Mengelwerk, Een gelukte samenzwering Van een die rusten ging. WOENSDAG 24 AUGUSTUS 1927 DERDE BLAD PAGINA 2 Zuster Engela stond voor de wijd-open ramen en keek peinzend uit over den kleinen tuin van 't ziekenhuis. Het was een dier wonderschoone avonden, zooals alleen de Meimaand ze heeft. Langzaam daalde de grijze schemering uit den azuren voorjaars hemel; de vochtige lucht was vol van een fijnen geur der seringen, die in paarse we ligheid L'oeiden onder de ramen. Onbestemd, als heel in de verte, klonk het drukke ge woel van het stadsleven, het gezoem der electrische trams, de claxons der auto's. Zoo juist was zuster Angela uit het Mol lof in de kapel gekomen om zuster Teresia af te lossen op de mannenzaal; even had deze haar fluisterend gesproken over den toestand der zieken en welke voorschriften de dokter gegeven had voor den nacht; toen was ze heengegaan naar de avond-recreatie der zusters. De meeste zieken sliepen reeds; alleen Ver- lage was nog wakker en ze hoorde hem zacht kreunen in zijn bed. Een week geleden pas was deze patiënt hier binnengebracht, de eenige overlevende van een ontzettend auto ongeluk, waarbij twee menschen het leven verloren hadden. Onmiddellijk was hij ge opereerd door,dokter Wanders en de opera tie was in zooverre geslaagd, dat hij niet aanstonds bezweken was, zooals men ge vreesd had, maar het bleef toch nog een groote vraag, of hij het haalde, dan zou hij misschien voor zijn heele verder leven ge deeltelijk verlamd blijven. Enfin, dokter Wanders had nog een klein kansje gegeven en als die hoop gafHet was wel een dappere kerel, die Verlage, haast onduldbare pijnen had hij te doorstaan, maar klagen deed hij nooit. En een brave kerel ook; den heelen dag lag hij maar stil te bidden aan zijn rozenkrans. Zuster Angela ging naar hem toe, zacht, om de andere zieken niet wakker te maken; ze gaf hem te drinken en schudde zijn hoofd kussen wat op, zoodat hij nu goed rustte. Toen ging ze weer terug naar haar hoekje bij het raam. In de stad was nu het licht al ontstoken en de lantarens trokken lange lichtlijnen langs de singels aan de overzij. Zuster Angela dacht aan dokter Wanders, dien ze straks was tegengekomen op de gang, toen ze uit de kapel naar de zaal ging. Ze was zijn assistente op de operatiekamer, de snij zuster, zooals de zusters haar soms plagend noemden; alleen als het daar „slap was, wat helaas maar zelden gebeurde, deel de ze met zuster Teresia de zorg voor de mannenzaal. Op de rgcreatie werd verteld, dat de dok ter vroeger heel goed katholiek moest ge weest zijn, maar dat, hij nu in niets meer geloofde Hoe hij zijn geloof verloren had. wist geen der zusters te vertellen, maar ze vonden 't allen jammer, ook omdat 't zoo'n beste man was, zoo zorgzaam voor zijn zie ken, altijd opgewekt onder zijn zoo bijzon der zware taak als geneesheer. Zuster Angela moest bekennen, dat zij den laatsten tijd niet goed meer wist, wat zo aan hem had, vooral niet, sinds Verlage op haar zaal was gekomen. Hij hield zich op afstand zooals altijd, maar met haar fijn vrouwelijk gevoel had ze heel goed opge merkt hoe hij haar observeerde bij zijn ope raties. Heel vaak bezocht hij Verlage; hij had haar gezegd, dat het een heel bijzonder geval was, dat hij nog maar zelden had mee gemaakt. 