ar - i
DINSDAG 29 NOVEMBER 1927
DERDE BLAD
PAGINA 2
JEAN LOUIS PISUISSE f
Alleen voor wetenschappelijke doeleinden
disponibel
DE VERBINDING AMSTERDAM-BOVEN RIJN
AMSTERDAM KAN HET
ALLERBESTE KANAAL KRIJGEN,
DAT MOGELIJK IS
EENIGE OFFERS NOODIG
V. D. BERGHS FABRIEKEN
Een belangrijke kennisgeving
Het bekeeringswerk is noodzakelijk
DE GROOTHERTOG VAN MECKLENBURG.
Naar Duitschland terug
Zün beteekenis als voordrachtkunstenaar.
BIJ ZIJN TRAGISCHEN DOOD.
„Nu Pisuisse er niet meer is. is de kunst
van den chansonnier-conférencier in Holland
voorbij.
Zaterdagavond acht uur op het Rémbrandt-
iplein in Amsterdam: overal rondom woelt het
roezig avondfeest, lichtreclames floepen aan en
uit, donkere drommen schuiven voort over het
trottoir, de café's en dancings en theaters heb
ben hun deuren wijd-open gegooid en de men-
schen stroomen binnen voor een paar uur
vreugde en vergetelheid na de inspanning van
een lange werkweek.
En daar knallen dan plotseling een paar
snelle schoten en Jean Louis Pisuisse valt ge
troffen neer. Hij ligt daar dood te bloeden in
een donker plantsoentje, met de duizend lich
ten van de avondstad flonkerend boven bem
en de vreugde van het uitgaand volk in een
toover van licht en klanken, als een wijden
ikrans feestelijk om hem heen. Hij ligt midden
in die wereld van muziek en rosse schijnsels,
•waar hij zelf zijn roeping gevonden heeft en
eijn leven had besteed: bij viel als een krijger
op zijn gevecht?veld.
We moeten daar wel aan denken, nu wij
bier nog even over den kunstenaar willen
schrijven. Want hij is niet kieskeurig geweest
met zijn gaven en hij liet zich hooren op plaat
sen en in milieu's, waar zijn kunst eigenlijk
te goed voor was. En trouwe bewonderaars, die
bem tot daar volgden, omdat anders zoo zel
den zijn liederen konden worden genoten, die
hebben hem wel gegriefd en bijna huilend het
podium af zien hollen, omdat het botte volk
daar vóór hem in café en tingeltangel, hem niet
toegreep en stompzinnig op de fijne dingen die
bij gaf, stelselmatig verkeerd reageerde.
Het was ook niet zoo'n gemakkelijke kunst,
die Pisuisseop-zijn-best te genieten gaf. Het
was een vertolking van het voordrachtslied
met een uiterste van kracht en raffinement in
de dramatische en komische uitbeelding.
Zijn repertoire had hij met zorg gekozen. Het
einde van de negentiende eeuw had een plot
selinge en wonderbare herleving gebracht van
het volkslied. Er was verschil met het verle-,
den. Vroeger was het uit het volk zelf anoniem
ontstaan en van geslacht op' geslacht overge
leverd; nu waren er dichters en zangers en
toonkunstenaars, die er een „genre" van ge
maakt hadden en het met vlijt en toewijding
beoefenden. Maar er werd dan toch weer ge
zongen van het volk en uit het hart en den
geest van het volk. Het volk, dat honderd jaar
gezwegen had, sprak weer door den mond van
dichters van de eigen vreugde en bekommer
nis, van wat het haatte -en liefhad.
Het heeft maar kort bestaan, het litteraire
cabaret in Frankrijk: de beroemde ,,Chat noir"
van Rodolphe Sails en later de „Mirliton" van
Aristide Bruant en de „Noctambules" van
Xavier Privas. Nevenverscbijningen waren er
In Duitschland: het „UeberbreUl'-theater" en
te Miinchen het cabaret van de „Elf Scharfrich-
ter". Verder was ook in Rusland een cabaret
kunst ontstaan.
Hoe het zij: het genre is snel gedegenereerd.
