S
I
Woensdag 27 Juli 1927
P
Een verloving.
Nieuwe Schiedamsche Courant
No. 14922
i -«ƒ m
C8
Tyootf.
"air
'M
ii.
„Eerst heden zult gij mijn moeder zien,
Gerhard", begon Erich, „er is helaas een ver
wijdering gekomen in onze familie, een klo
ve, die nu niet meer te dempen is, hebt gij
er misschien al van gehoord?"
Dit wilde Gerhard niet ontkennen, maar
nu verzocht hij van de eigenlijke toedracht
'der zaak, waarvan hij niets wist, onderricht
te worden.
„Die verwijdering is niet mijn werk, ik
vond ze reeds", zeide Erich, met een sombere
uitdrukking op zijn gelaat.
„Ik was een kind van drie jaar toen mijn
vader overleed en mijn moeder haar toe
stemming gaf tot het huwelijk mijner oud
ste zuster met haar gewezen huisonderwij
zer. Dat ik later, toen ik de jaren van on
derscheid had bereikt, daarover niet erg ge
sticht was, begrijpt gij licht. Mijn moeder had
er anders over gedacht, anders zou zij wel
licht niet met mijn voogd over het patro-
naatsrecht van Würtemark ten gunste van
den candidaat Gentzer beschikt hebben. Hij
kreeg de predikantsplaats en de pastorie en
hij woont er heden nog; terwijl mijn moeder
later ondervond dat zij zich bedrogen had in
de hoop mijn inzichten van jeugd af aan als
het ware te kunnen vormen en modelleeren,
moest zij wel consequent blijven. Toen ik
meerderjarig werd verklaard, had zij er de
voorkeur aan gegeven bij haar dochter te
wonen, en daar woont zij nog. Gij zult haar
zien in onze familiebank. En nu, Gerhard,
zoo ge mijn vriend zijt, laat ons dan van die
heele noodlottige zaak, die mij een doorn in
het oog is, niet meer spreken".
Gerhard beloofde dit slechts ongaarne. Het
was hem onbegrijpelijk waarom Erich, on
danks de grief die hij hier voortdurend voor
oogen had, toch in Würtemark bleef, waar
om hij het landgoed niet verkocht en waar
om hij, nu hij toch landhuishoudkundige
zijn moest, zich niet liever in een andere
streek vestigde, waar hij niets meer van zijn
zwager Gentzer den predikant zou hooren of
zien. Hoe zwaar, zelfs bij een twintigjarige
'jongeling zooals Erich was, het besluit we
gen moest om een oud familiegoed te verkoo-
pen dat sedert eeuwen van vader op zoon
was overgegaan, daarvan kon Gerhard zich
geen denkbeeld vormen. Slechts dit moest
hij nog weten, of de tegenzin van zijn vriend
tegen zijn familie zich ook uitstrekte tot het
onschuldige en bevallige hoofdje van zijn
nichtje.
„Op mijn weg hier heen", zeide hij, reed
ik de pastorie voorbij Er stond een beeld
schoon meisje aan het venster; de postillon
zeide mij, dat 't de dochter was van den do-
miné en dat zij haar verloving vierde".
Erich's blikken namen een nog somberder
uitdrukking aan: op dit oogenblik scheen
zijn gelaat wel tien jaar ouder. „Ja"' zeide
hij, „zij trouwt, naar mijn moeder mij gezegd
heeft met een ouden bekende van u en mij:
professor Sardonius!"
„Hoe!" riep 'Gerhard verbaasd uit, „met
'dien ouden pedanten Sardonius? Maar hij
moet wel een jaar of dertig ouder zijn dan
de bruid! Dat arme bekoorlijke kind!"
Erich haalde de schouders op.
„Dat moeten zij voor zichzelf maar weten",
zeide hij koel. „Maar zouden wij niet gaan?
Er is al tweemaal geluid".
De klok bleef luid haar heldere toonen
weergalmen over het vlakke landschap om
'de vertrooide gemeenteleden ter godsdienst
oefening op te roepen. Van alle zijden zag
men de menschen de kerk naderen langs de
.voetpaden, die tusschen de velden voortslin-
gerden; dit was het eerste tooneel dat eeni-
germate Gerhard's belangstelling opwekte,
sedert zijn komst te Würtemark, daar hem
anders al wat hij op veld en akker gezien
had zeer onverschillig was geweest. Ook had
.wellicht het gure onaangename herfstweer
er aan toegedaan om hem zoo onverschillig
te stemmen.
