met hare tegenwoordigheid zouden vereeren, een vraag die a bout portant gedaan werd, be antwoordde hij met een kort: „neen!" Hebt gij onzen geleerden Sardonius gedurende zijn verblijf alhier ooit gespro ken, ging hij voort. Hij heeft u toch zeker een bézoek gebracht? Dat ontkende Ingenheim en hij toonde duidelijk hoe onaangenaam dit gesprek hem was. Gerhard deed evenwel alsof hij dat niet opmerkte. Ik was zijn favoriet, Erich, ging hij voort; kon hij maar vermoeden dat ik nu hier ben, hij kwam mij zeker bezoeken. De verwijdering tusschen een familie kan zich toch niet tot het derde en vierde geslacht uitstrekken, Erich! liet hij er onmiddellijk op volgen toen hij wel zag hoe zeer zijn vriend het uitzicht dat hij hem opende ongevallig was. Een aristocraat ben ik ook, o ja zeker, maar gij gaat te ver, gij gaat waarlijk tot in het onnatuurlijke. Dat ge nu juist niet een verbroederingsfeest vieijt met uwen zwager... maar... uw zwager is hij nu toch.... Gerhard, als ge mijn vriend zijt, zeide Erich nu ter herhaling van zijn reeds vroe ger uitgesproken verlangen, laten we dan nooit meer een enkel woord over die om standigheden met elkander wisselen! Er moest hier toch meer achter steken dan beleedigde adeltrots alleen, die trouwens minder in den tegenwoordigen tijd thuis hoort en door den stroom des tijds, die nie mand wederstaan kan, hoe langer hoe ster ker door huwelijken over en weer zelfs in de hoogste kringen, wordt afgesleten. Na de plechtige bewering van zijn vriend mocht Gerhard nu niet verder gaan; niettemin ge voelde hij het dringend verlangen het ge heim, in zooverre hier werkelijk van een geheim sprake was, ontsluierd te zien. Toen hij zich weer alleen in zijn kamer i wond kwam er nog een andere gedachte in hem op; of namelijk wellicht de ware verhouding niet eerst door Erich's zuster of reeds vroe ger ontstaan was. Het portret van die schoone bekoorlijke vrouw dat in de famiiiezaal hing; zij met die eigenaardige lieftallige uitdrukking harer oogen!.... Gerhard sprong op en snelde er terstond heen om van het zöo meesterlijk uitgevoerd portret van mevrouw von Ingen heim het voorwerp van zijne physiono- mische en psychologische studiën te maken. Wel moest zij betooverend geweest zijn! Hoe jammer dat zulke pronkstukken dei- schepping niet het algemeene noodlot van het verwelken en verdwijnen der schoon heid ontgaan kunnen. Toen Gerhard nog in zijn bewondering voor het portret als verloren stond, werd hij door zijn vriend verrast die de zaal binnentrad. Hij fronste wederom het voor hoofd, blijkbaar ontevreden over de bewon dering van Gerhard van het portret, in welks beschouwing hij zoo verzonken scheen dat hij, als uit een droom opgeschrikt, het hoofd omwendde. Hoe oud zag die twintig jarige jongeling er nu niet uit! Gerhard deed andermaal alsof hij niets merkte, maar hij begon een onverschillig gesprok; einde lijk had hij het dringend verzoek van zijn vriend ter harte genomen. Dien namiddag zou men een toertje rijden; Ingenheim had met een naburigen grond eigenaar zaken af te doen en nu wilde hij zijn vriend die hem vergezellen zou, de fraaiste punten laten zien van den omtrek. Het weer was eindelijk opgeklaard en scheen voor eenigen tijd bestendig te zullen worden. Gerhard had echter in dat toertje geen behagen. Liever wilde hij, gedurende den tijd dat zijn vriend afwezig was, een ont dekkingsreis ondernemen op eigen hand, en daar beide op geenerlei wijze elkanders vrijheid beperkten, stemde Erich in met den wensch van zijn vriend; hij stelde een rij paard tot zijn beschikking en duidde hem den weg aan dien hij te volgen had. Toen hij nu alleen was weggereden liet Gerhard toch het paard niet zadelen, maar hij ging te voet uit. Zijn doel lag niet ver weg. Hij wenschte het denkbeeld dat hem reeds voor het portret van mevrouw von Ingenheim zoo zeer had beziggehouden, het mocht kosten wat het wilde, tot werkelijkheid te brengen. Hij sloeg dus den weg in dien hij op zijn reis herwaarts langs gereden had. Die weg was hem nu nog veel langer dan toen. Eindelijk bereikte hij de pastorie, die hem reeds bij zijn vertrek uit het kasteel, daar dit op een hoogte lag, zoo nabij was voorgekomen. Met vasten tred verliet hij den weg en liep door den kleinen voortuin recht op de huisdeur af. Reeds had hij alle vensters bespied, maar hij had niemand gezien. Hij vond de deur half gesloten en trad binnen. Alles was stil, geen mensch liet zich zien of hooren die hem zou hebben kunnen aandienen; op goed geluk klopte hij aan de deur ter linkerzijde, en