E
Nieuwe Schiedamsche Courant
Woensdag 7 September 1927
No. 14958
Een verloving.
fi
VIII.
En daaruit heeft dus die afschuwelijke
lasterzucht gif gezogen! riep Gerhard uit,
die de hem zoo plotseling aangeboden ge
legenheid, eindelijk iets met zekerheid te
vernemen omtrent de duistere zaak, vooral
niet wilde laten voorbijgaan, gij hebt er dus
zeker meer van gehoord?
Vox populi non semper vox Dei! gaf
de professor deftig ten antwoord, zelfs nu
nog zouden er des noods tien getuigen kun
nen opgeroepen worden om te verklaren,
dat de heer von Ingenheim een wel is waar
plotselingen maar geenszins gewelddadigen
dood gestorven is. Maar de onverstandige
menigte liet zich haar eenmaal opgevat
vermoeden niet ontnemen en vrouw von
Ingenheim zelf werkte het volksgeloof in
de hand, daar zij, met openlijke minachting
der publieke opinie, terstond na den dood
van haar man, maatregelen nam die nog
uitgesteld konden worden, immers, hadden
die trouwe harten zoo lang gewacht, nu
konden zij het nog wel een beetje langer
uithouden. Toen kon waarschijnlijk die
8cène hebben plaats gehad, waarbij zij die
woorden uitsprak, hetgeen haar alles weder
in zijn geheel op haar sterfbed voor den ver
warden geest stond, zoodat het zich laat
verklaren dat zij meende haar dochter Ul-
rike met mijn vriend Johannes, in plaats
van haar kleindochter Catharina met uw
persoon, voor zich te hebben.
Gij geeft mij gelijk, mijnheer de profes
sor, zeide Gerhard, gij deelt mijn inzichten,
en toch spreekt gij van een geheimzinnigen
samenloop van omstandigheden, van een
Gordiaansehen knoop!
Sardonius keek Gerhard uitvorschend aan,
daar de toon van nieuwsgierigheid en be
langstelling, waarop hij sprak, zijn aan
dacht moest tot zich trekken. Maar wie
heeft u dan toch die gansche historie ver
teld die men liever onder het lijkfloers had
moeten bedekken en met de kist der doode
had moeten begraven? ging Gerhard voort,
die door het stilzwijgen van den professor
nog meer geprikkeld werd.
Nu, nu, mi carissime Gerharde, ant
woordde Sardonius, die ook niet onver
schillig was gebleven, heeft die heele manier
van doen der overleden grootmoeder op u
zelf, zoo als gij niet loochenen kunt, al zulk
«en blijvenden indruk gemaakt, kunt gij
dan verwachten dat haar familie, wie het
toch het naast aangaat, zich er niets van
zou aantrekken en dat. zij de gansche zaak
geheel en al zou vergeten hebben? Het was
toch niet anders dan natuurlijk dat Catha
rina haar moeder alles mededeelde wat zij
in deze verschrikkelijke uren beleefd had:
niet minder natuurlijk was 't dat deze er ook
voor mij geen geheim van maakte. De over
ledene heeft, zoo als een ieder zal moeten
toegeven, niet de personen bedoeld die wer
kelijk voor haar stonden, maar andere; be
paalde zekerheid heeft men dienaangaande
echter niet, enhier bleef de professor
steken.
Hoe denkt uw verloofde er over? vroeg
Gerhard op eens; ik bedoel, ging hij voort,
daar hij zijn overijlde vraag, terstond be
treurde, hecht zij eenig bepaald gewicht
san de zaak betreffende haar verhouding
tot u en wordt zij verontrust door onheil
spellende gedachten, zooals immers bij de
herinnering van al wat er met de over
ledene is voorgevallen, niet onnatuurlijk'
zou wezen? Dat die scène die onder zulke
indrukwekkende omstandigheden plaats
had, ook op mij eenigen indruk gemaakt
heeft, wil ik niet ontkennen, maar ik zou
toch meenen dat, ten gevolge daarvan, de
"Verhouding tot elkander niet kon verande-
ren, daar Catharina's grootmoeder, zooals
ik weet, uw vereeniging met haar klein
dochter juist begunstigd heeft.