In de kerkbank, die aan weerskanten door
een ouderwetsch traliehek was afgesloten,
vond Gerhard toen hij met zijn vriend bin
nentrad, reeds 'n oude dame op haar plaats
gezeten en die dame kon niemand anders
zijn dan Erich's moeder, ofschoon zij vol
strekt niet meer geleek op het portret dat
haar op jeugdigen leeftijd voorstelde, het
welk Gerhard in de zaal op Würtemark ge
zien had. Zij beantwoordde den groet met een
scherpen blik op den vreemdeling dien haar
zoon, terwijl het zingen der gemeente, dat
juist was aangeheven, hem volstrekt geen
.verhindering scheen, haar als de heer von
Netz voorstelde. Ten laatste maakte zij nog
een lichte buiging en daarmede was alles af-
geloopen. Mevrouw von Ingenheim bezette
ide plaats die het dichtst bij den preekstoel
Was, een plaats, die zij van ouds her bezet
had. Beide vrienden zetten zich in den tegen-
overgestelden hoek neer. Tusschen hen en de
oude dame bleven er nog eenige hooge groen
bekleede stoelen ledig. Zouden moeder en
zoon als zij alleen waren ook zoo zitten tot
ergernis van de gansche gemeente, om zelfs
in dit gebouw hun veten tegen elkander niet
te vergeten?
Het gezang dat zeer lang duurde was
voor een beschaafd oor verschrikkelijk om
aan te hooren. Gerhard zocht naar de bruid
die hij eenige dagen geleden in 't voorbij
rijden slechts vluchtig achter de venster
ruiten had kunnen opnemen; weelderige
blonde lokken, eene bevallige gezichtsvorm,
frissche gelaatskleur, dit was alles wat hij
had kunnen opmerken. Waar toch de bank
zijn mocht voor de familie van den dominéé?
Vlak tegenover hem in een dergelijke met
traliehekken afgesloten bank als de andere
zag hij nu nog eene deftige familie ver
schijnen: twee jonge meisjes met hare
ouders. Op zijn vragende blikken fluisterde
Erich hem toe: „Arneburg". Aankomende
diplomaten moeten vooral trachten hun ge
heugen te oefenen; zoo herinnerde Gerhard
zich dat hij op zijn tocht herwaarts den
naam Arneburg reeds gehoord had; het
kasteel tusschen de hooge populieren was
het eigendom van die familie. Zoo op het
eerste gezicht maakte die familie juist geen
bijzonder gunstigen indruk op hem, ofschoon
Erich hem fluisterend verzekerde dat die
meisjes waren opgevoed in een instituut,
dat wegens de uitmuntende opleiding zijner
kweekelingen in een zeer goeden naam stond.
Eindelijk betrad de dominéé den kansel.
Dit was de zwager van zijn vriend; de man
die eens als gouverneur en candidaat het
hart van freule von Ingenheim had gewon
nen en zelfs hare moeder van alle vooroor-
deelen aangaande stand, ja zelfs van haren
zoon had losgerukt! Zijn persoonlijk voor
komen kwam Gerhard al vrij onbeduidend
voor; hij had een bleek mager gezicht, dat
slechts door zijn groote oogen eenige uit
drukking had. Toen hij begon te spreken
trok evenwel zijn welluidend orgaan de aan
dacht van zijn kritischen beoordeelaar; met
zulk een stem zou hij zich wel het eerst den
weg kunnen hebben gebaand tot het onbe
waakt hart zijner leerlinge. Do preek zelf
liet de man van de wereld geheel en al
buiten aanmerking; zij was hem te dog
matiek, te zeer op de groote meerderheid
der toehoorders, de eerzame boeren name
lijk, berekend; hoogere eischen kon zij niet
bevredigen. Gerhard begreep niet hoe de
oude dame in de tegenovergestelde bank
ei zoo door getroffen werd dat zij meermalen
haar zakdoek voor de oogen moest brengen.
„Hetgeen wij van de kinderen leeren kun
nen was de hoofdgedachte der preek en
Gerhard van Netz, die nooit een recht
familieleven gekend had, moest zich dus
aangaande zijn beoordeeling in dit opzicht
incompetent verklaren.
Na de godsdienstoefening en bij het uit
gaan der kerk hoopte hij de familie van den
predikant te zien, maar hij werd met Erich
die zijn moeder, na een enkelen groet tot
afscheid met haar gewisseld te hebben, voor
uit had laten gaan, door het ontmoeten der
Arneburg s opgehouden. Hij moest zich laten
voorstellen. De heer van Arneburg, een klein
levendig mannetje, zou in Westphalen zeke-
ïen majooi von Netz gekend hebben, van
wiens bestaan Gerhard eigenlijk niets wist.
