tl CMB&V Nieuwe Schiedamsche Courant Woensdag 3 Augustus 1927 No. 14928 ;yoot£ 'jti i. Een verloving. ui Op een voetpad langs den oever van het riviertje merkte hij, ter zijde van het pad dat hij zelf volgde, een paar op, dat in ver trouwelijk gesprek verloren, daar een ge- noegelijk wandelingetje scheen te maken. Hij keek scherp toe: zijn voorgevoel had hem niet bedrogen, het was professor Sardonius. Hij herkende hem, ofschoon hij zijn gelaat naar dat van haar die hem vergezelde ge richt hield, aan zijne borstelige zwarte bakkebaarden en aan zijne ver afstaande kolossale donker roode ooren. Met wie an ders kon hij hier wandelen dan met zijn verloofde? Ilaar blonde lokken, die van den zonneschijn zulk een warmen gloed ontvin gen, maakten dit voor Gerhard ontwijfel baar. De afstand van waar hij haar zag was te groot om hare trekken te herkennen maar, zij kwam hem bleeker voor, dan toen hij haar voor het eerst, achter de venster ruiten gezien had. Gaarne zou hij beiden voorbij zijn gegaan, doch de eerste poging die hij daartoe aanwendde, voerde hem in het drabbige weiland en hij bevond dat de Schwinge, zoo als de beek heette, in grillige bochten, tusschen hem en het gelukkige bruidspaar voortslingerde. Gelukkig waren zij op hun terugweg naar huis en de beide paden kruisten op zeker punt op een ver rassende wijze elkaar. Nu werd het paar ook op hem opmerkzaam en Gerhard zag hoe de professor zijn bril dichter bij de oogen schoof en, terwijl hij de verloofde achterliet, zijn schreden verhaastte. Salve! salve! riep hij hem reeds van verre toe. Gij hebt mij niet vergeten, en hij reikte hem zijn groote hand toe, waarop hij Gerliards hand hartelijk drukte. Eerst gisteren heb ik vernomen dat mijn waarde taalgeleerde vriend, mijn amicus polyglottus, hier is. Gij weet immers nog wel dat ik u, om uw vaardigheid in het spreken van vreemde talen mijn poly glottus noemde? Onder dezen titel evenwel kan ik u mijn toekomstige schoonmoeder niet voorstellen, Gerharde a Netz of de Netz: dat is de vraag nog. Met deze pedante aardigheid, die hij echter alleen voor een aardigheid scheen te hou den, nam hij Gerhard bij de hand en stelde hem voor aan de dame die intusschen ge naderd was. Het was dus wederom niet de ontmoeting die hij gehoopt had; niet de be koorlijke bruid was het, maar de achtbare schoonmoeder in spe, met wie de professor naar alle waarschijnlijkheid het uitzet en de inrichting van zijn huishouden besproken had. Zij groette Gerhard vriendelijk. Hij kon niet ontkennen, dat zij, ondanks haar bleek gezicht nog een knappe vrouw was en toen hij met haar voortwandelde moest hij ook toegeven dat zij alles behalve leelijk was. Die mijnheer de candidaat Gent- zer had in zijn tijd voorzeker goed uit zijn oogen gekeken. Zij sprak weinig. Hoe zou er dan ook veel stof tot gesprek geweest zijn, daar het naaste en natuurlijkste ook voor haar, even als voor Gerhard verboden ter rein was? Maar zelfs de woorden van geheel algemeene strekking, die zij nu en dan aan het gesprek van beide heeren ten beste gaf, waardoor zij dan van een of ander acade misch onderwerp door toevallige indrukken langs den weg werden afgeleid, hadden voor •ZOO ZIJN .er .NIET .VEEL. Dit meisje Hvianna Maxwell genaamd, afkomstig uit New-York, heeft haar hart op de rechter Plaats zitten. De jongeman, die haar hart dus on J7 nen' kan met recht zeggen: „Zij is één s>fl de miiiioea". Gerhards luisterend oor een sympathieken klank. Daar komt Catharina! zeide Sardonius. Tusschen de elzenstruiken langs de laat ste kronkeling van de Schwinge werd nu de slanke gedaante zichtbaar van een jong meisje, dat op het zien van een vreemden heer in het gezelschap van hare moeder eerst een weinig verwonderd scheen, maar toen met versnelde schreden naderde. Ger hards oogen hadden haar spoedig opge nomen, en eiken trek van haar behoorlijk gelaat herkend, nog eer zij elkander hadden bereikt. Ilier is mijn beste