net pak van thuis'
reRUyL «hSSTr-op
De brief van
St. Nicolaas
HiiiilllÜl
Zij was-een Indische; een wees.
Een half jaar was ze nu al op de kostschool
bij de dames van der Molen en nog voelde zij
er zich niet thuis.
Hoe dat kwam?
Wel alle meisjes hadden vriendinnen,
vormden clubjes onder elkaar en keken na
tuurlijk eerst „het nieuwe kind" wat vreemd
aan; dat gebeurt altijd. Maar als de nieuwe
ling dan maar wat toeschietelijk is en
zich een beetje wil geven, komt er spoedig
toenadering. Toeschietelijk echter was Justien
alleminst Van 't eerste oogenblik af aan, had
zij zich apart gehouden, teruggetrokken, uit
verlegenheid een hooghartig air aangeno
men, zoodat 't al gauw door de school ging:
„Die Justien is toch zoo'n trotsch kind!" De
kostmeisjes vertelden 't aan dagscholieren en
nu langzamerhand had Justien zich ook ge
heel in die rol ingeleefd en begon werkelijk
hoogmoedig te doen en zich te laten voor
staan op wat zij vóór had en mocht boven
de andère jneisjes.
Haar voogd, die heel rijk was, liet het
haar aan niets ontbreken. Justien kon de
mooiste japonnetjes met juffrouw Koosje, de
buishoudster van de kostschool, die hiervoor
de zorg op zii h had genomen. Was er concert
of ander uitgangetje, waaraan de kostmeisjes
die van thuis verlof hadden, mochten deel
nemen, Justien was er altijd bij; zij mocht
altijd. Niets was te duur, oLJustien kon het
krijgen.
Dat dit wel eens afgunst opwekte,, kun je
begrijpen! Onder elkaar hadden de meisjes
het er dikwijls over en dan was er geen een
die Justien niet benijdde en ook tevens be
schouwde als één die eigenlijk geheel bui
ten het schoolwereld je stond.
Elsje, t aardige, blonde kind met de vroo-
lijke, blauwe oogen was het tegenbeeld van
Justien. Niet alleen uiterlijk, maar ook ka
rakter, in positie, op school, in omstandig
heden van huis uit: Els was de algemeene
lieveling, zij had vriendinnen bij de vleet;
haar zonnig vriendelijk hartje had er be
hoefte aan zich te geven en hoogmoedig was
ze geen zier.
O, lieden, zou Elsje een beetje verdrietig
gezegd hebben, als men haar dit prijsje in
haar gezicht had gegeven, 't is geen kunst
om niet hoogmoedig te zijn, als er ook niets
is om hoogmoedig om te wezen.
Bij Elsje thuis moest het zuinig toegaan en
dit was 't eenige wolkje in zonnig Elsekind's
leventje. Ze hield dolveel van mooie dingen
en uitgangetjes en pretjes, hoewel ze, als
oudste moeders zorgen kennend, er dapper
tegen streed en haar best deed vooral nu
flink te profiteeren van haar leertijd, om des
te gauwer moeders steun te kunnen zijn.
Maar in een onbewaakt oogenblik betrapte
Els er zich toch op, dat ze zich zuchtend zat
voor te stellen, hoe ze zou genieten van al
dat onbereikbare, als ze Justien was,
Justien, dat kind, verbeeld eens: laatst was
ze jarig en daar kreeg ze me liefst een post
wissel van vijf-en-twintig gulden van haar
oom! Zoo maar in eens vijf en twintig gulden!
Denk toch eens aan!
Och Elsje dacht aan haar eigen verjaai-
dag, die ook in den schooltijd viel.
Wat stak dan dat eenvoudige pakje van
moeder, wat ze kreeg voor 't meerendeel
nuttige cadeautjes en verder goedkoope klei
nigheden van de kinderen daarbij vree-
selijk af.
Ze was zoo gewoon alles aan moeder te
schrijven, dat er warempel ook iets van deze,
nu ja, j a 1 o e r s c h e gedachten onverhoeds
uit haai' pen in den brief naar huis was ge
slopen. Moeder had er maar terloops op ge
zinspeeld heel vriendelijk met een paar
wóórden alleen naar gevraagd of Elsje nu
moeder 't pleizier eens wilde doen eens uit
te vinden, of er geen dingen waren, waarom
Justien te beklagen, inplaats van te benijden
was. En Els heel eerlijk had het 's avonds
dadelijk geprobeerd.
