kabouter
VRIJDAG 2 DECEMBER
MARIA VALVEROE
UIT DONKER AFRIKA
BIJ DEN TANDARTS IN ETHIOPIë.
EEN GESLEPEN BOEF
Oplichting met verrekenpakketten
NU HEEL ITALIË SCHRIJVEN KAN
EEN OUDE VOLKSSECRETARIS
GESTORVEN
Don C'iccio van Napels
DE MOEDER VAN MGR. SEIPEL
HAAR HUIS WORDT EEN
KINDERHUIS
Ingewijd door den bondskanselier zelf
KOMT ER OOK WEL OVERHEEK
EEN EIGENAARDIG PROCES
HET INTERNATIONAAL
GERECHTSHOF ZAL
SPREKEN
Een heel houwer procedeert
tegen Tsjecho-Slowakië
Ecu brandkast vau 600 pond meegenomen
DE GEMEENTEN DIENEN
VAN ANTWOORD
PAGINA 4
DE CARMEN UIT SPANJE.
Spanje!" Men denkt aan brandend stekend
zonlicht, barre hoogvlakten met zeldzame ste
den als oasen van leven en rumoer, maar ook
aan heerlijke kustvlakten met vruchtbare
landouwen, waar de helgele citroenen pikant
plekken in het sonore groen.
Spanje! Het land der excessen ook bij de
inwoners, waar de hartstochten feller oplaaien
dan bij Noorderlingen, waar het bloed sneller
jaagt dan onder een killer zon. Spanje, het
land der toreadors en der Carmencita's!
Spanje verklankt in Bizets gdniaal meester
werk, waar de eclatante ouverture ons met een
achok van het vurige A-dur invoert in de fier
heid en grandezza der stierengevechten, waar
zich het grootste genoegen paart aan de hoog
ste edrzuebt.
Was het te verwonderen, dat wij er op uit
togen om de kunstzinnige vertolkster van de
suggestieve CarmenoLta-rol, Signora Maria Val-
verde, die nu reeds haar vijfde Hollandsche
seizoen doormaakt, te interviewen?
Het was bekend, al ware het reeds door
hare vertolking van de Carmen, dat zij Spaan-
scho is en geen Italiaansche.
Zij is geboren te Madrid en studeerde onder
de hooge bescherming van de Infante Isabella,
een tante van den tegenwonrdigen koning Al-
fons, welke hare opleiding toevertrouwde aan
den Spaausehen meester Guervos.
Kaar debuut als zangeres vond dan ook in
den intiemen kring van Isabella's hofhouding
plaats te Madrid, waarbij zij voornamelijk com
posities van haren leermeester zong.
Als concertzangeres heeft zij te Madrid op
een concert della Societa nazionale dl Musica
in 1918 liederen van den bij de Lusitania-
ramp om het leven gekomen componist Grana-
dos ten artistieken doop gehouden. Ook Manuel
da Falla droeg haar enkele zijner liedcompo
sities op.
Als operazangeres debuteerde zij eveneens
in Madrid aan het Koninklijke theater en wel
in do rol van Mignon, welke rol in het Itali-
aansch gezongen werd, een eigenaardigheid in
Spanje, waar men in de opera meer van het
Italiaanseh gebruik maakt dan van het
Spaansch. Dit debuut vond plaats op den 2den
Januari 1918, dus midden in den grooten oor
log. Van Madrid uit ging de zangeres naar
Barcelona, van waaruit zij zich al spoedig een
go den naam als actrice en zangeres verwierf.
Na oen tournée door Centraal Amerika en
Mexico (Mexico-City) richtte zij haar schreden
naar het land der operacultuur, Italië, waar zij
in 1921 haar tournée's begon in Torino aan
het theatro Reggio in de opera Nerone van
Boito. Successievelijk bereisde zij Napels, (San
Carlo theater) Genua, Brescia, Palermo, (Si
cilië) en nog vele Italiaansche steden, overal
triomfen vierend en succes oogstend. In 1923
kwam zij voor het eerst in Holland, waar
zooals wel bekend mag Ueeten haar succes
niet minder groot is geweest.