Als amusement voor artiesten onder elkaar be
gonnen (menig lied werd gezongen wijl de
dichter niet Anders had om den kastelein zijn
kopje koffie te betalen), is het verval spoedig
Ingetreden, toen het genre publiekelijk werd
geëxploiteerd voor geblaseerde touristen. Maar
het Fransche litteraire cabaret heeft zoo om
streeks 18S5 goede jaren gekend en wat ervan
overbleef is de vergulde herinnering bij zoo
veel thans bejaarde schrijvers en schilders uit
die dagen en verder een stapel liederen en
voordrachten, links en rechts te hooi en te
gras opgeschreven en uitgegeven. -
Uit dien onuitputtelijken voorraad heeft
Pisuisse voor zijn repertoire een keuze gemaakt.
Aristide Bruant, Jules Jouy, Gabriel Montoya,
Paul Delmet, Xavier Privas, dat waren de dich
ters, wier beurtelings gevoelige, wrange of
lachende liederen hij bij den vleugel zong, in
een gewaad (zwart buisje met strikdas, flu-
weelen broek met breede zilveren horloge-ket
ting) dat hij van de groote zangers van Mont-
tmartre had afgekeken. Dat Fransche reper
toire vulde hij aan met Duitsche liederen van
Ernst von Wolzogen, Richard Dehmel e.a., la
ter met Oostenrijksehe van Ralph Benatzky.
En in Engeland koos hij o.a. de prachtige sol-
daten- en zeemansliederen van Rudyard Kip
ling, wiens „barrack-room ballads" velen door
Pisuisse een openbaring geworden zijn.
We schreven, dat in het litteraire cabaret het
oude volkslied is gaan herleven. In het cabaret
aelf is de verwanschap gevonden en herkend
en naast de eerste dichter-zangers, die Rodolphe
Salis om zich heen verzameld had, trad de
beroemde Yvette Guilbert op met haar „vieilies
chansons de France". Pisuisse is in haar voet
spoor getreden en wat hij bracht aan oude, zelfs
middeleeuwsche liederen uit vele landen van
Europa, was zeker niet het minste van zijn
repertoire.
Het spreekt vanzelf, dat in een bundel lie-
Z°? Van heinde ea verre biJ elkaar
Whff w®1?6? 6n d!enst moeatea doen voor
ln elke omgeving, ook wel num
mers voorkwamen die beter vergeten hadden
kunnen blijven. Maar Pisulsse u *tt ln °n
gemeen toch als kunstenaar het „noblesse
oblige van zijn talent begrepen; het kon wel
eens wat rauw en rossig bij hem toegaan,
maai- aet was nooit obsceen, hij werkte niet on
de lagere instincten.
Pisuisse zong zijn liederen bij den vleurel
of liever hij acteerde ze. Hij maakte van leder
lied als een kleine dramatische schets een
korten een-acter met één persoon. Die' enne
was hij zelf, hij zelf die zong en sprak en zich
bewoog over het podium en telkens een ander
was. Noem deze levende, bloedwarme voor
drachtskunst romantisch of klassiek, het is om
het even. Zij heeft geen benamingen of karak
ter-aanduidingen aoodig, zij kwam op een ge-
'boeide schare toe met zoo'n elementair geweid,
met zoo'n snijdende tragiek in het dramatische
en zoo'n verbluffende kracht ln het burleske,
«lat ieder publiek, waar ook, zich onweerstaan-
now0hH™!l^eSt De nacht van z«n
de scllijngestalten van zijn
zijn ra-
en de
toeed en vleezig °p zijn
vormde een dat aI!ea tezamen
onneloofiH,v 1 ^"ougesiauen van zijn
vormde een aeh«j 3 tezamen
geheel, dat als voordrachtkunst
Smaakt waa. Waar hij optrad met een troep.
bleek steeds weer hoezeer hij boven allen stond
en hoeveel de anderen aan hem te danken had
den. Zagen we grootheden in het buitenland,
dan was toch altijd weer de slotsom, dat het
goed was, maar dat „onze" Pisuisse het toch
beter kon. Door zijn vertolkingen gingen de
dichters zichzelf overtreffen en een Privas zal
nooit geweten hebben, dat van zijn middelma
tige chansons iets zoo moois te maken was,
evenmin als Rudyard Kipling vermoeden kon,
dat in zijn instantanee's uit de koloniale oor
logen zoo'n diep-menschelijke dramatiek ver
scholen zat.
Dit resultaat, er is geen twijfel aan, werd bij
Pisuisse bereikt door een hardnekkige studie.
