m ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1927 DERDE BLAD PAGINA 2 Kfi G. B. SHAW EN DE ZWARTE KAT GEEN PRETTIGE VACANTIE Burgemeester Seitz in Tyrol EEN ZWENDELAAR GEARRESTEERD VLIEGONGELUK IN ENGELAND VLIEGONGELUK IN POLEN OVERSCHOTJES BLAUWBAARD ZORG VOOR DE JEUGD tt— LOKMIDDELTJES Confidenties in een boekwinkel. „VERTROUW DE DIKKEN NIET!" (Van onzen H.-correspondent). Rome, 20 Augustus 1927. Het staat in „La Fiera Letteraria" van deze week. „Confidenties van G. B. Shaw aan esu zwarte kat". Shaw en de kat. Uit de „Fiera Letteraria". Dat ging zóó. Shaw brengt zijn vacantie door evenals het vorig jaar te Stresa, een heel mooi plaatsje aan het weergalooze Lago Meg- giore. Vandaar heeft hij een uitstapje gemaakt naar Milaan en, zwervend door de straten van de oude stad, kwam hij er tod, confidenties te %>en. Een handige bediende van een boekwinkel boorde ze aan en vertelde ze gauw over, gelijk zulks méér gaat. Een lange, witgebaarde Engelsehman, aldus begint het „interview", wandelde aan de scha duwzijde. Met zijn vrouw. Deze scheen zich te vervelen en ze hield haar schreden in voor de spiegelruit van een grooten boekwinkel. De kleurige omslag van een vaderlandsch tijd schrift had haar aandacht getrokken. De bediende komt nu aan het woord: Ik zag hèm buiten en zijn vrouw binnen, waar ze een stapel weekbladen inkeek. G. B. Shaw bleef wachten, in gezelschap-van een jongedame en een jongen heer en hij beschouwde den uitge- stalden boekenvoorraad, waartusschen verschil lende van zijn werken stonden. Na een minuut waarschijnlijk begon het kijken hem te vervelen kwam ook Shaw den winkel binnen, keek voldaan rond en zette zich op een ouden stoel. Ik dankte het lot, dat me boekhandelaar had gemaakt; ik had hier, op twee passen van nae vandaan, rustig en op z'n gemak, één der groot ste mannen van de wereld, die een jaar te voren te Stresa de beste journalisten op de stoep had laten staan, botweg een interview weigerend; ik zou hem nu kunnen aanspreken, onder het mom van een braven, onschuldigen, dienstvaardigen bediende, een fortuintje, om alle krantenmenschen van Europa jaloersch te maken Ik overdacht hoe ik den Ierschen meester het best naderen kon. Maar ik behoefde me niet te bezinnen. Het geluk was niet slechts mijn bondgenoot, doch mijn medeplichtige. Onverwacht te voorschijn komend uit een spelonk tusschen de boekenplanken, stond een jonge, magere, dunharige zwart kat vlak voor den grooten man en, met een magistralen sprong, zat de kat op de knieën van G. B. Shaw Daar bleef-ie, een zwarte plek naast de witte plek van den zwaren baard. Ik kon Shaw uitstekend gadeslaan, z'n zacht aardig gezicht met den ietwat rooden neus en de lachende, een beetje vochtige, maar klare oogen. In een erwtengroen pak gestoken, leek hij robuust, solied. Naderhand zeiden we alle maal, dat men hem zijn twee en zestig jaren niet aanzag. (Het zijn er al bijna twee en zeventig. Red.). Ik heb nog niet gezegd, waarom het geluk mijn medeplichtige was. Dit kwam, doordat de kat begon te spinnen en Shaw het dier ging toespreken. Ik zette me in het halfduister schrap. De lange h,and streelde over de kale vacht en de groote meester mediteerde: Waarom loop je tusschen al die boeken en geschriften? Bekommer jij je om dit alles? Jij, oude vriend, gaat rustig je gang, doet wat j8 wilt, onverschillig voor alles en al die ge drukte rommel zegt je