„Ik beschouw dan ook Holland, waaraan ik
zeer veel verplicht ben", aldus ae zangeres, „wer
kelijk als mijn tweede of zoo ge wilt derde
vaderland (Italië sprak natuurlijk ook een
woordje mee). Het klimaat van Uw land be
valt me werkelijk uitstekend, ik ben er geheel
aan gewoon getwordeu en het publiek is heusch
molto gentile, waardeert onze bedoelingen en
geeft getuigenis van een zeer goeden smaas.''
„Zet vooral in uw blad", voegde de kunste
nares er met nadruk aau toe, „hoezeer ik het
Hollandsche publiek dankbaar ben voor de zeer
vele blijken van waardeering, die mij zoo grif
en gul worden gtlschonken."
Met begeestering vertelde zij ons van hare
opvattingen omtrent de uitbeelding van de
canailleuse figuur, die door de muziek van
Bizet zulk een prachtig veredelend relief ont
ving, die haar hier in de hooge sfeer van zijn
genialiteit en er al het banale en afstootende
uitlichtte, en het was of de g<eellige Holland
sche huiskamer waar de Signora ons ontving
verdween en we haar zagen in de woelige her
berg van Lilas Pastia of getooid met de Spaan-
sche mantilla voor de arena der toros in het
fatale onderhoud met den tot wanhoop ge-
brachten Don José.
De zangeres verlaat Holland ditmaal reeds
midden in de Italiaansche stagione, wijl con
tractuele verplichtingen haarbegin Januari
naar Barcelona roepen; zij zal daar in haar
geboorteland et® tournée maken, om vervol
gens haar schreden weer te richten naar Italië.
en dan natuurlijk weer naar Holland"
besloten wij, waarop do Signora glimlachte en
antwoordde: „Spero.." laat ons afwachten!
J. K.
Aan „La Semaine Dentaire" ontleent fle
„Morgen" enkele ervaringen, welke de tand
arts in zijn practijk in Ethiopië zooal opdoet:
Ik werk 6edert drie jaar in een Oostersche
stad en er zijn dagen, waarop iedere patiënt
van een ander nationaliteit en tevens van ettn
andere kleur is. Dat begint vaak met zwarte
vrouwen dewelke gouden kronen gemaakt wil
len hebben op de volkomen gave snijtanden; of
wel met Annamieteu in een lang hemd van
crêpe de chine, die, voorbeeldige patiënten als
zij zijn, de zwaarste extractie onverdoofd» laten
verrichten, zonder ook maar een kik te geven.
Verder Hollandsche matrozen, zoo weggeloo-
pen van eun plaatje uit de reizen van Jules
Verne; Russische uitgewekenen, onderweg
van het Verre Oosten naar Frankrijk en van
daar naar het Verre Oosten op zoek naar hun
verloren fortuinen; Duitsckers, die wilde bees
ten komen zoeken eu die even zwaar en stevig
zijn als hun kooien voor hyena's en luipaarden;
Amerikaansche zendelingen, altijd en overal in
een Ford, stipt in hun afspraken en steeds
voorzien van een cheque-boekje; Fransche
ambtenaren met hun klachten over den slech
ten koers van den franc en die hun spaarduit
jes tellen in biljetten van 5 francs; scboone
zeer naïve Creoolschen; Engelselieu met een
racket, zóó van de tennisbaan gekomen en de
Arabier, die me komt smeeken om zijn vrouw
aan huis te behandelen, want de Muzelmansche
zeden staan baar niet toe bet huis te verlaten,
zelfs niet voor een bezoUk aan den tandarts.
Een aanzienlijke dame van het land, zuster
eens konings, arriveert op haar muilezel, om
hangen met kleeden en met een tuig van zuiver
goud. Zij is omringd van dertig bedienden eu
slaven, waarvan zij, ondanks al mijn tegensput
teren, er vier van meeneemt in mijn spreek
kamer. Haar slaven houden dekens en lakens
uitgespreid om haar tot aan de deur voor het
booze oog te beschermen en nieuwsgierig
om de Europeesclie inrichting van het huis te
zien steken zij hun hoofden in alle kamers
De voorname dame, niet een gelaatskleur van
chocolade kondigt mij aan, dat zij al haar tan
den verguld wil hebben en als ik haar een glas
water geef om den mond te spoelen, grijnst
zij eventjes en verlangt.... champagne!