Mevrouw van Arneburg noodigde hem uit
met zijn vriend, die de invitatie reeds had
aangenomen om op Romsleben te komen
waar het juist kermis was. De beide freules
waren beide precies even groot, beiden droe
gen zij een kleedje van dezelfde groen kleu
rige s o en in gelaat, voorkomen en in
manieren geleken zij zoo op elkander, dat
Gerhard in zich zeiven dacht; het zou jam
mer zijn als ze een van beide of wellicht
a eiei ooit tot een huwelijk kwamen want
dan zou men ze moeten scheiden van el
kander. Op het kerkplein stonden er nog
verschelden groepen van landlieden toen de
familie Arneburg eindelijk „losliet", zoo als
Gerhard zich ondeugend uitdrukte. Maar
die andere familie, Elrich's zuster en zijn
nicht, had mtusschen waarschijnlijk onmid
dellijk de kerk verlaten om zich huiswaarts
te begeven.
Gij beoordeelt die meisjes onbillijk, zeide
Ingenheim op den weg naar huis, toen Netz
eenige opmerkingen over haar maakte Den
eerstvolgende Zondag zult gij u daarvan
kunnen overtuigen.
De plaagzieke opmerkingen van Gerhard
dat hij misschien besloten had de 2 onafschei-
delijken te scheiden, liet hij onbeantwoord
en de vraag of zijn moeder en zijn zuster
misschien ook het feest in Remsleben met
hare tegenwoordigheid zouden vereeren, een
vraag die a bout portant gedaan werd, be
antwoordde hij met een kort: „neen!"
Hebt gij onzen geleerden Sardonius
gedurende zijn verblijf alhier ooit gespro
ken, ging hij voort. Hij heeft u toch zeker
een bézoek gebracht?
Dat ontkende Ingenheim en hij toonde
duidelijk hoe onaangenaam dit gesprek hem
was.
Gerhard deed evenwel alsof hij dat niet
opmerkte.
Ik was zijn favoriet, Erich, ging hij
voort; kon hij maar vermoeden dat ik nu
hier ben, hij kwam mij zeker bezoeken. De
verwijdering tusschen een familie kan zich
toch niet tot het derde en vierde geslacht
uitstrekken, Erich! liet hij er onmiddellijk op
volgen toen hij wel zag hoe zeer zijn vriend
het uitzicht dat hij hem opende ongevallig
was. Een aristocraat ben ik ook, o ja zeker,
maar gij gaat te ver, gij gaat waarlijk tot in
het onnatuurlijke. Dat ge nu juist niet een
verbroederingsfeest vieijt met uwen zwager...
maar... uw zwager is hij nu toch....
Gerhard, als ge mijn vriend zijt, zeide
Erich nu ter herhaling van zijn reeds vroe
ger uitgesproken verlangen, laten we dan
nooit meer een enkel woord over die om
standigheden met elkander wisselen!
Er moest hier toch meer achter steken dan
beleedigde adeltrots alleen, die trouwens
minder in den tegenwoordigen tijd thuis
hoort en door den stroom des tijds, die nie
mand wederstaan kan, hoe langer hoe ster
ker door huwelijken over en weer zelfs in
de hoogste kringen, wordt afgesleten. Na
de plechtige bewering van zijn vriend mocht
Gerhard nu niet verder gaan; niettemin ge
voelde hij het dringend verlangen het ge
heim, in zooverre hier werkelijk van een
geheim sprake was, ontsluierd te zien. Toen
hij zich weer alleen in zijn kamer i wond
kwam er nog een andere gedachte in hem
op; of namelijk wellicht de ware verhouding
niet eerst door Erich's zuster of reeds vroe
ger ontstaan was.
Het portret van die schoone bekoorlijke
vrouw dat in de famiiiezaal hing; zij met
die eigenaardige lieftallige uitdrukking
harer oogen!.... Gerhard sprong op en snelde
er terstond heen om van het zöo meesterlijk
uitgevoerd portret van mevrouw von Ingen
heim het voorwerp van zijne physiono-
mische en psychologische studiën te maken.
Wel moest zij betooverend geweest zijn!
Hoe jammer dat zulke pronkstukken dei-
schepping niet het algemeene noodlot van
het verwelken en verdwijnen der schoon
heid ontgaan kunnen.
