Mengelwerk,
Een gelukte
samenzwering
Van een die rusten
ging.
WOENSDAG 24 AUGUSTUS 1927
DERDE BLAD
PAGINA 2
Zuster Engela stond voor de wijd-open
ramen en keek peinzend uit over den kleinen
tuin van 't ziekenhuis. Het was een dier
wonderschoone avonden, zooals alleen de
Meimaand ze heeft. Langzaam daalde de
grijze schemering uit den azuren voorjaars
hemel; de vochtige lucht was vol van een
fijnen geur der seringen, die in paarse we
ligheid L'oeiden onder de ramen. Onbestemd,
als heel in de verte, klonk het drukke ge
woel van het stadsleven, het gezoem der
electrische trams, de claxons der auto's.
Zoo juist was zuster Angela uit het Mol
lof in de kapel gekomen om zuster Teresia
af te lossen op de mannenzaal; even had
deze haar fluisterend gesproken over den
toestand der zieken en welke voorschriften
de dokter gegeven had voor den nacht; toen
was ze heengegaan naar de avond-recreatie
der zusters.
De meeste zieken sliepen reeds; alleen Ver-
lage was nog wakker en ze hoorde hem zacht
kreunen in zijn bed. Een week geleden pas
was deze patiënt hier binnengebracht, de
eenige overlevende van een ontzettend auto
ongeluk, waarbij twee menschen het leven
verloren hadden. Onmiddellijk was hij ge
opereerd door,dokter Wanders en de opera
tie was in zooverre geslaagd, dat hij niet
aanstonds bezweken was, zooals men ge
vreesd had, maar het bleef toch nog een
groote vraag, of hij het haalde, dan zou hij
misschien voor zijn heele verder leven ge
deeltelijk verlamd blijven. Enfin, dokter
Wanders had nog een klein kansje gegeven
en als die hoop gafHet was wel een
dappere kerel, die Verlage, haast onduldbare
pijnen had hij te doorstaan, maar klagen
deed hij nooit. En een brave kerel ook; den
heelen dag lag hij maar stil te bidden aan
zijn rozenkrans.
Zuster Angela ging naar hem toe, zacht,
om de andere zieken niet wakker te maken;
ze gaf hem te drinken en schudde zijn hoofd
kussen wat op, zoodat hij nu goed rustte.
Toen ging ze weer terug naar haar hoekje
bij het raam. In de stad was nu het licht
al ontstoken en de lantarens trokken lange
lichtlijnen langs de singels aan de overzij.
Zuster Angela dacht aan dokter Wanders,
dien ze straks was tegengekomen op de
gang, toen ze uit de kapel naar de zaal ging.
Ze was zijn assistente op de operatiekamer,
de snij zuster, zooals de zusters haar soms
plagend noemden; alleen als het daar „slap
was, wat helaas maar zelden gebeurde, deel
de ze met zuster Teresia de zorg voor de
mannenzaal.
Op de rgcreatie werd verteld, dat de dok
ter vroeger heel goed katholiek moest ge
weest zijn, maar dat, hij nu in niets meer
geloofde Hoe hij zijn geloof verloren had.
wist geen der zusters te vertellen, maar ze
vonden 't allen jammer, ook omdat 't zoo'n
beste man was, zoo zorgzaam voor zijn zie
ken, altijd opgewekt onder zijn zoo bijzon
der zware taak als geneesheer.
Zuster Angela moest bekennen, dat zij den
laatsten tijd niet goed meer wist, wat zo
aan hem had, vooral niet, sinds Verlage op
haar zaal was gekomen. Hij hield zich op
afstand zooals altijd, maar met haar fijn
vrouwelijk gevoel had ze heel goed opge
merkt hoe hij haar observeerde bij zijn ope
raties. Heel vaak bezocht hij Verlage; hij
had haar gezegd, dat het een heel bijzonder
geval was, dat hij nog maar zelden had mee
gemaakt. 't Kon zijn, maar ze voelde, dat
er nog iets anders was, dat hem trok. Was
't de stille berusting, het onuitputtelijk ge
duld van den armen patiënt, zijn voortdu
rend stil biddenBij het onderzoek, dat
hem ontzettende pijn kostte, had de dokter
eens gevraagd: „Man, hoe hou je 't toch
uitToen had Verlage zijn rozenkrans
genomen en eenvoudig gezegd: „Hierdoor,
dokter: die geeft me de kracht om geduldig
te blijven."
