FEUILLETON
VRIJDAG 2 DECEMBER 1927
TWEEDE BLAD
PAGINA 2
HET DRAMA OP HET REMBRANDT-
PLEIN TE AMSTERDAM
DOOR DEN TREIN GEGREPEN EN
GEDOOD.
Bestaat er een Kerk, waarin wij den
door God geopenbaarden godsdienst
kunnen terugvinden?
Zijn eigenaardig gedrag trok de aandacht
KOSTPRIJS EN OPBRENGST DER
LANDBOUWPRODUCTEN
Langvingerigkeid een familiekwaal?
40-JARIG JÜBILé AAN HET HOF
W.LL EN TILL
BK BEGRAFENIS VAN HET
ECHTPAAR PISUISSE.
Op het Kerkhof te 's Gravenhagc
(Vervolg.)
Op do begraafplaats Oud Eik en Duinen
was enorme belangstelling. Er waren naar
schatting eenige duizenden personen op den
(loodenakker, terwijl aan vele honderden nog
de toegang moest worden geweigerd.
Uit tooneel- en cabaretkringen waren de
voornaamste figuren aanwezig, zoo kunnen o.a.
genoemd worden Louis de Vries, nar. A. W.
Kamp, Speenhoff, Henri Morriën, Jan van
Riesdijk, H. Fryer, namens het Vereenigd
Tooneel, Willy Derby, Louis en Henriëtte
Davids, Lion van Lier, Antoinette van Dijk,
oud-impressario M. J. de Haan, Willy Corsari,
Jacq. van Bijlevelt, N. H. Wolf, secretaris
van den Ned. Bond van Tooneeldirecteuren,
dr. van Praagh, voorts uit letterkundige krin
gen Kees van Bruggen, mr. C. A. Wiessiug,
Do belangstelling was zoo groot, dat het
publiek zich op sommige oogeublikken met hon
derden de hekken van de begraafplaats bin
nendrong, waarbij menigeen in bet gedrang
kwam.
Een gevolg van de overgroote belang,
stelling is geweest, dat tal van bekende tooneel-
spelers, langen tijd voor de afsluiting moesten
wachten, voordat zij op het kerkhof werden
toegelaten.
Als slippendragers bij den stoet, die te ruim
3 uur op de begraafplaats aankwam, fungeer
den Max Blokzijl, Constant van Kerkhoven,
Ed. Visser, Max Tak, Clinge Doorenbos, Paul
Collin, mevr. Collin en Henk Stuurop.
Mevr. Truus FranckBest kwam namens
de leerlingen van het Haagsch Conservatorium
en legde als zoodanig ook een krans.
Max Blokzijl, die de eerste zeven jaren van
Pisuisse's ariistieke zwerftochten diens trouwe
comparant was eu die steeds zijn trouwe vriend
is gebleven, was de eerste woordvoerder.
„Goeie Swïep" zoo begon hij zijn afscheids
woord „ik heb je een krans gestuurd om
je te danken voor je kunst. Ik geloof wel, dat
ik degeen ben geweest, die je het vaakst heb
gehoord. Ik weet nog heel goed, dat je tegen
mij zeide: „Neem .dat praten eens van me over,
ik word er zoo moe van". Toen antwoordde
ik: „Swiep. dat kan ik niet, laten we ieder
onze eigen taak maar houden".
En nu ik eindelijk praten moet, nu kun-je
het niet meer hooren
Ik heb nog bloemen meegebracht om op je
graf te werpen, als laatsten dank voor wat je
voor mij bent geweest; je was méér dan een
kameraad, je was als een broer".
De acteur Louis Gimberg bracht een krans
namens de directie van het Hofstad-tooneel en
namens de collega's. Wie had, zeide spr„ kun
nen denken, dat jij zóó plotseling van ons zou
moeten heengaan. Als we onder je gehoor
waren, dan kwamen we steeds onder bekoring.
Dat je een groot artist was, wisten y e allen,
maar niet allen wisten dat je nog zoo'n edel
karakter en bovenal zoo'n groote ridderlijkheid
bezat. Je was een ridder ra het is tragisch,
dat je als zoodanig slachtoffer bent geworden,
want je hebt hdar, die bedreigd werd, met je
lichaam willen beschermen en in dat moment
van ridderlijkheid ben je gevallen.
Het spreekt vanzelf, dat onze gedachten
thans ook gaan naar dengene, door wiens hand
je viel, doch het is hier niet de plaats, ge
rechtigheid uit te spreken; zeer waarschijnlijk
is hij al voot den Hoogeren Rechter geroepen.
Vóór alles heb jij je plicht gedaan. Arme
vriend, rust zacht.
Albert «ogel schetste als voorzitter van den
Haagsehen Kunstkring de beteekenis van het
verlies, door Pisuisse's verscheiden veroorzaakt.