Dat ze een woes was? Natuurlijk, dat was
vreselijk maar Justien had haar ouders
nooit gekend, besefte dus niet zóó, wat ze
miste als een ander, dfe dat geluk wèl ge
smaakt had. O, Elsje mocht er niet aan
denken, wat 't hijvoorbeeld voor haar zou
wezen, maar Justien wist niet anders en
ze was toch nog rijk in 't bezit van zoo'n
beste oom.
Nu kwam Eis van lieverlede weer op wat
Justien vóór harU- zoo'n vrij leventje! Haar
oom vond alles goed, verwende* haar zoo
vreeselijk! Zulke groote cadeaux altijd! En,
uitspinnend wat zij wel zou doen, als ze in
Justiens plaats was, viel Elzekind in slaap.
Na dien avond was ze er niet meer op
teruggekomen en in haar brieven naar hufs
had ze Justien niet meer genoemd.
't Was einde November.
Het huiswerk voor 's avonds was tot een
minimum teruggebracht^ en als de meisjes
dat af hadden, mochten ze aan haar St.
Nicolaas-werkjes gaan. In de ontspannings
zaal mochten ze bij clubjes aan kleine tafel
tjes ziften. Dit vonden ze gezelliger dan aan
de groote ronde tafel. Die was beter geschikt
voor spelletjes, zooals ze Zondagsavonds
deden, maar voor werkjes, die toch eenigs-
zins geheim moesten blijven, waren deze
aparte hoekjes veel gezelliger. Ze mochten
zelf de tafeltjes zetten, waar ze die hebben
wilden; ook stelde juffrouw Koosje een paar
kamerschutjes beschikbaar, om werkjes, die
voor huisgenooten waren, aan nieuwsgierige
blikken te onttrekken.
Dat was me een gescharrel eh een gelach,
voordat iedereen zat! Elk meisje zocht haar
eigen clubje, maar Els werd door ieder clubje
aangeroepen; overal wilden ze haar binnen
hebben- Lachend weerde ze die aanvragen af
en voegde zich bij 't troepje in 't knusse hoek
je ginds, 't Waren haar beste vriendinnen:
Dora, Willy, Jeanne en Bets. Die zetten gauw
een stoel voor haar en duwden haar er op.
Maar nauwelijks zat Els of ze sprong over
eind. Té midden van de algemeene vroolijk-
heid was Justien binnen gekomen. Daar ze
zwaar verkouden was geweest, had ze een
paar dagen boven moeten blijven en was dus
nog niet bij zoo'n avondje geweest. Met haar
donkere oogen keek ze onvriendelijk van 't
ééne clubje naar het andere; haar lippen
hield ze saamgeperst ze zag er nog meer
ongenaakbaar uit dan anders, 't Was alsof
haar geheele voorkomen zei: „jullie hebt mij
niet noodig; je kunt wel onder elkaar pret
maken en ik, ik ben te trotsch. om me op te
dringen".
Niemand van de andere meisjes nam bij
zondere notitie van liaar. Maar Elsje's hartje,
dat ieder graag blij wist, deed haar als bij
ingeving naar Justien toeloopen.
Kom bij ons zitten; kijk hier is nog
plaats! En meteen sjouwde ze al een tabouret
naar 't hoekje, ging er zelf op zitten en
wenkte Justien, terwijl ze met de hand op de
nu vrij gekomen stoel klopte, 't Was den
anderen vier maar half naar den zin.
Nu kunnen we niets geen pret meer
maken, pruttelden ze.
Och ja, toch wel, fluisterde Els terug, ze
stond daar zoo zielig en dat vond ik zoo
naar En meteen schoot daar dat zinnetje
uit moeders brief haar te binnen, zou dat
„altijd apart wezen", niet meegeteld worden
door de anderen, ook een van de dingen
zijen, die moeder bedoelde?
Even maar stond Els hier bij stil- De
vroolijke drukte, 't geroezemoes van al die
stemmen om haar heen, 't lachen, *t babbelen
over het komende feest, deden alle andere
gedachten al gauw weer wegvliegen.
Den volgenden avond zat Justien, alsof het
vanzelf sprak, weer naast Elsje, den daarop
volgenden avond weer en zoo voortaan altijd.