't Kon zijn, maar ze voelde, dat er nog iets anders was, dat hem trok. Was 't de stille berusting, het onuitputtelijk ge duld van den armen patiënt, zijn voortdu rend stil biddenBij het onderzoek, dat hem ontzettende pijn kostte, had de dokter eens gevraagd: „Man, hoe hou je 't toch uitToen had Verlage zijn rozenkrans genomen en eenvoudig gezegd: „Hierdoor, dokter: die geeft me de kracht om geduldig te blijven." Gisteren was de dokter juist op de man nenzaal, toen Verlage bezocht werd door zijn vrouw. Hij had haar ernstig gesproken over z'n heel gevaarlijken toestand en over de mogelijkheid, dat hij spoedig sterven zou. Dokter Wanders had de beide echtgenooten willen troosten met de hoop op genezing, die toch nog mogelijk was, maar Verlage had gezegd: We zullen afwachten, wat Onze Lieve Heer geeft; Hij weet 't beste, wat voor ons zalig is Bij de deur ontmoette de dokter zuster Angela en zei: Uj zou wel eens willen weten, zuster, waarom 't hun niet zalig zou zijn, dat hij genas. Zoo'n arme kerel, met geen ander kapitaal dan zijn eerlijke werkhanden; een vrouw, die zou achterblijven met vijf kleine kinderen, en die er dan op uit zou moeten om met naaien en wasschen een stukje droog brood te verdienen. Als hun dat niet zalig is, dan weet ik 't niet meer Zuster Angela had maar gezwegen en zwijgend haar hoofd geschud. Later had ze deze ontmoeting verteld aan zuster Teresia en er bij gevoegd: Ik weet niet, wat ik van hem denken moet, maar er is iets aan het veranderen mot hem, let 'ns op, wat ik je zeg. Teresia had er niets van bemerkt; ze had trouwens niet zooveel gelegenheid om den dokter te zien. Weet je, wat we doen, Trees; we zullen deze heele maand met ons beidjes 'ns heel bijzonder voor den dokter bidden; Onze Lie ve Vrouw moet hem weer terecht brengeu. Zoo'n soort geestelijke samenzwering dus, zei het kleine nonnetje lachend. Afge sproken! Zuster Angela dacht dezen avond plotse ling aan die afspraak, terwijl ze peinzend uitkeek over de stad, waarboven nu de licht schijn straalde tegen den donkeren avond hemel. Zacht ging ze nog eens de bedden rond; allen sliepen, ook Verlage sluimerde nu rustig door en kreunde niet meer. Op het dek lag nog altijd zijn hand, die den rozen krans omsloot. Zuster Angela nam nu ook de hare en knielde neer. Twee dagen later ontmoette zij dokter Wanders weer bij zijn dagelijksch morgen- bezoek aan de patiënten op de mannenzaal. Zij zag, hoe zijn gezicht heel strak stond na het onderzoek van Verlage. Toen hij de deur uitging, ging zij mede de gang in. Is er geen hoop meer voor Verlage, dokter? vroeg ze zacht. Hij keek haar scherp aan. Ik heb gehoord, zuster Angela, dat u er altijd voor bidt, dat uw patiënten maar sterven. Ze bloosde en zeicl. Soms wel, dokter, als ze heel goed ge stemd zijn; maar deze komt later toch wel in den hemel en hij kan hier nog zoo slecht gemist wordenIs er geen hoop meer? Ik heb immers nooit gezegd, dat hij sterven zou, antwoordde de dokter. Dan is er nog hoop! Zuster Angela's goedig gelaat straalde van vreugde. Ik heb er ook voor gebeden. Gebeden? hm. De dokter fronste de wenkbrauwen. U gelooft toch in het gebed, dokter? vroeg de zuster. De dokter zweeg. Maar u gelooft toch zeker in God, her haalde ze, terwijl ze hem verschrikt aan staarde met haar groote, heldere oogen. De dokter haalde de schouders op en bleef zwijgen. Hij wilde naar de lift gaan, maar hij keerde zich nog eenmaal om en zei: Ik wilde, dat ik gelooven kon, zuster Angela, maar ik khn niet. We zullen voor u bidden, dokter, zei het nonnetje treurig. 's Avonds deelde ze dit korte gesprek mede aan zuster Teresia en 't versterkte haar nog in haar voornemen om voor den dokter te blijven bidden. Zuster Teresia vond, dat ze deze maand alle gebeden, alle goede werken maar voor dat doel moesten opdragen, de Moeder van Barmhartigheid zou dan wel zorgen voor dit afgedwaalde kind. Er werd tusschen zuster Angela en den dokter voorloopig geen woord meer over het voorgevallene gesproken; een week daarna echter, na een heel zware, maar schitterend geslaagde operatie, vroeg, hij haar: Weet u wel, zuster, dat me nog geen enkele operatie mislukt is 't Was misschien beter voor u geweest, als dat wèl eens gebeurd was, antwoordde ze eenvoudig. Dat