toehoorder uit lang vervlogen tijden, Catharina! riep de pro fessor vroolijk uit, en hij greep andermaal Gerhards hand. Naar ik hoor zal hij met ons op dezelfde plaats domicilieeren en 't is te hopen dat wij hem weer spoedig bij ons zul len mogen zien, in zóóverre ik, anticipando al van ons spreken mag. Reeds toen wij naderden bloosde zij sterk, doch deze op de toekomst doelende woor den, die haar gevoel zouden kunnen kwet sen, deden haar nog heviger blozen en zij had slechts een sprakelooze buiging tot ant woord. Kom amice! zeide Sardonius, toen zij weder aan een kruispad gekomen waren, moeder en dochter zullen, daar zij over huis houdelijke zaken te spreken hebben, ons graag kwijt willen zijn. Laat ons beide nog een kleinen omweg maken, dan zal ik u een merkwaardig punt laten zien, waar in den ouden tijd, toen aan de zijde van de Elbe de Saxones, van de overzijde, de Slavische Utici of Wilzi woonden, een klooster ge staan heeft met een burcht om hen tegen de heidenen te beschermen. Van daar heet die plek nog tot op den huidigen dag de Kloosterberg: dat wil zeggen, berg, in den zin van lucus a non lucendo. Nauwelijks liet hij Gerhard den tijd de dames, toen de professor haar als het ware met geweld van hem scheurde, een woord toe te spreken. Dat spreekt van zelf, mama, viel hij zijn toekomstige schoonmoeder in de rede, die het niet betamelijk achtte den vreemdeling haar drempel, die zoo dicht bij lag, voorbij te laten gaan. Ik breng hem weer mede, mijn vriend Johannes moet ook kennis met hem maken, om toch eindelijk eens van zijn voor oordeel en genezen te worden. Van welken aard die vooroordeelen waren waarop de professor zoo en passant zin speelde, bleef vooreerst twijfelachtig. Ger hard kon er niet naar vragen, hij meende echter dat zij op het kasteel van Würtemark betrekking hadden, in zoo verre zij namelijk met doelden op den stand in 't algemeen waartoe hij ook zelf behoorde. Terwijl de beide heeren hun weg vervolgden, naderden zij de plek die den professor zoo merkwaar dig voorkwam; zij konden de dames nog een eind ver zien tot dat zij tusschen de elzen, waar achter Catharina als een fee te voor^ schijn was getreden, verdwenen waren. Ger hard wendde zijn oogen niet van haar af en hij was zeer verstrooid gedurende de ge leerde uiteenzetting van den professor, die echter geen antwoorden, zelfs geen onmer kingen verwachtte. Misschien had hij daarom Gerhard Netz zijn meest geliefden toehoor der genoemd, omdat deze van zijn vroegste jeugd af aan de gewoonte had met scbiin baar gespannen aandacht zijn oog te laten rusten op den persoon die met hem sprak terwijl intusschen zijn gedachten elders ver' toefden. De omweg, dien hot bezoek naar de plek van het oude klooster kostte was niet groot, maar de professor hield GerhaÏÏ nog een tijd lang op. Gij zijt met klassieke studiën opgevoed dus moet gij een verlicht man zijn en vrii van vooroordeelen, begon hu- hoe denkt uw vriend Ingenheirn daaro'vS Hij was zulk een stil eenvoudig jongehmr en toch heeft ook hij den Moloch van den trots, die tegenwoordig een anachronisme is ten koste van kinder- en broederliefde ge offerd. Van mijn vriend Gentzer kan ik slechts een onbevredigende uitkomst ver krijgen. Ik vereer dit in hem, ook kan ik het zijn schoonmoeder en zijn zuster toch niet vragen. Maar die afkeurenswaardige ver houding dicht bij elkander te wonen en quasi voor elkander dood te zijn, laat mij geen rust. Heeft uw vriend, zoo als wel te denken is, zich dienaangaande jegens u uit gelaten, dan kunt gij mij wellicht, duidelijk maken wat mij te doen staat. Ik wilde, toen ik met de familie in betrekking kwam, den naasten bloedverwant mijner aanstaande die bovendien mijn toehoorder geweest is' mijn compliment maken en misschien eené verzoening bewerken. Ik meende te -moeten herinneren aan de lex Cannuleia die eens een veel diepere kloof tusschen verschil van stand dan de opheffing van het verbod om zich