Ze praatte niet mee, zat maar stilletjes te
werken aan een ingewikkeld patroon, een
haardkleed voor oom's kamer, 't Werd alge
meen bewonderd doch een beetje terughou
dend, zooals de meisjes alles van Justien
beschouwden.
Hoe sneller het feest naderde, des te meer
werden hoofden en harten er mee vervuld.
Onder het werken door verdiepten de meisjes
zich in gissingen over de cadeautjes, waar
mee ze zelf verrast zouden worden. Vooral
de pakken van thuis speelden hierbij een
groote rol.
Jarenlange gewoonte was het op de kost
school, dat aan de meisjes geadresseerde St.
Nicolaaspakken door juffrouw Koosje in ont
vangst werden genomen, die ze in de linnen
kamer rangschikte op tafels, waarover witte
lakens waren uitgespreid. Op St. Nicolaas-
avond stuurden de secondantes en meisjes
elkaar kleinigheden, meest grapjes, surprises
Waarbij dikwijls met versjes op geestige ma
nier toespellingen waren gemaakt op kleine
eigenaardigheidjes of zwakjes. Maar de ca
deaux van buiten af kregen ze pas op den
zesden December. Dan togen ze 's morgens
naar de linnenkamer, inplaats van naar de
schoollokalen en zoo gauw de meisjes haar
eigen pak Ontdekt hadden, mochten ze zich
er mee terugtrekken in de verschillende ka
mertjes, om er eens echt van te genieten. Dat
werd dan al gauw heen en weer loopen om
elkander alles te laten kijken, een bewonde
ren over en weer, een proeven, nog eens weer
bekijken
Niets leuker dan zoo'n ochtend, zeiden
de meisjes en nu zoo onder het werk door,
hadden ze 't er druk over en vertelden er
Jeanne en Bets van, die ook nieuwelingen
waren, maar zich toch al heel wat beter hier
thuis voelden dan Justien Jeanne en Bets
waren vol belangstelling, deden vragen
Opeens sprong Justien op en liep haastig
de zaal uit- De meesten bemerkten het niet
eens, maar die in haar hoekje keken even
verbaasd.
Zou ze niet wel zijn? veronderstelde
Elsje.
Och, wel neen, zeiden de anderen, het is
een kuur - 't is zoo'n raar kind; altijd heeft
ze wat aparts en ze praatten en lachten
weer door.
Elsje deed mee, maar niet van harte. Plot
seling schoof ze haar na&ldoosje weg.
Ik moet even naar boven, zei ze ver
ontschuldigend, even maar!
Toch niet naar dat kind? vroeg er een.
Laat dat vervelende spook toch, riep een
ander.
Als ze zich te hoog acht voor ons, be
hoeft ze volstrekt niet bij ons te zitten, 't Was
enkel om jou, dat we' 't goed vonden.
Maar Els hoorde t al niet meer. Ze liep
naar boven regelrecht naar Justien's kamer
tje. Op den drempel met den deurknop in de
hand, had ze toch even een raar gevoel en
aarzelde. Mogelijk zou Justien 't heel gek
vinden, als Els zoo maar binnenkwam, ja,
ze zou er misschien boos om zijn, haar af
snauwen en als er nu iets was, waar Elsje
niet tegen kon, was t een hard woord; daar
voor was ze banger dan voor straf.
Met zichzelf oneens stond ze daar- Einde
lijk riep ze zachtjes: Justien, Justien, scheelt
er wat aan? Ik ben het maar ,Els!
Geen antwoord; neen 0f toch hoorde
ze daar niet iets? t Klonk als zacht snikken.
Nu vergat blond Elsje al haar bedenkingen,
stapte vastberaden naar binnen en vond bij
't zwakke maanlicht den weg naar 't hed
Met het gezicht in het kussen verborgen lag
Justien te schreien, te schreien
Elsje vergat al haar grieven. Haar hartje
voelde niets dan medelijden. Ze ging op den
rand van het bed zitten en, er zelfs geen
oogenblik meer aan denkend, dat Justien de
ongenaakbare Justien was, sloeg ze
haar armen om haar heen. Zoo in 't donker
bleef ze zoo een poosje zitten; toen vroeg ze
zachtjes:
Kan je me dan niet zeggen wat je zoo
bedroefd maakt? Misschien zou ik Je kun
nen helpen.
Eindelijk, na geduldig aanhouden, kwam
het er uit. Neen, niemand kon haar helpen.