Gisteren was de dokter juist op de man
nenzaal, toen Verlage bezocht werd door zijn
vrouw. Hij had haar ernstig gesproken over
z'n heel gevaarlijken toestand en over de
mogelijkheid, dat hij spoedig sterven zou.
Dokter Wanders had de beide echtgenooten
willen troosten met de hoop op genezing, die
toch nog mogelijk was, maar Verlage had
gezegd:
We zullen afwachten, wat Onze Lieve
Heer geeft; Hij weet 't beste, wat voor ons
zalig is
Bij de deur ontmoette de dokter zuster
Angela en zei:
Uj zou wel eens willen weten, zuster,
waarom 't hun niet zalig zou zijn, dat hij
genas. Zoo'n arme kerel, met geen ander
kapitaal dan zijn eerlijke werkhanden; een
vrouw, die zou achterblijven met vijf kleine
kinderen, en die er dan op uit zou moeten
om met naaien en wasschen een stukje droog
brood te verdienen. Als hun dat niet zalig
is, dan weet ik 't niet meer
Zuster Angela had maar gezwegen en
zwijgend haar hoofd geschud. Later had ze
deze ontmoeting verteld aan zuster Teresia
en er bij gevoegd:
Ik weet niet, wat ik van hem denken
moet, maar er is iets aan het veranderen
mot hem, let 'ns op, wat ik je zeg.
Teresia had er niets van bemerkt; ze had
trouwens niet zooveel gelegenheid om den
dokter te zien.
Weet je, wat we doen, Trees; we zullen
deze heele maand met ons beidjes 'ns heel
bijzonder voor den dokter bidden; Onze Lie
ve Vrouw moet hem weer terecht brengeu.
Zoo'n soort geestelijke samenzwering
dus, zei het kleine nonnetje lachend. Afge
sproken!
Zuster Angela dacht dezen avond plotse
ling aan die afspraak, terwijl ze peinzend
uitkeek over de stad, waarboven nu de licht
schijn straalde tegen den donkeren avond
hemel. Zacht ging ze nog eens de bedden
rond; allen sliepen, ook Verlage sluimerde
nu rustig door en kreunde niet meer. Op het
dek lag nog altijd zijn hand, die den rozen
krans omsloot. Zuster Angela nam nu ook
de hare en knielde neer.
Twee dagen later ontmoette zij dokter
Wanders weer bij zijn dagelijksch morgen-
bezoek aan de patiënten op de mannenzaal.
Zij zag, hoe zijn gezicht heel strak stond na
het onderzoek van Verlage. Toen hij de deur
uitging, ging zij mede de gang in.
Is er geen hoop meer voor Verlage,
dokter? vroeg ze zacht.
Hij keek haar scherp aan.
Ik heb gehoord, zuster Angela, dat u
er altijd voor bidt, dat uw patiënten maar
sterven.
Ze bloosde en zeicl.
Soms wel, dokter, als ze heel goed ge
stemd zijn; maar deze komt later toch wel
in den hemel en hij kan hier nog zoo slecht
gemist wordenIs er geen hoop meer?
Ik heb immers nooit gezegd, dat hij
sterven zou, antwoordde de dokter.
Dan is er nog hoop! Zuster Angela's
goedig gelaat straalde van vreugde. Ik heb
er ook voor gebeden.
Gebeden? hm. De dokter fronste de
wenkbrauwen.
U gelooft toch in het gebed, dokter?
vroeg de zuster.
De dokter zweeg.
Maar u gelooft toch zeker in God, her
haalde ze, terwijl ze hem verschrikt aan
staarde met haar groote, heldere oogen.