geloof ik niet, mijn naam als chirurg steunt hoofdzakelijk, zoo niet heele- maal, op mijn steeds geslaagde operaties. Als er één mislukte, zou ik niet langer ge looven in mezelf, en mijn patiënten ook niet. Het geloof in God zou alle moeilijkheid oplossen. De dokter glimlachte: Ik heb geen ander geloof dan dat in mezelf; alleen als ik dat verloor Ik hoop, dat u 't eens zult verliezen. Nooit! hernam hij koppig en ging. Zuster Angela deelde alles weer heel ge trouw mede aan hare deelgenoote in de sa menzwering: ze was van meening, dat er geen beter geneesmiddel was voor dokter Wanders, dan dat hem een heel bijzondere operatie zou mislukken; daar moesten ze dus maar voor bidden. Zuster Teresia, die wat nauw van geweten was, had bezwaren, ze meende, dat zulk een gebed niet erg pas send was voor een ziekenzuster, waarom ze beiden besloten de verhooring van haar gebed afhankelijk te stellen van de voor waarde: als het den dokter en den betrok ken patiënt zalig was. Verlage's toestand verergerde met den dag: dokter Wanders confereerde met de andere doktoren van het huis, maar allen waren van oordeel, dat de patiënt het niet lang meer maken zou. De verschrikkelijke wonde had het lichaam gedeeltelijk verlamd; nu dreigde de verlamming over te gaan op de hersens en als dat gebeurde, zou de dood onmiddellijk intreden. Daar was nog maar één kans, zoo was het algemeen gevoelen eon operatie! Maar het was één kansje op de duizend. Geen der collega's durfde die kans wagen; de hand van een meester was noodig, om dat won der te doen. Nu? vroeg zuster Angela, toen zij den dokter na cle conferentie met de andere ge- neesheeren ontmoette. Ik zal opereeren, zei hij kalm. u denkt hem dus te kunnen redden Als uHij scheen te aarzelen; dan zei hij kortaf: Ik zal 't probeeren. Verlage werd voorzien van de laatste 1- lige Sacramenten. Was het louter toeval, dat dokter Wanders juist onder de ontroerende plechtigheid op de zaal aanwezig was? Zus ter Angela meende van niet en ze had dui delijk opgemerkt, hoe diep hij ontroerd was. Verlage was een voorbeeld van geduld en overgeving. Hij had afscheid genomen van de zijnen en gelaten wachtte hij nu af, wat God over hem beschikken zou. Het was een stichtend schouwspel, den zieke daar te zien liggen, kalm en vol vrede; altijd had hij altijd lag hij daar met zijn rozenkrans in do hand, prevelend zijn stil gebed. Op den morgen vóór de operatie kwam zuster Angela bij hem; met dankbaren blik zag hij haar aan, toen ze hem sprak van de eeuwige schoonheid, die ons allen wacht in den hemel Het is mogelijk, mijn zoon, dat gij van daag reeds zult aankomen in het land der eeuwige belooning. De vermoeide oogen van den zieke schit terden met zwakken glans. Ik ben niet bang, zuster Angela, fluis terde hij. Ik heb u eeen verzoek te ften. De oogen van den zieke blikten vragend in cle hare. Dokter Wanders, die u straks operee ren zal, heeft het geloof van z'n kinderjaren geheel verloren. Als gij nu vandaag in den hemel komt, moet gij aanstonds Maria's voorbede gaan afsmeken ten gunste van dien verloren zoon. Gij hebt altijd zooveel godsvrucht gehad tot haar, dat zij het u zeker niet weigeren zal. Wilt ge dat doen Verlage beloofde het plechtig. Zuster An gela was nu gerust; ze was er van overtuigd, dat nu alles in orde zou komen. Zij moest volgens gewoonte helpen bij de operatie. Voor zoover ze kon oordeelen was de dokter even kalm als altijd. Zijn gewone assistent was er alleen, geen enkele van zijn collega's had hij genoodigd om bij dit toch heel bijzondere geval tegenwoordig te zijn. Even tevoren had zuster Angela hem ont moet en hij had haar gevraagd, hoe het de patiënt stelde in het vooruitzicht van de ge vaarlijke operatie. Zij had hem geantwoord, dat Verlage