ar - i DINSDAG 29 NOVEMBER 1927 DERDE BLAD PAGINA 2 JEAN LOUIS PISUISSE f Alleen voor wetenschappelijke doeleinden disponibel DE VERBINDING AMSTERDAM-BOVEN RIJN AMSTERDAM KAN HET ALLERBESTE KANAAL KRIJGEN, DAT MOGELIJK IS EENIGE OFFERS NOODIG V. D. BERGHS FABRIEKEN Een belangrijke kennisgeving Het bekeeringswerk is noodzakelijk DE GROOTHERTOG VAN MECKLENBURG. Naar Duitschland terug Zün beteekenis als voordrachtkunstenaar. BIJ ZIJN TRAGISCHEN DOOD. „Nu Pisuisse er niet meer is. is de kunst van den chansonnier-conférencier in Holland voorbij. Zaterdagavond acht uur op het Rémbrandt- iplein in Amsterdam: overal rondom woelt het roezig avondfeest, lichtreclames floepen aan en uit, donkere drommen schuiven voort over het trottoir, de café's en dancings en theaters heb ben hun deuren wijd-open gegooid en de men- schen stroomen binnen voor een paar uur vreugde en vergetelheid na de inspanning van een lange werkweek. En daar knallen dan plotseling een paar snelle schoten en Jean Louis Pisuisse valt ge troffen neer. Hij ligt daar dood te bloeden in een donker plantsoentje, met de duizend lich ten van de avondstad flonkerend boven bem en de vreugde van het uitgaand volk in een toover van licht en klanken, als een wijden ikrans feestelijk om hem heen. Hij ligt midden in die wereld van muziek en rosse schijnsels, •waar hij zelf zijn roeping gevonden heeft en eijn leven had besteed: bij viel als een krijger op zijn gevecht?veld. We moeten daar wel aan denken, nu wij bier nog even over den kunstenaar willen schrijven. Want hij is niet kieskeurig geweest met zijn gaven en hij liet zich hooren op plaat sen en in milieu's, waar zijn kunst eigenlijk te goed voor was. En trouwe bewonderaars, die bem tot daar volgden, omdat anders zoo zel den zijn liederen konden worden genoten, die hebben hem wel gegriefd en bijna huilend het podium af zien hollen, omdat het botte volk daar vóór hem in café en tingeltangel, hem niet toegreep en stompzinnig op de fijne dingen die bij gaf, stelselmatig verkeerd reageerde. Het was ook niet zoo'n gemakkelijke kunst, die Pisuisseop-zijn-best te genieten gaf. Het was een vertolking van het voordrachtslied met een uiterste van kracht en raffinement in de dramatische en komische uitbeelding. Zijn repertoire had hij met zorg gekozen. Het einde van de negentiende eeuw had een plot selinge en wonderbare herleving gebracht van het volkslied. Er was verschil met het verle-, den. Vroeger was het uit het volk zelf anoniem ontstaan en van geslacht op' geslacht overge leverd; nu waren er dichters en zangers en toonkunstenaars, die er een „genre" van ge maakt hadden en het met vlijt en toewijding beoefenden. Maar er werd dan toch weer ge zongen van het volk en uit het hart en den geest van het volk. Het volk, dat honderd jaar gezwegen had, sprak weer door den mond van dichters van de eigen vreugde en bekommer nis, van wat het haatte -en liefhad. Het heeft maar kort bestaan, het litteraire cabaret in Frankrijk: de beroemde ,,Chat noir" van Rodolphe Sails en later de „Mirliton" van Aristide Bruant en de „Noctambules" van Xavier Privas. Nevenverscbijningen waren er In Duitschland: het „UeberbreUl'-theater" en te Miinchen het cabaret van de „Elf Scharfrich- ter". Verder was ook in Rusland een cabaret kunst ontstaan. Hoe het zij: het genre is snel gedegenereerd. Als amusement voor artiesten onder elkaar be gonnen (menig lied werd gezongen wijl de dichter niet Anders had om den kastelein zijn kopje koffie te betalen), is het verval spoedig Ingetreden, toen het genre publiekelijk werd geëxploiteerd voor geblaseerde