niets. Bravo, bravo, je bent werkelijk als een Engelsehman tusschen de poëzie: blind, doof en hongerig. De kat knipoogde verleidelijk. Goed zoo, vervolgde Shaw, je gedrag Is ijdel omdat je een Italiaan bent, maar je weet, wat je doet. Als je een Engelsehman was, zou je je v/el gewacht hebben op de knieën te sprin gen van een meneer, zoo slecht gekleed als ik. Op dit oogenblik bemerkte de oude heer mijn tegenwoordigheid. Hij keek me even aan, lachte tamelijk boosaardig en wendde zich weder tot de poes. Zie je dien jongeman daar? Hij wil wat graag weten wat ik van de Italiaansche litera tuur denk of hoe de titel zal zijn van mijn nieuw drama en als ik een Amerikaan was, vroeg hij me vast wat ik van de kwestie der oorlogsschulden denk, alsof het niet vaststaat, dat de beste manier om geen oorlogsschulden te maken is, geen oorlog te voeren. Arme jonge man. Hij wil we interviewen, terwijl hij lekker in dezen koelen winkel zou kunnen dutten öf mijn boeken lezen, waarin hij alles kan vinden. Ook de Italianen bederven zichzelf, vriend kat, de beste menschen van de wereld offeren zich op voor de domste zaak van de wereld: de publieke nieuwsgierigheid, een ding, dat alleen in mijn edel land kon ontstaan Toen wendde Shaw zich tot mij en op mijn smeekende blikken reageerde hij als volgt: Enfin, laten we hem tevreden stellen. Ik weet niets van de nieuwe Italiaansche litera tuur; ik ken alleen de titels van de boeken van mijnheer Basile, omdat die burgemeester van Stresa is; ik heb van iemand gehoord, dat ze buitengewoon zijn, wijl meneer Basile het dien man zelf heeft gezegd. Dan is Pirandello er; met hem heb ik eens in Londen gegeten: een nette meneer, nogal origineel, die alleen ongelijk heeft gehad door de Engelsche critici een parallel te laten maken tusschen hém en Bernard Shaw. Wat mijn nieuw drama betreft, ik vertel je in vertrouwen, dat het een heel ernstig is, waarin ik geen kwaad spreek van Engeland, maar als je het zegt gelooft niemand het. Het heet „Oliver Cromwell"Ja. Ik heb me aan het historisch drama gegeven. Men wordt oud en is niet meer up to date. Trouwens, ik heb er al geschreven, maar toen was ik in de jeugd van de kunst. Een pauze. De vrouw van Shaw, de jonge dame en de jonge gentleman waren nog steeds bezig met het uitzoeken van tijdschriften, waarop ze nu reeds een poos den man en va dert?) lieten wachten. Derhalve vervolgde Shaw zijn gesprek weer met de kat. Mijn vrouw, zei hij vertrouwelijk, heeft een hond, een heel slechte hond. Ze streelt hem dikwijls. Dat mishaagt me. Jij kunt met hem opschieten, geloof ik (Mevrouw Shaw had haar hondje onder den arm). Je zet geen hoo- gen rug. Dat is verstandig. Er blijkt uit, dat je gemeenplaatsen haat, net als ik en niet ac- coord gaat met de onderwijzers, die sinds twin tig eeuwen die idiote zegwijze aan de jongens Ieeren: ze leven samen als hond en kat. Je weet heel goed, dat de hond een stom dier is. Maar je houdt hem tot vriend, an ders schopt de baas je de deur uit, teneinde zijn meesteres niet te mishagenAlles bijeen hen je als de literatoren van het eer ste plan, ze houden de critiek kalm om den uitgever een pleizier te doen! Terwijl de groote dramaturg zoo sprak, na derde de dikke Turchi, ons factotum, zichtbaar tevreden, dat een „signore inglese" zich met de kat amuseerde. G. B. S. vond er aanleiding in de kat, die op z'n breede knieën was ingedommeld, nog zijn oordeel te geven