Hoe hij gewerkt moet hebben op de groote num
mers van zijn repertoire, het is voor ieder dui
delijk die weet, hoe langzaam zoo'n schepping
van een reproduceerend artiest tot zoo vol
maakte compleetheid groeit, hoe traag zulk een
arbeid tot zóódanige rijnheid komt, dat verder
de routine genoeg is om het eenmaal-gescba-
pene telkens weer stralend te laten leven. Die
arbeid is wel eens voorbij gezien, miskend ook
in de brillante parlando's,~ die Pisuisse met
vergeeflijke kunstenaarsijdelheid gaarne voor
gaf zoo-maar te improviseeren, maar die hij
woord voor woord opschreef en met mimiek
en gebaren instudeerde. Nu Pisuisse er niet
meer is, is de kunst van den chansonnier-
conférencier ln Holland voorbij, want zijn
slappe navolgers zijn het aankijken niet waard.
Nu Pisuisse er niet meer isNu ligt
ook het oude repertoire van 't internationale
litteraire cabaret dood neer. Pisuisse sprak van
het „levenslied". Het was een woord van zijn
vinding, maar hij heeft het spoedig prijs moe
ten geven, want bij het snelle verval van het
cabaret in Nederland is het smadelijk mis
bruikt om er de walgelijkste sentimentaliteit
en de grofste effect-jagerij mee aan den man
te brengen. Het levenslied tuimelde omlaag
en de va' was diep: van Bruant naar Clinge
Doorenbos, van Kipling naar Dirk Witte, van
Speenhoff naai' Willy Derby.
Maar Pisuisse is als een taaie Zeeuw bij al
die ontbinding het oude, schoone lied trouw
gebleven, hij heeft zijn repertoire artistiek op
peil weten te houden.
Dat repertoire is nu met hem ten onder
gegaan. Laten we ons geen illusies maken: dat
lied en dié vertolking is voor goed dood. Maar
het heeft dan toch nog éénmaal geleefd en ons
de herinnering gelaten aan een kunst, die in de
dagen van haar ontstaan in de kroegjes van
Montmartre waarschijnlijk niet de macht en
den rijkdom heeft gehad, die Pisuisse met zijn
groot kunnen erin heeft gelegd.
JAN N.
HET KLEIN AUDITORIUM DER
LEIDSCHE UNIVERSITEIT.
De kwestie met de soc.-dem. studentenclub.
MEN VERWACHTTE PROPAGANDA FM
DEBAT.
Op de vragen van den heer Albarda betref
fende weigering van het gebruik van het klein
auditorium der Rijksuniversiteit te Leiden ten
behoeve van een voor de Leidsche vereeniging
van sociaal-democratische studenten te houden
voordracht, heeft minister Kan het volgende
geantwoord:
Blijkens bericht van curatoren der Rijks
universiteit te Leiden heeft de Sociaal-Demo
cratische Studenten Club aldaar voor 11 No
vember j.l. de beschikking aangevraagd over
het klein auditorium der universiteit, voor het
houden van een lezing over den student en
den klassenstrijd. Aangezien de lokalen in het
academiegebouw, volgens de vaste gewoonte,
alleen voor wetenschappelijke lezingen worden
afgestaan, deelden curatoren aan het bestuur
mede, dat zij het klein auditorium slechts
beschikbaar konden stellen, indien het bestuur
verklaarde geen gelegenheid te zullen geven
tot propaganda en debat. Op dit schrijven, het
welk derhalve geen weigering inhield, ontvin
gen curatoren geen antwöord.
Het bestuur der Sociaal-Democratische Stu
denten Club heeft zich daarna wederom tot
curatoren gewend met het verzoek, de lezing
van den heer Mendels op 1 December a.s. te
mogen doen houden; daarbij zijn nadere inlich
tingen verstrekt omtrent den aard en het ver
moedelijk verloop van dien avond, Op grond
hiervan hebben curatoren voor 1 December
aan het bestuur de beschikking gegeven over
het klein auditorium der universiteit.
DE NACHTMERRIE VAN DS. LINGBEEK.
Het gebeurde in Ginneken.
„NIETS ONRFEGELMATIGS".
Op de vragen van den heer Lingbeek be
treffende het vrijaf geven op 1 en 2 November
aan de kinderen der openbare school te Gin-,
neken ia plaats van herfstvacantie, heeft
minister Kan het volgende geantwoord:
In het leerplan van de openbare school te
Ginneken is géén herfstvacantie opgenomen.