touristen. Maar het Fransche litteraire cabaret heeft zoo om streeks 18S5 goede jaren gekend en wat ervan overbleef is de vergulde herinnering bij zoo veel thans bejaarde schrijvers en schilders uit die dagen en verder een stapel liederen en voordrachten, links en rechts te hooi en te gras opgeschreven en uitgegeven. - Uit dien onuitputtelijken voorraad heeft Pisuisse voor zijn repertoire een keuze gemaakt. Aristide Bruant, Jules Jouy, Gabriel Montoya, Paul Delmet, Xavier Privas, dat waren de dich ters, wier beurtelings gevoelige, wrange of lachende liederen hij bij den vleugel zong, in een gewaad (zwart buisje met strikdas, flu- weelen broek met breede zilveren horloge-ket ting) dat hij van de groote zangers van Mont- tmartre had afgekeken. Dat Fransche reper toire vulde hij aan met Duitsche liederen van Ernst von Wolzogen, Richard Dehmel e.a., la ter met Oostenrijksehe van Ralph Benatzky. En in Engeland koos hij o.a. de prachtige sol- daten- en zeemansliederen van Rudyard Kip ling, wiens „barrack-room ballads" velen door Pisuisse een openbaring geworden zijn. We schreven, dat in het litteraire cabaret het oude volkslied is gaan herleven. In het cabaret aelf is de verwanschap gevonden en herkend en naast de eerste dichter-zangers, die Rodolphe Salis om zich heen verzameld had, trad de beroemde Yvette Guilbert op met haar „vieilies chansons de France". Pisuisse is in haar voet spoor getreden en wat hij bracht aan oude, zelfs middeleeuwsche liederen uit vele landen van Europa, was zeker niet het minste van zijn repertoire. Het spreekt vanzelf, dat in een bundel lie- Z°? Van heinde ea verre biJ elkaar Whff w®1?6? 6n d!enst moeatea doen voor ln elke omgeving, ook wel num mers voorkwamen die beter vergeten hadden kunnen blijven. Maar Pisulsse u *tt ln °n gemeen toch als kunstenaar het „noblesse oblige van zijn talent begrepen; het kon wel eens wat rauw en rossig bij hem toegaan, maai- aet was nooit obsceen, hij werkte niet on de lagere instincten. Pisuisse zong zijn liederen bij den vleurel of liever hij acteerde ze. Hij maakte van leder lied als een kleine dramatische schets een korten een-acter met één persoon. Die' enne was hij zelf, hij zelf die zong en sprak en zich bewoog over het podium en telkens een ander was. Noem deze levende, bloedwarme voor drachtskunst romantisch of klassiek, het is om het even. Zij heeft geen benamingen of karak ter-aanduidingen aoodig, zij kwam op een ge- 'boeide schare toe met zoo'n elementair geweid, met zoo'n snijdende tragiek in het dramatische en zoo'n verbluffende kracht ln het burleske, «lat ieder publiek, waar ook, zich onweerstaan- now0hH™!l^eSt De nacht van z«n de scllijngestalten van zijn zijn ra- en de toeed en vleezig °p zijn vormde een dat aI!ea tezamen onneloofiH,v 1 ^"ougesiauen van zijn vormde een aeh«j 3 tezamen geheel, dat als voordrachtkunst Smaakt waa. Waar hij optrad met een troep. bleek steeds weer hoezeer hij boven allen stond en hoeveel de anderen aan hem te danken had den. Zagen we grootheden in het buitenland, dan was toch altijd weer de slotsom, dat het goed was, maar dat „onze" Pisuisse het toch beter kon. Door zijn vertolkingen gingen de dichters zichzelf overtreffen en een Privas zal nooit geweten hebben, dat van zijn middelma tige chansons iets zoo moois te maken was, evenmin als Rudyard Kipling vermoeden kon, dat in zijn instantanee's uit de koloniale oor logen zoo'n diep-menschelijke dramatiek ver scholen zat. Dit resultaat, er is geen twijfel aan, werd bij Pisuisse bereikt door een hardnekkige studie. Hoe hij gewerkt moet hebben op de groote num