De dokter haalde de schouders op en bleef
zwijgen. Hij wilde naar de lift gaan, maar
hij keerde zich nog eenmaal om en zei:
Ik wilde, dat ik gelooven kon, zuster
Angela, maar ik khn niet.
We zullen voor u bidden, dokter, zei
het nonnetje treurig.
's Avonds deelde ze dit korte gesprek
mede aan zuster Teresia en 't versterkte
haar nog in haar voornemen om voor den
dokter te blijven bidden. Zuster Teresia
vond, dat ze deze maand alle gebeden, alle
goede werken maar voor dat doel moesten
opdragen, de Moeder van Barmhartigheid
zou dan wel zorgen voor dit afgedwaalde
kind.
Er werd tusschen zuster Angela en den
dokter voorloopig geen woord meer over het
voorgevallene gesproken; een week daarna
echter, na een heel zware, maar schitterend
geslaagde operatie, vroeg, hij haar:
Weet u wel, zuster, dat me nog geen
enkele operatie mislukt is
't Was misschien beter voor u geweest,
als dat wèl eens gebeurd was, antwoordde
ze eenvoudig.
Dat geloof ik niet, mijn naam als
chirurg steunt hoofdzakelijk, zoo niet heele-
maal, op mijn steeds geslaagde operaties.
Als er één mislukte, zou ik niet langer ge
looven in mezelf, en mijn patiënten ook niet.
Het geloof in God zou alle moeilijkheid
oplossen.
De dokter glimlachte:
Ik heb geen ander geloof dan dat in
mezelf; alleen als ik dat verloor
Ik hoop, dat u 't eens zult verliezen.
Nooit! hernam hij koppig en ging.
Zuster Angela deelde alles weer heel ge
trouw mede aan hare deelgenoote in de sa
menzwering: ze was van meening, dat er
geen beter geneesmiddel was voor dokter
Wanders, dan dat hem een heel bijzondere
operatie zou mislukken; daar moesten ze
dus maar voor bidden. Zuster Teresia, die
wat nauw van geweten was, had bezwaren,
ze meende, dat zulk een gebed niet erg pas
send was voor een ziekenzuster, waarom
ze beiden besloten de verhooring van haar
gebed afhankelijk te stellen van de voor
waarde: als het den dokter en den betrok
ken patiënt zalig was.
Verlage's toestand verergerde met den
dag: dokter Wanders confereerde met de
andere doktoren van het huis, maar allen
waren van oordeel, dat de patiënt het niet
lang meer maken zou. De verschrikkelijke
wonde had het lichaam gedeeltelijk verlamd;
nu dreigde de verlamming over te gaan op
de hersens en als dat gebeurde, zou de dood
onmiddellijk intreden.
Daar was nog maar één kans, zoo was
het algemeen gevoelen eon operatie! Maar
het was één kansje op de duizend. Geen der
collega's durfde die kans wagen; de hand
van een meester was noodig, om dat won
der te doen.
Nu? vroeg zuster Angela, toen zij den
dokter na cle conferentie met de andere ge-
neesheeren ontmoette.
Ik zal opereeren, zei hij kalm.
u denkt hem dus te kunnen redden
Als uHij scheen te aarzelen; dan
zei hij kortaf: Ik zal 't probeeren.
Verlage werd voorzien van de laatste 1-
lige Sacramenten. Was het louter toeval, dat
dokter Wanders juist onder de ontroerende
plechtigheid op de zaal aanwezig was? Zus
ter Angela meende van niet en ze had dui
delijk opgemerkt, hoe diep hij ontroerd was.
Verlage was een voorbeeld van geduld en
overgeving. Hij had afscheid genomen van
de zijnen en gelaten wachtte hij nu af, wat
God over hem beschikken zou. Het was een
stichtend schouwspel, den zieke daar te zien
liggen, kalm en vol vrede; altijd had hij
altijd lag hij daar met zijn rozenkrans in do
hand, prevelend zijn stil gebed.