gerust en kalm was en z'n leven geheel in Gods hand stelde. Toen zei ze, terwijl ze hem ernstig aan keek: Als de patiënt bezwijkt, zult u er niet bij verliezen, dokter, integendeel, u zult er bij winnen, en heel veel....! Even trilden zijn mondhoeken, maar toch met vaste stem zeide hij: Neen, zuster Angela, als hij sterft, is voor mij alles verloren! Wat zuster Angela en zuster Teresia als iets bijna zekers verwacht hadden, gebeurde niet. De operatie slaagde, slaagde schitterend en van het eerste oogenblik af begon de patiënt snel te herstellen. Dit prachtige re sultaat werd bijna als iets wonderbaars be groet door de medische wetenschap en de naam van dokter V anders, die toch al een goeden klank had, werd er nog meer door bekend. De beide zusters, die zoo voor hem gebeden hadden, waren van meening, dat zij. nu het goede oogenblik was voorbij gegaan, de hoop op een spoedige bekeering wel kon den opgeven: zij legden zich gelaten neer bij Gods raadsbesluit en verheugden zich op recht met den goeden Verlage en zijn gezin. Twee dagen daarna ontmoette zuster An gela den dokter in de apotheek van het zie kenhuis. Hij groette haar bijzonder vrien delijk en ze bemerkte aanstonds, dat hij wat wilde zeggen, maar aarzelde te spreken. Toen ze vragend hare oogen op hem richtte, zei hij: Ik heb dan toch het wonder klaarge speeld, zuster. Dat hebt u, dokter. Ja, maar niet zonder hulp. '?i jr Niet? Kunt u raden, zuster, wat ik u te zeg gen heb? Zuster Angela zag nieuwsgierig naar hem op. Daar was iets veranderd in dat anders zoo onbewogen gelaat; weer zag ze zijn lip pen beven juist als op den morgen vóór Veriages' operatie. Maar hij herstelde zich spoedig. Ik heb het klaargespeeld... met de hulp van God. Van God?..., vroeg het zustertje ver rast. Ja. Even zweeg hij. Het is niet noodig u uit te leggen, waarom ik niet meer ge loofde. Lang heb ik het te druk gehad en ik had ook te veel succes, om nog aan God en godsdienst te denkentotdat gij mij ge sproken hebt over uw gebed voor Verlage. Ik wilde hem met alle geweld redden, maar er was iets, dat mijn kracht verlamde. Ik be greep, dat mijn naam op het spel stond, als ik miste en toch, ik voelde 't als iets zekers, dat ik zou missen, als ik alleen stond Toen, zuster, heb ik gedacht aan uw gebed en ik zeide bij mezelf: Als er dan een God is, dan zal Hij me helpen, omdat ik onmach tig ben en ik beloofde als Hij me hielp, dat ik clan Zijne macht zou erkennen in de toe komstZoo ben ik dan geslaagd, omdat Hij me heeft bijgestaan Zuster Angela's gelaat straalde van vreugde. We hadden nooit gedacht, zeide ze, dat u tot deze erkenning zou gekomen zijn, zon der Verlage's dood, maar God heeft het nog beter beschikt. Nu verhaalde ze hem open hartig, wat zuster Teresia en zij samen af gesproken hadden, hoe zij de geheeie Mei maand 'gebeden hadden tot Maria, de Moe der van barmhartigheid, opdat zij er voor zorgen zou, dat een afgedwaalde weer mocht terugkeeren tot God en de Kerk. Over het steeds zoo strakke, onbewogen, gelaat van den dokter rolde een traan en diep bewogen zeide hij: Dat zal ik met hare hulp en als ook zuster Angela en zuster Teresia me blijven helpen met haar gebeden Weer was het dien avond Lof, nu tosim- ting van de Meimaand, de waan van a ria. De kapel van 't ziekenhuis straalde van licht; vanaf haren hoogen troon, omgeven van bloemen en kaarsen, zag Maria met liefdevolle blikken neer op hare kinderen. Toen het „Te Deum" werd aangeheven, toen daarbuiten het kleine klokje zong door den schoonen voorjaarsavond en verkondigde, i dat de Meimaand weer voor een jaar voorbij Miehiel was moe dien avond, op, 'twerk was zwaar geweest dien dag. Na het eten draaide hij zijn stoel van den tafel weg, en legde zijn beenen op een anderen