mers van zijn repertoire, het is voor ieder dui delijk die weet, hoe langzaam zoo'n schepping van een reproduceerend artiest tot zoo vol maakte compleetheid groeit, hoe traag zulk een arbeid tot zóódanige rijnheid komt, dat verder de routine genoeg is om het eenmaal-gescba- pene telkens weer stralend te laten leven. Die arbeid is wel eens voorbij gezien, miskend ook in de brillante parlando's,~ die Pisuisse met vergeeflijke kunstenaarsijdelheid gaarne voor gaf zoo-maar te improviseeren, maar die hij woord voor woord opschreef en met mimiek en gebaren instudeerde. Nu Pisuisse er niet meer is, is de kunst van den chansonnier- conférencier ln Holland voorbij, want zijn slappe navolgers zijn het aankijken niet waard. Nu Pisuisse er niet meer isNu ligt ook het oude repertoire van 't internationale litteraire cabaret dood neer. Pisuisse sprak van het „levenslied". Het was een woord van zijn vinding, maar hij heeft het spoedig prijs moe ten geven, want bij het snelle verval van het cabaret in Nederland is het smadelijk mis bruikt om er de walgelijkste sentimentaliteit en de grofste effect-jagerij mee aan den man te brengen. Het levenslied tuimelde omlaag en de va' was diep: van Bruant naar Clinge Doorenbos, van Kipling naar Dirk Witte, van Speenhoff naai' Willy Derby. Maar Pisuisse is als een taaie Zeeuw bij al die ontbinding het oude, schoone lied trouw gebleven, hij heeft zijn repertoire artistiek op peil weten te houden. Dat repertoire is nu met hem ten onder gegaan. Laten we ons geen illusies maken: dat lied en dié vertolking is voor goed dood. Maar het heeft dan toch nog éénmaal geleefd en ons de herinnering gelaten aan een kunst, die in de dagen van haar ontstaan in de kroegjes van Montmartre waarschijnlijk niet de macht en den rijkdom heeft gehad, die Pisuisse met zijn groot kunnen erin heeft gelegd. JAN N. HET KLEIN AUDITORIUM DER LEIDSCHE UNIVERSITEIT. De kwestie met de soc.-dem. studentenclub. MEN VERWACHTTE PROPAGANDA FM DEBAT. Op de vragen van den heer Albarda betref fende weigering van het gebruik van het klein auditorium der Rijksuniversiteit te Leiden ten behoeve van een voor de Leidsche vereeniging van sociaal-democratische studenten te houden voordracht, heeft minister Kan het volgende geantwoord: Blijkens bericht van curatoren der Rijks universiteit te Leiden heeft de Sociaal-Demo cratische Studenten Club aldaar voor 11 No vember j.l. de beschikking aangevraagd over het klein auditorium der universiteit, voor het houden van een lezing over den student en den klassenstrijd. Aangezien de lokalen in het academiegebouw, volgens de vaste gewoonte, alleen voor wetenschappelijke lezingen worden afgestaan, deelden curatoren aan het bestuur mede, dat zij het klein auditorium slechts beschikbaar konden stellen, indien het bestuur verklaarde geen gelegenheid te zullen geven tot propaganda en debat. Op dit schrijven, het welk derhalve geen weigering inhield, ontvin gen curatoren geen antwöord. Het bestuur der Sociaal-Democratische Stu denten Club heeft zich daarna wederom tot curatoren gewend met het verzoek, de lezing van den heer Mendels op 1 December a.s. te mogen doen houden; daarbij zijn nadere inlich tingen verstrekt omtrent den aard en het ver moedelijk verloop van dien avond, Op grond hiervan hebben curatoren voor 1 December aan het bestuur de beschikking gegeven over het klein auditorium der universiteit. DE NACHTMERRIE VAN DS. LINGBEEK. Het gebeurde in Ginneken. „NIETS ONRFEGELMATIGS". Op de vragen van den heer Lingbeek be treffende het vrijaf geven op 1 en 2 November aan de kinderen der openbare school te Gin-, neken ia plaats van herfstvacantie, heeft minister Kan het volgende geantwoord: In het leerplan van de openbare school te Ginneken is géén herfstvacantie opgenomen. Voor de regeling de» vacautie-dagen wordt daarin verwezen naar den rooster van lesuren. Daarop staat sedert 1 April 1922 onder de rubriek vacantiedagen o.m. vermeld: 2 Novem ber. Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en 1 November (Allerheiligen) komen niet ais vacantiedagen in het leerplan en in den roos ter van lesuren voor en worden niettemin ais zoodanig beschouwd. Deze gewoonte fs ook ten aanzien van Allerheiligen een gebruik van oudsher. Het is juist, dat het hoofd dier school aan de leerlingen heeft medegedeeld, dat zij géén herfstvacantie zouden krijgen, maar op den eersten en tweeden November vrijaf zouden hebben. Het eerste deel dier mededeeling was een antwoord op de vraag, door sommige ouders gesteld, of herfstvacantie zou worden gegeven, en was in overeenstemming met de regeling; het tweede deel was eveneens in overeenstemming daarmede, voor zoover 2 November betrof, en ten aanzien van 1 Novem ber in overeenstemming met een gebruik van oudsher. Daar niets onregelmatigs is geschied, beant woordt de minister de vragen of bij bereid is dengenen, die het initiatief daartoe hebben ge nomen, op het onregelmatige daarvan te wijzen en om stappen te doen om herhaling van dit voorgevallene te voorkomen in ontkenneu- den zin. WAT OUD-MINISTER DR. C. LELY WENSCHT KAN OP HET RIJK GEREKEND WORDEN? EEN NIEUW DENKBEELD TEN AANZIEN VAN DEN RIVIKROVERGANG. I In het Spaarbankgebouw te Tiel hield dr. C. Lely, oud-minister van Waterstaat voor de Betuwscbe Kanaalvereeniging een rede over „de Kanaalverbinding AmsterdamBoven Rijn en de verbetering van De Linge." Spr. begon met een kort overzicht te geven van do plannen voor het Rijnvaartkanaal. Voor een volledige en definitieve oplossing van het vraagstuk is de keuze beperkt tot 3 kanaalrichtingen, namelijk: Amsterdam— Amersfoort—Geldersche vallei—Hien; Amster dam—Utrecht—Wijk bij Duurstede—Tiel; Am sterdamUtrechtVreeswijkTiel. Niet volkomen zekere onderstellingen om trent aangenomen vaarsnelheden op rivieren en kanalen, omtrent oponthoud bij sluizen en bij uit- en inklaring, omtrent het belang van de stoomvaart in vergelijking van de Bleep- vaart, kunnen op het te verkrijgen eindresul taat een overwegenden invloed uitoefenen Zekerheid van vaart te allen tijde voor alle schepen en zooveel mogelijk vastheid van de vaartijden zijn dan ook factoren, welke bij der gelijke onzekere kleine verschillen volgens spr. bij de vergelijking dezer kanalen onderling, in de eerste plaats op den voorgrond treden. En met deze beide punten staan in nauw verband de rivierovergang en het aantal slui zen. Het klinkt misschien eenigszins vreemd, dat door de groote verbetering onzer rivieren de bezwaren van oen rivierovergang grooter zijn geworden. En toch is dit het geval, zeide spr. Het is niet alleen de vraag hoe groot het aantal dagen zal zijn, waarop wegens te ge ringe waterdiepte een zeker schip niet vol af geladen over den Neder-Rijn kan worden ge bracht, maar veel meer of dit aantal dagen hetzelfde zal zijn, als dat waarop de vaart van dit zelfde schip op de Waal eveneens moet wor den beperkt. Wil men het Amsterdamsche Rijnvaart- kanaal ook in de toekomst laten voldoen aan den rationeelen eisch, dat elk schip onder alle omstandigheden ook naar Amsterdam zal kun nen varen zoolang het naar Rotterdam of Ant werpen kan varen, dan zal men dus met die veel grootere bereikbare diepte op de Waal ook voor