Op den morgen vóór de operatie kwam
zuster Angela bij hem; met dankbaren blik
zag hij haar aan, toen ze hem sprak van
de eeuwige schoonheid, die ons allen wacht
in den hemel
Het is mogelijk, mijn zoon, dat gij van
daag reeds zult aankomen in het land der
eeuwige belooning.
De vermoeide oogen van den zieke schit
terden met zwakken glans.
Ik ben niet bang, zuster Angela, fluis
terde hij.
Ik heb u eeen verzoek te ften.
De oogen van den zieke blikten vragend
in cle hare.
Dokter Wanders, die u straks operee
ren zal, heeft het geloof van z'n kinderjaren
geheel verloren. Als gij nu vandaag in den
hemel komt, moet gij aanstonds Maria's
voorbede gaan afsmeken ten gunste van
dien verloren zoon. Gij hebt altijd zooveel
godsvrucht gehad tot haar, dat zij het u
zeker niet weigeren zal. Wilt ge dat doen
Verlage beloofde het plechtig. Zuster An
gela was nu gerust; ze was er van overtuigd,
dat nu alles in orde zou komen.
Zij moest volgens gewoonte helpen bij de
operatie. Voor zoover ze kon oordeelen was
de dokter even kalm als altijd. Zijn gewone
assistent was er alleen, geen enkele van
zijn collega's had hij genoodigd om bij dit
toch heel bijzondere geval tegenwoordig te
zijn.
Even tevoren had zuster Angela hem ont
moet en hij had haar gevraagd, hoe het de
patiënt stelde in het vooruitzicht van de ge
vaarlijke operatie. Zij had hem geantwoord,
dat Verlage gerust en kalm was en z'n leven
geheel in Gods hand stelde.
Toen zei ze, terwijl ze hem ernstig aan
keek:
Als de patiënt bezwijkt, zult u er niet
bij verliezen, dokter, integendeel, u zult er
bij winnen, en heel veel....!
Even trilden zijn mondhoeken, maar toch
met vaste stem zeide hij:
Neen, zuster Angela, als hij sterft, is
voor mij alles verloren!
Wat zuster Angela en zuster Teresia als
iets bijna zekers verwacht hadden, gebeurde
niet. De operatie slaagde, slaagde schitterend
en van het eerste oogenblik af begon de
patiënt snel te herstellen. Dit prachtige re
sultaat werd bijna als iets wonderbaars be
groet door de medische wetenschap en de
naam van dokter V anders, die toch al een
goeden klank had, werd er nog meer door
bekend. De beide zusters, die zoo voor hem
gebeden hadden, waren van meening, dat zij.
nu het goede oogenblik was voorbij gegaan,
de hoop op een spoedige bekeering wel kon
den opgeven: zij legden zich gelaten neer bij
Gods raadsbesluit en verheugden zich op
recht met den goeden Verlage en zijn gezin.
Twee dagen daarna ontmoette zuster An
gela den dokter in de apotheek van het zie
kenhuis. Hij groette haar bijzonder vrien
delijk en ze bemerkte aanstonds, dat hij wat
wilde zeggen, maar aarzelde te spreken. Toen
ze vragend hare oogen op hem richtte, zei
hij:
Ik heb dan toch het wonder klaarge
speeld, zuster.
Dat hebt u, dokter.
Ja, maar niet zonder hulp. '?i jr
Niet?
Kunt u raden, zuster, wat ik u te zeg
gen heb?
Zuster Angela zag nieuwsgierig naar hem
op. Daar was iets veranderd in dat anders
zoo onbewogen gelaat; weer zag ze zijn lip
pen beven juist als op den morgen vóór
Veriages' operatie. Maar hij herstelde zich
spoedig.
Ik heb het klaargespeeld... met de
hulp van God.
Van God?..., vroeg het zustertje ver
rast.