toen hij geen antwoord vernam, greep hij toe om de deur zelf te openen. Juist op dat oogenblik werd de deur van binnen geopend en een dame trad hem te gemoet; niet zoo als hij volgens het ruischen van haar kleed gehoopt had, de bekoorlijke verloofde, maar mevrouw von Ingenheim, Erich's moeder, aan wie hij dien morgen in de kerk was voorgesteld. Haar gelaat tee- kende ongehoorde verbazing; het was als wilden hare oogen, waarvan het vuur nog niet geheel en al was uitgebluscht, in Gerhard's gezicht het raadsel zoeken op te lossen van dit onverwacht bezoek. Zij beant woordde echter zijn buiging met den tact van éen vrouw van de wereld, en toen hij zich over de oorzaak zijner komst wilde veront schuldigen, vroeg zij hem glimlachend eerst nader te treden. Zij geleidde hem echter niet binnen de kamer waar hij had aangeklopt, want.... dat was hare kamer, maar in het tegenoverliggend vertrek, dat de algemeene woonkamer scheen te zijn. Gerhard had zich al onderweg vast voorgenomen wat hij zeg gen zou en hoe hij zich zou gedragen; hij- moest namelijk Erich er geheel buiten houden; hij wilde zich in de eerste plaats verzekeren, zoo als dan ook volkomen waar was, dat Erich van zijn tegenwoordigheid hier hoegenaamd niets wist. De oorzaak van zijn bezoek dat hij wilde aangeven waar- borgde hem, dat men hem niet voor een nieuwsgierigen indringer zou aanzien, maar hij durfde toch, onder geen voorwaarden, een tegenbezoek op Würtemark uitlokken, dat Erich hoogst onaangenaam zou geweest zijn. Mevrouw von Ingenheim had hem in 't begin niet laten uitspreken, maar nu, nog eer hij aan hare uitnoodiging om plaats te nemen gevolg had gegeven vroeg hij naar professor Sardonim, en hij liet er terstond op volgen dat hij zijn geachten hoogleeraar die steeds zoo welwillend jegens hem ge weest was, gaarne zijn compliment wilde maken, daar hij tot zijn groote verrassing eerst heden, tijdens de afwezigheid van zijn vriend, toevallig vernomen had dat de pro fessor hier was. De oude dame betuigde haar leedwezen dat de heer von Netz slechts haar alleen thuis trof. Haar kinderen waren naar een naburige familie gereden, alwaar de profes sor zijn afscheids-visite maakte, daar hij overmorgen vertrekken wilde. Wanneer mij dat dan veroorloofd is, zeide Netz zeer gevat, kom ik morgen voor eenige minuten slechts terug, want ik wil het samenzijn van den laatsten dag niet storen. Naar ik hoop zal mijn brave hoog leeraar zich zijn getrouwen leerling nog wel herinneren? Hij heeft al met de grootste belang stelling over u gesproken toen ik hem heden zeide, dat ik kennis gemaakt had. Wat kon Gerhard meer verlangen dan zulk een beleefde bejegening? Maar niet tegenstaande dat alles kwamen die eigen aardige trillingen in de wenkbrauwen en in de lippen der oude dame hem toch in hooge mate verdacht voor; hij meende daar in een trek van ironie op te merken, die hem, den toekomstigen diplomaat, belee digde. Intusschen had hij in deze fijnste van alle kunsten, de diplomatie, reeds zulke ver ordeningen gemaakt, dat hij nooit haar vor men verloochende, en toen mevrouw von Ingenheim er op volgen liet, dat het den professor verheugen zou, wanneer hij nog vóór zijn vertrek hem zien mocht, toen was ook van haar zijde aan de vormen voldaan. Netz hield zich nu niet langer op; anders zou hij misschien in den loop van het ge sprek, want hij kende het vaarwater hier niet dan oppervlakkig, op blinde klippen ge- stooten zijn. Bij het afscheidnemen liet hij natuurlijk zijn compliment achter aan den professor, maar de oude dame droeg hem volstrekt niets op. Kon zij veronderstellen dat tusschen twee vrienden feiten van zulk een geheel bijzonderen aard volstrekt niet zouden besproken zijn? Op zijn terugweg kon Gerhard het maar niet begrijpen hoe elk spoor van gelijkenis tusschen 't schoone portret en het tegenwoordig origineel zoo volkomen was uitgewischt; niet dat me vrouw von Ingenheim nu juist zoo afschu welijk was, integendeel, voor een oude vrouw had zij een aangenaam voorkomen, doch haar gelaat was geheel iets anders dan dat van het schilderstuk. Of het nu inderdaad haar portret of slechts een traditie was? De mislukte poging om haar kleindochter te leeren kennen maakte hem naar de ken nismaking nog des te begeeriger. Naar mate hij zich de persoonlijkheid van den hoog geleerden Sardonius, dié slechts zin had ge had voor de studie der klassieken, in het geheugen terug riep, werd hij met het lot van de arme Catharina des te meer begaan, en niet alleen om het verschil in leeftijd. Hij begreep niet hoe de