net pak van thuis' reRUyL «hSSTr-op De brief van St. Nicolaas HiiiilllÜl Zij was-een Indische; een wees. Een half jaar was ze nu al op de kostschool bij de dames van der Molen en nog voelde zij er zich niet thuis. Hoe dat kwam? Wel alle meisjes hadden vriendinnen, vormden clubjes onder elkaar en keken na tuurlijk eerst „het nieuwe kind" wat vreemd aan; dat gebeurt altijd. Maar als de nieuwe ling dan maar wat toeschietelijk is en zich een beetje wil geven, komt er spoedig toenadering. Toeschietelijk echter was Justien alleminst Van 't eerste oogenblik af aan, had zij zich apart gehouden, teruggetrokken, uit verlegenheid een hooghartig air aangeno men, zoodat 't al gauw door de school ging: „Die Justien is toch zoo'n trotsch kind!" De kostmeisjes vertelden 't aan dagscholieren en nu langzamerhand had Justien zich ook ge heel in die rol ingeleefd en begon werkelijk hoogmoedig te doen en zich te laten voor staan op wat zij vóór had en mocht boven de andère jneisjes. Haar voogd, die heel rijk was, liet het haar aan niets ontbreken. Justien kon de mooiste japonnetjes met juffrouw Koosje, de buishoudster van de kostschool, die hiervoor de zorg op zii h had genomen. Was er concert of ander uitgangetje, waaraan de kostmeisjes die van thuis verlof hadden, mochten deel nemen, Justien was er altijd bij; zij mocht altijd. Niets was te duur, oLJustien kon het krijgen. Dat dit wel eens afgunst opwekte,, kun je begrijpen! Onder elkaar hadden de meisjes het er dikwijls over en dan was er geen een die Justien niet benijdde en ook tevens be schouwde als één die eigenlijk geheel bui ten het schoolwereld je stond. Elsje, t aardige, blonde kind met de vroo- lijke, blauwe oogen was het tegenbeeld van Justien. Niet alleen uiterlijk, maar ook ka rakter, in positie, op school, in omstandig heden van huis uit: Els was de algemeene lieveling, zij had vriendinnen bij de vleet; haar zonnig vriendelijk hartje had er be hoefte aan zich te geven en hoogmoedig was ze geen zier. O, lieden, zou Elsje een beetje verdrietig gezegd hebben, als men haar dit prijsje in haar gezicht had gegeven, 't is geen kunst om niet hoogmoedig te zijn, als er ook niets is om hoogmoedig om te wezen. Bij Elsje thuis moest het zuinig toegaan en dit was 't eenige wolkje in zonnig Elsekind's leventje. Ze hield dolveel van mooie dingen en uitgangetjes en pretjes, hoewel ze, als oudste moeders zorgen kennend, er dapper tegen streed en haar best deed vooral nu flink te profiteeren van haar leertijd, om des te gauwer moeders steun te kunnen zijn. Maar in een onbewaakt oogenblik betrapte Els er zich toch op, dat ze zich zuchtend zat voor te stellen, hoe ze zou genieten van al dat onbereikbare, als ze Justien was, Justien, dat kind, verbeeld eens: laatst was ze jarig en daar kreeg ze me liefst een post wissel van vijf-en-twintig gulden van haar oom! Zoo maar in eens vijf en twintig gulden! Denk toch eens aan! Och Elsje dacht aan haar eigen verjaai- dag, die ook in den schooltijd viel. Wat stak dan dat eenvoudige pakje van moeder, wat ze kreeg voor 't meerendeel nuttige cadeautjes en verder goedkoope klei nigheden van de kinderen daarbij vree- selijk af. Ze was zoo gewoon alles aan moeder te schrijven, dat er warempel ook iets van deze, nu ja, j a 1 o e r s c h e gedachten onverhoeds uit haai' pen in den brief naar huis was ge slopen. Moeder had er maar terloops op ge zinspeeld heel vriendelijk met een paar wóórden alleen naar gevraagd of Elsje nu moeder 't pleizier eens wilde doen eens uit te vinden, of er geen dingen waren, waarom Justien te beklagen, inplaats van