Ja. Even zweeg hij. Het is niet noodig
u uit te leggen, waarom ik niet meer ge
loofde. Lang heb ik het te druk gehad en ik
had ook te veel succes, om nog aan God en
godsdienst te denkentotdat gij mij ge
sproken hebt over uw gebed voor Verlage. Ik
wilde hem met alle geweld redden, maar er
was iets, dat mijn kracht verlamde. Ik be
greep, dat mijn naam op het spel stond, als
ik miste en toch, ik voelde 't als iets zekers,
dat ik zou missen, als ik alleen stond
Toen, zuster, heb ik gedacht aan uw gebed
en ik zeide bij mezelf: Als er dan een God
is, dan zal Hij me helpen, omdat ik onmach
tig ben en ik beloofde als Hij me hielp, dat
ik clan Zijne macht zou erkennen in de toe
komstZoo ben ik dan geslaagd, omdat
Hij me heeft bijgestaan
Zuster Angela's gelaat straalde van
vreugde.
We hadden nooit gedacht, zeide ze, dat
u tot deze erkenning zou gekomen zijn, zon
der Verlage's dood, maar God heeft het nog
beter beschikt. Nu verhaalde ze hem open
hartig, wat zuster Teresia en zij samen af
gesproken hadden, hoe zij de geheeie Mei
maand 'gebeden hadden tot Maria, de Moe
der van barmhartigheid, opdat zij er voor
zorgen zou, dat een afgedwaalde weer mocht
terugkeeren tot God en de Kerk.
Over het steeds zoo strakke, onbewogen,
gelaat van den dokter rolde een traan en
diep bewogen zeide hij:
Dat zal ik met hare hulp en als ook
zuster Angela en zuster Teresia me blijven
helpen met haar gebeden
Weer was het dien avond Lof, nu tosim-
ting van de Meimaand, de waan van a
ria. De kapel van 't ziekenhuis straalde van
licht; vanaf haren hoogen troon, omgeven
van bloemen en kaarsen, zag Maria met
liefdevolle blikken neer op hare kinderen.
Toen het „Te Deum" werd aangeheven, toen
daarbuiten het kleine klokje zong door den
schoonen voorjaarsavond en verkondigde,
i dat de Meimaand weer voor een jaar voorbij
Miehiel was moe dien avond, op, 'twerk
was zwaar geweest dien dag.
Na het eten draaide hij zijn stoel van
den tafel weg, en legde zijn beenen op een
anderen stoel, languit. terwijl hij met
korte trekken aan zijn pijp zoog, gromde
hij al maar door:
Als ik ooit in den hemel kom, dan
werk ik geen slag meer'k Verzet geen
voet meer'k Heb in mijn leven al ge
noeg gewerktRusten wil ik dan.Ze
moeten dan met geen karweitjes meer aan
komenZe moeten mij dan niet zeggen:
Miehiel hang eens een paar nieuwe ster
ren uit; Miehiel, giet een kan petroleum
in de maan; Miehiel, poets de zon wat op;
Miehiel trap eenige regentonnen omver!
Ik doe het niet, 'k zal er den bliksem van
geven, daar.Ik ga languit op mijn rug
in 't gras - en, in 't lommer, onder de
boomen, de uwigheid door.En dat ze
mij dan niet aanspreken.
En toen Miehiel bij Sinte Pieter aan
kwam, zei de Heilige hem vriendelijk:
Alles is in orde, ga binnen Miehiel.
Maar Sinte Pieter bekeek hem schuin
over zijn bril heen, en 't was precies of hij
op zijn lippen beet om niet te lachen.
Ga binnen, Miehiel! J3e hebt heel uw
leven hard gewerkt; hier kunt ge uitrus
ten, zonder een voet te verzetten
En dan trok hij een koppel.sture oogen
naar twee Engeltjes, die daar tegen een
boom stonden te fluisteren en te giechelen.
Waarom deed die goeie man moeite
om niet te lachen? peinsde Miehiel terwijl
hij den hemel binnenstapte. „En wat had
den die twee Engeltjes toch te giechelen?