deftige philoloog aan zulk een voor hem zoo hemelsbreed ver schillend wezen gekomen was, hoe en waar hij dat roosje uit de pastorie had leeren kennen. Misschien zou de dag van morgen voor hem daarover een licht verspreiden. Ten einde niet in zijn plannen gedwarsboomd te worden, nam hij zich voor Erich niets van zijn tocht naar de pastorie te zeggen, want misschien zou hij hem weder op een plech tige manier bezworen hebben daarvan af te zien. Misschien ook zou zijn verblijf hier, dat hij zich zoo geheel anders gedacht had, door de nieuwe positie die hij zich meende to scheppen, eenige kleur krijgen; tot nog too was de kleur verschrikkelijk eentonig grauw en Gerhard was nu over zich zelve voldaan' dat hij den duur van zijn verblijf alhier niet bepaald had. Erich zelf was zoo zeer, met hart en ziel een landhuishoudkundige geworden, dat over andere belangen met hem nauwelijks te spreken viel. Hij las niet eens de dagbladen die hij slechts scheen te laten brengen om zijn fatsoen te houden; onaangeroerd liet hij ze liggen, terwijl hij slechts greep naar het landbouwkundig blad. Slechts een gelijk gezinde vrouw tot levensgezellin en de buitenman zou geheel ingespannen zijn! Ditmaal kwam hij laat en een weinig meer verstrooid dan gewoonlijk thuis. Toen Netz hem naar de reden vroeg, vernam hij dat hij bij een naburig land-< edelman, dien hij wegens zaken bezocht had, Arneburg had aangetroffen en daardoor, werd zijn vriend slechts versterkt in het' geloof dat hij die gelijk gezinde ziel in een; der eenvormige in 't groen gekleede ge zusters reeds gevonden had. Maar hoe zwaartillend was die landelijke jongeling niet geworden, 't Was weer dat oudachtig gerimpeld gelaat waarmede hij, zoo als Ger hard nu opmerkte, inderdaad sterk geleek' op zijn grootmoeder, zoo als die zich tegen woordig voordeed. Daarover moest hij hern toch een weinig plagen. Zonder indiscreet te zijn, Erich, begon' hij; daar gij mij zulk een strengen regel hebt voorgeschreven aangaande het vragen naar zekere zaken, zou ik nu gaarne iets vragen, dat mij inderdaad sterk interes seert. Is dat prachtig schilderstuk in uw; familiegalerij, die dame in dat grijs zijdon kleed bedoel ik, inderdaad het portret van uw moeder? Ja, gaf Erich kortaf ten antwoord. Gerhard schudde verwonderd het hoofd, maar de uitdaging die daarmede te kennen ge-, geven was werd niet aangenomen. Het trof goed dat de gewone rijtoer van den grond bezitter langs zijn beste bouwlanden den volgenden morgen juist viel in het uur dat Gerhard voor zijn herhaalden gang naar, de pastorie als het meest geschikt had ge oordeeld, want nu werd hij ontheven van de noodzakelijkheid een voorwendsel te ver zinnen wegens zijn zoo ongewone plotseling opgekomen liefhebberij in het wandelen, ofschoon hij zich een diplomatieke veront schuldiging als tot zijn vak behoorende geenszins zou geschaamd hebben. Zijn vriend vergezelde hij op zijn dagelijkschen rit, zoodat het Erich nu ook niet in 't oog viel dat hij hem alleen liet wegrijden. Zoo dra nu Erich met zijn paard het plein van zijn kasteel verlaten had, begon Gerhard zijn wandeling. Het was een heerlijke lente dag die zelfs aan deze streken eenige be koorlijkheden verleende, maar de jongeling die door zijn reizen in bergstreken met in drukwekkende nptuurtafereelen min of meer verwend was, bleef voor deze meer be scheiden bekoorlijkheid der natuur geheel onverschillig en snelde zoo spoedig moge lijk zijn doel te gemoet. (Wordt vervolgd). UIT EEN VAKBLAD Uit een slagersvakblad: De uitlating van minister Aalberse noemt hij ook geen wet van meeten en persen. DE ACCOUSTIEK Mevrouw A. (in de concertzaal): De acoug- tiek is hier heerlijk, vindt u niet? Mevrouw B.: Ik weet het niet. Ik heb' alleen nog maar vanille-ijs geproefd. ZIJ KENT HEM Jager: Vrouw, ik ga heen! Moet ik je een haas of een paar konijnen meebrengen? Mevrouw: Och, mannetje, ik moet toch' de deur uit, ik zal er zelf wel een.... koopen! UIT DE SCHOOL Onderwijzer: Een abstract zelfstandig naamwoord is de naam van iets dat men wel kan noemen, maar niet aanraken. Geef eens een voorbeeld! Leerling: Een gloeiende pook. OP 'T BAL VAN DE BURGERWACHT U, juffrouw, is zeker ook door uw. patriotisme hierheen gevoerd. Ach, neen, mijnheer, ik ben met mijn tante Amalia meegekomen. RADIO Gedurende hun verlovingstijd was hij de zender en zij de luistervink. Gedurende de wittebroodsweken was zij de zender en hij de luistervink. En nu zenden zij alle twee, en de buren luisteren toe. "f

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 9