over don goeden Turchi: Elegante afstammeling van de Egypti sche sfinx, de dikke meneer schijnt over mij en over jou tevreden. Over mij, goed, omdat mijn vrouw boeken bij hem heeft gekocht; maar over jouhum, vertrouw hem niet. Hij is te dik. Shakespeare heeft zijn Caesar laten zeggen: vertrouw de mageren niet. Dom! Mijn Caesar zou het tegenovergestelde zeggen. Kat, ik herhaal het je, vertrouw de dikken niet. Ze zijn te goed, ze hebben het hart vol sentiment, maar ze hebben ook een buiten gewone appetit. In den grond beteekenen al hun gedachten een verschrikkelijke eetlust. Al les waarvan ze houden, beminnen ze, voelend dat ze het kunnen eten. Vertrouw dien man niet, kat. Hij ziet je al als een konijn. Kijk naar de Engelsche regeering, die mest het volk niet vet, ze is bang om opgegeten te worden Chesterton, waagde de bediende op te merken, is dik. Chesterton is dik; en hij heeft Luther opgegeten; wanneer-ie dikker wordt, eet-ie nog grooteren op. Ik ben mager. Adieu, zwarte kat. Bernard Shaw stond op, volgde zijn vrouw, groette allen in den winkel met groote bemin nelijkheid en stapte de straat op. Ik zag hem wandelen. Vroolijk en krachtig, hij droeg zijn roem als een jongmensch z'n wandelstok: er nooit op leunend Tot zoover het interview. Si non vero, bene trovato. In ieder geval, als het verzonnen is, mag erkend worden, dat Shaw er uitstekend in werd getypeerd. ION DER VERLAMMING jx ROEMENIë Een gevaarlijke besmettelijke ziekte Sedert eenige weken heerscht te Boekarest een epidemische kinderverlamming. De laatste medische rapporten verklaren, dat de microbe van de ziekte onbekend is, evenals de middelen, om haar te bestrijden. De sterfte bedraagt ongeveer 15 pet. Het ge volg van deze ziekte is gedeeltelijke of geheele verlamming. Er zijn 130 kinderen beneden tien jaar ziek. Men heeft slechts drie ziektegevallen bij per sonen ouder dan 20 jaar waargenomen. GOUD IN HONGARIJE Een vondst in de Maros BOEDAPEST 26 Augustus. (H. N.) Volgens een bericht uit Szegedin moet er in het zand van de rivier Maros goud 2ijn gevonden. De ontdekking geschiedde door twee bewoners van de streek, die vroeger in Amerika als goud- wasschers werkzaam waren geweest. Zij hebben een aanvraag voor een concessie ingediend. HET RUSSISCH PARADIJS De werkloosheid neemt schrikbarend toe Volgens de opgaven van het Russische cen trale bureau voor de statistiek, is het aantal werkloozen in Rusland in de eerste helft van dit jaar met 306.600 of 31 pet. toegenomen. EEN JONGEN IN EEN RIOOL. „Wat was het daar koud!" Een New Yorksche straatjongen, die aan de oplettendheid van een waker ontsnapt was, kwam via een in de straat gegraven gat in een riool terecht. Men maakte alarm: de po litie en de brandweer rukten aan en werkten met zoeklichten, maar van den 7-jarigen knaap was niets te ontdekken. Een aantal personen liep naar den rioolmond in de East River. Men voer met een hoot het riool, waarin vier voet water stond, binnen. Dat was bijna een mijl van de plaats waar de jongen was verdwenen. Na 25 minuten gaf men de hoop, den jongen te redden, op. Plotse ling kwam een levende klomp modder te voor schijn; het was de jongen. Men vischte hem op en bracht hem naar het hospitaal. Zijn eenige commentaar was: „Brr, wat was het daar koud!" W&'' Tijdens het verblijf van dr. Seitz, den burge meester van Weenen, te St. Anton am .Arlberg, waar hij zijn vacantie doorbrengt, zijn