Hoe lang het geleden was, wist Sinte
Pieter zelf niet; maar zeker nog geen uur,
neen, nog geen half uur later stond Miehiel
al bij hem terug. Hij kon amper tijd gehad
hebben om den Heer te zien en met de Hei
ligen kennis te maken.
Wel, Miehiel? al uitgerust?
'tWas eigenlijk over onze Tonia dat
ik u wilde spreken, begon Miehiel.
Tonia, uw vrouw?
Ja, Ik zou u willen vragen, dat ge haar
geen last zoudt verkoopen als ze hier aan
komt. Enfin, haar gemakkelijk binnenla
ten.'k Heb er al de Heiligen voor afge-
loopen, of ze voor Tonia zorgen willen, als
haar tijd zal gekomen zijn. En die hebben
allemaal „ja" geknikt en er den Heer over
aangesproken.En als gij, Sinte Pieter,
dan nog toeschietelijk zijt, dan is 't beklon
kenAnders kom ik morgen eens terug
om over die zaakte spreken.
Ge moogt gerust zijn, Miehiel, ik doe
meel
Kort naderhand stond Miehiel daar weer.
Sinte Pieter, zei hij, zou ik uwen boek
eens mogen nazien?
Sinte Pieter werd niet boos en glimlach
te zelfs; maar toch legde hij het boek in
zijn lessenaar en draaide dien op slot:
Neen broer, dat mag niemand!
Wilt, ge hem dan zelf eens doorblade
renVoor mijn kinderen'k Zou wil
len weten, of die er goed voorstaan, of die
hier binnen geraken, allemaal?
Sinte Pieter haalde het boek weer boven,
sloeg de bladeren om en om, en streek er
met zijnen vinger over.
Ja, ja, ja... bromde hij, ja, jadie
staan er goed voorBehalve hier en daar
een blad met een klein rekeningsken op.
Enne.kunt ge daar met uw pen
geen streep door trekken? 't Blijft onder
ons.En uw boeken worden toch niet.
nagezien!
Dat niet! Rechtvaardig blijven! Recht
is recht! zei Sinte Pieter, en hij stak zijn
vinger omhoog.
Even goeie vrienden! lachte Miehiel,
dan spreek ik er nog een hoop andere hei
ligen voor aan. En uitvegen zult ge het dan
wel!
Hij keerde weer terug en zwaaide met
zijn armen in de lucht.
Gewonnen! riep hij, gewonnen! Ge
zult dadelijk een briefje krijgen. Wat is
dat toch allemaal goed volk hier! Ze belo
ven alles, en doen 't ook!
Sinte Pieter had er schik om: Ik vraag
niet beter, lachte hij.
Maar Miehiel sprak nog luider en stou
ter: Ge zijt van mij nog niet af, hoor. Nu
kom ik spreken voor de mannen van ons
Boerengilde. Ge kent ze zeker wel? Anders
zal ik hun namen opgeven
Ge gaat een goeien gang, Miehiel!
Dat kan. En dan voor al de menschen
van onze parochie, zonder er een over te
slaan
Sinte Pieter had last om bij te blijven
met schrijven, hoewel zijn hand er zeer van
deed.
En wellicht kom ik straks nog terug.
Want buiten ons dorp woont nog volk, en
veel.
Sinte Pieter leidde zijn pen neer, sloeg
zijn armen over elkaar en vroeg guitig:
En hoe is 't hier met 't gras, Miehiel?
Hebt ge er al op uw rug in gelegen?
Miehiel lachte smakelijk: „Och, *k heli
nog geen gras gezien. 'kHeb wat anderê
te doen. Voor iedereen van mijn volk be-!
neden loopen en spreken. Werk met hoen
pen. Als ge de menschen van beneden toch
zoo gaarne ziet, hé?.. Ik Heb werk voofl
jaren en misschien nog langer...,
Zoo doen ze allemaal die hier aankom
men. Miehiel. Uit groote liefde.
1
was toen baden er twee op de ziekenzaal
hun dankgebed, zuster Teresia en Verlage.