Op zekeren dag verschijnt een iulandsc.he
jonge weduwe voor het trekken van een kies.
Als het gelukt is, laat ik haar het stuk van
overtuiging in de tang zien. Plotseling kijkt
zij mij met oogen vol schrik aan eu met een
wanhopig gezicht spuwt zij een mond vol bloed
uit. „Do'»t het pijn", vraag ik.
„Nee mijnheer maar het is vandaag vasten
dag en nu heb ik bloed in den mond!"
Een lange, magere Soedanees komt binnen,
vergezeld van een klein vrouwtje, geheel gci-
huld in roode lompen.
„Wat wensch je?"
„Jij. maken een tand voor mijn vrouw?"
Zij doet den mond open en ik zie een fraai
gebit, waarin twee snijtanden ontbreken.
„Wat is er gebeurd, waar zijn dé tanden
gebleven?" vraag ik haar.
„Ik er op geslagen" vertelt de Soedaneesche
echtgenoot.
„Wat heeft zij dan gedaan, dat je haar ge
slagen hebt?"
Bij wijze van antwoord laat hij mij zijn
arm zien die de sporen vertoont van een
beet.
.Zij zoo", demonstreert hij door zijn tanden
over elkaar te schuren. „Ik geslagen!"
Een beambte aan het koninklijke Hof komt
eveneens een gouden kroon bestellen voor een
gaven snijtand; alleen verzoekt hij dezen niet
met cement te bevestigen opdat hij op de da
gen, dat hij voor zijn vorst moet verschijnen,
de kroon kan afnemen uit eerbied voor Zijne
Majesteit.
Ik stap in den trein naar de kust; eenige
vrienden zijn er om afscheid te nemen. Een
Indiër herkent mij aau het venster, werkt zich
door de menigte tot voor het. raam: „Meneer!
Meneer!Dit is het eenige wat ik uit zijn
woordenvloed kan verstaan, de rest volgt in liet
Arabisch en ik maak er met veel moeite vilt op,
dat het over drie schellingen gaat. Een van
mijn vrienden legt uit: „het schijnt, dat die
Indiër drie schellingen van je moet hebben."
„Welnee, houd ik vol, werkelijk, ik weet er
niets van!"
De trein fluit en begint meteen te rijden.
De Indiër haalt ijlings geld uit zijn zak en
g«eft, mij drie schellingen! Een medereiziger,
die Arabisch verstaat, gueft de verklaring:
„Hij was u' drie schellingen schuldig voor
het trekken van een kies bij zijn vrouw!"
Inderdaad, ik had hem in den Oostersclien
kaleidoseoop niet meer herkend.
De koopman Zimmermanu had zich dezer
dagen voor het schepenengerecht te Hannover
wegens bedrog te verantwoorden. Hij had aan
adressen van overleden personen verrekenpak
ketten gezonden, die een waardeloozen vulpen
houder en ook wel waardelooze vlekkenzeep in
hielden.
Beklaagde zeide, dat hij van een onbekende
den raad had gekregen vroegere adressen van
overledenen te verzamelen en aan deze verre
kenpakketten ten bedrage van vijf gulden te
zenden. De achtergeblevenen zouden dan in hun
bedroefde stemming ongetwijfeld deze pakket
ten aannemen.
Er zijn ongeveer 80 pakketten verzonden.
Zimmermann durfde zelfs civiele acties in te
stellen, als het verlangde bedrag niet binnen
kwam.
Hij werd tot een jaar tuchthuisslraf veroor
deeld.
DE STAAT IS BAAS
De voorrechten tier Pruisische studenten
organisaties wordpn afgeschaft
De Pruisische minister van onderwijs
zal aan de studentenorganisaties in Prui
sen meedeelen, dat zij niet langer door
den staat erkende organisaties zijn en derhalve
geen rechten kunnen doen gelden op medezeg
genschap voor de regeling-ran liet bestuur der
universiteiten.