Och, 't was alleen maar, toen ze allemaal
zoo praatten over de St. Nicolaaspakken van
thuis en zij ze kreeg nooit een pak van
thuis nooit! Oom was ongetrouwd, woon
de op kamers; op haar verjaardag stuurde
hij geld en nu met St. Nicolaas zou hij het
zeker weer doen. Dat was nu wel heel
mooi
Ja, stemde Els zachtjes toe; je kunt er
toch maar alles voor koopen wat je wilt
hebben!
Maar Justien schudde heftig het hoofd.
Neen, neen, niet alles kon Je voor geld koo
pen. En toen in 'n 'oogenblik van vertrouwe
lijkheid zoo in het donker scheen het ge
makkelijk te gaan verliet Justien haar hoog
voetstuk om haar haf-Ij e uit te storten voor
blond-Elzekind, dat Stilletjes luisterde- O, 't
was een droevig verhaaltje van een eenzaam
klein meisje, zónder echt thuis, altijd onder
vreemden
Wat zonk nu dat rijk zijn, dat alles mogen
in het niet! Weer dacht Els aan 't zinnetje in
moeders brief. En haar gedachten gingen
ook nog wat verder
Nog voordat ze' dien avond naar bed ging,
^erd er een briefje aan moeder geschreven
en juffrouw met een enkel woord op de hoog
te gebracht, zorgde er voor, dat 't nog op de
post kwam.
Zes December!
Zulke groote 'meisjes, lachte juffrouw
Koosje, die bij de deur van de linnenkamer
stond om al te luidruchtig binnenstormen te
beletten; zulke groote meisjes en toch net
als kleine kinders verlangend om te zien wat
St. Nicolaas gereden heeft!
Maar ze lieten de goede, oude juffrouw
lachen en ieder trachtte gauw bij haar eigen
pak te komen.
Alleen Justien ging aarzelend naar binnen.
Eerst had ze niet gewild. Na dien avond
was ze meer terughoudend dan ooit gewor
den. 't Scheen wel of ze zich schaamde voor
die ontboezeming in een vertrouwelijk oogen
blik. Maar Elsje had haar meegetroond. Kom,
had ze gezegd, Je moet je niet altijd zoo apart
houden, dan zal Je het hier heusch veel pret
tiger vinden: -
Zoo was ze dus meegegaan cri nu stond ze
wat hulpeloos tegen den muur geleund te
kijken- Ze: deed niet eens moeite de adressen
op de pakken ginds te iezen. Voor haar was
er toch geen bij. Ooms postwissel had ze al-
Daar vloog Els met stralende oogen op
haar af; ze trok haar mee naar de tafels,
waar nog maar enkele pakken lagen. Gauw
Justien! Kijk hier ligt mijn pak en ginds heb
ik jouw aclres ook gezien!
Wat ongeloovig volgde Justien haar, maar
toen
Zie je wel riep Elsje verrukt uit, ik vind
het toch zoo heerlijk! Ga je mee naar mijn
kamertje om uit te pakken?
Samen liepen ze naar boven Elsje
haast dansend van pleizier Justien bedaarder
't nog niet vattend. Maar toen ze het eerste
papier van haar pak af had- en den bovenop
liggende brief had gelezen, begreep ze het
wel!
Van jouw moeder, zoo'n lieve brief, zei
ze langzaam, terwijl de tranen haar in de
oogen sprongen. Ze wil ook mijn moedertje
zijn en in de Kerstvacantie mag ik met jou
mee naar huis! En en nu heb ik toch
ook mijn pale van thuis.
Weer schreide Justien, maar nu van blijd
schap en toen omhelsde ze Els, die op den
grond van haar pak zat te genieten.
Toe haal het jouwe ook hier, vlak bij
me, zei Els en weldra zaten ze samen te be
kijken, te proeven, te babbelen en te lachen.
Justien was geheel veranderd. Nog nooit
in haar leven was ze zoo blij geweest met
de kostbare dingen, die ze voor cadeau-geld
had kunnen koopen, als ze zich nu voelde
met de eenvoudige,, kleine presentjes min
der waarde dan wel liefde vertegen
woordigend uit haar pak van thuis.