Voor de regeling de» vacautie-dagen wordt
daarin verwezen naar den rooster van lesuren.
Daarop staat sedert 1 April 1922 onder de
rubriek vacantiedagen o.m. vermeld: 2 Novem
ber. Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en
1 November (Allerheiligen) komen niet ais
vacantiedagen in het leerplan en in den roos
ter van lesuren voor en worden niettemin ais
zoodanig beschouwd. Deze gewoonte fs ook ten
aanzien van Allerheiligen een gebruik van
oudsher.
Het is juist, dat het hoofd dier school aan
de leerlingen heeft medegedeeld, dat zij géén
herfstvacantie zouden krijgen, maar op den
eersten en tweeden November vrijaf zouden
hebben. Het eerste deel dier mededeeling was
een antwoord op de vraag, door sommige
ouders gesteld, of herfstvacantie zou worden
gegeven, en was in overeenstemming met de
regeling; het tweede deel was eveneens in
overeenstemming daarmede, voor zoover 2
November betrof, en ten aanzien van 1 Novem
ber in overeenstemming met een gebruik van
oudsher.
Daar niets onregelmatigs is geschied, beant
woordt de minister de vragen of bij bereid is
dengenen, die het initiatief daartoe hebben ge
nomen, op het onregelmatige daarvan te
wijzen en om stappen te doen om herhaling van
dit voorgevallene te voorkomen in ontkenneu-
den zin.
WAT OUD-MINISTER DR. C. LELY WENSCHT
KAN OP HET RIJK GEREKEND WORDEN?
EEN NIEUW DENKBEELD TEN AANZIEN
VAN DEN RIVIKROVERGANG.
I
In het Spaarbankgebouw te Tiel hield dr.
C. Lely, oud-minister van Waterstaat voor de
Betuwscbe Kanaalvereeniging een rede over
„de Kanaalverbinding AmsterdamBoven Rijn
en de verbetering van De Linge."
Spr. begon met een kort overzicht te geven
van do plannen voor het Rijnvaartkanaal.
Voor een volledige en definitieve oplossing
van het vraagstuk is de keuze beperkt tot 3
kanaalrichtingen, namelijk: Amsterdam—
Amersfoort—Geldersche vallei—Hien; Amster
dam—Utrecht—Wijk bij Duurstede—Tiel; Am
sterdamUtrechtVreeswijkTiel.
Niet volkomen zekere onderstellingen om
trent aangenomen vaarsnelheden op rivieren
en kanalen, omtrent oponthoud bij sluizen en
bij uit- en inklaring, omtrent het belang van
de stoomvaart in vergelijking van de Bleep-
vaart, kunnen op het te verkrijgen eindresul
taat een overwegenden invloed uitoefenen
Zekerheid van vaart te allen tijde voor alle
schepen en zooveel mogelijk vastheid van de
vaartijden zijn dan ook factoren, welke bij der
gelijke onzekere kleine verschillen volgens spr.
bij de vergelijking dezer kanalen onderling,
in de eerste plaats op den voorgrond treden.
En met deze beide punten staan in nauw
verband de rivierovergang en het aantal slui
zen.
Het klinkt misschien eenigszins vreemd, dat
door de groote verbetering onzer rivieren de
bezwaren van oen rivierovergang grooter zijn
geworden. En toch is dit het geval, zeide spr.
Het is niet alleen de vraag hoe groot het
aantal dagen zal zijn, waarop wegens te ge
ringe waterdiepte een zeker schip niet vol af
geladen over den Neder-Rijn kan worden ge
bracht, maar veel meer of dit aantal dagen
hetzelfde zal zijn, als dat waarop de vaart van
dit zelfde schip op de Waal eveneens moet wor
den beperkt.
Wil men het Amsterdamsche Rijnvaart-
kanaal ook in de toekomst laten voldoen aan
den rationeelen eisch, dat elk schip onder alle
omstandigheden ook naar Amsterdam zal kun
nen varen zoolang het naar Rotterdam of Ant
werpen kan varen, dan zal men dus met die
veel grootere bereikbare diepte op de Waal
ook voor den rivierovergang zij het ook
voor de toekomst rekening moeten houden.