Tevens zal aan de autoriteiten van de uni
versiteiten opdracht worden gegeven, geen be
trekkingen met de studentenorganisaties meer
te onderhouden
,t ~w V-
Men schrijft ons uit Rome:
Ook Napels wordt modern en verandert met
den nieuwen tijd. En dezer dagen is een van
de populairste menschen uit de straten van
Napels verdwenen: don Ciccio Maffei, de laat
ste publieke schrijver is overleden!
Meer dan dertig jaar zat don Ciccio (een
afkorting van Francesco) onder het portiek
van San Carlo brieven te schrijven voor ieder
een te Napels, die lezen noch schrijven kon en
dat waren er heel wat. Voor hoeveel analfabe
ten uit den kleinen koopmansstand schreef hij
de zakenbrieven en rekeningen al niet en boe-
veel testamenten beeft don Ciccio voor de
boeren uit den omtrek wel niet opgesteld!
Het meest echter was zijn vaardige pen in
dienst van minnende paartjes; het is eenvou
dig ontelbaar wat don Ciccio in dertig jaar
aan liefdesbrieven beeft geschreven. Soldaten
en dienstmeisjes, kleine winkeliers en wasch-
vrouwen, landbouwers en boerenmeisjes ken
den hem daar in die functie allemaal.
De laatste jaren weid zijn „kunst" minder
gezocht, want zelfs te Napels begon een ge
regeld onderwijs en al spoedig konden ook de
kleine luiden lezen en schrijven.
Dit wasvan gi'oote beteekenis voor onzen
braven don Ciccio, wiens zaken steeds slechter
gingen. En toen zelfs het portiek van San
Carlo, don Ciccio's historische schrijfkraam
door de autoriteiten eenigen tijd geleden ont
ruimd werd, ging zijn voorheen zoo bloeiende
zaak als offer aan den nieuwen tijd ten gronde.
Don Ciccio nam de wijk ónder de Galleria
Principe di Napoli, terwijl zijn laatste col
lega's op de Piazza del Municipio hun tenten
opsloegen. De collega'3 hieven achtereenvol
gens hun zaak op, terwijl don Ciccio als laatste
publieke Napolitaansche schrijver tot het bit
tere eind volhield.
Hoe zeer bij bij het vólk van 'Napels geacht
en bemind was, bleek bij zijn begrafenis, welke
zoo grootsch werd, dat men had kunnen den
ken dat er een vorst in plaats van een armen
schrijver gestorven was.
In de schaduw van de machtige rotsen,
wier toppen gekroond worden door de ruïne
Waitemegg, nfet ver van het pompeuze Moos-
■ster Melk, in de pittoreske bergen van den
moolen Wachati, staat een eenvoudig huisje,
op welks voormuur een schild is aangebracht,
met het opschrift: „Dieses sohliehte Haus 1st
die Geburtsstaett-e von Frau Elisabeth Seipel
gdb. Zeilientner, der Mutter von Oesterretchs
Rundeskauzler".
Dit huis nu werd .aangekocht door de Cari
tas sooialis, een organisatie, die haar ontstaan
dankt aan den grooten zoon der eenvoudige
vrouw, wier naam op den gevel van het huisje
vermeld staat en om de herinnering aan die
moeder levendig te hóuden werd het bestemd
tot een asyl, voor kinderen uit Weitenegg en de
omliggende gemeenten. Dat is nu weer zoo'n
echt Oostenrijksche, echt sympathieke geste,
te mooi om hier geen plaatsje te vinden.
Het oude huisje, waar tientallen van jaren
geleden, de nu reeds lang overleden moeder
van Oostenrijk's staatsman, haar eerste kinder
jaren doorbracht, weergalmt thans weer van
vroolijk lachen en spelen der kleinen, die daar
een toevlucht vinden. Dat het tot zoo'n mooi
doel zou worden bestemd, heeft het eenvoudig
huisje wel nooit gedroomd; geen wonder, dat
het bij zijn promotie in een geheel nieuw pakjo
is gestoken. Werd het in de laatste jaren steeds
meer aan zijn eenzaam droomen ontrukt, wijl
menig voorbijganger een blik wilde werpen in
de vertrekken, waar de moeder van deri kanse
lier als kind, al het wel en wee der kleine
menschen beleefde, thans is het een centrum
geworden van geheel den omtrek; honderden
kinderen zullen, bij dag. de bewaarschool be
zoeken, terwijl enkele tientallen, zelfs den nacht
zuilen doorbrengen in de eenvoudige behuizing,
toevertrouwd aan de goede zorgen der klooster
zusters, wier orde de zoon der eenvoudige vrouw
in het leven riep.