Aardiger zusjes dan Els en Ansje van
Dalen waren er in het heele stadje Lochem
niet te vin,den; nooit zag je er een zonder
de anderieder kende reeds uit de verte den
donkeren krullebol van Els en het grappige
jongenskopje van de kleine Ans. Els was
twee jaar ouder dan haar zusje en zat op
school dus ook een paar klassen hooger,
maar in het speelkwartier en na school
tijd vergat ze nooit Ansje op te zoeken en
dan zorgde ze er ook wel voor, dat deze aan
de leuke spelletjes van haar vriendinnetjes
mee mocht doen.
Op een middag, juist een week voor St.
Nicolaas kwamen de zusjes stevig gearmd
uit schooi en sloegen dadelijk den weg naar
huis in. Het was mooi, vriezend weer, maar
het begon al donker te worden. „Echt St.
Nicolaasweer, hè Els?" zei Ansje, terwijl ze
met kleine aanloopjes over de bevroren plas
jes gleed. Op datzelfde oogenblik bleef Els
verschrikt staan en riep: „O Ans, wat dom
van mij. Ik ben heelemaal vergeten het je
te vertellen. We moeten nog even terug."
Waarom, vroeg Ansje verwonderd. Moet
je voor Moeder een boodschap doen?"
Nee, je raadt het nooit! Luister Ans:
we gaan St. Nicolaas zoeken.
St. Nicolaas zoeken? O Els wat leuk;
moet je hem iets vragen?
Ja, Ik moet hem even spreken, Kom
gauw mee, dan zal ik het je onderweg wel
vertellen, anders komen we veel te laat thuis
en meteen trok Els haar zusje met zich voort.
Weet je nog wel, begon ze, dat Moes
gisteravond zei, dat haar gouden kettinkje
gebroken was en dat ze er wel eens een nieuw
hangertje aan wou hebben? Je zei nog dat
ik het gebroken had.
Dadelijk knikte Ansje van Ja, dat wist ze
nog heel goed. Els was toen even boos op
haar geworden, want het was bij ongeluk
gebeurd en er was een kibbelpartijtje ge
volgd.
Nu, ging Els voort, toen heb ik later
in bed bedacht, dat wij het samen aan St.
Nicolaas moesten vragen. Zoo'n hangertje
met van die mooie glinstersteentjes is erg
duur weet je.
Aan moeder zal hij het wel willen geven,
Els, ze ls zoo'n schat. Maar zou hij niet
meer boos op ons zijn, omdat we gisteren
gekibbeld hebben?
Dat denk ik niet, stelde Els gerust, an
ders zal Ik hem wel vragen of hij het ver
geten wlL Maar nu moeten we uitkijken Ans,
op school zeiden ze, dat hij in deze straat
logeerde.
Ze behoefden niet lang te zoeken." Van een
grooten, hel verlichten winkel ging plotseling
de deur open en twee dames met wel zes
kinderen kwamen, vroolljk pratend en
lachend naar bulten. Els had juist tijd om
naay binnen te kijken, toen werd de deur
weer gesloten, maar ze had genoeg gezien.
Hier is het Ans, riep ze opgewonden en
meteen drukte ze haar neus tegen de ruit
om een kiertje te ontdekken, waardoor ze
opnieuw iets te zien kon krijgen. Dadelijk
volgde Ans haar voorbeeld.
- O, Els juichte ze, ik zie hem staan! En
zwarte Piet zit aan zijn voeten met een zak
vol speelgoed. En wat is het er druk, alle
maal kinderen! Kom gauw, Els, dan gaan
we ook naar binnen.
Zonder zich te bedenken liep Els naar de
deur, die op hetzelfde oogenblik door een
portier, ln keurige uniform geopend werd.
Eerst keek hij verbaasd de beide kinderen
aan, toen zij hij: Komen jullie zoo alleen?
Hebben jullie geen geleide?
Wat bedoelt U? hakkelde Els. We moe
ten St. Nicolaas spreken.
Ja, maar dat gaat zoo maar niet, lachte
de man, als je wat te vragen hebt, moet
je moeder meekomen en moeten jullie ook
wat gebruiken. Hebben jullie geld bij je.
Ik geloof het niet, antwoordde Els be
dremmeld, maar mogen wij St. Nicolaas dan
niet even spreken?
Nee dat gaat niet, zei de portier, komen
jullie dan morgen maar met je moeder terug.
Het volgend oogenblik' stonden dé zusjes
weer op straat; Ans, die er niets yan begrepen
had, keek boos, maar Els trok een heel ver
drietig gezichtje. Ze had moeite niet te hui
len, het was ook zoo'n Meeselijken tegenval
ler. En het ergste was: Moeder mocht er,
niets van weten, dus nu konclen ze heele
maal niet met Sint spreken.