stoel, languit. terwijl hij met korte trekken aan zijn pijp zoog, gromde hij al maar door: Als ik ooit in den hemel kom, dan werk ik geen slag meer'k Verzet geen voet meer'k Heb in mijn leven al ge noeg gewerktRusten wil ik dan.Ze moeten dan met geen karweitjes meer aan komenZe moeten mij dan niet zeggen: Miehiel hang eens een paar nieuwe ster ren uit; Miehiel, giet een kan petroleum in de maan; Miehiel, poets de zon wat op; Miehiel trap eenige regentonnen omver! Ik doe het niet, 'k zal er den bliksem van geven, daar.Ik ga languit op mijn rug in 't gras - en, in 't lommer, onder de boomen, de uwigheid door.En dat ze mij dan niet aanspreken. En toen Miehiel bij Sinte Pieter aan kwam, zei de Heilige hem vriendelijk: Alles is in orde, ga binnen Miehiel. Maar Sinte Pieter bekeek hem schuin over zijn bril heen, en 't was precies of hij op zijn lippen beet om niet te lachen. Ga binnen, Miehiel! J3e hebt heel uw leven hard gewerkt; hier kunt ge uitrus ten, zonder een voet te verzetten En dan trok hij een koppel.sture oogen naar twee Engeltjes, die daar tegen een boom stonden te fluisteren en te giechelen. Waarom deed die goeie man moeite om niet te lachen? peinsde Miehiel terwijl hij den hemel binnenstapte. „En wat had den die twee Engeltjes toch te giechelen? Hoe lang het geleden was, wist Sinte Pieter zelf niet; maar zeker nog geen uur, neen, nog geen half uur later stond Miehiel al bij hem terug. Hij kon amper tijd gehad hebben om den Heer te zien en met de Hei ligen kennis te maken. Wel, Miehiel? al uitgerust? 'tWas eigenlijk over onze Tonia dat ik u wilde spreken, begon Miehiel. Tonia, uw vrouw? Ja, Ik zou u willen vragen, dat ge haar geen last zoudt verkoopen als ze hier aan komt. Enfin, haar gemakkelijk binnenla ten.'k Heb er al de Heiligen voor afge- loopen, of ze voor Tonia zorgen willen, als haar tijd zal gekomen zijn. En die hebben allemaal „ja" geknikt en er den Heer over aangesproken.En als gij, Sinte Pieter, dan nog toeschietelijk zijt, dan is 't beklon kenAnders kom ik morgen eens terug om over die zaakte spreken. Ge moogt gerust zijn, Miehiel, ik doe meel Kort naderhand stond Miehiel daar weer. Sinte Pieter, zei hij, zou ik uwen boek eens mogen nazien? Sinte Pieter werd niet boos en glimlach te zelfs; maar toch legde hij het boek in zijn lessenaar en draaide dien op slot: Neen broer, dat mag niemand! Wilt, ge hem dan zelf eens doorblade renVoor mijn kinderen'k Zou wil len weten, of die er goed voorstaan, of die hier binnen geraken, allemaal? Sinte Pieter haalde het boek weer boven, sloeg de bladeren om en om, en streek er met zijnen vinger over. Ja, ja, ja... bromde hij, ja, jadie staan er goed voorBehalve hier en daar een blad met een klein rekeningsken op. Enne.kunt ge daar met uw pen geen streep door trekken? 't Blijft onder ons.En uw boeken worden toch niet. nagezien! Dat niet! Rechtvaardig blijven! Recht is recht! zei Sinte Pieter, en hij stak zijn vinger omhoog. Even goeie vrienden! lachte Miehiel, dan spreek ik er nog een hoop andere hei ligen voor aan. En uitvegen zult ge het dan wel! Hij keerde weer terug en zwaaide met zijn armen in de lucht. Gewonnen! riep hij, gewonnen! Ge zult dadelijk een briefje krijgen. Wat is dat toch allemaal goed volk hier! Ze belo ven alles, en doen 't ook! Sinte Pieter had er schik om: Ik vraag niet beter, lachte hij. Maar Miehiel sprak nog luider en stou ter: Ge zijt van mij nog niet af, hoor. Nu kom ik spreken voor de mannen van ons Boerengilde. Ge kent ze zeker wel? Anders zal ik hun namen opgeven Ge gaat een goeien gang, Miehiel! Dat kan. En dan voor al de menschen van onze parochie, zonder er een over te slaan Sinte Pieter had last om bij te blijven met schrijven, hoewel zijn hand er zeer van deed. En wellicht kom ik straks nog terug. Want buiten ons dorp woont nog volk, en veel. Sinte Pieter leidde zijn pen neer, sloeg zijn armen over elkaar en vroeg guitig: En hoe is 't hier met 't gras, Miehiel? Hebt ge er al op uw rug in gelegen? Miehiel lachte smakelijk: „Och, *k heli nog geen gras gezien. 