Het spreekt vanzelf, dat heel wat verande
ringen noodig waren, om het huis aan zijn
nieuwe bestemming te doen beantwoorden. Al
de stallingen en schuren moesten vallen, om
plaats te maken voor de keukens, badkamers,
voorraadkamers en dergelijke; zelfs moest een
machtig At s blok wijken om den tuin een be
hoorlijke grootte te kunnen geven; het dak
moest worden afgedragen en twee verdiepingen
werden opgebouwd, om ruimte te krijgen voor
de kinderen en voor de kapel, waarin de godde
lijke Kindervriend troont te midden der klei
nen, die Hij zoo gaarne in Zijn nabijheid heeft
en wien Hij liet" hemelrijk heeft beloofd.
Maar hu is alles gereed, liet huis, waar de
moeder van den kanselier liet levenslicht aan
schouwde, is veranderd in een asyl voor arme
kinderen, die verzorgd worden en verpleegd
door de zusters der Caritas socialis. Gisteren,
op Zondag na St. Elisabeth, heeft men het liuis
op plechtige wijze aan de Zusters geschonken
en den zegen van den Almachtige afgeroepen
op al zijn tegenwoordige en toekomstige bewo
ners.
Natuurlijk was mgr. Seipel zelf uit Weenen
gekomen, om, in tegenwoordigheid van den
bisschop van het diocees, mgr. Memelauer uit
St. Pölten, en een groote schare van geestelijke
en wereldlijke autoriteiten, de kerkelijke wij
ding te voltrekken. Nadat de groote staatsman,
zegenend en biddend door de verschillende
vertrekken was gegaan, sprak hij enkele woor
den tot de aanwezigen, woorden van dunk, wijl
men op deze wijze de herinnering eerde aau
zijn onvergetelijke moeder. Hij memoreerde
enkele feiten uit het leven der vrouw, aan wie
hij naast God hot bestaan beeft te danken, ter
wijl de toehoorders in adenilooze spanning ed;
zijner woorden opvingen, en met meer eerbied
nog opzagen tot den grooten zoon, die toonde,
ook nu nog, ecu onbegrensde liefde eu dank
baarheid jegens zijn overleden moedor te koes
teren.
EEN GOEDE HOND STAAT
VOOR GEEN SLOOT, MAAR EEN
Een merkwaardige kwestie zal waarschijnlijk
eerlang voor het hof van internationale justitie
te 's-Gravenhage in behandeling komen.
De heer Zsigmond Kisfaludi-Strobl, een der
grootste Hongaarsclie beeldhouwers zal een
aanklacht indienen tegen den Tsjecho-Slowaak-
schen staat.
In 1918 heeft genoemde beeldhouwer namelijk
te Kassa een expositie gehouden, waar o.a. 13
or^ineele beeldhouwwerken waren tentoonge
steld.
Op verzoek nu van een herdenkingscomité
aan de gesneuvelden in den oorlog heeft de
beeldhouwer een standbeeld vervaardigd van de
bij Gorlice gevallenen. Op de tentoonstelling
waren in bet geheel 173 stukken geëxposeerd.
Gedurende de tentoonstelling echter kwamen
de Tsjechische troepen eu hebben Kassa, dat
Tsjechisch Kosioe heet, bezet. Bij deze gelegen
heid werden de schilderijen en het standbeeld
weggenomen. Zsigmond Kisfaludi-Strobl tracht
te eerst langs diplomatieken weg zijn eigendom
men terug te krijgen, echter zonder succes.
Volgens het tussc.hen Hongarije en Tsjecho-
Slowakije gesloten vredesverdrag van Trianon
nu dienen eigendomsgeschillen tusschen een
particulier en een der betrokken staten beslist
te worden door liet internationaal hof van ju
stitie.