Zeg liever gedecreteerd! antwoordde
Sardonius, die, alsof hij ten gevolge van
dit gesprek zich verlicht gevoelde, diep adem
haalde. Ach, dat ik mij op die manier
tegenover u rechtvaardigen moet! Ik heb
jft'i in alle onschuld een strik om den hals
'aten werpen, al wil ik ook niet geheel
en al buiten rekening laten, dat ik een tijd
iang mijn jaren, mijn wetenschap en mijn
°nschatbare onafhankelijkheid als vrijgezel
Vergat en mij op gevaarlijk terrein waagde,
dat wil zeggen, dat ik mij liet verleiden voor
een mooi meisje. Maar a propos, vergun mij
dat ik mij van mijn overjas ontdoe. Hij had
hamelijk al dien tijd zijn dikke duffelsche
°verjas aangehouden en trok die nu eerst
tht, terwijl Gerhard in ongeduldige spanning
afwachtte wat hij verder hooren zou.
Gij zult u zeker nog wel een wijsgeer
or oudheid herinneren, begon Sardonius
■Weder, die zich op een zijner bitterste vijan
den niet beter wist te wreken, dan dat bij
DE PROEVEN MET DE RENAULT-TAN-K TE WAALSDORP geschiedden in tegenwoordigheid
van verscheidene autoriteiten. Bovenstaande foto toont generaal Borel, inspecteur der
infanterie, bij het inspecteeren der tank.
hem zijn dochter tot vrouw gaf. Welnu, dit
klassiek voorbeeld wilde men in mijn per
soon vervolgen.
Maar professor! riep Gerhard uit, welk
een beleediging voor uw verloofde!
Geen comp^ratio! zeide de professor na
drukkelijk. Ik wil het lieve kind Catharina
volstrekt niet met die boosaardige dochter
van den ouden wijsgeer vergelijken, het is
hier niet het individu, dat ik bedoel, maar
het gansche genus, zelfs zou de beste vrouw
voor mij, nu dat ik de zaken goed heb leeren
inzien, een ware straf voor mijn zonden ge
worden zijn! Gij vraagt echter terecht: hoe
kwam mevrouw von Ingenheim er toe, mij,
ondanks het verschil jaren enz., tot den
echtgenoot van haar kleindochter te ver
kiezen. Ilc moet u bekennen, dat ik mij
zeiven eerst nu deze vraag gedaan heb, na
dat ik als het ware uit een soort van ver-
dooving of bedwelming weder tot bewust
zijn ontwaakt ben. Men laat elkander wijs
maken van de basilisk, dat een blik van dat
dier elk wezen van zijn wil berooft, en het
zich dus een gemakkelijken buit maakt,
zoo ging het ook mij tegenover mevrouw
von Ingenheim.
Ik ben daar in die streek groot ge
bracht; ik heb haar, al was het ook juist
niet meer in haar eerste jeugd, toch als
jonge vrouw gekend; en met Johannes Gent-
zer was ik, steeds zeer bevriend, later heb ik
hem dan ook, nadat wij aan de universiteit
van Tubingen waren, en toen hij huisonder
wijzer was geworden bij de Ingenheims,
meermalen op het kasteel bezocht, en toen
mocht ik mij, juist omdat ik Johannes vriend
was, in de bijzondere welwillendheid ver
heugen van de oude mevrouw. Er kwam
echter nog een bijzondere omstandigheid
bij. Ik had gelegenheid haar een groote
1 dienst te bewijzen- Nu, mi carissime Ger
harde, daar gij toch in alles zijt ingewijd,
kan ik er met u ongehinderd van spreken.