den rivierovergang zij het ook voor de toekomst rekening moeten houden. En zoo blijkt dus, dat juist door de ontzag lijke verbetering van de Waal de relatieve eisehen waaraan een rivierovergang in de toe komst zal moeten voldoen, belangrijk bezwa- render zijn geworden, dan die destijds waren. Spr. maakte duidelijk dat een rivierovergang, hetzij te Wijk bij Duurstede, hetzij bij de Grebbe, voor een Geldersch-yalleikanaal zoo wel uit een nautisch oogpunt bezwaren mede brengt, welke zich een vijftigtal jaren geleden niet voordeden. Geheel anders is het echter gesteld met een rivierovergang bij Vreeswijk. Aldaar is het regime der rivier niet alleen afhankelijk van den waterafvoer der bovenrivier, maar tevens van den stand der zee. Dit heeft tengevolge dat de vereischte diepte daar ter plaatse zon der eenig bezwaar in stand kan worden gehou den. En bovendien zal men aldaar de vereischte diepte over veel grooter breedte in stand kun nen houden, zoodat de bestaande breedte al daar van ongeveer 160 M. behouden kan blij ven. Men heeft dus bij Vreeswijk voor het over varen belangrijk meer ruimte, namelijk een breedte van 160 M. in plaats van 100 M bij Wijk bij Duurstede en in verband daarmede bij den hoogsten rivierstand waarbij de over vaart mogelijk moet zijn een veel minder ster ken stroom, namelijk een maximum van ge middeld over het geheele profil van ongeveer 1.60 h 1.70 M. per sec. in plaats van ruim 2.40 M. per sec. bij Wijk bij Duurstede. Spr. toonde met citaten aan, dat de staatscommissieLim burg dit ten volle erkend heeft. Volgens spr.'s fiieening verdient bepaaldelijk met het oog op den rivierovergang het kanaal- ontwerp over Vreeswijk beslist de voorkeur en dit is te meer het geval, omdat die richting ook in andere opzichten geenszins achterstaat bij een richting over Wijk bij Duurstede. Spr. besprak hierna het Linge-vraagstuk. Na in het kort de bezwaren van den bestaan- den toestand te hebben geschetst, ging spr. over tot het bespreken van het ontwerp dat de commissie tot verbetering van den bestaanden toestand heeft voorgesteld. Hoofdzaak wat het scheepvaartbelang betreft is het maken van een scheepvaartverbinding van de Linge met de Waal. Indien een AmsterdamRijnkanaal niet tot uitvoering mocht komen of wel daartoe het tracé door de Geldersche vallei gevolgd mocht worden, dan zou zulk een scheepvaartverbin ding gemaakt kunnen worden door van den mond der Korne de Linge tot Waddenoyen met 2 bochtafsnijdingen te volgen en van een punt nabij de uitmonding van het inundatiekanaal een kanaal te graven rechtstreeks naar de Waai met aanleg van een haven aan die rivier. Komt een AmsterdamRijnkanaal wei tot stand en wordt daartoe het tracé hetzij over Wijk bij Duurstede hetzij over Vreeswijk ge kozen, dan is een belangrijk eenvoudiger en goedkoopere verbinding, zoowel wat aanleg als exploitatie betreft, mogelijk. Dan kan de Korne worden gevolgd en van Buren een verbindingskanaal worden gemaakt met het Rijnvaartkanaal. Het eenvoudigst en goedkoopst is die te maken, indien voor het Rijnvaartkanaai het, tracé VianenTiel gekozen wordt. Wat een vergelijking tusschen de voordeelen der beide tracé's voor de nieuwe scheepvaart verbinding betreft, zoo heeft het tracé Wijk bij DuurstedeTiel zonder twijfel het voordeel dat daarmede tevens een kortere scheepvaart verbinding met de Lek en den Neder-Rijn boven Wijk bij Duurstede wordt verkregen, terwijl daarentegen het tracé Vianen—Tiel het voordeel geeft van een kortere verbinding vla Yianen met Amsterdam!, hetgeen bepaaldelijk een voordeel is voor Geldermalsen en om