Zuster Angela assisteerde alweer bij een
onverwachte, moeilijke operatie; ook zij
hoorde het klokje en in haar hart was een
groot gevoel van dankbaarheid jegens God
en de Moeder van barmhartigheid, om de
bekeering van dokter Wanders.
„HUMORIST".
Heer uit de stad: „Wat doe je daar nu
mee Eet je ze op
Visseher: „Neen, ik hang ze aan mijn
horlogeketting."
HIJ KENDE HAAR 'i
Hoe komt 't dat jij zoo dikwijls en zoo
graag naar den bioscoop gaat?
Wel, daar zie ik de vrouwen spreken,
zonder ze te hooren.
DE VAL
Man: Ik krijg daar een rekening van
een balcostuum, wat beteekent dat?
Vrouw: Och, je weet wel, dat is dat'
groene costuum dat ik verleden jaar op het
bal droeg toen je mij ten huwelijk hebt ge
vraagd.
Man: Zoo, zoo, dus moet ik ook nog
de val betalen, waarin ik gevangen ben. j
EEN LIEVE NEEP
Oude tante: Lieve kind, ik zal in mijn
testament laten zetten, dat ik al mijn be
zittingen aan u vermaak. Echter moet go
een klein pensioen afzonderen!
Neef: Zoo klein als u zelf maar wilt. j
REKENKUNST
Meester: Als een schoonmaakster een
kamer in één uur kan schoonmaken, hoe
lang zouden er dan twee schoonmaaksters
aan bezig zijn?
Marietje: Twee uur, mijnheer!
Meester: Domme meid! Ze hebben dan
een half uur noodig.
Marietje: U vergist u, mijnheer, want
u vergeet dat ze praten kunnen.
DE MODEL VROUW
A: Ik hoor, ge hebt zulk een voortref
felijke vrouw gehuwd?
B.: Ja, eene modelvrouw. Zij is in alles
thuis, in de muziek is zij thuis, in de kunst
is zij thuis, slechts in één ding is zij niet
thuis.
A.: En dat is?
B.: In huis is zij niet thuis, want zij is.
er nooit.
VLUG ER BIJ
Een jonkman met een zeer beschaafd voor
komen, die even voor zaken bij zijn patroon
aanging, zeide tot de jonge dochter, die hem
te woord stond:
Het spijt me juffrouw, dat mijnheer
niet thuis is, ik had hem een gewichtig voor
stel te doen.
O, dat is niet erg, gaf cle dochter des
huizes ten antwoord. Misschien kunt u mij
wel uw voorstel doen, ik ben niet geënga
geerd.
HATELIJK
Jonge vrouw: Zeg mij nu eens oprecht,
lieve Herman, hoe vindt je mijn kookkunst?
Echtgenoot: Ach, lieve Mathilcle, ware
liefde overwint alles.
HEEL PLEIZIERIG
Bruiloftsgast tot den vader der bruid:
Nu, gij hebt claar ook een besten schoonzoon
gekregen. Hij is Ti hartstochtelijk speler.
Vader (verschrikt): Wat zegt ge daar?.
Gast: Hij heeft uwe dochter enkel ge
nomen om zijn speelschulden te betalen.
Vader: Waarom hebt ge me dat niei
eerder gezegd?
Gast: Omdat ik zelf nog duizend gulden
van hem kreeg!
KRAS
Een buurvrouw: Zeg eens, juffrouw!
Mulder, ik heb u gisteren twee eieren ge
leend, en ik heb er van morgen maar één
terug ontvangen. Hoe zit dat?
Andere buurvrouw: Hè, maar één, dan
heb ik mij zeker bij het tellen vergist.
EEN ONHEUSCHE VRAAG
Professor: Ik zal mijn hoed gebruiken
om de planeet Mars voor te stellen. Heeft
een van jullie nog iets te vragen, voor ik
begin?
Student: Ja. Is Mars bewoond?
EEN ADVERTENTIE
Te koop voor den bespottelijken prijs van
100 gulden een goed onderhouden piano,
vroeger eigendom van een beroemd kunste
naar met gedraaide pooten.