Te dien einde is men op het oogenblik bezig
in Hongarije gegevens te verzamelen. Hij heeft
een civielen eisch ten bedrage van 40.000 pen-
gö's ingediend.
BRUTALE INBRAAK IN EEN HULP
POSTKANTOOR.
In het huïp-<postkantoor te Wendisch-Linda
in het district Halle heeft een brutale inbraak
plaats gehad. Dit kantoor is in de gelijkvloer-
selie lokalen van het station gevestigd. De
inbrekers verschaften zich toegang door het
inslaan van een ruit. Eenmaal in het kantoor,
hebben zij de brandkast, die 300 K.G. weegt,
naar buiten weten te werken en op een .wégen,
dia aan de post toebehoort, weggereden, waar
na. zij haar openbraken en den inhoud ter
waarde van ongeveer 600 Mark meenamen.
REDELIJK FINANCIEEL BELEID.
(Vuil onzen correspondent.)
Bei'! ij n, 28 November 1927,
Heel Duitsehland lieeft met spanning uitge
zien naar de rede, waarin een der grooten van
de republiek beloofd had een der allergrootsten
van antwoord te dienen op een redevoering van
den laatste, welke den eerste niet beviel. De
opperburgemeester van Berlijn zou namelijk in
liet krijt treden en den president van de rijks
bank te lijf gaan over de speech, welke deze
opperbankier onlangs te Boehuin gehouden had
en waarin hij in uitgezocht krasse termen de
gemeenten van verkwisting beschuldigde.
De heer Böss heeft zijn afweerrede niet in
het Berlijnsche stadhuis maar in Dessau gehou
den en, te oordeelen naar de schaars binnen-
loopende telegrammen, heeft hij er van afge
zien een louter zakelijk betoog op te zetten. Hij
heeft zulks liever aan de „Vorwarts" overgela
ten, die iu zijn editie van hedenochtend een
aantal feiten en cijfers geeft, welke er toe die
nen kunnen de geprikkelde nieuwsgierigheid te
bevredigen. Böss zelf heeft zijn kracht elders
gezocht en wel in de politiek en heeft daarbij
een scliets ontworpen van de wijze, waart.z. i.
bet brandend vraagstuk der reorganisatie van
liet Reich opgelost behoort te worden.
Böss begint met zeer krachtig de partij op
te nemen van de zelfstandigheid der gemeenten
en deze tegen de suoode aanvallen van den
l'ijksbankpresident in bescherming te nemen.
Onder het lezen door wrijft men van verbazing
zijn oogen uit eu vraagt men zich af. hoe een
vuurrood socialist, die toch van huis uit voor
strakke centralisatie pleegt te zijn, zulllp aan
doenlijke lofzangen kan zingen over de geneucli-
ten, die in een verstrekkende zelfstandigheid
van de gemeenten verscholen zijn. Maar zooals
ook bij een schorpioen de verrassende hoofd
zaak in het puntje van den staart huist, zoo
bevatte ook het laatste uiteinde van de burge-
meesterlijke rede het eigenlijke program. Böss
wil volgens dit program de vrijstaten uitscha
kelen. Hij wil zijn republiek een krachtig cen
traal bestuur geven en alles wegruimen, wat
tusschen haar mocht staan en de gemeenten,
welke laatsten volie bevoegdheid moeten behou
den om den socialistischen heilstaat naar eigen
goeddunken in te richten.
Daar de opperburgemeester van Berlijn niet
de eerste de beste is in de Duitselie republiek,
moet aan dit program beduidende beteekenis
toegekend worden. Of zijn socialistische geest
verwanten het zonden meer over zullen nemen,
staat nog te bezien, maar in alle gevallen, zal
deze rede niet bevorderlijk zijn voor de voorge
nomen reorganisatie des rijks. Want het is
slechts met de grootste moeite, dat men er in
slaagt, breede kringen er toe te bewegen hun
schichtigheid op dit gebied prijs te geven. En
zoo deze kringen al halfslachtig aan de omvor
ming mede willen werken, dan willen zij dat
toch alléén doen langs evolutionnairen weg en
met het historisch gewordene als uitgangspunt.