geving. Voorts heeft het tracé VianenTiel het voor deel de betrokken streek over grooter lengte te doorsnijden dan liet tracé Wijk bij Duur stede-Tiel. De commissie heeft dan ook gemeend geen bepaalde voorkeur voor een der beide tracé's van het Rijnkanaal met het oog op de scheep vaart-belangen der betrokken streek te moeten uitspreken. Hierop wijdde spr. een bespreking aan het rapport dr. Wentholt: De breedheid van opvatting en durf in het doen van ingrijpende voorstellen, welke uit hst rapport blijken, zullen zonder twijfel bij den aandaclitigcn lezer instemming verwekken. Ten opziohite van den rivierovergang is dr. Wentholt zoo zeer overtuigd van de groote bezwaren daarmede verbonden voor een kanaal over Wijk bij Duurstede, dat hij dien overgang aonder stuw in de rivier niet mogelijk acht en zoowel daarom ais ook op grond van de voor' doelen aan het tracé ever Vreeswijk zelf ver bonden, aan dit -tracé beslist de voorkeur geeft. Ook met zijn opvatting omtrent de afmetin gen van liet normale kanaalprofil kan spr. ge heel instemmen. Hij maakt ten deze terecht onderscheid tus schen de kanaalvakken, welke in hoofdzaak slechts zullen dienen voor de Rijnvaart en de vaart ijaar het oostelijk gedeelte van ons land en de kanaalvlakkem, welke tevens dienen zullen voor de vaart van Amsterdam in de richting Rotterdam. Voor de kanaalvakken, die tevens dienen voor de vaart naar Rotterdam wordit de bodem breedte aanvankelijk op 50 M. bepaald, d-och even-eens met inachtneming van de móge lijkheid om d'ie breedte later ook met 24 M. te vergrooten. Doch niet alleen wat de breedte betreft, ook ten opzichte van de waterdiepte stelt dr. Went holt voor er op te rekenen, die later van 4 M. op 4.75 M. te brengen, n-ieit om met schepen van zooveel grooter diepgang te kunnen varen, maar om de vaart gemakkelijker te maken en met grooter snelheid te kunnen varen. Door die grootere breedte en 'meerdere diep te zal men een kanaalprofil verkrijgen waarop het mogelijk zial zijn, dat twee in tegengestelde richting varende schepen gelijktijdig twee el kander tegenkomende sleepen kunnen inhalen. Greote, breedte en diepte en dientengevolge een ruim profil zal dus op dit 'kanaal verkre gen worden. De thans voorgestelde afmetingen gaan nog eenigszins verder dan die van het Belgisch Verdrag. Door Dr. Wentholt worden ook voor de sluizen belangrijk grooter afmetingen gesteld, wat de wijdte betreft namelijk van 25 M. in- plaats van 16 M„ zooals de Staatscommissie had voorgesteld. Deze groote breedte heeft geen betrekking ep een verwachting, dat er in de toekomst nog belangrijk grooter schepen dan die van 4300 ton in de vaart zullen komen, maar beoogt een geheel ander doel. Om te allen tijde slechts door niet meer dan twee sluizen te schutten, heeft Dr. Wentholt voorgesteld de sluis bij den Aalsdijk achter wege te laten en het lage peil van het eerste kanaalpand, zijnde het Zederikpeil, door te trekken tot Tiel. Zonder twijfel is deze vermindering van. het aantal schutsluizen voor de doorgaande Rijn vaart van overwegend belang. De oplossing welke spr. zich heeft voorge steld, komt op het volgende neer. Het tracé van het kanaal voor de Rijnvaart en de vaart op Rotterdam van Amsterdam naar de Lek blijft tot bij Jutphaas ongewijzigd. Ongeveer ter plaatse van Jutphaas splitst dit kanaal zich in twee takken, waarvan de Westelijke het tracé volgt door de Staats commissie en Dr. Wentholt aangegeven, welke Westelijke tak uitsluitend bestemd wordt voor de vaart in de richting van en naar Rotterdam. De Oostelijke tak wordt van Jutphaas gericht naar een te maken