des nachts biljetten met voor den burgemeester be- leedigenden inhoud aangeplakt. De politie heeft deze biljetten, die te Inns bruck waren gedrukt, terstond verwijderd. De christelijk-sociale burgemeester van het plaatsje bracht dr. Seitz een bezoek, om hem zijn leedwezen en dat- der bevolking over het gebeurde te betuigen. Men weet> dat den socialistischen burgemees ter door een groep der bevolking, die hem zijn optreden in Weenen nog niet vergeven heeft, verzocht werd om heen te gaan. EEN HANDIG OPLICHTER. Hij had de „stralen des doods" uitgevonden. Een groot aantal Oostenrijksehe en Duitsche dienstmeisjes zijn door een handigen oplichter van al hun spaarpenningen ontlast. De man stel de zich voor als de uitvinder van de „stralen des doods", waarvan een rationeele exploitatie het vaderland van groot nut zou zijn. In ruil voor deelneming aan de verwezenlijking van zijn plannen werden fabelachtige winsten ia het vooruitzicht gesteld. De meisjes zouden rijk naar hun vaderland kunnen terugkeeren. De slachtoffers van den bedrieger, die natuur lijk Dr. voor zijn naam schreef, zijn zeer talrijk. Een vroegere huishoudster in den staat New- Jersey raakte alleen 16.000 dollar aan hem kwijt. De politie te Washington heeft den man gearresteerd. KNOEIERIJ IN ROEMENIë Verduistering bij de Staatsdrukkerij Uit Boekarest wordt gemeld, dat de direc teur van het Staatsblad zich gisteren, nadat een boekenonderzoek was aangekondigd, van het leven heeft beroofd. De directeur van de Staatsdrukkerij is gearresteerd in verband met gepleegde verduisteringen. De verduisteringen zouden meer dan een millioen gulden ba- dragen. Lid eener bende van valsche munters Op het landgoed Schweehow, zoo wordt uit Schwerin gemeld, is een internationale zwende laar, Josef Dorfer geheeten, gearresteerd. Uit het onderzoek is gebleken, dat hij samen werkte met een Italiaansche valschemunters- bende, welke reeds voor 150.000 Mark valsch geld in omloop heeft gebracht. Dorfer had relaties met bijna alle groote steden in Europa. VADERMOORDENAAR Te Notre Dame de Bondeville heeft een 16- jarige metaalbewerker bij een woordenwisse ling zijn vader, door wien hij zich bedreigd achtte, met 22 messteken gedood. De dader is gearresteerd. Reuter seint ons uit Londen d.d. gisteren: Te Upavon in Wiltshire stortte een militair vliegtuig van een hoogte van 400 voet om laag. De piloot werd gedood. Uit Thora wordt gemeld: Bij een proefvlucht is een Poolsch militair vliegtuig in brand geraakt en neergestort. De vlieger werd gedood; het toestel is totaal ver nield. NOODWEER BOVEN DE OOSTZEE. Vele scheepsongelukken. Boven de Oostzee woedt sinds Donderdag een hevig noodweer. De zeebrug van Heringg- dorf bij Swinnemünde werd zwaar beschAi digd. Het stoombootverkeer werd gestaakt, verneemt, heeft boven de Oostzee van Dondésri dagavond tot Vrijdagmorgen een kraehtigq Noord-noord-ooster storm gewoed, waardoor; ontzaglijke watermassa's in de Zoppoterbochi Naar de „Vossische Zeitung" nog uit Danzig werden opgestuwd. Door den storm is het motorschip „Hela"j dat den dienst tusschen Zoppot en Gdlngen onderhoudt, gekapsijsd. Een ander motorschip, de Diana dat gemeerd lag, "werd van da touwen losgeslagen en met zulk een kracht; tegen het bolwerk geslingerd, dat het schip; binnen enkele minuten zonk. Drie jachten, die achter de golfbrekers be scherming hadden gezocht, werden op het strand geworpen. HET