Böss wil het historisch gewordene echter totaal
onderste boven werpen en zal met zijn voorstel
wel weinig anders bereiken dan dat vele behou
dende elementen zich heftig verschrikt weer
van de reorganisatie afwenden.
Intusschen liad toch reeds een ander 't pleit
van dï gemeenten opgenomen en de administra
tie van dezelven op zeer indrukwekkende wijze
tegen de wilde uitvallen van den heer Schacht
in bescherming genomen. Dr. Mulert, president
van den Duitschen „Stadtetaé", heeft 'namelijk
een artikel aan verschillende bladen rond ge
stuurd, dat wel geëigend is het, trouwens nog
maar weinig geschokte crediet van de gemeen-
ten weer volkomen te herstellen.
Mulert gaat van de woorden Schachts uit,
die in Boehum sprak; „Ik stel liier vast, dat,
wanneer de gemeenten alle weelde en niet drin
gende uitgaven vermeden hadden, wij waar
schijnlijk niet één enkele gemeentelijke leening
in het buitenland te plaatsen zouden gehad heb
ben".
Mulert stelt daar tegenover eerstens vast, dat
de gemeentelijke buiteniandsche leeniugen maar
een bagatel bedragen. Duitsehland heeft in to
taal meer dan 5% milliard in den vreemde ge
leend. Hiervan staan de gemeenten voor slechts
10 pet. of 54S millioen debet. Bovendien heb
ben de gemeenten nog 2 milliard in het binnen
land opgenomen, zoodat hun gezamenlijke
schuld op langen termijn 1% milliard bedraagt.
Ze hebben dus gemiddeld per jaar (sedert de
stabilisatie) 625 millioen opgenomen, terwijl ze
in de twee laatste jaren vóór den oorlog 750
en 850 millioen opnamen. Deze zelfbeperking
springt nog scherper in het oog, wanneer men
de verminderde koopkracht van de mark in re
kening brengt, alsmede het feit, dat tien jaar
lang geen mogelijkheid voor het sluiten van een
leening bestond.
De hansesteden daargelaten, telt Duitsehland
42 gemeenten met meer dan 100.000 inwoners.
Van deze grootsteden hebben slechts 21 buiten
iandsche leeningeu aangegaan en wel tot een
bedrag van 406 millioen mark.
Dezelfde steden hebben sedert de inflatie
77.39 millioen aan niet-dringende uitgaven als
zwembaden sportplaatsen, parken, musea. pla.
uetariums, theaters, hotels, jaarbeurzen enz. be
steed. Ze hebben daarvoor dus hoogstens een
bedrag uitgegeven, dat gelijk staat met 19 pet.
van hun buiteniandsche leeningen en niet met
100 pet., zooals dr. Schacht beweert. De overige
21 grootsteden, die niets leenden, hebben voor
dezelfde doeleinden nog eens 27 millioen be
taald, zoodat er alles bij elkaar genomen 104
millioen voor niet-dringende doeleinden, of
voor wat daarvoor doorgaat, neergelegd werd.
Rente en aflossing van de kapitalen, in deze ge
meente-ondernemingen gestoken, beloopen niet
al te vee), daar ze samengenomen maar 0.5 pet.
van de uitgaven uitmaken.
Alle. overige gelden werden in gemeentelijke
bedrijven gestoken, welke natuurlijk evengoed,
als privé bedrijven kapitaal voor uitbouw,
nationalisaering, enz. noodde hebben en welker
bloei de kansen op belastingvermindering
vergroot in stede van een verhooging in de
liand te werken.
Maar ook de z.g. niet dringende uitgaven zijn
te verentschuldigen, wanneer men ze in ver
band met de werkloosheid brengt. De ge
meente® hebben van den aanvang af bij da
rijksregeeiring er op aangedrongen, dat de
werfcloozenomdersteuning in het bouwen van
woningen verwerkt zou worden. Zulks was
onmogelijk en om de ondorsteunimgspennin-
geu niet geheel weg te werpen, gingen de ge
meenten dus tot werken over, waarbij veel
grondverzet en weinig materiaal te pas komt,
als b.v. verbetering van wegen, aanleggen van
stadions enz. Bovendien bevorderen zwemin
richtingen, parken, sportplaatsen, enz. de open
bare gezondheid en bevruchten ze dus Duitsch-
land's voornaamste® rijkdom, n.m.l. zijn ar
beidskracht, die door uithongering toch al zoo
zwaar geleden heeft. Ten slotte haalt dr. Mulert
nog het getuigenis van professor Cassel aan.
die vastgesteld heeft, dat de Duitsche gemeen
ten hooger credieten in het buitenland genie
ten dan de privé ondernemers en daardoor ook
goedkoopei' geld binnen kunnen voeren.