En zoo blijkt dus, dat juist door de ontzag
lijke verbetering van de Waal de relatieve
eisehen waaraan een rivierovergang in de toe
komst zal moeten voldoen, belangrijk bezwa-
render zijn geworden, dan die destijds waren.
Spr. maakte duidelijk dat een rivierovergang,
hetzij te Wijk bij Duurstede, hetzij bij de
Grebbe, voor een Geldersch-yalleikanaal zoo
wel uit een nautisch oogpunt bezwaren mede
brengt, welke zich een vijftigtal jaren geleden
niet voordeden.
Geheel anders is het echter gesteld met een
rivierovergang bij Vreeswijk. Aldaar is het
regime der rivier niet alleen afhankelijk van
den waterafvoer der bovenrivier, maar tevens
van den stand der zee. Dit heeft tengevolge
dat de vereischte diepte daar ter plaatse zon
der eenig bezwaar in stand kan worden gehou
den.
En bovendien zal men aldaar de vereischte
diepte over veel grooter breedte in stand kun
nen houden, zoodat de bestaande breedte al
daar van ongeveer 160 M. behouden kan blij
ven. Men heeft dus bij Vreeswijk voor het over
varen belangrijk meer ruimte, namelijk een
breedte van 160 M. in plaats van 100 M bij
Wijk bij Duurstede en in verband daarmede
bij den hoogsten rivierstand waarbij de over
vaart mogelijk moet zijn een veel minder ster
ken stroom, namelijk een maximum van ge
middeld over het geheele profil van ongeveer
1.60 h 1.70 M. per sec. in plaats van ruim 2.40
M. per sec. bij Wijk bij Duurstede. Spr. toonde
met citaten aan, dat de staatscommissieLim
burg dit ten volle erkend heeft.
Volgens spr.'s fiieening verdient bepaaldelijk
met het oog op den rivierovergang het kanaal-
ontwerp over Vreeswijk beslist de voorkeur en
dit is te meer het geval, omdat die richting
ook in andere opzichten geenszins achterstaat
bij een richting over Wijk bij Duurstede.
Spr. besprak hierna het Linge-vraagstuk.
Na in het kort de bezwaren van den bestaan-
den toestand te hebben geschetst, ging spr.
over tot het bespreken van het ontwerp dat de
commissie tot verbetering van den bestaanden
toestand heeft voorgesteld.
Hoofdzaak wat het scheepvaartbelang betreft
is het maken van een scheepvaartverbinding
van de Linge met de Waal.
Indien een AmsterdamRijnkanaal niet tot
uitvoering mocht komen of wel daartoe het
tracé door de Geldersche vallei gevolgd mocht
worden, dan zou zulk een scheepvaartverbin
ding gemaakt kunnen worden door van den
mond der Korne de Linge tot Waddenoyen met
2 bochtafsnijdingen te volgen en van een punt
nabij de uitmonding van het inundatiekanaal
een kanaal te graven rechtstreeks naar de
Waai met aanleg van een haven aan die
rivier.
Komt een AmsterdamRijnkanaal wei tot
stand en wordt daartoe het tracé hetzij over
Wijk bij Duurstede hetzij over Vreeswijk ge
kozen, dan is een belangrijk eenvoudiger en
goedkoopere verbinding, zoowel wat aanleg als
exploitatie betreft, mogelijk.
Dan kan de Korne worden gevolgd en van
Buren een verbindingskanaal worden gemaakt
met het Rijnvaartkanaal.
Het eenvoudigst en goedkoopst is die te
maken, indien voor het Rijnvaartkanaai het,
tracé VianenTiel gekozen wordt.
Wat een vergelijking tusschen de voordeelen
der beide tracé's voor de nieuwe scheepvaart
verbinding betreft, zoo heeft het tracé Wijk bij
DuurstedeTiel zonder twijfel het voordeel
dat daarmede tevens een kortere scheepvaart
verbinding met de Lek en den Neder-Rijn
boven Wijk bij Duurstede wordt verkregen,
terwijl daarentegen het tracé Vianen—Tiel het
voordeel geeft van een kortere verbinding vla
Yianen met Amsterdam!, hetgeen bepaaldelijk
een voordeel is voor Geldermalsen en om
geving.