Wat gemeen hè Els, waarom mochten
wij nu niet naar binnen en die andere
kinderen wel? zei Ans verontwaardigd, toen
Els bleef zwijgen. Wat een nare man was
dat!
Och, Ansje, zuchtte Els, die portier kon
het niet heipon. Ik had er aan moeten denken
zie je, we hadden er een glas melk móeten
drinken en dan hadden we wel met St. Nico
laas mogen spreken.
En waarom deden we dat dan niet? riep
Ansje uit. Ik wil wel een glas melk.
Maar daar hadden we voor moeten be
talen, legde Els uit en ik had geen geld bij
mij. Maar nu kunnen we heelemaal niet
meer naar St. Nicolaas toe, want moeder,
moet mee en die mag het juist niet weten.
O, nou dan schrijven we hem een brief,
zei Ans kort, maar ze bleef boos kijken. Els
gezicht echter klaarde dadelijk op, dat was
prachtig door Ans bedacht.
Zeg, Ans, hoe bedenk je dat zoo ineenst,
riep ze verrukt. Laten we voort maken, dan
kunnen- we het dadelijk na het .eten doen. Het
duurde nu niet lang meer of de zusjes waren
thuis en denzelfden vond werd de brief ge
schreven.
In de linkerbovenhoek van een mooi, rose
velletje papier zette Els voorzichtig:
Lieve St. Nicolaas,
en daaronder kwam de brief
We vonden het allebei erg naar, dat we U
vanmiddag zelf niet konden spreken. Die man
met die gouden knoopen hield ons tegen,
want we hadden geen geld om melk te drin
ken.
Wilt U als-tu-blieft aan Moeder een han
gertje met steentjes geven, St. Nicolaas; het
is voor haar gouden kettinkje. Ans wil graag
een boek met letters hebben ên ik een groote
pop. Vergeet U maar, dat wij gisteren ge
kibbeld hebben, we hebben het later afge
zoend. Dag lieve St. Nicolaas.
Veel kusjes van .1
Els en Ansje van Dalen.' 1
Boschweg 8, Lochem.:
Vol trots las Els haar brief nog eens over,
en den volgenden morgen gooiden ze hem sa
men in de brievenbus van het huis, waar,
8t. Nicolaas woonde. Wel tien keer keken
ze om of hij er per ongeluk niet naast was ge
vallen, maar nee, er was niets te zien.
De rest van de week kroop om, einde
lijk kwam toch de vijfde December, 's Avonds
zou St. Nicolaas zelf komen strooien en dan
zouden ze den morgen daarna op bed de
cadeautjes vinden, die hij achtergelaten had.
Het werd een heerlijke avond en het mooi
ste was nog, dat St. Nicolaas bij zijn vertrek'
een grooten brief met grooten lakken in
Ansje's hand stopte en daarbij heel geheim
zinnig lachte. Nauwelijks was hij weg, of
Els en Ans waren al met den kostbaren
brief in een hoekje gekropen en lazen:
Lieve kinderen,
Ik denk wel, dat Moeder haar hangertje
krijgen zal, maar dat is nog een groot ge
heim. Het kibbelen ben ik al lang vergeten,
doen jullie het niet meer?
ST. NICOLAAS.
Wat waren Ans en Els blij, nu hadden ze
zelfs een geheim met Sint; wat zou dat voor.
Moeder een verrassing worden.
Den volgenden ochtend had de klok juist
zeven geslagen, toen Els haar oogen opende.
Nog slaperig keek ze de kamer rond, maar,
wat was dat?
Meteen zat ze rechtop in bed en greep
met beide handen naar een snoezige pop, die
met haar groote, blauwe oogen haar nieuwe
moedertje toelachte.
Ans, juichte Els, O, Ans, wordt tocK
wakker. Ik heb een pop gekregen en jij hebt'
ook een heeleboel leuke dingen. Kijk maar.
op je bed! Geen twee seconden later zaten
de zusjes verrukt naast elkaar al hun moois
te bewonderen en hun blijdschap werd vol
maakt, toen moeder binnenkwam en hun een
beeldig hangertje met glinsterende steentjes
liet. zien. St. Nicolaas had dus woord ge
houden. j