Rijnhaven nabij, .doch be oosten Vreeswijk en snijdt dus het tegenwoor dige Merwedekanaal. Beide takken verkrij gen het peil van Amstellandsboezem of onge veer 0.50 M. N.A.P. Daar het Merwedekanaal nabij Vreeswijk het peil van den Vaartschen Rijn heeft, overeen komende met ongeveer 0.60 M. N.A.P., wordt dus door de snijding van het Rijnkanaal de gemeenschap tusschen den Vaartschen Rijn met de Lek bij Vreeswijk verbroken. Tot herstel van dezen verbroken scheepvaart weg zal het noodig zijn het Noordelijk gedeelte van den Vaartschen Rijn door een afzonderlijk kanaal evenwijdig aan het Rijnvaartkanaal rechtstreeks op het peil van den Vaartschen Rijn naar de Rijnhaven te leiden en daarmede door een afzonderlijke schutsluis te verbinden. Wat het Zuidelijk gedeelte betreft van den doorgesneden Vaartschen Rijn zal de verbroken gemeenschap wellicht het eenvoudigst te her stellen zijn door dat gedeelte te verdiepen en op Amstellandspeil te brengen. Dit is een oplossing welke spr. niet als moge lijk heeft gedacht. Het groote belang, dat er in gelegen is om op het kanaalvak tusschen Lek en Waal het aantal schuttingen zoo klein mogelijk \e maken, zal volgens spr. er toe moeten leiden om de mogelijkheid van een op lossing in bedoelden zin te onderzoeken. Ten slotte is er nog één punt, dat volgens spr. een nadere overweging verdient, namelijk do uitmonding van het kanaal bij Tiel. In de verschillende plannen is die uitmon ding bepaald nabij, doch boven Tiel. De vraag dient echter ook overwogen te wor den of een uitmonding beneden Tiel met bet oog op de belangen ven de streek, welke door sneden wordt, wellicht de voorkeur zou die nen. Wanneer het kanaalplan AmsterdamUtrecht VreeswijkVianen-Tiel wordt uitgevoerd op een wijze als door dr. Wentholt is voorge steld, behoudends mogelijke wijzigingen als door spr. zijn aangegeven, dan aarzelt spr. geen oogenblik om te verklaren, dat Amster dam alsdan verkrijgen zal het allerbeste ka naal, dat mogelijk is. In de eerste plaats zal het een kanaal zijn met een rivierovergang waarvoor de diepte volkomen verzekerd is, een rivierovergang, die ook uit een nautisch oogpunt geen bezwaar zal opleveren. In de tweede plaats zal het een kanaal zijn waarop in verband met de afmetingen niet alleen 'n gemakkelijke vaart van de grootste sleeptreinen verzekerd is, maar waarop tevens een snelle vaart voor stoom- of motorvaartui gen mogelijk zal zijn. In de 3de plaats zal 't een kanaal zijn dat zoowel wegens zijn afmetingen als om die der sluizen in verband met mogelijk te verwach ten verkeer betrekkelijk als van een onbeperk te capaciteit kan worden beschouwd. Spr. sprak de hoop uit, dat indien Amster dam als eerste belanghebbende zulk vertrou wen in de toekomst heeft, dat het bereid is voor het ontworpen kanaal een belangrijk of fer te brengen, het Rijk niet zal aarzelen om dit werk tot stand te brengen. INTERIM-DIVIDEND 7'/j PCT- Naar wij vernemen, heeft het bestuur der N. V. v. d. Bergh's Fabrieken besloten, op de gewone aandeelen A der vennootschap per 1 December a.s. een interim-dividend uit te keeren van "y2 PCt. DE AFGIFTE VAN RIJVAARDIGHEIDS BEWIJZEN. Benoeming en rijvaardigheid der adviseurs. KAMERLID BRAAT BEHOEFT NIET ONGERUST TE ZIJN. In antwoord op de vragen van den lieer Braat betreffende de benoeming en de rijvaar digheid van de adviseurs voor de afgifte van rijvaardigheidsbewijzen, bedoeld bij de Motor en Rijwielwet, en betreffende de hun toekomen de geldelijke vergoeding, deelt Minister v. d, Vegte het volgende mede: Het is den ondergeteekende niet bekend en na informatie is bem ook