te benijden was. En Els heel eerlijk had het 's avonds dadelijk geprobeerd. Dat ze een woes was? Natuurlijk, dat was vreselijk maar Justien had haar ouders nooit gekend, besefte dus niet zóó, wat ze miste als een ander, dfe dat geluk wèl ge smaakt had. O, Elsje mocht er niet aan denken, wat 't hijvoorbeeld voor haar zou wezen, maar Justien wist niet anders en ze was toch nog rijk in 't bezit van zoo'n beste oom. Nu kwam Eis van lieverlede weer op wat Justien vóór harU- zoo'n vrij leventje! Haar oom vond alles goed, verwende* haar zoo vreeselijk! Zulke groote cadeaux altijd! En, uitspinnend wat zij wel zou doen, als ze in Justiens plaats was, viel Elzekind in slaap. Na dien avond was ze er niet meer op teruggekomen en in haar brieven naar hufs had ze Justien niet meer genoemd. 't Was einde November. Het huiswerk voor 's avonds was tot een minimum teruggebracht^ en als de meisjes dat af hadden, mochten ze aan haar St. Nicolaas-werkjes gaan. In de ontspannings zaal mochten ze bij clubjes aan kleine tafel tjes ziften. Dit vonden ze gezelliger dan aan de groote ronde tafel. Die was beter geschikt voor spelletjes, zooals ze Zondagsavonds deden, maar voor werkjes, die toch eenigs- zins geheim moesten blijven, waren deze aparte hoekjes veel gezelliger. Ze mochten zelf de tafeltjes zetten, waar ze die hebben wilden; ook stelde juffrouw Koosje een paar kamerschutjes beschikbaar, om werkjes, die voor huisgenooten waren, aan nieuwsgierige blikken te onttrekken. Dat was me een gescharrel eh een gelach, voordat iedereen zat! Elk meisje zocht haar eigen clubje, maar Els werd door ieder clubje aangeroepen; overal wilden ze haar binnen hebben- Lachend weerde ze die aanvragen af en voegde zich bij 't troepje in 't knusse hoek je ginds, 't Waren haar beste vriendinnen: Dora, Willy, Jeanne en Bets. Die zetten gauw een stoel voor haar en duwden haar er op. Maar nauwelijks zat Els of ze sprong over eind. Té midden van de algemeene vroolijk- heid was Justien binnen gekomen. Daar ze zwaar verkouden was geweest, had ze een paar dagen boven moeten blijven en was dus nog niet bij zoo'n avondje geweest. Met haar donkere oogen keek ze onvriendelijk van 't ééne clubje naar het andere; haar lippen hield ze saamgeperst ze zag er nog meer ongenaakbaar uit dan anders, 't Was alsof haar geheele voorkomen zei: „jullie hebt mij niet noodig; je kunt wel onder elkaar pret maken en ik, ik ben te trotsch. om me op te dringen". Niemand van de andere meisjes nam bij zondere notitie van liaar. Maar Elsje's hartje, dat ieder graag blij wist, deed haar als bij ingeving naar Justien toeloopen. Kom bij ons zitten; kijk hier is nog plaats! En meteen sjouwde ze al een tabouret naar 't hoekje, ging er zelf op zitten en wenkte Justien, terwijl ze met de hand op de nu vrij gekomen stoel klopte, 't Was den anderen vier maar half naar den zin. Nu kunnen we niets geen pret meer maken, pruttelden ze. Och ja, toch wel, fluisterde Els terug, ze stond daar zoo zielig en dat vond ik zoo naar En meteen schoot daar dat zinnetje uit moeders brief haar te binnen, zou dat „altijd apart wezen", niet meegeteld worden door de anderen, ook een van de dingen zijen, die moeder bedoelde? Even maar stond Els hier bij stil- De vroolijke drukte, 't geroezemoes van al die stemmen om haar heen, 't lachen, *t babbelen over het komende feest, deden alle andere gedachten al gauw weer wegvliegen. Den volgenden avond zat Justien, alsof het vanzelf sprak, weer naast Elsje, den daarop volgenden avond weer en zoo voortaan altijd. Ze praatte niet mee, zat maar stilletjes te werken aan