m I. Jzm Donderdag 6 October 1927 Tweede Blad Pagina 1 t „ONTWAPENING" MINISTERIEELE INDRUKKEN VAN DE VOLKENBONDSVERGADERING HET DEENSCHE VOORBEELD DE KWESTIE DER ONTWAPENING „ONTWAPENING DIENT MEN TE BEGRIJPEN ALS VER MINDERING VAN BEWAPENING" „DE VOORUITZICHTEN DER ONTWAPENINGSCONFE RENTIE ZIJN VER BETERD" DE STEM VAN EEN HARTSTOCHTELIJK VERLANGEN REDE MINISTER BEELAERTS VAN BLOKLAND - GAAT ONZE INDUSTRIE TEN ONDER? OPDRACHTEN AAN HET BUITENLAND! LIMBURG'S INDUSTRIE BELEMMERD ZONDER GROOTE OFFERS VEEL DOOR DE VRACHTPRIJZEN- ARBEIDERS VOOR WERKLOOS- POLITIEK DER N. S.? HEID BEHOEDEN? EEN ONDERHOUD MET DE DIRECTIE DER N. S. EEN UITEENZETTING VAN DR. KORTENHORST. Professor de Louter, de eminente leer meester van mgr. Nolens, schreef dezer dagen dat wrok en wantrouwen nog steeds aan de wortelen van den Volkenbond knagen en dat al de arbeid te Genève stuk werk blijft, zoolang de openbare meening er niet in slaagt de geesten te bezweren en tot oprechte verzoening te stemmen door wederkeerige erkenning van fouten en op heffing van ongerechtigheden. „Het stellig recht, door wet of verdrag of gewoonte vastgesteld, is slechts de gebrekkige weer kaatsing van de stralen van de zonne der Gerechtigheid en moet, om levensvatbaar te zijn, telkens weder aan zijn oorsprong wor den getoetst." a Wat de hoogleeraar als een noodzakelijk heid eischt, gebeurt niet; de heeren die te Genève confereeren, schijnen voor eens en voor altijd te hebben afgesproken nooit te praten van een Zonne dei' Gerechtigheid. Zij kunnen het zelf wel af. Vandaar hun successenl Er dient ook gewezen te worden op de overspannen verwachting, die sommigen, door telegrammen-stijl verleid, van den Volkenbond hebben. Men denkt werkelijk, dat de Volkenbond nu al beraadslagen kan over „ontwapening". Daarom is het goed geweest, dat minister Beelaerts van Blok land eergisteren op den feestmaaltijd aan de journalisten zeide: „Ontwapening" is een verkorte en een niet geheel juiste term. Wanneer men eronder zou willen verstaan het terzijde leggen van alle bewapening, dan moet men er zich rekenschap van geven, dat daaraan de eerstvolgende generaties nog niet zullen kunnen denken. Ontwape ning dient ment te begrijpen als beperking van bewapening en als men iets verder wil gaan als vermindering van bewape ning. Ontwapening is voor de eerstvolgende generaties nog ondenkbaar, verklaart deze minister. Beperking en vermindering moet de leus zijn. Dat verlangt ook het Katholiek program; het blijkt gebaseerd te zijn op de werkelijk heid en niet een illusie te wezen als de ont wapeningsleus der S. D. A. P. Evenals ons land verkeert ook Dene marken in zeer moeilijke omstandigheden: veel werkloozen, hooge belastingen, een fel- bekampte industrie. De regeering kondigt daarom in de troon rede uitdrukkelijk" aan, dat zij den uitvoer door geldelijke hulp van staatswege steunen zal en dat zij maatregelen zal nemen om de eigen industrie tegen unfaire buiten- landsche concurrentie te beschermen. Wat 'n achterlijke kerels moeten die Denen toch wel zijn, als wij de hooggeleerde libe rale en beginselvaste socialistische vrij handelaars mogen gelooven. Het jammer lijke is voor hen, dat er in Denemarken haast geen Katholieken zijn en dat dus niet-Katholieken ook niet bang zijn voor protectie als 'die noodig is. Er was een tijd dat onze sociaal-demo craten den mond vol hadden over „het Deensche voorbeeld". Denemarken zou Nederland voorgaan in „nationale ontwape ning". Op zich zelf zou dit nog niet zoo'n .Wonder zijn: de ligging van Denemarken is