Wat het boven gesignaleerde artikel van do
„Vorwarts" betreft, laat dit natuurlijk duide
lijk doorblikken, dat de afsnoering van de bui-
tenlandsohe leeningeu in een vernieuwde toe
neming van de werkloosheid moet resultee-
ren. Maar voorloopig kan die toename niet erg
groot zijn, want de werken, die een gemeente
als Berlijn onder handen heeft, zijn zóó drin
gend, dat ze tegen ellcen prijs afgewerkt moe
ten worden op straffe dat anders de heele stad
in liet honderd loopt.
Daar is b.v. het verkeersmiddelen-vraagstuk
van hetwelk de „Vorwarts" aanneemt, dat de
lieer Schacht, die altijd in een auto rijdt, wel
niet het flauwste begrip zal hebben. Toch heeft
Berlijn sedert de inflatie ruim 125 millioen
mark aan verbetering van zijn verkeersnet uit
moeten geven en nog is dit zóó, dat er gesta
dig aan' verder gearbeid moet worden op ge
vaar af, dat de stad anders onbewoonbaar
gaat worden.
Andere reusachtige uitgaven worden door de
stormachtige uitbreiding van het electrische
bedrijf veroorzaakt. De Berlijnsche electrici-
teit staat n.l. voor het gevaldat zij eiken dag
niet minder dan 800 nieuwe aansluitingen
moet klaar spelen. Om aan die reusachtige
vraag te beantwoorden zijn uitbreidingen der
centralen noodig, die men voorloopig jaarlijks
op 60 millioen mark kam schatten. Mocht het
Schacht lukken het opnemen van die bedra
gen to verijdelen, da.n moet óf de industrie, óf
duizenden huishoudens het maar zonder elee-
triniteit en met duurdere kracht- of licht
bronnen stellen. Berlijn was juist bezig over
een tweede stedelijke electriciteitsleeming van
120 millioen to onderhandelen. Komt deze niet
tot stand, dan zullen de reeds ondernomen
wei-ken met duur, op korten termijn geleend
geld afgebouwd moeten worden en lijdt de ge
meente daardoor een zeer gevoeligen financiee-
lart strop.
Een zelfde redeneering geldt voor het op-
koopen van bouwgronden. Hetzij de gemeente
zulk transacties financiert; hetzij privé perso
nen het doen, geld is er in alle gevallen niet
in het binnenland te krijgen en moet dus uit
het buitenland gehaald worden. Door gemeen
tebemoeienis wordt echter het speculeeren in
bouwgronden uitgesloten en de kans op een
systematisch doorgezet bouwplan vergroot.
Wat Berlijn hier laat zeggen, kunnen alle
andere gemeenten in diverse, toonaarden her-
halen en daarbij slag op slag tegen dr.
Schachts redeneering in gelijk hebben. Want
wanneer de dertig millioen Duitsdhers, die in
steden wonen zich wel eens uitgaven veroor
loofd zullen hebben, die aanleiding tot critiek
geven, dan schijnt het toch wel, dat er over
het algemeen genomen een zeer goed finan
cieel beleid ontwikkeld is geworden. Ten einde
twijfelaars op dit gebied gerust te stellen, klau
teren nu eiken dag verscheidene burgemeesters
in den.pennenhouder of op den katheter en be
poeieren zij de verschrikte burgerij van daar
uit met zeer overtuigende apologieën. Zelfs
Jarres, die bijna rijkspvesident geworden was,
acht het niet beneden zich zijn gemeentelijken
aankoop vau het hotel „Duisburger Hof" tegen
de bedekte aanvallen van Scbaobl te verdedi
gen.