'kHeb wat anderê te doen. Voor iedereen van mijn volk be-! neden loopen en spreken. Werk met hoen pen. Als ge de menschen van beneden toch zoo gaarne ziet, hé?.. Ik Heb werk voofl jaren en misschien nog langer..., Zoo doen ze allemaal die hier aankom men. Miehiel. Uit groote liefde. 1 was toen baden er twee op de ziekenzaal hun dankgebed, zuster Teresia en Verlage. Zuster Angela assisteerde alweer bij een onverwachte, moeilijke operatie; ook zij hoorde het klokje en in haar hart was een groot gevoel van dankbaarheid jegens God en de Moeder van barmhartigheid, om de bekeering van dokter Wanders. „HUMORIST". Heer uit de stad: „Wat doe je daar nu mee Eet je ze op Visseher: „Neen, ik hang ze aan mijn horlogeketting." HIJ KENDE HAAR 'i Hoe komt 't dat jij zoo dikwijls en zoo graag naar den bioscoop gaat? Wel, daar zie ik de vrouwen spreken, zonder ze te hooren. DE VAL Man: Ik krijg daar een rekening van een balcostuum, wat beteekent dat? Vrouw: Och, je weet wel, dat is dat' groene costuum dat ik verleden jaar op het bal droeg toen je mij ten huwelijk hebt ge vraagd. Man: Zoo, zoo, dus moet ik ook nog de val betalen, waarin ik gevangen ben. j EEN LIEVE NEEP Oude tante: Lieve kind, ik zal in mijn testament laten zetten, dat ik al mijn be zittingen aan u vermaak. Echter moet go een klein pensioen afzonderen! Neef: Zoo klein als u zelf maar wilt. j REKENKUNST Meester: Als een schoonmaakster een kamer in één uur kan schoonmaken, hoe lang zouden er dan twee schoonmaaksters aan bezig zijn? Marietje: Twee uur, mijnheer! Meester: Domme meid! Ze hebben dan een half uur noodig. Marietje: U vergist u, mijnheer, want u vergeet dat ze praten kunnen. DE MODEL VROUW A: Ik hoor, ge hebt zulk een voortref felijke vrouw gehuwd? B.: Ja, eene modelvrouw. Zij is in alles thuis, in de muziek is zij thuis, in de kunst is zij thuis, slechts in één ding is zij niet thuis. A.: En dat is? B.: In huis is zij niet thuis, want zij is. er nooit. VLUG ER BIJ Een jonkman met een zeer beschaafd voor komen, die even voor zaken bij zijn patroon aanging, zeide tot de jonge dochter, die hem te woord stond: Het spijt me juffrouw, dat mijnheer niet thuis is, ik had hem een gewichtig voor stel te doen. O, dat is niet erg, gaf cle dochter des huizes ten antwoord. Misschien kunt u mij wel uw voorstel doen, ik ben niet geënga geerd. HATELIJK Jonge vrouw: Zeg mij nu eens oprecht, lieve Herman, hoe vindt je mijn kookkunst? Echtgenoot: Ach, lieve Mathilcle, ware liefde overwint alles. HEEL PLEIZIERIG Bruiloftsgast tot den vader der bruid: Nu, gij hebt claar ook een besten schoonzoon gekregen. Hij is Ti hartstochtelijk speler. Vader (verschrikt): Wat zegt ge daar?. Gast: Hij heeft uwe dochter enkel ge nomen om zijn speelschulden te betalen. Vader: Waarom hebt ge me dat niei eerder gezegd? Gast: Omdat ik zelf nog duizend gulden van hem kreeg! KRAS Een buurvrouw: Zeg eens, juffrouw! Mulder, ik heb u gisteren twee eieren ge leend, en ik heb er van morgen maar één terug ontvangen. Hoe zit dat? Andere buurvrouw: Hè, maar één, dan heb ik mij zeker bij het tellen vergist. EEN ONHEUSCHE VRAAG Professor: Ik zal mijn hoed gebruiken om de planeet Mars voor te stellen. Heeft een van jullie nog iets te vragen, voor ik begin? Student: Ja. Is Mars bewoond? EEN ADVERTENTIE Te koop voor den bespottelijken prijs van 100 gulden een goed onderhouden piano, vroeger eigendom van een beroemd kunste naar met gedraaide pooten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 10