heel anders dan van ons land en.... Dene marken heeft ook niet de reusachtige koloniën die Nederland bezit. Maar van het heele voorbeeld blijft niets over: de passage in de Deensche troonrede, welke over de ontwapening handelt, kon door minister Lambooy geschreven zijn. De verdediging zal economisch en technisch verbeterd worden, maar er zal tevens be zuinigd worden. En letterlijk volgt dan: „De verdediging zal in overeenstemming zijn oiet de verplichtingen van Denemarken, als neutraal land en lid van den Volkenbond." Daarmee valt heel het socialistisch ideaal weg; Denemarken schijnt al evenmin als ieder ander land in eenzijdige weerloosheid «enig heil te zien. Dinsdagmiddag heeft in hotel Paulez te 's-Gravenhage het noenmaal plaats gehad, dat het bestuur van den Nederlandschen Journa listenkring aanbood aan den Minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, vertegenwoordiger van Neder land In den Raad van den Volkenbond. Voor deze gebeurtenis bestond in de kringen der Nederlandsche en buitenlandsche pers groote belangstelling. Tot de deelnemers aan het noenmaal behoor den In de eerste plaats het dagelijksch bestuur van den Journalistenkring. Vertegenwoordigd waren verder de volgende bij den Kring aan gesloten vereenigingen: de Haagsche Journa- listenvereeniging, de Amsterdamsche Pers, de Rotterdamsche Journalistenvereniging, de Haarlemsche Journalistenkring, de Oostelijke Pers en de Groningsche Journalistenvereni ging. Aanwezig waren verder de heeren J. C. Peere boom, vice-voorzltter van de directeurenveree- niging „De Nederlandsche Dagbladpers"; J. B. Vesters, voorzitter en W. Galesloot Jr., secre taris van de Katholieke Journalistenvereeni« ging; dr. F. M. Huebner, bestuurslid van de Buitenlandsche Persvereenlging. Eindelijk waren nog aanwezig tal van jour nalisten, als vertegenwoordigers van bladen van allerlei richting, uit alle deelen des lands en van de buitenlandsche pers. De Minister werd bij zijn komst begroet door het dagelijksch bestuur van den Ned. Journa listenkring en vervolgens naar een der salons geleid, die voor deze gelegenheid waren gere serveerd. Hier werden alle deelnemers aan den maaltijd aan hem voorgesteld. Vervolgens begaf het gezelschap zich naar de eetzaal, waar de tafels keurig met bloemen en groen waren versierd. HET NOENMAAL. Bij het begin van den maaltijd sprak de heer D. Hans, voorzitter van den Journalistenkring, den Minister toe. Rede D. Hans. Spr. zeide, dat het voor den Nederlandschen Journalisten-Kring een bijzondere onderschei ding is, den Minister aan dit noenmaal als zijn gast te mogen begroeten en het is spr. persoon lijk een vreugde daarvan uiting te mogen geven. Spr. zegt den Minister dank voor zijn beslis sing om dit noenmaal te aanvaarden, om eenige uren te vertoeven in het midden van de afge vaardigden der Nederlandsche journalistiek, Spr. herinnerde dan aan de nu afgeloopen vergadering van den Volkenbond. Uw optreden, zeide spr., zich richtend tot den Minister, had meer dan een persoonlijke beteekenis: het was de stem van Nederland, sterker, het was de stem der kleine mogendheden, neen, veel meer nog, het was de stem van het diepste en harts tochtelijke verlangen, dat leeft in ons allen, van welk ras of volk wij ook zijn, om den vrede tussclien de volkeren te handhaven en te ver sterken. Deze stem van Nederland, waarbij tal van andere stemmen zich aansloten, heeft weer bij velen hoop en vertrouwen doen herleven; het geloof in den Volkenbond versterkt; doen zien, dat ook de kleine naties durven en willen