GEVAAR VAN DE ZEE, 1 Bij Royan, aan den mond van de Girondë, werden twee kinderen van tien en twaalf jaar, die in zee baadden, door een zware golf in zee gesleurd. Twee meisjes deden terstond pogin gen tot redding en het gelukte een van de kiui deren te achterhalen en boven water te hou* den. Intusschen bracht men aan het strand een boot te water, doch toen deze bij de meisjes kwam moesten de redsters van uitputting het kind loslaten. De beide meisjes zelf kon men' neg tijdig in de boot halen. Het lijk van het eene kind is nog niet ge vonden. Het andere bleef als door een wond et gespaard en kon zonder letsel aan land woiS den gebracht. NIEUWE BRUG OVER HET KEMPEN-KANAAL. Onze Brusselsche correspondent meldt onsi] Woensdag is, ter hoogte van het Damstation, nabij Antwerpen, een zware ijzeren brug over het kanaal gelegd, waardoor het treinverkeer naar Nederland bevorderd wordt. „BERLINGSKE TIDENDE". „Wel verduiveld Nu heb ik de vlag IK den kelder laten liggen L Ais kinderen hebben we zitten rillen bij de geschiedenis van Blauwbaard, den vreeselijken man, die wreedaardig zijn vrouwen vermoordde. Grooter geworden, dachten we, dat hot een sprookje was, voortgekomen uit een of andere vruchtbare verbeelding. Het blijkt echter, dat het sprookje berust op een geschiedkundigen ondergrond. In de 14e eeuw beeft namelijk in Frankrijk een edelman geleefd, Gilles de Laval, baron de Rais. Eerst streed bij moedig tegen de Engclsclien, daarna trok hij zich terug op zijn slot nabij Nantes en stierf in hei jaar 1440 op het schavot, beschuldigd van massa moord. Het was namelijk opgevallen, dat hij een zeer verkwistend leven leidde, en, toen hij geldgebrek lireeg, relaties had aangeknoopt met den alchimist Prelati. Deze moest zijn too- verkunsten aanwenden, om het goud weer te doen vloeien in de geldkoffers van „Blauw baard", den baron. Wat er besproken werd, bleef geheim, doch weldra kwam de buitenwereld tct de ontdek king, dat er op het kasteel geen geldnood meer was. Opnieuw vloeide het goud er bij stroomen. Dat verwekte niet alleen naijver, het gaf ook te denken. Booze geruchten kwamen in omloop. Want juist in den tijd, dat Gilles de Rais' her nieuwde rijkdom bekend word, verdwenen op da meest geheimzinnige wijze allerlei jonge meisjes en ook kinderen in de onmiddellijke omgeving van bet slot. Weldra verspreidde zich de legende, dat al deze verdwenen schep seltjes de slachtoffers waren geworden van den gouddorst van deu slotheer en de helscho kun sten van den alchimist, die bloed noodig had om goud te kunnen maken. Blauwbaard-zelf lachte om de geschiedenis, maar de toenmalige Franscbe justitie lachte niet en dagvaardde hem. Den afloop van dit wonderlijke proces vermeldden wij reeds. Verleden jaar evenwel, een kleine vijf eeuwen .ter, is een Parijsch historicus, dr. Vinchou tenaamd, tot de ontdekking gekomen dat men hier zeer 'waarschijnlijk met een gerechtelijke dwaling te doen heeft. Een onderzoek in het oude slot Machecoui zou namelijk hebben uit gewezen, dat onder de diepste keldergewelven van dit kasteel zich een goudader in den grond bevindt, waarvan men ook heden ten dage de waarde nog zeer hoog schat. Dr. Vinchou acht het waarschijnlijk, dat ook Ridder Blauwbaard en vooral de slimme Italiaansche alchimist van het bestaan van dezen goud-ader hebben afge weten en zij de bron is geweest, waaruit Blauwbaard's nieuwe rijkdommen werden ge