Toen Gerhard nog in zijn bewondering
voor het portret als verloren stond, werd
hij door zijn vriend verrast die de zaal
binnentrad. Hij fronste wederom het voor
hoofd, blijkbaar ontevreden over de bewon
dering van Gerhard van het portret, in
welks beschouwing hij zoo verzonken scheen
dat hij, als uit een droom opgeschrikt, het
hoofd omwendde. Hoe oud zag die twintig
jarige jongeling er nu niet uit! Gerhard
deed andermaal alsof hij niets merkte, maar
hij begon een onverschillig gesprok; einde
lijk had hij het dringend verzoek van zijn
vriend ter harte genomen.
Dien namiddag zou men een toertje rijden;
Ingenheim had met een naburigen grond
eigenaar zaken af te doen en nu wilde hij
zijn vriend die hem vergezellen zou, de
fraaiste punten laten zien van den omtrek.
Het weer was eindelijk opgeklaard en scheen
voor eenigen tijd bestendig te zullen worden.
Gerhard had echter in dat toertje geen
behagen. Liever wilde hij, gedurende den
tijd dat zijn vriend afwezig was, een ont
dekkingsreis ondernemen op eigen hand,
en daar beide op geenerlei wijze elkanders
vrijheid beperkten, stemde Erich in met den
wensch van zijn vriend; hij stelde een rij
paard tot zijn beschikking en duidde hem
den weg aan dien hij te volgen had. Toen
hij nu alleen was weggereden liet Gerhard
toch het paard niet zadelen, maar hij ging
te voet uit. Zijn doel lag niet ver weg. Hij
wenschte het denkbeeld dat hem reeds voor
het portret van mevrouw von Ingenheim
zoo zeer had beziggehouden, het mocht
kosten wat het wilde, tot werkelijkheid te
brengen. Hij sloeg dus den weg in dien hij
op zijn reis herwaarts langs gereden had.
Die weg was hem nu nog veel langer dan
toen. Eindelijk bereikte hij de pastorie, die
hem reeds bij zijn vertrek uit het kasteel,
daar dit op een hoogte lag, zoo nabij was
voorgekomen. Met vasten tred verliet hij
den weg en liep door den kleinen voortuin
recht op de huisdeur af. Reeds had hij alle
vensters bespied, maar hij had niemand
gezien. Hij vond de deur half gesloten en
trad binnen. Alles was stil, geen mensch
liet zich zien of hooren die hem zou hebben
kunnen aandienen; op goed geluk klopte hij
aan de deur ter linkerzijde, en toen hij geen
antwoord vernam, greep hij toe om de deur
zelf te openen.
Juist op dat oogenblik werd de deur van
binnen geopend en een dame trad hem te
gemoet; niet zoo als hij volgens het ruischen
van haar kleed gehoopt had, de bekoorlijke
verloofde, maar mevrouw von Ingenheim,
Erich's moeder, aan wie hij dien morgen in
de kerk was voorgesteld. Haar gelaat tee-
kende ongehoorde verbazing; het was als
wilden hare oogen, waarvan het vuur nog
niet geheel en al was uitgebluscht, in
Gerhard's gezicht het raadsel zoeken op te
lossen van dit onverwacht bezoek. Zij beant
woordde echter zijn buiging met den tact van
éen vrouw van de wereld, en toen hij zich
over de oorzaak zijner komst wilde veront
schuldigen, vroeg zij hem glimlachend eerst
nader te treden. Zij geleidde hem echter niet
binnen de kamer waar hij had aangeklopt,
want.... dat was hare kamer, maar in het
tegenoverliggend vertrek, dat de algemeene
woonkamer scheen te zijn. Gerhard had zich
al onderweg vast voorgenomen wat hij zeg
gen zou en hoe hij zich zou gedragen; hij-
moest namelijk Erich er geheel buiten
houden; hij wilde zich in de eerste plaats
verzekeren, zoo als dan ook volkomen waar
was, dat Erich van zijn tegenwoordigheid
hier hoegenaamd niets wist. De oorzaak van
zijn bezoek dat hij wilde aangeven waar-
borgde hem, dat men hem niet voor een
nieuwsgierigen indringer zou aanzien, maar
hij durfde toch, onder geen voorwaarden,
een tegenbezoek op Würtemark uitlokken,
dat Erich hoogst onaangenaam zou geweest
zijn. Mevrouw von Ingenheim had hem in
't begin niet laten uitspreken, maar nu, nog
eer hij aan hare uitnoodiging om plaats te
nemen gevolg had gegeven vroeg hij naar
professor Sardonim, en hij liet er terstond
op volgen dat hij zijn geachten hoogleeraar
die steeds zoo welwillend jegens hem ge
weest was, gaarne zijn compliment wilde
maken, daar hij tot zijn groote verrassing
eerst heden, tijdens de afwezigheid van zijn
vriend, toevallig vernomen had dat de pro
fessor hier was.