op komen voor de vestiging van een betere wereld orde. Namens de Nederlandsche pers bracht spr. dan een dronk uit op den Minister en zijn gezin. Tijdens den maaltijd voerde de Minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. mr. Beelaerts van Blokland, het woord. Spr. dankte voor de vriendelijke woorden, waarmee de voorzitter hem had verwelkomd. Spr. wilde zich beperken tot de groote kwestie, die zoo veler hoofd en hart bezig houdt: de kwestie der ontwapening. „Ontwapening" is een verkorte en een niet geheel juiste term. Wanneer men eronder zou willen verstaan het terzijde leggen van alle bewapening, dan moet men er zich rekenschap van geven, dat daaraan de eerstvolgende gene raties nog niet zullen kunnen denken. Ontwa pening dient men te begrijpen als beperking van bewapening en als men Iets verder wil gaan als vermindering van bewapening. Vermindering der bewapening is een levens kwestie voor den Volkenbond; wanneer hij nalatig zou zijn in het nastreven daarvan zou de Volkenbond een groot deel van zijn betee kenis verliezen. Teekenend was het, dat, toen men de agenda voor de 8ste Volkenbondsvergadering in handen kreeg van de onderwerpen, die ter vergadering aan de orde zouden komen, er voor de derde commissie (de ontwapeningscommissie) alleen onderwerpen van ondergeschikten aard op voorkwamen; de ontwapening zou niet be sproken worden. Onder deze omstandigheden was de Nederlandsche delegatie van meening, dat het oogenblik gekomen was om zoo moge lijk aan de ontwapening een stoot te geven en de vergadering te wijzen op de groote verant woordelijkheid die zij op zich nam door uiteen te gaan zonder iets gedaan te hebben om de conferentie zoo krachtig mogelijk te steunen. GRAAF GöRTZ, die den grootsten kans heeft, Duitschland op de a.s. Olympiade te vertegenwoordigen, gekiekt bij zijn training. Er is daarbij dadelijk op gewezen, dat van ver mindering der bewapening onder de tegen woordige omstandigheden nauwelijks sprake zou kunnen zijn, maar van beperking moest in ieder geval iets komen, anders bleef er maar één alternatief: de wedloop in de toeneming der bewapening. Dat schijnt een heel bescheiden doel te zijn en het is dat ook inderdaad. Maar om iets tot stand te brengen moet men bescheiden zijn; de mogelijkheid om een schrede voorwaarts ts gaan scheen bedreigd door de omstandigheden. Er zijn pogingen geweest. Spr. herinnerde aan de poging van Cecil (garantie-verdragen). Maar in 1924 heeft men ingezien, dat ontwa pening slechts mogelijk was als zij gezien werd in verband met arbitrage en veiligheid. Het waren geen nieuwe begrippen: ontwa pening, veiligheid, arbitrage. Ze stonden reeds in het Volkenbondsvrrdrag, maar in het pro tocol werden zij verwerkt tot een nauw slui tend geheel. Zeer uitdrukkelijk Is gezegd dat het niet in de bedoeling lag de besprekingen over het protocol te hervatten. Bedoeld was nog eens te bespreken de principes, die ook aan het protocol ten grondslag hadden gelegen. Nu bleek, dat van ontwapening, los van arbitrage en veiligheid, weinig terecht kwam, was het noodig die drie gezamenlijk weer te be schouwen. Was er nu reden om aan te nemen, dat wij op het oogenblik verder zouden kunnen gaan dan in 1924; was er reden de zaken weer in studie te nemen De Nederlandsche delegatie was van meening, dat die reden bestond. Sinds 1924 toch waren er groote vorderingen te con- stateeren. Op grond van een en ander heeft de Nederlandsche delegatie gemeend, dat het nut zou hebben een hernieuwde bestudeering aan de vergadering voor te leggen. De