Voorts heeft het tracé VianenTiel het voor
deel de betrokken streek over grooter lengte
te doorsnijden dan liet tracé Wijk bij Duur
stede-Tiel.
De commissie heeft dan ook gemeend geen
bepaalde voorkeur voor een der beide tracé's
van het Rijnkanaal met het oog op de scheep
vaart-belangen der betrokken streek te moeten
uitspreken.
Hierop wijdde spr. een bespreking aan het
rapport dr. Wentholt:
De breedheid van opvatting en durf in het
doen van ingrijpende voorstellen, welke uit
hst rapport blijken, zullen zonder twijfel bij den
aandaclitigcn lezer instemming verwekken.
Ten opziohite van den rivierovergang is dr.
Wentholt zoo zeer overtuigd van de groote
bezwaren daarmede verbonden voor een kanaal
over Wijk bij Duurstede, dat hij dien overgang
aonder stuw in de rivier niet mogelijk acht en
zoowel daarom ais ook op grond van de voor'
doelen aan het tracé ever Vreeswijk zelf ver
bonden, aan dit -tracé beslist de voorkeur
geeft.
Ook met zijn opvatting omtrent de afmetin
gen van liet normale kanaalprofil kan spr. ge
heel instemmen.
Hij maakt ten deze terecht onderscheid tus
schen de kanaalvakken, welke in hoofdzaak
slechts zullen dienen voor de Rijnvaart en de
vaart ijaar het oostelijk gedeelte van ons
land en de kanaalvlakkem, welke tevens dienen
zullen voor de vaart van Amsterdam in de
richting Rotterdam.
Voor de kanaalvakken, die tevens dienen
voor de vaart naar Rotterdam wordit de bodem
breedte aanvankelijk op 50 M. bepaald, d-och
even-eens met inachtneming van de móge
lijkheid om d'ie breedte later ook met 24 M. te
vergrooten.
Doch niet alleen wat de breedte betreft, ook
ten opzichte van de waterdiepte stelt dr. Went
holt voor er op te rekenen, die later van 4 M.
op 4.75 M. te brengen, n-ieit om met schepen
van zooveel grooter diepgang te kunnen varen,
maar om de vaart gemakkelijker te maken en
met grooter snelheid te kunnen varen.
Door die grootere breedte en 'meerdere diep
te zal men een kanaalprofil verkrijgen waarop
het mogelijk zial zijn, dat twee in tegengestelde
richting varende schepen gelijktijdig twee el
kander tegenkomende sleepen kunnen inhalen.
Greote, breedte en diepte en dientengevolge
een ruim profil zal dus op dit 'kanaal verkre
gen worden.
De thans voorgestelde afmetingen gaan nog
eenigszins verder dan die van het Belgisch
Verdrag.
Door Dr. Wentholt worden ook voor de
sluizen belangrijk grooter afmetingen gesteld,
wat de wijdte betreft namelijk van 25 M. in-
plaats van 16 M„ zooals de Staatscommissie
had voorgesteld. Deze groote breedte heeft
geen betrekking ep een verwachting, dat er in
de toekomst nog belangrijk grooter schepen dan
die van 4300 ton in de vaart zullen komen,
maar beoogt een geheel ander doel.
Om te allen tijde slechts door niet meer dan
twee sluizen te schutten, heeft Dr. Wentholt
voorgesteld de sluis bij den Aalsdijk achter
wege te laten en het lage peil van het eerste
kanaalpand, zijnde het Zederikpeil, door te
trekken tot Tiel.
Zonder twijfel is deze vermindering van. het
aantal schutsluizen voor de doorgaande Rijn
vaart van overwegend belang.
De oplossing welke spr. zich heeft voorge
steld, komt op het volgende neer.
Het tracé van het kanaal voor de Rijnvaart
en de vaart op Rotterdam van Amsterdam naar
de Lek blijft tot bij Jutphaas ongewijzigd.
Ongeveer ter plaatse van Jutphaas splitst dit
kanaal zich in twee takken, waarvan de
Westelijke het tracé volgt door de Staats
commissie en Dr. Wentholt aangegeven, welke
Westelijke tak uitsluitend bestemd wordt voor
de vaart in de richting van en naar Rotterdam.
De Oostelijke tak wordt van Jutphaas gericht
naar een te maken Rijnhaven nabij, .doch be
oosten Vreeswijk en snijdt dus het tegenwoor
dige Merwedekanaal. Beide takken verkrij
gen het peil van Amstellandsboezem of onge
veer 0.50 M. N.A.P.