een ingewikkeld patroon, een haardkleed voor oom's kamer, 't Werd alge meen bewonderd doch een beetje terughou dend, zooals de meisjes alles van Justien beschouwden. Hoe sneller het feest naderde, des te meer werden hoofden en harten er mee vervuld. Onder het werken door verdiepten de meisjes zich in gissingen over de cadeautjes, waar mee ze zelf verrast zouden worden. Vooral de pakken van thuis speelden hierbij een groote rol. Jarenlange gewoonte was het op de kost school, dat aan de meisjes geadresseerde St. Nicolaaspakken door juffrouw Koosje in ont vangst werden genomen, die ze in de linnen kamer rangschikte op tafels, waarover witte lakens waren uitgespreid. Op St. Nicolaas- avond stuurden de secondantes en meisjes elkaar kleinigheden, meest grapjes, surprises Waarbij dikwijls met versjes op geestige ma nier toespellingen waren gemaakt op kleine eigenaardigheidjes of zwakjes. Maar de ca deaux van buiten af kregen ze pas op den zesden December. Dan togen ze 's morgens naar de linnenkamer, inplaats van naar de schoollokalen en zoo gauw de meisjes haar eigen pak Ontdekt hadden, mochten ze zich er mee terugtrekken in de verschillende ka mertjes, om er eens echt van te genieten. Dat werd dan al gauw heen en weer loopen om elkander alles te laten kijken, een bewonde ren over en weer, een proeven, nog eens weer bekijken Niets leuker dan zoo'n ochtend, zeiden de meisjes en nu zoo onder het werk door, hadden ze 't er druk over en vertelden er Jeanne en Bets van, die ook nieuwelingen waren, maar zich toch al heel wat beter hier thuis voelden dan Justien Jeanne en Bets waren vol belangstelling, deden vragen Opeens sprong Justien op en liep haastig de zaal uit- De meesten bemerkten het niet eens, maar die in haar hoekje keken even verbaasd. Zou ze niet wel zijn? veronderstelde Elsje. Och, wel neen, zeiden de anderen, het is een kuur - 't is zoo'n raar kind; altijd heeft ze wat aparts en ze praatten en lachten weer door. Elsje deed mee, maar niet van harte. Plot seling schoof ze haar na&ldoosje weg. Ik moet even naar boven, zei ze ver ontschuldigend, even maar! Toch niet naar dat kind? vroeg er een. Laat dat vervelende spook toch, riep een ander. Als ze zich te hoog acht voor ons, be hoeft ze volstrekt niet bij ons te zitten, 't Was enkel om jou, dat we' 't goed vonden. Maar Els hoorde t al niet meer. Ze liep naar boven regelrecht naar Justien's kamer tje. Op den drempel met den deurknop in de hand, had ze toch even een raar gevoel en aarzelde. Mogelijk zou Justien 't heel gek vinden, als Els zoo maar binnenkwam, ja, ze zou er misschien boos om zijn, haar af snauwen en als er nu iets was, waar Elsje niet tegen kon, was t een hard woord; daar voor was ze banger dan voor straf. Met zichzelf oneens stond ze daar- Einde lijk riep ze zachtjes: Justien, Justien, scheelt er wat aan? Ik ben het maar ,Els! Geen antwoord; neen 0f toch hoorde ze daar niet iets? t Klonk als zacht snikken. Nu vergat blond Elsje al haar bedenkingen, stapte vastberaden naar binnen en vond bij 't zwakke maanlicht den weg naar 't hed Met het gezicht in het kussen verborgen lag Justien te schreien, te schreien Elsje vergat al haar grieven. Haar hartje voelde niets dan medelijden. Ze ging op den rand van het bed zitten en, er zelfs geen oogenblik meer aan denkend, dat Justien de ongenaakbare Justien was, sloeg ze haar armen om haar heen. Zoo in 't donker bleef ze zoo een poosje zitten; toen vroeg ze zachtjes: Kan je me dan niet zeggen wat je zoo bedroefd maakt? Misschien zou ik Je kun nen helpen. Eindelijk, na geduldig aanhouden, kwam het er