Het toeval namelijk voerde mij eens in
den tuin van het kasteel, in de nabijheid
van het echtpaar, juist op het oogenblik toen
Iggenheim de verhouding der jongelieden
tot elkander ontdekt had. Hoe dit was aan
gekomen en wat er, tot op het oogengblik
dat ik daar kwam, was voorgevallen, weet
ik niet. In mijn gedachten verloren, ver
volgde ik mijn weg langs het voetpad, het
paviljoen voorbij alwaar de familie zich
bevond, zonder dat ik daarvan iets ver
moedde, want alles was stil en de toegang
was onder wijngaardranken en slinger
planten verscholen. Op eens hoor ik een
luiden, merg en been doordringenden kreet,
en terstond daarop hoor ik mevrouw Ingen
heim op dreigenden toon uitroepen: het is
uw ongeluk, ülrich! Ik snelde toe en toen
was ik getuige van een hevige scène. De
dochter lag voor hem neder op de knieën,
maar hij siet haar met alle teekenen van
de hevigste gramschap terug; doodsbleek
en met van woede vonkelende oogen stond
zijn vrouw daar voor hem, zij was ver
schrikkelijk om aan te zien, en greep zijn
arm; hij trok het jachtmes, dat hij aan zijn
zijde had.... Om Gods wil! riep ik uit, en
alles was geëindigd. Uurike stond onmid
dellijk op en wendde zich ter zijde, haar
vader borg zijn mes, dat hij reeds half ge
trokken had, weder in de schede en zijn
vrouw had terstond zoo veel tegenwoordig
heid van geest, dat zij mij in een paar woor
den zeggen kon, dat ik haar ter wille van
hun vriendschap zeer zou verplichten door,
aangaande hetgeen ik gezien had, een on
verbrekelijk stilzwijgen te bewaren jegens
eiken vreemde. Tot nog toe heb ik die be
lofte gehouden. Gij zijt mij geen vreemde
en buitendien ligt de vrouw, die trouwens
in dit voorval geen schuld had, in 't graf.
Ik zal u mijn dankbaarheid toonen voor
uw stilzwijgendheid, zeide zij mij bij een
volgende ontmoeting. Dit is dus de sleutel
ter verklaring van haar later ten uitvoer
gebracht besluit, dat zij misschien al sedert
lang reeds in den loop van den tijd toen
Catharina volwassen werd, genomen had,
ofschoon zij het mij eerst voor ongeveer
twee jaren mededeelde- Dikwijls kwam ik
in dien tijd mijn vriend te Wiirtemark be
zoeken; ik werd ten opzichte van de familie
omstandigheden waarin ik vroeger al een
blik had geworpen, niet als een vreemde
behandeld. Als kind had Catharina reeds
zekere gehechtheid jegens mij aan den dag
gelegd, maar in het eerste oogenblik, toen
de grootmoeder mij hare gedachten mede
deelde, was ik als versteend. Ik had haar
moeten wederleggen, ik had de gronden
moeten ontzenuwen die zij had voor haar
plannen, om het kind, haar kleindochter,
aan de zijde van een beproefd vriend een
zeker voor al de stormen des levens be
veiligd lot, te bereiden zoo drukte zij
zich uit maar ik betaalde mijn tol aan
de menschelijke zwakheid, ik was verblind
en gevangen en daar zij haar onbetwiste
macht op de ouders van het meisje reeds
hadden doen gelden in 't belang van haar
1 plan, zoodanig dat zelfs Catharina's moeder
geen woord tegensprak, was het verbond
gesloten. Zie mij niet aan met zulke af
keurende blikken. Integendeel verzoek ik
u om uw raad en uw hulp. Sedert den dood
der grootmoeder is het mij alsof mij de
blinddoek van de oogen gevallen is. Tot mijn
ontzetting ben ik tot het besef gekomen,
welk een dwaasheid, welk een onrecht ik
begaan heb. Mijn vriend Johannes, die mij
eenmaal zijn woord gegeven heeft, hoe
zwaar hem dit ook mocht zijn geweest,
zou het nooit terug trekken. Catharina is
een volgzaam kind. Maar ik mag dat offer
niet meer aannemende stervende heeft
het zelf, zij het dan ook wellicht met ver
warde zinnen, symbolisch herroepen.