Daar het Merwedekanaal nabij Vreeswijk het
peil van den Vaartschen Rijn heeft, overeen
komende met ongeveer 0.60 M. N.A.P., wordt
dus door de snijding van het Rijnkanaal de
gemeenschap tusschen den Vaartschen Rijn
met de Lek bij Vreeswijk verbroken.
Tot herstel van dezen verbroken scheepvaart
weg zal het noodig zijn het Noordelijk gedeelte
van den Vaartschen Rijn door een afzonderlijk
kanaal evenwijdig aan het Rijnvaartkanaal
rechtstreeks op het peil van den Vaartschen
Rijn naar de Rijnhaven te leiden en daarmede
door een afzonderlijke schutsluis te verbinden.
Wat het Zuidelijk gedeelte betreft van den
doorgesneden Vaartschen Rijn zal de verbroken
gemeenschap wellicht het eenvoudigst te her
stellen zijn door dat gedeelte te verdiepen en
op Amstellandspeil te brengen.
Dit is een oplossing welke spr. niet als moge
lijk heeft gedacht. Het groote belang, dat er in
gelegen is om op het kanaalvak tusschen Lek
en Waal het aantal schuttingen zoo klein
mogelijk \e maken, zal volgens spr. er toe
moeten leiden om de mogelijkheid van een op
lossing in bedoelden zin te onderzoeken.
Ten slotte is er nog één punt, dat volgens
spr. een nadere overweging verdient, namelijk
do uitmonding van het kanaal bij Tiel.
In de verschillende plannen is die uitmon
ding bepaald nabij, doch boven Tiel.
De vraag dient echter ook overwogen te wor
den of een uitmonding beneden Tiel met bet
oog op de belangen ven de streek, welke door
sneden wordt, wellicht de voorkeur zou die
nen.
Wanneer het kanaalplan AmsterdamUtrecht
VreeswijkVianen-Tiel wordt uitgevoerd
op een wijze als door dr. Wentholt is voorge
steld, behoudends mogelijke wijzigingen als
door spr. zijn aangegeven, dan aarzelt spr.
geen oogenblik om te verklaren, dat Amster
dam alsdan verkrijgen zal het allerbeste ka
naal, dat mogelijk is.
In de eerste plaats zal het een kanaal zijn
met een rivierovergang waarvoor de diepte
volkomen verzekerd is, een rivierovergang, die
ook uit een nautisch oogpunt geen bezwaar
zal opleveren.
In de tweede plaats zal het een kanaal zijn
waarop in verband met de afmetingen niet
alleen 'n gemakkelijke vaart van de grootste
sleeptreinen verzekerd is, maar waarop tevens
een snelle vaart voor stoom- of motorvaartui
gen mogelijk zal zijn.
In de 3de plaats zal 't een kanaal zijn dat
zoowel wegens zijn afmetingen als om die der
sluizen in verband met mogelijk te verwach
ten verkeer betrekkelijk als van een onbeperk
te capaciteit kan worden beschouwd.
Spr. sprak de hoop uit, dat indien Amster
dam als eerste belanghebbende zulk vertrou
wen in de toekomst heeft, dat het bereid is
voor het ontworpen kanaal een belangrijk of
fer te brengen, het Rijk niet zal aarzelen
om dit werk tot stand te brengen.
INTERIM-DIVIDEND 7'/j PCT-
Naar wij vernemen, heeft het bestuur der
N. V. v. d. Bergh's Fabrieken besloten, op de
gewone aandeelen A der vennootschap per 1
December a.s. een interim-dividend uit te keeren
van "y2 PCt.
DE AFGIFTE VAN RIJVAARDIGHEIDS
BEWIJZEN.
Benoeming en rijvaardigheid
der adviseurs.
KAMERLID BRAAT BEHOEFT NIET
ONGERUST TE ZIJN.
In antwoord op de vragen van den lieer
Braat betreffende de benoeming en de rijvaar
digheid van de adviseurs voor de afgifte van
rijvaardigheidsbewijzen, bedoeld bij de Motor
en Rijwielwet, en betreffende de hun toekomen
de geldelijke vergoeding, deelt Minister v. d,
Vegte het volgende mede:
Het is den ondergeteekende niet bekend en
na informatie is bem ook niet gebleken, dat
zich onder de adviseurs van het centraal bureau
voor de afgifte van rijvaardigheidsbewijzen
personen zouden bevinden, die zelf nooit met
een auto hebben geredien.