put. Dr. Vinchou is er vast van overtuigd, dat de Rais onschuldig stierf en hij meent dat, zelfs na 500 jaar, zijn nagedachtenis in eere kan wor den hersteld. Reeds zijn een aantal geleerden en rechtsvrienden tot verwezenlijking van dit doel samengekomen. Zij willen pogen gedaan te krijgen, dat het Hof van Cassatie het proces tegen Gilles de Rais uit 1440 aan een revisie zal onderwerpen en dat de nagedachtenis van dezen marêchal de France zal worden gereha biliteerd. Het befaamde Blauwbaard-sprookje zullen zij er echter niet mee uit de wereld kunnen helpen. De R. li. Pedagogische week, in Tilburg ge houden, is een der vele bewijzen van de groo te zorg, welke wij Katholieken voor de op groeiende jeugd koesteren. Wij hebben jeugdorganisaties van allerlei soort, in allerlei vorm en zonder overdrijving mogen wij het fiere bewustzijn ronddragen, dat wij in Nederland vooraan staan. Over de .methode van jeugdvorming kan cr verschil van meening bestaan. Sommigen ge ven de voorkeur aan het patronaat. Voor kern vorming bezit dit systeem beslist kostbare waai^le. Anderen voelen meer voor de Gezel len Vereeniging. Ook hier kan men dankbaar op zeer vruchtbare resultaten wijzen. Wederom anderen zetten de zuiver gods dienstige vëreenigingen voorop en willen deze tot centrale van alle jeugdorganisatie maken. Het is altijd gevaarlijk om een bepaalde methode als de eenig ware aan te prijzen. Wat in deze omstandigheden voor deze personen past, kan wellicht niet geschikt zijn voor an deren, of voor andere plaatsen. In Duitschland, waar de Katholieken met een millioen 400.000 leden voorop staan in de jeugdorganisaties heeft men weer andere me thoden. Zoo werd van 5 tot 7 Augustus te Soest een bondsdag gehouden van de zoogenaamde „Jung- born". Ongeveer 600 Katholieke jongeren uit de arbeiderswereld waren er tegenwoordig. Behalve vergaderingen met ernstige redevoe ringen, werden gezellige avonden gehouden, waar de jeugd oude Neder-Duitsche dansen uitvoerden, waar spreekkoren optraden en koorliederen werden gezongen. Op den sluitingsdag was er een H. Mis met begeleiding van guitaar en fluitenmuziek. Wat is „Jungborn"? werd er gevraagd. Het is geen vereeniging met vaste statuten, maar een stroomend leven. Jungborn zal overal, waar zulks noodig blijkt, helpend mede ingrij pen in bet rad van den tijd. De ZeerEerw. Heer Drehmann bracht aan den bondsdag den groet en den zegen van den Bisschop van Paderborn over, alsmede de ge- lukwenschen der Katholieke geestelijkheid. Een ooggetuige verzekert, dat hij gesticht was door den echt godsdienstigen geest van de Jungborners bij de godsdienstoefeningen der H. Sacramenten en hij besluit: Nu weten wij, dat we een levendige Katholieke arbei dersjeugd bezitten". Wij, Hollanders, meenen soms, dat in ons nuchter landje zulk een idealistische beweging geen vat zou hebben. Maar dan kunnen we wijzen op de socialis tische A. J. C., op de padvinderij en op de kampeerwoede. Het is een andere kwestie, of wij anderen letterlijk moeten na-apen zooals de A. J. C. bet doet van de Duitsche Wandervögel. Toch kan het raadzaam zijn van anderen te loeren en, willen wij ook de massa der Ka tholieke jeugd bereiken, dan zal een andere methode, gevoegd bij de reeds bestaande, on getwijfeld vruchtbaar kunnen werken. Met de jeugd té behandelen ais „groote" menschen en ze voortdurend lastig te vallen met uitsluitend ernstige kwesties van gods