Maar wat kan ik daaraan doen? riep
Gerhard uit. Gij wilt tocli niet dat ik die
handelwijs der grootmoeder die toen niet bij
haar verstand was, ernstig zal opvatten?
Deze gedachte was den professor nog niet
ingevallen. Hij wist in 't eerst niet wat hij
zeggen zou; toen greep hij Gerhard's hand
opnieuw en riep uit: een beteren plaatsver
vanger zou ik niet kunnen 'wenschen. O,
als dat zoo te schikken was! Maar dat meen
de ik niet. Ik wilde u slechts verzoeken door
uw vriend, den broeder, Catharina's oom
die nu met zijn familie op zulk een goeden
voet staat, alles uit den verwonderlijk ab-
normalen toestand waarin de overledene de
zaken gebracht heeft, weder in zijn natuur
lijk verband te brengen- Gij zijt een diplo
maat en dus met negotiën van ingewikkel-
den aard vertrouwd. Niemand kan beter
weten dan gij hoe de zaak het best is aan
te pakken. Ik heb aan Johannes al drie
brieven geschreven die ik weer verscheurd
heb. Hetgeen geschreven is wordt altijd
minder goed opgenomen en ik zou niemand
willen krenken. Maar gij,... en nu ontwik
kelde hij zijn inzicht hoe Gerhard de zaak
zou kunnen afmaken, op een wijze dat deze
er inderdaad om moest glimlachen. Het
oogenblik dat den drogen boekenman en
kamergeleerde uit dien normalen staat van
zijn gemoedsgesteldheid in een hoogere.
sfeer had gebracht, was voorbij en Sar
donius was weer de oude pedant, zooals hij
reeds als knaap geweest was-
Gerhard wilde nu spoedig vertrekken. Hij
gaf geen bepaalde belofte zich in zulk een
delicate aangelegenheid te mengen, maar
evenmin weigerde hij het uitdrukkelijk,
slechts hield hij geheel naar den geest van
de meest moderne politiek wier volger hij
was, voor alle eventualiteiten, zooals de
triviale uitdrukking luidt, een slinger om
den arm. In zijn woning aangekomen, wierp
hij zich in een stoel en bedekte zijn oogen
met de hand. Allerlei onbepaalde gedach
ten, waarvan hij zich geen rekenschap zou
kunnen geven, bestormden zijn brein; de
zekerheid van de gelukkige wending die
Catharina's lot genomen had, verwekte in
hem, nu hij alleen was en zich voor vreem
de blikken niet behoefde te beheerschen, een
strijd van gevoelens die geen heldere ge
dachte liet opkomen. Catharina was vrij, of
zou dit ten minste weldra worden; hare
hand zou een ander dan professor Sardonius
gelukkig kunnen maken; zou nu Gerhard
von Netz, die zich een schitterende carrière
geopend zag, die zoo in elk opzicht onaf
hankelijk en om deze voorrechten wellicht
evenzeer als om zijn persoonlijkheid in de
salons zoo voorkomend ontvangen werd,
dat alles gering achten en aanzoek doen
om de hand van de eenvoudige dochter van
een dorpsdominé zou hij de plaatsver
vanger, de substituut worden van den kever,
nu deze zijn rozenknopje had laten varen?
Een brief van Erich uit Würtemark werd
de droppel die den reeds tot den rand ge-
vulden beker deed overloopen; die brief be
vatte een uitnoodiging om Erich's huwe
lijksfeest bij te wonen dat met Pinksteren
zou gevierd worden. Eenige dagen vroeger
zou Gerhard naar een voorwendsel gezocht
hebben om het verzoek van zijn vriend af
te slaan; nu kwam die uitnoodiging hem
voor als een wenk dien hij verstaan moest
en waaraan hij gevolg moest geven. Erich
schreef veel van zijn geluk; hij gaf hoog
op van de hoedanigheden van geest en hart
zijner bruid prees de gansche familie en
vooral de oudste zuster van Camilla; toen
wierp hij, zeer onhandig naar Gerhard
meende, de vraag op, of zijn vriend, die toch
eenige jaren ouder was dan zij, niet ook
weldra zijn eigen huis zou grondvesten.