uit. Neen, niemand kon haar helpen. Och, 't was alleen maar, toen ze allemaal zoo praatten over de St. Nicolaaspakken van thuis en zij ze kreeg nooit een pak van thuis nooit! Oom was ongetrouwd, woon de op kamers; op haar verjaardag stuurde hij geld en nu met St. Nicolaas zou hij het zeker weer doen. Dat was nu wel heel mooi Ja, stemde Els zachtjes toe; je kunt er toch maar alles voor koopen wat je wilt hebben! Maar Justien schudde heftig het hoofd. Neen, neen, niet alles kon Je voor geld koo pen. En toen in 'n 'oogenblik van vertrouwe lijkheid zoo in het donker scheen het ge makkelijk te gaan verliet Justien haar hoog voetstuk om haar haf-Ij e uit te storten voor blond-Elzekind, dat Stilletjes luisterde- O, 't was een droevig verhaaltje van een eenzaam klein meisje, zónder echt thuis, altijd onder vreemden Wat zonk nu dat rijk zijn, dat alles mogen in het niet! Weer dacht Els aan 't zinnetje in moeders brief. En haar gedachten gingen ook nog wat verder Nog voordat ze' dien avond naar bed ging, ^erd er een briefje aan moeder geschreven en juffrouw met een enkel woord op de hoog te gebracht, zorgde er voor, dat 't nog op de post kwam. Zes December! Zulke groote 'meisjes, lachte juffrouw Koosje, die bij de deur van de linnenkamer stond om al te luidruchtig binnenstormen te beletten; zulke groote meisjes en toch net als kleine kinders verlangend om te zien wat St. Nicolaas gereden heeft! Maar ze lieten de goede, oude juffrouw lachen en ieder trachtte gauw bij haar eigen pak te komen. Alleen Justien ging aarzelend naar binnen. Eerst had ze niet gewild. Na dien avond was ze meer terughoudend dan ooit gewor den. 't Scheen wel of ze zich schaamde voor die ontboezeming in een vertrouwelijk oogen blik. Maar Elsje had haar meegetroond. Kom, had ze gezegd, Je moet je niet altijd zoo apart houden, dan zal Je het hier heusch veel pret tiger vinden: - Zoo was ze dus meegegaan cri nu stond ze wat hulpeloos tegen den muur geleund te kijken- Ze: deed niet eens moeite de adressen op de pakken ginds te iezen. Voor haar was er toch geen bij. Ooms postwissel had ze al- Daar vloog Els met stralende oogen op haar af; ze trok haar mee naar de tafels, waar nog maar enkele pakken lagen. Gauw Justien! Kijk hier ligt mijn pak en ginds heb ik jouw aclres ook gezien! Wat ongeloovig volgde Justien haar, maar toen Zie je wel riep Elsje verrukt uit, ik vind het toch zoo heerlijk! Ga je mee naar mijn kamertje om uit te pakken? Samen liepen ze naar boven Elsje haast dansend van pleizier Justien bedaarder 't nog niet vattend. Maar toen ze het eerste papier van haar pak af had- en den bovenop liggende brief had gelezen, begreep ze het wel! Van jouw moeder, zoo'n lieve brief, zei ze langzaam, terwijl de tranen haar in de oogen sprongen. Ze wil ook mijn moedertje zijn en in de Kerstvacantie mag ik met jou mee naar huis! En en nu heb ik toch ook mijn pale van thuis. Weer schreide Justien, maar nu van blijd schap en toen omhelsde ze Els, die op den grond van haar pak zat te genieten. Toe haal het jouwe ook hier, vlak bij me, zei Els en weldra zaten ze samen te be kijken, te proeven, te babbelen en te lachen. Justien was geheel veranderd. Nog nooit in haar leven was ze zoo blij geweest met de kostbare dingen, die ze voor cadeau-geld had kunnen koopen, als ze zich nu voelde met de eenvoudige,, kleine presentjes min der waarde dan wel liefde vertegen woordigend uit haar pak van thuis. Aardiger zusjes dan Els en Ansje van Dalen waren er in het heele stadje Lochem niet te vin,den; nooit zag je er een zonder de anderieder kende reeds uit de verte den