uitkomst heeft de Nederlandsche delegatie niet in het ongelijk gesteld. Er bleek aanstonds hartelijke instemming te bestaan, hetgeen nog niet altijd succes beteekent, maar er is ook een discussie geweest, waaraan, ook van de zijde waar men aanvankelijk niet veel voor het denkbeeld voelde, ls deelgenomen. De kwestie is eerst in de vergadering, teen in de derde commissie be sproken. Er kwam een resolutie-Boncour, waar in het Nederlandsche denkbeeld werd uitge werkt, er kwam een denkbeeld van Duitsche, een suggestie van Engelsche zijde; er werd een subcommissie gevormd, die een resolutie heeft opgesteld, welke in de derde commissie is vast gesteld en daarna aan de vergadering is voor gelegd. Deze resolutie heeft spr. nergens ln haar geheel gezien. Zij is ook verschrikkelijk lang, want zij is niet de grootste gëmeene deeler en het kleinste gemeene veelvoud van hetgeen de staten willen. Maar in hoofdzaak beteekent de resolutie dat niet meer alleen de ont wapening zal worden behandeld, maar dat alle drie: ontwapening, arbitrage en veiligheid zullen worden bespre^611- Is er nu reden om tevreden te zijn, althans eenigszins bevredigd over het feit, dat er een nieuwe oommissie is benoemd Commissies zijn n.l. dikwijls kapstokken. Maar het zou ver keerd zijn hierin te zien een middel om de zaak nog een3 wat uit te stellen. De grief was juist, dat er niet over gepraat zou worden en het groote voordeel is dat er nu wel over gepraat zal worden. De vooruitzichten der ontwapeningscon ferentie zijn ongetwijfeld aanmerkelijk ver beterd. Men marcheert nu weer met drieën en niet meer met ontwapening alleen. Tot welke voorstellen zal dit nu kunnen leiden Dat is vooruit niet te zeggen; de oom missie moet het probleem bestudeeren. Maar we behoeven ons niet bezorgd te maken. Eerst wanneer de voorstellen er zijn zal het oogenblik gekomen zijn om na te gaan wat wordt voor gesteld. Eén ding staat vast: geen staat ls ge houden tot meer dan waartoe hij door het volkenbondsverdrag gebonden ls. De rede van den Minister werd zeer toege juicht. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd door enkele aanwezigen gebruik gemaakt, welke vragen doos den minister beantwoord werden. ■<-, O, -"v- DE KON. NED. JACHTVEREENlGING te Amersfoort heeft dezer dagen haar openingsjaelil gehouden. Een foto van de meute, welke dèn stoet voorafgaat. Na al hetgeen er de laatste weken over den toestand onzer industrie is geschreven en ge sproken, zal niemand zich meer wijs laten maken, dat we kalmpjes den gang van zaken kunnen afwachten. De noodkreet der Zuid- Limburgsche bedrijven heeft over het land geklonken en op het Urgentie-congres der R.K. Werkgeversvereniging te 's-Gravenhage ls met klem van redenen betoogd, dat onze ver eenzaamde open deur politiek onze industrie naar den ondergang voert. Dr. Kortenhorst heeft als een ernstige grief op het urgentie-congres het plaatsen ln het buitenland der order „klein-ijzerwerk" voor de N. S. naar voren gebracht en de Ned. Mij. voor Nijverheid en Handel veroordeelde dezer dagen in een adres aan den Minister van Wa terstaat gericht de spoorwegpolitiek inzake de vrachtprijstarieven, waardoor vooral de Zuid- Ltmburgsehe industrie wordt gehandicapt. Beide klachten leken ons te ernstig om er niet een nader onderzoek naar in te stellen. Wij vroegen daarom een onderhoud aan met de directie der Nederlandsche Staatsspoorwegen en vonden de heeren ir. Kalff en dr. van Ma nen gaarne bereid ons hun meening en den stand van zaken ln deze mee te deelen. Adres der Mij. voor Nijverheid