De oude dame betuigde haar leedwezen
dat de heer von Netz slechts haar alleen
thuis trof. Haar kinderen waren naar een
naburige familie gereden, alwaar de profes
sor zijn afscheids-visite maakte, daar hij
overmorgen vertrekken wilde.
Wanneer mij dat dan veroorloofd is,
zeide Netz zeer gevat, kom ik morgen voor
eenige minuten slechts terug, want ik wil
het samenzijn van den laatsten dag niet
storen. Naar ik hoop zal mijn brave hoog
leeraar zich zijn getrouwen leerling nog wel
herinneren?
Hij heeft al met de grootste belang
stelling over u gesproken toen ik hem
heden zeide, dat ik kennis gemaakt had.
Wat kon Gerhard meer verlangen dan
zulk een beleefde bejegening? Maar niet
tegenstaande dat alles kwamen die eigen
aardige trillingen in de wenkbrauwen en
in de lippen der oude dame hem toch in
hooge mate verdacht voor; hij meende daar
in een trek van ironie op te merken, die
hem, den toekomstigen diplomaat, belee
digde. Intusschen had hij in deze fijnste van
alle kunsten, de diplomatie, reeds zulke ver
ordeningen gemaakt, dat hij nooit haar vor
men verloochende, en toen mevrouw von
Ingenheim er op volgen liet, dat het den
professor verheugen zou, wanneer hij nog
vóór zijn vertrek hem zien mocht, toen was
ook van haar zijde aan de vormen voldaan.
Netz hield zich nu niet langer op; anders
zou hij misschien in den loop van het ge
sprek, want hij kende het vaarwater hier
niet dan oppervlakkig, op blinde klippen ge-
stooten zijn. Bij het afscheidnemen liet hij
natuurlijk zijn compliment achter aan den
professor, maar de oude dame droeg hem
volstrekt niets op. Kon zij veronderstellen
dat tusschen twee vrienden feiten van zulk
een geheel bijzonderen aard volstrekt niet
zouden besproken zijn? Op zijn terugweg
kon Gerhard het maar niet begrijpen hoe
elk spoor van gelijkenis tusschen 't schoone
portret en het tegenwoordig origineel zoo
volkomen was uitgewischt; niet dat me
vrouw von Ingenheim nu juist zoo afschu
welijk was, integendeel, voor een oude
vrouw had zij een aangenaam voorkomen,
doch haar gelaat was geheel iets anders
dan dat van het schilderstuk. Of het nu
inderdaad haar portret of slechts een
traditie was?
De mislukte poging om haar kleindochter
te leeren kennen maakte hem naar de ken
nismaking nog des te begeeriger. Naar mate
hij zich de persoonlijkheid van den hoog
geleerden Sardonius, dié slechts zin had ge
had voor de studie der klassieken, in het
geheugen terug riep, werd hij met het lot van
de arme Catharina des te meer begaan, en
niet alleen om het verschil in leeftijd. Hij
begreep niet hoe de deftige philoloog aan
zulk een voor hem zoo hemelsbreed ver
schillend wezen gekomen was, hoe en waar
hij dat roosje uit de pastorie had leeren
kennen. Misschien zou de dag van morgen
voor hem daarover een licht verspreiden.
Ten einde niet in zijn plannen gedwarsboomd
te worden, nam hij zich voor Erich niets van
zijn tocht naar de pastorie te zeggen, want
misschien zou hij hem weder op een plech
tige manier bezworen hebben daarvan af
te zien.