met elkander te verzwageren, gedempt heeft, maar men heeft mij dit dadelijk en EEN AMERIKAAN SGH VETERAAN van den grooten oorlog: de tambour-majoor Carl Sand; deze meneer is niet kleiner dan 2 M. 28 en weegt de berichten zeggen 't slechts 141 kilogram; inderdaad, de veteraan ziet er lang niet slecht uit, gelijk onze foto toont. hoogst ernstig afgeraden. Spreek gij nu op recht met mij, amice! hoe is de eigenlijke stand van zaken hier? Gerhard kon hem overeenkomstig de volle waarheid geen opheldering geven doch, daar dit gesprek hem even pijnlijk, als het opont houd met den professor onaangenaam was, wist hij de kwestie zeer behendig te ont duiken, zoodat hij noch zijn onwetendheid bekende, noch zijn vriend deed voorkomen als een verblinde slaaf van het vooroordeel, die zijn gekwetsten trots zelfs aan elk heilig gevoel opofferde. Op deze wijze kwam de professor tot hetzelfde vermoeden dat ook bij Gerhard ingang gevonden had, dat er namelijk voor de onnatuurlijke spanning, die den ganschen omtrek een ergernis was, een of ander ondoorgrondelijk geheim moest bestaan. Eindelijk naderden zij beiden de pastorie en reeds kwam de dominé hen tegemoet om hun die de pastorie kwamen bezoeken, al gold hun bezoek ook niet zoo zeer hem zelf, als wel zijn vriend en aanstaanden schoon zoon, in zijn huis welkom te heeten. Had Gerhard gelegenheid gehad op zijn wande ling de bruid langer gade te slaan en met haar te sprekon, dan zou hij de uitnoodiging hebben afgeslagen; hij zou zijn doel bereikt hebben, want hij had Catharina van Würte mark wier beeld hem slechts in onbestemde trekken en als in een romantisch waas ge huld voor den geest had gezweefd, slechts meer van nabij willen zien; welk ander doel kon hij er dan ook mede gehad hebben? Het ging hem toch niet aan dat zij den ouden schoolvos, den schoolkameraad en academie vriend van haar vader, wellicht tot beloo ning voor vroeger verleende diensten, tot vrouw werd gegeven. Haar jeugdig hart te wekken, dat voor haren aanstaanden echt genoot nog in een vasten tooversluimer lag, dat kon hem toch niet in de gedachten ivomen. Gezien had hij haar, wel is waar, doch hij gevoelde zich door dit vluchtig oogenblik niet bevredigd en hij gaf dus gaarne gehoor aan de uitnoodiging die hem den familiekring van den predikant binnen leidde. Hij gevoelde zich zonderling te moede, toen hij den drempel van het woonvertrek overschreed en de predikantsvrouw hem vriendelijk ontving, terwijl haar dochter bezig was op de reeds gedekte tafel eenige ververschingen gereed te maken. Gerhard gevoelde geen vasten grond meer onder zich: was het goed dat hij zich hier bevond? Mevrouw von Ingenheirn vertoonde zich niet; haar tegenwoordigheid, meende hij, zou hem zijn contenance hebben teruggegeven. Voor hem zelf was het een voordeel dat hij zich zeiven niet zoo volkomen meester was. Zoo als hij zich nu voordeed, tot zijn eigen verwondering min of meer beschroomd, was hij in de oogen van die eenvoudige menschen veel beminnelijker, en de profes sor kon zijn vriend Gentzer even als diens vrouw een blik van zelfvoldoening toewer pen, waarmede hij hun scheen te vragen: Welnu, heb ik u te veel van mijn liefsten leerling gezegd? Hij zelf, de attaché van een koninklijk gezantschap, die nog weinige dagen geleden in een, om klassiek te spreken homerisch gelach, zou zijn uitgebarsten, wanneer hij zich zelve in een dergelijk gezelschap bij een idyllisch maal onder het nederig dak van een dorpsdominé gedacht had, hij zelf be gon zich weldra geheel op zijn gemak te gevoelen. Het was de betoovering eener ge lukkige huiselijke omgeving die hij wellicht nog nooit ondervonden had, en die nu zoo verwonderlijk snel haar invloed op hem uitoefende. Hier was alles helder en open, hier woonden liefde en vrede. De dominé kwam hem nu veel belangwekkender voor dan gisteren op den kansel en zijn woorden ademden een hartelijkheid en indrukwek- kenden zin, die de weldadigste