niet gebleken, dat zich onder de adviseurs van het centraal bureau voor de afgifte van rijvaardigheidsbewijzen personen zouden bevinden, die zelf nooit met een auto hebben geredien. Als adviseurs zijn door de tot de afgifte van rijvaardigheidsbewijzen gemachtigde vereeni- gingen aangesteld personen, van wie zij op goede gronden konden aannemen, dat dezen door eigen ervaring met het besturen van motorrijtuigen vertrouwd zijn. Een onderzoek naar hun rijvaardigheid in dien zin, dat het afleggen van een rijproef zou worden ver langd, is niet ingesteld. De geldelijke tegemoetkoming, die het ge noemde bureau aan de adviseurs toekent, be draagt thans 2 per advies. De bovenbedoelde vereenigingen hebben destijds niet een openbare oproeping van solll- tanten naar den post van adviseur gedaan. INVOER VAN VEE IN TSJECHO-SLOWAKIë De wnd. Directeur-Generaal van de Land bouw, brengt ter algemeene kennis aan belang hebbenden, dat, voor invoer in Tsjecho-SIowaldë bestemd vee, in het vervolg vergezeld moet zijn van een, door den betrokken insepeteur van den Yeeartsenijkundigen Dienst afgegeven ver klaring, vermeldende, dat noch in de gemeen te van herkomst, der betreffendende dieren, noch in de aangrenzende gemeenten, geduren de de laatste zeven weken, voorafgaande aan het tijdstip van het onderzoek voor uitvoer, mond- en klauwzeer of andere ziekten in den zin van art. 7 der Veewet, waarvoor de betref fende dieren, vatbaar zijn, zijn voorgekomen. Belanghebbenden moeten, in hunne betreffen de aanvragen aan de Tsjecho Slowakische autori teiten de provincie vermelden, waaruit het in te voeren vee afkomstig is. Het bovenstaande geldt voor alle vee, zoowel voor slachtvee als voor z.g. gebruikswee JAVA EN DE JAVAANSCHE VROUW BEGINNEN BIJ DE HOOGERE KRINGEN GEEFT VOORDEEL. Door een Catechiste der Vrouwen van Naza reth werd voor de leerlingen der R. K. School van Maatschappelijk Werk te Sittard een lezing gehouden over het onderwerp: „Java en de Javaansche Vrouw." Spr. begon met leven en streven der missie op Java uitvoerig te schetsen, en wees ten slotte met nadruk op de noodzakelijkheid, dat juist in deze tijden het bekeeringswerk met kracht worde aangevat, met meer missionaris sen, broeders, zusters en leeken, met de oude beproefde, maar ook met nieuwe middelen. Tot dit laatste zijn de plannen der Vrouwen van Nazareth een bescheiden pogen, waar de Kerkelijke Overheid op Java van harte mee Instemde. De vrouwen van Nazareth willen meewerken aan de bekeering der Javaansche en Indonesische vrouw. En wel allereerst wa len zij zich richten tot de vrouwen uit de hoogere kringen, omdat, wanneer het met Gods hulp mocht geschieden, dat zij door haar toe doen voor Christus werden gewonnen, vanzelf van die Christinnen een machtige invloed ten goede zal uitgaan, zoowel op haar omgeving als op het lagere volk. De V. v. N. hopen dit te bereiken, door voor de Javaansche meisjes en vrouwen de gelegenheid te openen tot hoogere intellectueele en artistieke ontwikke ling, waar zij het schoone der Westersche cul tuur in zich zouden kunnen opnemen, zonder afstand te doen van haar eigen inheemsche Oostersche beschaving, wetenschap en kunst. De Groothertog van Mecklenburg, die, na de jachtpartij-en in de omgeving van het Loo, eenige dagen ten paleize ia den Haag heeft ver toefd, is Zondagavond per Staatsspoor naar Duitschland teruggekeerd. Prins Hendrik deed hem in het station uit geleide. AUDIËNTIES. De gewone audiëntie van den Minister van Koloniën zal op Vrijdag 2 December a.s. niet plaats hebben,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 10