Misschien ook zou zijn verblijf hier, dat
hij zich zoo geheel anders gedacht had, door
de nieuwe positie die hij zich meende to
scheppen, eenige kleur krijgen; tot nog too
was de kleur verschrikkelijk eentonig grauw
en Gerhard was nu over zich zelve voldaan'
dat hij den duur van zijn verblijf alhier
niet bepaald had. Erich zelf was zoo zeer,
met hart en ziel een landhuishoudkundige
geworden, dat over andere belangen met
hem nauwelijks te spreken viel. Hij las
niet eens de dagbladen die hij slechts scheen
te laten brengen om zijn fatsoen te houden;
onaangeroerd liet hij ze liggen, terwijl hij
slechts greep naar het landbouwkundig
blad. Slechts een gelijk gezinde vrouw tot
levensgezellin en de buitenman zou geheel
ingespannen zijn! Ditmaal kwam hij laat en
een weinig meer verstrooid dan gewoonlijk
thuis. Toen Netz hem naar de reden vroeg,
vernam hij dat hij bij een naburig land-<
edelman, dien hij wegens zaken bezocht had,
Arneburg had aangetroffen en daardoor,
werd zijn vriend slechts versterkt in het'
geloof dat hij die gelijk gezinde ziel in een;
der eenvormige in 't groen gekleede ge
zusters reeds gevonden had. Maar hoe
zwaartillend was die landelijke jongeling
niet geworden, 't Was weer dat oudachtig
gerimpeld gelaat waarmede hij, zoo als Ger
hard nu opmerkte, inderdaad sterk geleek'
op zijn grootmoeder, zoo als die zich tegen
woordig voordeed. Daarover moest hij hern
toch een weinig plagen.
Zonder indiscreet te zijn, Erich, begon'
hij; daar gij mij zulk een strengen regel
hebt voorgeschreven aangaande het vragen
naar zekere zaken, zou ik nu gaarne iets
vragen, dat mij inderdaad sterk interes
seert. Is dat prachtig schilderstuk in uw;
familiegalerij, die dame in dat grijs zijdon
kleed bedoel ik, inderdaad het portret van
uw moeder?
Ja, gaf Erich kortaf ten antwoord.
Gerhard schudde verwonderd het hoofd,
maar de uitdaging die daarmede te kennen ge-,
geven was werd niet aangenomen. Het trof
goed dat de gewone rijtoer van den grond
bezitter langs zijn beste bouwlanden den
volgenden morgen juist viel in het uur dat
Gerhard voor zijn herhaalden gang naar,
de pastorie als het meest geschikt had ge
oordeeld, want nu werd hij ontheven van de
noodzakelijkheid een voorwendsel te ver
zinnen wegens zijn zoo ongewone plotseling
opgekomen liefhebberij in het wandelen,
ofschoon hij zich een diplomatieke veront
schuldiging als tot zijn vak behoorende
geenszins zou geschaamd hebben. Zijn
vriend vergezelde hij op zijn dagelijkschen
rit, zoodat het Erich nu ook niet in 't oog
viel dat hij hem alleen liet wegrijden. Zoo
dra nu Erich met zijn paard het plein van
zijn kasteel verlaten had, begon Gerhard
zijn wandeling. Het was een heerlijke lente
dag die zelfs aan deze streken eenige be
koorlijkheden verleende, maar de jongeling
die door zijn reizen in bergstreken met in
drukwekkende nptuurtafereelen min of meer
verwend was, bleef voor deze meer be
scheiden bekoorlijkheid der natuur geheel
onverschillig en snelde zoo spoedig moge
lijk zijn doel te gemoet.
(Wordt vervolgd).
UIT EEN VAKBLAD
Uit een slagersvakblad:
De uitlating van minister Aalberse noemt
hij ook geen wet van meeten en persen.
DE ACCOUSTIEK
Mevrouw A. (in de concertzaal): De acoug-
tiek is hier heerlijk, vindt u niet?
Mevrouw B.: Ik weet het niet. Ik heb'
alleen nog maar vanille-ijs geproefd.
ZIJ KENT HEM
Jager: Vrouw, ik ga heen! Moet ik je een
haas of een paar konijnen meebrengen?
Mevrouw: Och, mannetje, ik moet toch'
de deur uit, ik zal er zelf wel een.... koopen!
UIT DE SCHOOL
Onderwijzer: Een abstract zelfstandig
naamwoord is de naam van iets dat men
wel kan noemen, maar niet aanraken. Geef
eens een voorbeeld!
Leerling: Een gloeiende pook.
OP 'T BAL VAN DE BURGERWACHT
U, juffrouw, is zeker ook door uw.
patriotisme hierheen gevoerd.
Ach, neen, mijnheer, ik ben met mijn
tante Amalia meegekomen.
RADIO
Gedurende hun verlovingstijd was hij de
zender en zij de luistervink. Gedurende de
wittebroodsweken was zij de zender en hij
de luistervink. En nu zenden zij alle twee,
en de buren luisteren toe. "f