donkeren krullebol van Els en het grappige jongenskopje van de kleine Ans. Els was twee jaar ouder dan haar zusje en zat op school dus ook een paar klassen hooger, maar in het speelkwartier en na school tijd vergat ze nooit Ansje op te zoeken en dan zorgde ze er ook wel voor, dat deze aan de leuke spelletjes van haar vriendinnetjes mee mocht doen. Op een middag, juist een week voor St. Nicolaas kwamen de zusjes stevig gearmd uit schooi en sloegen dadelijk den weg naar huis in. Het was mooi, vriezend weer, maar het begon al donker te worden. „Echt St. Nicolaasweer, hè Els?" zei Ansje, terwijl ze met kleine aanloopjes over de bevroren plas jes gleed. Op datzelfde oogenblik bleef Els verschrikt staan en riep: „O Ans, wat dom van mij. Ik ben heelemaal vergeten het je te vertellen. We moeten nog even terug." Waarom, vroeg Ansje verwonderd. Moet je voor Moeder een boodschap doen?" Nee, je raadt het nooit! Luister Ans: we gaan St. Nicolaas zoeken. St. Nicolaas zoeken? O Els wat leuk; moet je hem iets vragen? Ja, Ik moet hem even spreken, Kom gauw mee, dan zal ik het je onderweg wel vertellen, anders komen we veel te laat thuis en meteen trok Els haar zusje met zich voort. Weet je nog wel, begon ze, dat Moes gisteravond zei, dat haar gouden kettinkje gebroken was en dat ze er wel eens een nieuw hangertje aan wou hebben? Je zei nog dat ik het gebroken had. Dadelijk knikte Ansje van Ja, dat wist ze nog heel goed. Els was toen even boos op haar geworden, want het was bij ongeluk gebeurd en er was een kibbelpartijtje ge volgd. Nu, ging Els voort, toen heb ik later in bed bedacht, dat wij het samen aan St. Nicolaas moesten vragen. Zoo'n hangertje met van die mooie glinstersteentjes is erg duur weet je. Aan moeder zal hij het wel willen geven, Els, ze ls zoo'n schat. Maar zou hij niet meer boos op ons zijn, omdat we gisteren gekibbeld hebben? Dat denk ik niet, stelde Els gerust, an ders zal Ik hem wel vragen of hij het ver geten wlL Maar nu moeten we uitkijken Ans, op school zeiden ze, dat hij in deze straat logeerde. Ze behoefden niet lang te zoeken." Van een grooten, hel verlichten winkel ging plotseling de deur open en twee dames met wel zes kinderen kwamen, vroolljk pratend en lachend naar bulten. Els had juist tijd om naay binnen te kijken, toen werd de deur weer gesloten, maar ze had genoeg gezien. Hier is het Ans, riep ze opgewonden en meteen drukte ze haar neus tegen de ruit om een kiertje te ontdekken, waardoor ze opnieuw iets te zien kon krijgen. Dadelijk volgde Ans haar voorbeeld. - O, Els juichte ze, ik zie hem staan! En zwarte Piet zit aan zijn voeten met een zak vol speelgoed. En wat is het er druk, alle maal kinderen! Kom gauw, Els, dan gaan we ook naar binnen. Zonder zich te bedenken liep Els naar de deur, die op hetzelfde oogenblik door een portier, ln keurige uniform geopend werd. Eerst keek hij verbaasd de beide kinderen aan, toen zij hij: Komen jullie zoo alleen? Hebben jullie geen geleide? Wat bedoelt U? hakkelde Els. We moe ten St. Nicolaas spreken. Ja, maar dat gaat zoo maar niet, lachte de man, als je wat te vragen hebt, moet je moeder meekomen en moeten jullie ook wat gebruiken. Hebben jullie geld bij je. Ik geloof het niet, antwoordde Els be dremmeld, maar mogen wij St. Nicolaas dan niet even spreken? Nee dat gaat niet, zei de portier, komen jullie dan morgen maar met je moeder terug. Het volgend oogenblik' stonden dé zusjes weer op straat; Ans, die er niets yan begrepen had, keek boos, maar Els trok een heel ver drietig gezichtje. Ze had moeite niet te hui len, het was ook zoo'n Meeselijken