en Handel. Voor wat het adres der Maatschappij voor Nijverheid en Handel betreft, verklaarden ge noemde heeren daarvan met groote verbazing uit de dagbladen kennis te hebben genomen. Wijl tot nu toe door de directie geen officieel afschrift van dit adres was ontvangen waren zij de meening toegedaan, dat door inkorting of mogelijke drukfouten op de redactie-bureaus of de zetterij, er groote onjuistheden in het adres waren geslopen. De heeren konden niet veronderstellen, dat bij een lichaam als de Maatschappij voor Nijverheid en Handel de voorstelling van zaken bestaat, die in het adres tot uiting komt voor hetgeen de vrachtprijzen der spoorwegen betreft. De eensluidendheid échter van het adres in de verschillende dag bladen, deed hen aannemen, dat het „ln origi nate" inderdaad aldus luidt, maar dan weet de Maatschappij voor Nijverheid en Handel niet, zeiden de heeren, wat zij weten kan en wat honderden anderen wel weten, dat de N. S. geen vrachtprijzen-politiek voeren. De voorstelling van zaken, als zou de Lim- burgsche industrie door de vrachtprijzenpoli- tiek der spoorwegen belemmerd worden kwali ficeerde de directie ten eenenmale als valsch, wijl niet de N. S. maar de mijnen het in de hand hebben om de Limburgsche industrie het voordeel te doen genieten van haar gunstige situatie ten opzichte van het kolenbekken. Levering klein ijzerwerk. De kwestie omtrent het verleenen der op dracht voor de levering van bouten e.a. door de Belgische industrie zeide de directie der N. S. niet als een kwestie te kunnen beschouwen, Haar inziensis deze zaak zoo klaar als een De toedracht was als volgt. Zoodra vast stond, dat plichtmatig de order in het buiten land zou werden geplaatst, is er van de zijde der Nederlandsche fabrikanten bij den Minister van Waterstaat op aangedrongen ondanks het prijsverschil het werk toch in Nederland te plaatsen. De minister kon daartoe evenwel zijn medewerking niet verleenen, ten eerste niet wijl de Spoorwegen haar eigen zaken te be redderen hebben en op de tweede plaats niet, wijl aan de Spoorwegen kwalijk de opdracht kan gegeven worden van den eenen kant met haar exploitatie uit te komen en van den anderen kant toch veel te veel geld uit te geven. De N. S., zeiden ons de heeren der directie, hadden hier heel gemakkelijk een beau geste kunnen maken voor de Nederland sche industrie, wijl een eventueel tekori toch door den Staat wordt gedragen, doch zakelijk beschouwd kon niet anders gehandeld worden dan er gehandeld is. Toch zeiden de heeren van meening te zijn, dat er nog wel een op lossing zou te vinden geweest zifci een op* lossing die zij ook gaarne gezien zouden hebben wanneer men den juisten weg had bewan deld. Na de afwijzing toch door den minister van Waterstaat wendde men zich naar den minister van Blnnenlandsche Zaken om alsnog uit overweging van werkverruiming de op dracht aan de Nederlandsche industrie te gunnen. Dit had men evenwel van stond af aan moeten doen, wijl thans het verzoek bij den minister van Blnnenlandsche Zaken te laat kwam. De order moest binnen drie weken uit gevoerd worden en wijl men vastzat aan dien termijn ontbrak de tijd voor het onderzoek naar i de gevolgen ten aanzien der werkloosheid bij plaatsing van de order in het buitenland. In de gegeven omstandigheden kon de directie der Spoorwegen niet anders handelen en moest da opdracht aan het buitenland worden verleend. Met deze verklaring meende de directie deze kwestie die eigenlijk geen kwestie is, tot haar juiste proportie te hebben teruggebracht. Nu we hierboven