Die toeleg is zoo duidelijk als men
maar verlangen kan! riep Gerhard wreve
lig uit, terwijl hij den brief wegwierp. Dear
mag zoo voortreffelijk zijn als zij er ook
uitziet: ik wensch er haar veel geluk mee;
buitendien twijfel ik niet of zij zou het zeer
euvel opvatten als zij wist wat Erich voor
haar verzonnen heeft. Andermaal had hij
naar Catharina's naam in den brief ge
zocht, maar wederom te vergeefs; ook hier
lag een bedoeling achter, dit was toch
niet anders aan te nemen.
Gerhard antwoordde zijn vriend spoedig
en nam de uitnoodiging aan- Tot Pinkste
ren was het nog zoo lang dat hij zich op
alles zou kunnen voorbereiden. Den profes
sor, die hem acht dagen later zijn tegen
visite maakte en van hem wilde weten of
hij misschien al een gelukkige ingeving ge
kregen had, gaf hij nu te kennen dat hij zich
niet geroepen achtte bij Erich, die over die
gansche zaak opzettelijk het stilzwijgen be
waarde, een enkelen stap te doen. Juist wan
neer hetgeen de grootmoeder gedaan heeft,
schreef hij, als een symbolische herroeping
moet beschouwd worden, kan ik, wat mij
betreft, slechts volkomen buiten de zaak
blijven; ik zou zoo licht verkeerd begrepen
worden. Met deze verklaring sneed hij tame
lijk beslissend alle verdere vertoogen af en
hij nam tegenover zijn voormaligen leer
meester zulk een voorname houding aan,
dat deze zich nu onbehagelijk gevoelde en
spoedig aftrok. Hij moest dus zelf hande
len;, nog langer dien staat van onzekerheid
te laten voortduren was niet edel gehandeld,
dit voelde hij hoe langer hoe meer, en hij
zou zich eerst weder verlicht gevoelen als
hij weer volkomen zeker was van zijn vrij
heid. Dus een brief geschreven! Wel is waar
had hij zelf gezegd dat hij een mondelinge
verklaring voor beter hield, doch daartoe
ontbrak het hem, nu hat er op aan kwam,
aan moed, en daar hij dit niet per procu
ratie doen kon, was hij ten einde raad.
Op eens kreeg hij een ingeving; hij zou in
't latijn schrijven! In het schoonste ciceroni-
aansche latijn, voor zoo ver het hem ge
geven was dat verheven voorbeeld na te
volgen, wilde hij zich kwijten van den moei
lijken plicht die op hem rustte; dan zou
het hem veel gemakkelijker van de hand
gaan. Met welgevallen las hij reeds een
kwartier later, hetgeen hij op 't papier had
gebracht en de vorm deed hem den ganschen
inhoud vergeten. Echt klassiek, voorwaar!
De lente liet dat jaar langer dan ge
woonlijk zich wachten en nog eer de hoo
rnen in lentedosch prijkten, ontving Ger
hard een diplomatieke zending, die hem ver
over de grenzen van Duitschland voerde.
Wanneer die zending zou geëindigd zijn,
was niet vooruit te berekenen.
Toen hij aan het hof en in de huizen
waar hij ontvangen werd, afscheid nam,
had men het hem moeten vergeven wan
neer hij buitengewoon ijdel was geworden,
zooveel bewijzen van welwillendheid en
sympathie vielen hem ten deel. Hij zou on
oprecht geweest zijn wanneer hij er zich op
beroemd had, dat hem alles onverschillig
was, maar hij dacht verder. Intusschen
scheen het door zijn reis weer geheel on
zeker hoe voor hem de naaste toekomst
wezen zou. Het lag niet in zijn macht den
loop der onderhandelingen te bespoedigen
en daardoor zijn afwezigheid te bekorten;
hij kon zeer goed van de mogelijkheid zijn
uitgesloten om bij Erich's huwelijk tegen
woordig te zijn en daarbij Catharina weer
te zien- Hij schreef het zijn vriend en zond
den professor een kaartje ten afscheid. Zijn
bediende bracht het antwoord terug, dat
de professor uit de stad was, waarschijnlijk
naar zijn verloofde.