dienstigen, socialen en vakorganisatorischen aard, zal men weinig trekken. Men moet de jeugd „jong" laten en dan zit er in de andere methoden nog wel iets goeds. In sommige opzichten blijft een mensch een kind geheel zijn leven lang. Zoo is het een kinderlijke trek, dat hij gaarne door allerlei bijkomstigheden tot iets wil getrokken worden. Hierop speculeert de massa-reclame, welke tegenwoordig gemaakt wordt. Hoe griezeliger de reclameplaten van bioscoop en schouwburg zijn, hoe aantrekkelijker. Een eenvoudige aan kondiging voldoet niet meer, deze zou teveel tot het verstand spreken. De teekenaar moet er bij te pas komen en door iets opvallends de menschen lokken. Ook winkeliers en zakenmensehen speculee- ren op dezen kinderlijken trek. Om de men schen te lokken tot het koopen van boter, geeft men kopjes en schoteltjes cadeau. Bij sigaretten, bij de thee, ja, bij allerlei koop waren vindt men bonnetjes, die recht geven op huishoudelijke artikelen. Het is dezelfde methode, als waarmede men een kleine wil Ieeren loopen. Moeder gaat er een eindje vandaan staan met wat lekkers en dit trekt het kind zoodanig, dat het zijn been tjes verzet. Bedenkelijk worden lokmiddeltjes, wanneer zij ook voor godsdienstige en geestelijke din gen worden aangewend. Zoo gemakkelijk dreigt het gevaar, dat men het dan voor het bijkom stige gaat doen en dat de godsdienstige han deling louter vormendienst wordt. Inderdaad is van hooge kerkelijke zijde ge waarschuwd tegen het geven van kaartjes bij het trouw ontvangen der H. Communie. Deze handeling is veel te heilig, dan dat zij door bonnetjes moet worden aanbevolen. Zou echter het geven van kaartjes bij trouw kerkbezoek en het bijwonen der H. Mis wel paedagogisch zijn? De kifaderen maken er zoo gauw een zaakje van. Zoo is het gebeurd, dat zij een paar kaartjes van trouw kerkbezoek gingen verpatsen tegen een mooi sigaren bandje. Ook voor twee en drie kaartjes van trouw bijwonen der H. Mis krijgt men zooveel knikkers. In een huisgezin, waar meerdere kinderen zijn, zegt moeder, dat zij allen de kaartjes aan een bepaald zusje moeten geven, die krijgt dezen keer de prijs, een volgenden keer een ander. Bereikt men aldus het doel, dat men beoogt? Het is wel waar, dat men meer kinderen in de kerk krijgt, doch zou de godsdienstigheid en de vroomheid hierdoor bevorderd worden? HET SPROOKJE door MARTIN BERDEN. Wij allen droomen van geluk, Van weelderige tijden: Een deftig huis, een villa 't liefst, Met huisknecht en drie meiden; Waranda, met een grooten tuin, Salon, mat schilderijen, En nog een extra groote zaal Voor 't geven van partijen. En de garage bij het huis, Waar plaats is voor twee auto's, Zoo van die rijke, chique cars, Gelijk men ziet op foto's. Natuurlijk heb je ook een jacht, Het grootste! en zeewaardig. Want zeilen langs de Fransche kust, Dat is verduiveld aardig. Je gaat veel uit, je profiteert, Je reist.In weinig woorden: Des winters naar het Zuiden heen, Des zomers naar het Noorden. Wij allen droomen van veel geld, Van tonnen en millioenen. Dat mooie, lieve, beste geld, Je zoudt het kunnen zoenen! Dus werken wijen zien helaas, Dat droomen maar bedrog zijn. Want wij, die arm begonnen, ach, Wij merken, dat we 't nog zijn. Tenslotte raken wij verzoend, Wij dragen blij ons kruisje: Als maar de schoorsteen rooken blijft Van 't kleine bovenhuisje!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 10