uitwerking had op den jongen diplomaat. Ingenheim's zuster was een zachtzinnige vrouw, haar oog wanneer dit zich richtte op haar echt genoot of op haar dochter, had een uitdruk king van innig gevoel die Gerhard inder daad trof. En Catharina, het beminnelijk eenvoudig kind, dat haar eigen bekoorlijk heden onbewust, zoo vrijmoedig met hem sprak als hadden zij elkander al sedert jaren gekend. Ongemerkt was er reeds een half uur vervlogen en Gerhard gevoelde zich als iemand die uit een gelukkigen droom ont waakt, toen het slaan der klok in het voor huis hem aan zijn vertrek herinnerde. Hij maakte nu zijn compliment met zijn ge wone zelfbeheersching en men verzocht hem zijn bezoek te hervatten, maar aan Erich had men hem niets opgedragen, voor hem gaf hem zelfs de professor geen groet mede. Intusschen verontschuldigde de professor zich dienaangaande voor de deur, waarheen hij Gerhard nog een eindje vergezeld had. Ik had, toen ik hier kwam, zeide hij, mijnheer von Ingenheirn wel een visite mogen maken; daar dit nu eenmaal per varias causas in de pen gebleven is, heb ik nu ook geen recht meer mij in zijn herinne ring terug te roepen. Maar gij, amice, gij zult nu toch waarschijnlijk wanneer gij spreekt van uw ontmoeting met mij en van uw bezoek dat daarvan het gevolg was, van uw vriend eindelijk toch wel eenige ophel dering ontvangen, en dan zou ik het aan merken als een soort van voortdurende ge negenheid jegens mij wanneer gij mij daar omtrent een kleine schriftelijke mededeeling deedt toekomen. Overmorgen vertrek ik. Ingenheirn was van zijn reis terug ge keerd en hij verwonderde zich over het lang uitblijven van Gerhard, vooral daar hij wist hoe afkeerig zijn vriend was van verre wan delingen door een zoo weinig bekoorlijke streek. Dat Gerhard daaronder ook deze streken rekende, omdat hij andere eischen deed aan de bekoorlijkheden van een land schap dan die welke de omstreken van Würtemark in herfstdosch konden aan bieden, was Erich bekend. Hij ontving hem dus met een schertsende vraag en met, zulk een vroolijk gelaat als Gerhard in lang niet van hem gezien had, want Erich was bij vroeger vergeleken verschrikkelijk oud en ei nstig geworden. De prozaïsche omgeving, zijn eenzaam leven, en, zoo als zijn vriend nu begon te gelooven, de omstandigheden in zijn familie, konden daar wel toe hebben bijgedragen. Doch waarom bleef hij hier? Met zijn vermogen zou hij immers overal de levenswijze kunnen voeren die hem be vredigde! Heden evenwel scheen hij een ge heel ander mensch te zijn. Was hem iets aangenaams wedervaren? Had hij ook mis schien op> zijn rijtoertje een interessante ontmoeting gehad de kleine groene insé- parable aangetroffen? Gerhard beantwoord de de vragen van zijn vriend als ter loops door te zeggen dat hij inderdaad op zijn wandeling door een uitnemende schoonheid verrast was en nu ging hij terstond over tot de kritieke kwestie, die Erich nu, hoe ernstig hij tot nog toe ook de zaak had opgevat, zeer goed opnam. Ja, hij had wer kelijk de Arneburgs ontmoet en hij had van zijn buurman een goede tijding ver nomen. Een gelukkig antwoord wellicht op een bescheiden vraag? vroeg Gerhard. Erich scheen met zich zelve in tweestrijd te zijn. Ilij keek een oogenblik voor zich en werd ernstig, toen keek hij zijn vriend met zijn heldere blauwe oogen aan, en antwoordde tot diens groote verbazing, daar hij geheel iets anders verwacht had: De heer van Arneburg heeft van zijn broeder, die bij het Ministerie van Eere- dienst een hooge betrekking bekleedt, de tijding ontvangen, dat de predikant Gentzer verplaatst is. Erich! riep Gerhard uit en hij greep zijn hand. Nu was 'het oogenblik gekomen dat zijn vriend eindelijk zijn hart voor hem zou uitstorten. Ik kan mij zoo recht voorstellen, zeide hij, hoe aangenaam u die tijding zijn moet, zij bevrijdt u uit een der pijnlijkste posities die ik mij denken kan en zal er wellicht toe bijdragen een onnatuurlijke