Was die verhouding dus nog niet ver
broken? Had de man zich misschien ge
schaamd over zijn kleinmoedigheid en was
hij nu vast besloten zijn rechten in elk ge
val te handhaven? Toen Gerhard getroffen
scheen, liet de bediende er op volgen: zijn
verloofde is ziek naar men zegt.
Catharina was ziek. Zou zij misschien
eindelijk tot het juiste inzicht gekomen zijn
van haar lot, haar vreugdelooze toekomst
en van het zieklijden, waaronder zij gebukt
ging? Konden haar ouders steeds blind blij
ven voor de vereeniging, die slechts aan de
luim en de grillen van een trouwens nu
overleden huistyranne te wijten was; kon
den zij het voor hun eigen geweten verant
woorden dat zij die betrekking lieten voort
duren? Het was den dominé, Catharina's
vader, wellicht aanstootelijk dat zijn doch
ter het ergerlijk voorbeeld van een ver
broken engagement zou geven, en de moeder
van het meisje, zij vreesde wellicht nog altijd
de demonische macht waaraan zij bij het
leven der heerschzuchüge vrouw blinde
lings gehoorzaamd had. Maar voyons! zeide
Gerhard zich zelve moed insprekende, ik'
wil het met deze tyrannie d'outre tombe op
nemen!
Zonder zich lang te bedenken, schreef hij
een korten brief aan professor Sardonius
waarin hij hem aan alles herinnerde; hij
adresseerde den brief naar Würtemark en
een uur later ging hij op reis. Nog op het
spoorwegstation stond hij in tweestrijd of
hij niet een snel besluit zou nemen, den
grooten omweg niet schuwen en Erich zijn
geheele hart zou uitstorten; maar hij ver
wierp deze gedachten onder den indruk der
tijdingen die hij heden ontvangen had en
ging zijn diplomatieke bestemming te ge-
moet.
De staat van zaken aan het vreemde hof
was hem op onverwachte wijze zeer gun
stig; hij vond den grond reeds geëffend en
de behendigheid van den gezant, wien hij
tot ondersteuning was toegevoegd, wist de
onderhandelingen weldra tot een gewenscht
resultaat te voeren. Zoo was het mogelijk van
daar, door een geforceerde reis en door
van alle aansluitingen der treinen van ver
schillende spoorweglijnen gebruik te maken,
nog te rechter tijd te Würtemark aan te
komen.
Toen hij na een niet weinig vermoeiende
reis de plaats bereikte waar hij de hoofd
lijn verlaten moest, zag hij het wachthuis
weder, waar hij eens Catharina in de ver
schrikkelijkste omstandigheden gevonden
had en waar hij mede van het sterven der
grootmoeder getuige was geweest, dat ook'
op hem zulk een diepen indruk had ge
maakt. De demonische macht waarvan de
professor gesproken had, scheen zelfs na
haren dood nog voort te duren, want Ger
hard werd, toen hij zich alles weder te
binnen bracht, door een siddering bevangen,
waartegen hij zich met al zijn koel verstand
niet verzetten kon. Maar toch, die laatste
woorden der stervende konden zijn geluk
bevestigd hebben!
Weldra was hij aangekomen op het punt
waar hij met postpaarden zijn reis moest
voortzetten. Het scheen hem toe*alsof da
paarden als slakken langs den weg kropen,
ofschoon hij de postillons, door hun drie
voudig drinkgeld te beloven, tot den grootst'
mogelijken spoed aanzette. Eindelijk zag hij
de streken weder die hem zoo levendig in
de herinnering waren gebleven; zij prijkten'
nu in alle frischheid van den lentedosch en'
de omtrek die hem zoo eentonig en prozaïsch'
was voorgekomen, had nu het liefelijkste
aanzien; het was hier geen romantiek dia
op den voorgrond trad, maar de behage-
lijkste werkelijkheid.
(Wordt vervolgd), j