Als adviseurs zijn door de tot de afgifte van
rijvaardigheidsbewijzen gemachtigde vereeni-
gingen aangesteld personen, van wie zij op
goede gronden konden aannemen, dat dezen
door eigen ervaring met het besturen van
motorrijtuigen vertrouwd zijn. Een onderzoek
naar hun rijvaardigheid in dien zin, dat het
afleggen van een rijproef zou worden ver
langd, is niet ingesteld.
De geldelijke tegemoetkoming, die het ge
noemde bureau aan de adviseurs toekent, be
draagt thans 2 per advies.
De bovenbedoelde vereenigingen hebben
destijds niet een openbare oproeping van solll-
tanten naar den post van adviseur gedaan.
INVOER VAN VEE IN TSJECHO-SLOWAKIë
De wnd. Directeur-Generaal van de Land
bouw, brengt ter algemeene kennis aan belang
hebbenden, dat, voor invoer in Tsjecho-SIowaldë
bestemd vee, in het vervolg vergezeld moet
zijn van een, door den betrokken insepeteur van
den Yeeartsenijkundigen Dienst afgegeven ver
klaring, vermeldende, dat noch in de gemeen
te van herkomst, der betreffendende dieren,
noch in de aangrenzende gemeenten, geduren
de de laatste zeven weken, voorafgaande aan
het tijdstip van het onderzoek voor uitvoer,
mond- en klauwzeer of andere ziekten in den
zin van art. 7 der Veewet, waarvoor de betref
fende dieren, vatbaar zijn, zijn voorgekomen.
Belanghebbenden moeten, in hunne betreffen
de aanvragen aan de Tsjecho Slowakische autori
teiten de provincie vermelden, waaruit het in
te voeren vee afkomstig is. Het bovenstaande
geldt voor alle vee, zoowel voor slachtvee als
voor z.g. gebruikswee
JAVA EN DE JAVAANSCHE VROUW
BEGINNEN BIJ DE HOOGERE
KRINGEN GEEFT VOORDEEL.
Door een Catechiste der Vrouwen van Naza
reth werd voor de leerlingen der R. K. School
van Maatschappelijk Werk te Sittard een lezing
gehouden over het onderwerp: „Java en de
Javaansche Vrouw."
Spr. begon met leven en streven der missie
op Java uitvoerig te schetsen, en wees ten
slotte met nadruk op de noodzakelijkheid, dat
juist in deze tijden het bekeeringswerk met
kracht worde aangevat, met meer missionaris
sen, broeders, zusters en leeken, met de oude
beproefde, maar ook met nieuwe middelen.
Tot dit laatste zijn de plannen der Vrouwen
van Nazareth een bescheiden pogen, waar de
Kerkelijke Overheid op Java van harte mee
Instemde. De vrouwen van Nazareth willen
meewerken aan de bekeering der Javaansche
en Indonesische vrouw. En wel allereerst wa
len zij zich richten tot de vrouwen uit de
hoogere kringen, omdat, wanneer het met Gods
hulp mocht geschieden, dat zij door haar toe
doen voor Christus werden gewonnen, vanzelf
van die Christinnen een machtige invloed ten
goede zal uitgaan, zoowel op haar omgeving
als op het lagere volk. De V. v. N. hopen dit
te bereiken, door voor de Javaansche meisjes
en vrouwen de gelegenheid te openen tot
hoogere intellectueele en artistieke ontwikke
ling, waar zij het schoone der Westersche cul
tuur in zich zouden kunnen opnemen, zonder
afstand te doen van haar eigen inheemsche
Oostersche beschaving, wetenschap en kunst.
De Groothertog van Mecklenburg, die, na de
jachtpartij-en in de omgeving van het Loo,
eenige dagen ten paleize ia den Haag heeft ver
toefd, is Zondagavond per Staatsspoor naar
Duitschland teruggekeerd.
Prins Hendrik deed hem in het station uit
geleide.
AUDIËNTIES.
De gewone audiëntie van den Minister van
Koloniën zal op Vrijdag 2 December a.s. niet
plaats hebben,