tegenval ler. En het ergste was: Moeder mocht er, niets van weten, dus nu konclen ze heele maal niet met Sint spreken. Wat gemeen hè Els, waarom mochten wij nu niet naar binnen en die andere kinderen wel? zei Ans verontwaardigd, toen Els bleef zwijgen. Wat een nare man was dat! Och, Ansje, zuchtte Els, die portier kon het niet heipon. Ik had er aan moeten denken zie je, we hadden er een glas melk móeten drinken en dan hadden we wel met St. Nico laas mogen spreken. En waarom deden we dat dan niet? riep Ansje uit. Ik wil wel een glas melk. Maar daar hadden we voor moeten be talen, legde Els uit en ik had geen geld bij mij. Maar nu kunnen we heelemaal niet meer naar St. Nicolaas toe, want moeder, moet mee en die mag het juist niet weten. O, nou dan schrijven we hem een brief, zei Ans kort, maar ze bleef boos kijken. Els gezicht echter klaarde dadelijk op, dat was prachtig door Ans bedacht. Zeg, Ans, hoe bedenk je dat zoo ineenst, riep ze verrukt. Laten we voort maken, dan kunnen- we het dadelijk na het .eten doen. Het duurde nu niet lang meer of de zusjes waren thuis en denzelfden vond werd de brief ge schreven. In de linkerbovenhoek van een mooi, rose velletje papier zette Els voorzichtig: Lieve St. Nicolaas, en daaronder kwam de brief We vonden het allebei erg naar, dat we U vanmiddag zelf niet konden spreken. Die man met die gouden knoopen hield ons tegen, want we hadden geen geld om melk te drin ken. Wilt U als-tu-blieft aan Moeder een han gertje met steentjes geven, St. Nicolaas; het is voor haar gouden kettinkje. Ans wil graag een boek met letters hebben ên ik een groote pop. Vergeet U maar, dat wij gisteren ge kibbeld hebben, we hebben het later afge zoend. Dag lieve St. Nicolaas. Veel kusjes van .1 Els en Ansje van Dalen.' 1 Boschweg 8, Lochem.: Vol trots las Els haar brief nog eens over, en den volgenden morgen gooiden ze hem sa men in de brievenbus van het huis, waar, 8t. Nicolaas woonde. Wel tien keer keken ze om of hij er per ongeluk niet naast was ge vallen, maar nee, er was niets te zien. De rest van de week kroop om, einde lijk kwam toch de vijfde December, 's Avonds zou St. Nicolaas zelf komen strooien en dan zouden ze den morgen daarna op bed de cadeautjes vinden, die hij achtergelaten had. Het werd een heerlijke avond en het mooi ste was nog, dat St. Nicolaas bij zijn vertrek' een grooten brief met grooten lakken in Ansje's hand stopte en daarbij heel geheim zinnig lachte. Nauwelijks was hij weg, of Els en Ans waren al met den kostbaren brief in een hoekje gekropen en lazen: Lieve kinderen, Ik denk wel, dat Moeder haar hangertje krijgen zal, maar dat is nog een groot ge heim. Het kibbelen ben ik al lang vergeten, doen jullie het niet meer? ST. NICOLAAS. Wat waren Ans en Els blij, nu hadden ze zelfs een geheim met Sint; wat zou dat voor. Moeder een verrassing worden. Den volgenden ochtend had de klok juist zeven geslagen, toen Els haar oogen opende. Nog slaperig keek ze de kamer rond, maar, wat was dat? Meteen zat ze rechtop in bed en greep met beide handen naar een snoezige pop, die met haar groote, blauwe oogen haar nieuwe moedertje toelachte. Ans, juichte Els, O, Ans, wordt tocK wakker. Ik heb een pop gekregen en jij hebt' ook een heeleboel leuke dingen. Kijk maar. op je bed! Geen twee seconden later zaten de zusjes verrukt naast elkaar al hun moois te bewonderen en hun blijdschap werd vol maakt, toen moeder binnenkwam en hun een beeldig hangertje met glinsterende steentjes liet. zien. St. Nicolaas had dus woord ge houden. j

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 8