spanning te doen eindigen die uw liefdevol hart smarte lijk moet aandoen. Gedane zaken nemen geen keer, zoodra het zulke zaken geldt moet men er den last van dragen, in het politiek- en maatschappelijk-, zoowel als in het familieleven. Die verplaatsing stemt voorzeker ook overeen met de wenschen der overige familie; want, zoo ver ik weet, kan een dominé niet tegen zijn zin verplaatst worden, maar.... zij schenen er nog niets van te weten; ik heb hen ontmoet en door Sar donius heb ik kennis gemaakt. De professor had hem, bij het afscheid- nemen, den juisten weg aangewezen hoe hij Erich zijn aanwezigheid in de pastorie zou moeten voorstellen; dit kwam nu voor als een geheel toevallige, niet te vermijden zaak. Dat hij, met het bepaalde doel om naar de pastorie te gaan, daarheen had gewandeld, behoefde hij Erich juist niet te vertellen. Hij had echter te veel gesproken en daar door had hij Erich, die op het punt stond zich door zijn gevoel van het oogenblik tot onbeperkte openhartigheid jegens hem te laten verlokken, tijd gegeven zich te be denken; ook kon het wel zijn dat Gerhard's verhaal van zijn ontmoeting met de familie, welk verhaal onwillekeurig een warmen toon had aangenomen, had medegewerkt om hem weer terughoudend te maken. Hebt gij mijn moeder gezien? was al wat hij zeide, op de woorden van zijn vriend. Gerhard kon deze wedervraag, in zoo verre zij op het bezoek betrekking had, ont kennend beantwoorden. Maar uw zuster en uw nicht heb ik niet alleen gezien, maar ik heb ze ook, naar ik meen, leeren kennen, zeide hij. Laat mij oprecht zijn, Erich, daar gij hej niet zijt jegens mij. Wel is waar hebt gij mijn vriend schap voor u tot onderpand genomen dat ik niet over die omstandigheden spreken zou, doch daar gij nu zelf begonnen zijt, acht ik mij van elke verplichting ontheven, of liever ik acht mij integendeel verplicht hier verzoenend tusschen beide te komen. Een smai-telijke trek vertoonde zich op 't gelaat van zijn vriend. Of waart gij wellicht verzoenend ge stemd, liet Gerhard er terstond op volgen, en vindt gij van de andere zijde geen tege moetkoming? O, daarin moet gij u niet ver gissen. Ilij die maar een korten tijd het ge luk heeft gehad te vcrkeeren met uw ge moedelijke zuster, wier wezen de innigheid zelve is, hij die de onschuldige, beminne lijke Catharina gezien heeft, hij kan u voor taan verstaan. Kan er wel in 't geheel, wan neer gij de hand der verzoening niet afwijst, van eenig beletsel daartegen sprake zijn? De predikant, hij heeft toch wel reden om hls dominé verzoening te zoeken, en uw eigen moeder? Neen Erich! Ging Gerhard voort, toen zijn vriend hem zwijgend aanhoorde, gij zijt te ver gegaan. Ik had gedacht dat nu, in dezen achterhoek van het oud en ge vestigd grondgebied, nog de streng ineen- gegsloten ridderphalanx stond waarin een Arnold von Winkelried geen bres zou kun nen schietenden daarin heb ik de smartelijke grief gezocht welke dat voorval in deze familie u had aangedaan; doch naar ik deels van u, deels van anderen gehoord heb, zijn dergelijke huwelijken, zonder aanstoot te geven, ook al vroeger in deze streken voor gekomen; en ik heb bepaalde genealogische studiën gemaakt om u van uw vooroor- deelen te genezen. Mevrouw van Arneburg, bijvoorbeeld, wat hebt gij tegen die dame? En meer dan een van die pachters en hout vesters met wie gij nu genoegelijk te zamen komt, is toch ook gehuwd met een vrouw van adellijke herkomst, zonder daarover door hun bloedverwanten, om met profes sor Sardonius te spreken, gedetesteerd te worden! Wij zijn nu onder ons, Erich, Iaat ons er dus rond voor uitkomen, dat die denkbeelden niet meer houdbaar zijn. Tem pora mutantur! de tijd wijzigt dat alles. (Wordt vervolgd.) „LONDON OPINION". Dagjes-badgast: „Wat een geluk, dat ze m'n hoed tenminste niet gestolen hebben Een goed idee om m'n retour biljet in den raDd te stoppen !_-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 9