de meening van de directie! der Nederlandsche Spoorwegen inzake de levé ring van klein ijzerwerk hebben medegedeeld, willen wij daartegenover de uiteenzetting plaat sen, die ons door dr. Kortenhorst in een schrij. ven d.d. 4 October wordt gegeven. We laten hier het schrijven van dr. Korten horst volgen. Voorop sta, dat de directie der Nederlandseha Spoorwegen van haar standpunt bezien natuur lijk volkomen vrij is om haar behoeften aan materiaal te dekken, waar zij dat wenscht. Wat echter van de Nederl. Spoorwegen en van elk goed Nederlander wel gevraagd mag worden is, dat men de Regeering althans niet tegenwerkt bij haar pogingen, om zooveel mo gelijk werk in het land te houden. Nadat de betrokken fabrikanten tevergeefs getracht hadden zelf met de Spoorwegen tot ac- coord te komen over het verkrijgen van de be doelde opdracht en het prijsverschil met de Belgen (ongeveer 15 tot 1G pet.) niet te over bruggen bleek, heeft de Minister van Water, staat meermalen zijn persoonlijken invloed aan gewend om de directie tot andere gedachten té brengen. Hoewel de Nederlandsche industrie zonder winst had ingeschreven, waren de betrokken fabrikanten bereid hun prijs te verlagen tot op; 12 pet. boven de Belgische prijzen. Het bleek echter, dat de Spoorwegen het niet verantwoord achtten eenige concessie, hoe ge ring ook, te doen. Toen dan gebleken was, dat zelfs de Minister van Waterstaat machteloos stond tegenover de zeer duidelijke houding der Spoorwegdirectie, hebben de beide betrokken fabrikanten zich tot de Rijkscommissie voor Werkverruiming en tot den minister van Blnnenlandsche Zaken en landbouw gewend. De Minister van Blnnenlandsche Zaken be sloot een onderzoek ter plaatse te doen Instel len en richtte tot de directie der Spoorwegen het verzoek tot 21 September 1.1. de toewijzing nog even aan te houden. Mocht de Regeering tot het inzicht komen, dat een deel van het ver schil uit 's Rijks kas bijgepast zou kunnen wor den, dan zou langs dien weg nog de order of een gedeelte er van voor het land behouden kunnen blijven. In de stellige overtuiging, dat de directie der Spoorwegen deze kleine welwil lendheid van den Minister niet zou weigeren, werd het bezoek van de ambtenaren van het departement aan de betrokken fabrieken vast gesteld op 20 September. Op 19 September echter kwam het bericht, dat de directie der Spoorwegen nog dienzelfden dag een beslissing zou nemen en derhalve da Regeering geen kans wenschte te geven da prijsklove te overbruggen. Voor de Regeering was deze onwelwillendheid een volkomen ver rassing; zij stond daartegen machteloos. Een der betrokken fabrikanten wetende dat het niet-verkrijgen van deze order onmiddel lijk ontslag van een groot aantal zijner arbei ders zou beteekenen, heeft nog dienzelfden dag telefonisch bij de Spoorwegen een uitstel van 1 2 uren gevraagd om te kunnen overwegen, althans een gedeelte van de bestelling aan to nemen tegen den prijs, dien de Spoorwegen mochten verlagen. Zelfs dit geringe uitstel werd pertinent ge weigerd. Do grief, die tegen de Directie der Spoorwe gen wordt gemaakt geldt, derhalve niet het feit, dat zij wenschte te koopen, waar zij het goedkoopst terecht kon, maar de manier, waarop zij geweigerd heeft met de Regeering en hare organen en met de betrokken fabrikan ten mede te werken een oplossing te vinden, die een gevolg bad kunnen hebben, dat zonde*: financieel offer van den kant der Spoorwegen, een groot aantal arbeiders voor werkloosheid zou zijn behoed.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 5