De heer Lion van Lier sprak als oudste
tooneeldirecteur en mede als vriend; de heer
A. C. Rochat uit Utrecht al3 oud-collega; Ed-
mond Visser schetste wat hij als vriend in
Pisuisse verloor; mevr. Antoinette van Dijk
legde een krans neer en sprak woorden van
afscheid tot beide gestorven collega's, die
zóóveel geluk hebben gekend, maar die ook
veel leed moesten meemaken; Daan van
Ollefen nitte namens de Centrale van Neder-
landsehe artistieke organisaties, waarvan hij
voorzitter is, woorden van weemoed; de heer
H. Frijer legde een krans neer namens Eduard
Verkade en Dirk Verbeek, de directie van bet
Vereenigd Tooneel; de heer L. van Raalte
sprak als vriend; de heer P. Cellijn namens
collega'3; de heer Maloits als secretaris van
de Toonelisten-organisatie; de heer D. Hartogs
voerde wederom als vriend het woord; Jhr.
Jan Feith bracht een krans namens het Ned.
Olympisch Comité.
De heer A. Schelfhout dankte als Zwager
namens de familie. Jack Pisuisse dankte als
zoon.
De kisten werden hierna, bedolven onder do
kransen, neergelaten, waarop talloozen ten
slotte nog losse bloemen strooiden.
De duisternis viel reeds in, toen de droeve
plechtigheid ten einde was.
Als aanvulling op het verslag van. deze be
grafenisplechtigheid kan nog worden gemeld,
dat de bloemstukken en kransen, welke
gisterenochtend bezorgd werden aan bet woon
huis, Joh au van Oldebarneveldtlaan 62, ge
durende eenige uren opgesteld zijn geweest in
de studeerkamer van den beer Pisuisse. Foto's
van het echtpaar waren er tusschen geplaatst.
Toen de rouwstoet uit Amsterdam hij de
woning was aangekomen, heeft de heer Max
Blokzijl, Pisuisse's beste vriend, in de studeer
kamer, waar de familieleden en vrienden zich
ook verzameld hadden, op den vleugel het
lievelingslied van den overleden zanger, nl.
„Chanson des Heures", vertolkt.
Het was een korte, maar treffende plechtig
heid, aldus meldt men ons.
OM DE WONINGWET
De motie-v. d. Bergh verworpen.
De Tweede Kamer heeft gistermiddag de
motie-van den Bergh luidende
„De Kamer, overwegende dat ter verhoo
ging van het zedelijk en maatschappelijk peil
der bevolking verdere verbetering der volks
huisvesting dringend vereischt is,
dat met het oog hierop naast den bouw
door particulieren de bouw van woningen
op den grondslag der financieele paragrafen
van de Woningwet, met name door woniug-
bouwvereenigingen. krachtig dient te worden
voortgezet,
noodigt de regeering uit, par. 8 van de
Woningwet uit te voeren op overeenkomstige
wijze als in de laatste jaren vóór de oorlogs
crisis het geval was,
gaat over tot de orde van den dag".
verworpen met 48 tegen 39 stemmen, na
verklaringen van de heeren dr. de Visser,
Schouten, v. Gijn én Engels.
Vóór stemden de S.D.A.P., Vrijz. Dem., Vrij
heidsbond behalve mr. v. Rappard en van de
Kaïtiholietaen de heeren Veraart, Kuiper en
v. Sasse v. Ysselt.
Te Gronau, bij Enschedé is Woensdagavond de
Duitsche inspecteur van de spoorwegen, de
heer Carl Ketelsen, die een seintoestel wilde
iuspecteeren door den trein gegrepen en g<.(-
dood. Hij laat een vrouw en drie kinderen
achter.
WETENSCHAPPELIJKE VOORDRACHTEN
OVER HET KATHOLICISME.
Woensdagavond hield prof. Verhaar (War
mond) in het Scheikundig gebouw der Tech
nische Hoogescliool (Westvest) te Delft, zijn
derde voordracht over het R. K. Kerkbegrip
en het oorspronkelijk christendom.
Spreker stelde de vraag: heeft Christus
Zijn goddelijke leer en prediking overgedragen
op een door Hem in het leven geroepen orga
nisatie, m.a.w., bestaat er een Kerk, door
Christus zelf gesticht, waarin wij den waren
en zuiveren, door God geopenbaarden gods
dienst kunnen terugvinden
Om alle misverstand te voorkomen, zette
spr. eerst uiteen, dat hier natuurlijk niet ge
vraagd wordt naar een z.g. onzichtbare Kerk,
want een dergelijke geestelijke gemeenschap
tusschen Christus en de zielen en de zielen
der gerechtvaardigden onderling nemen de
katholieken even goed aan als de protestan
ten. De vraag, waar het in deze voordracht
om gaat, is vooral deze: of er een uiterlijke
en zichtbare Kerk of organisatie door Chris
tus gewild is, en dus een goddelijke instelling
is, dan wel een loutere vinding van menschen.
Do katholieken beantwoorden deze vraag
(in tegenstelling met de meeste protestanten)
aldus: Christus heeft eeu zichtbare Kerk ge
wild. Nadat spr. nog gewezen had op de aller
belangrijkste consequenties, welke uit een
dergelijke goddelijke instelling voortvloeien,
werden in den breede de bewijzen aangegeven,
waarop de katholieke opvatting zich baseert.
1. Dat Christus een zichtbare Kerk gesticht
heeft, m.a.w. dat Hij een echte organisatie of
maatschappij gewild heeft, waarin al zijn vol
gelingen vereenigd zouden zijn, blijkt niet
alleen uit de verschillende gelijkenissen, waar
mede Christus zijn Rijk vergeleek, maar ook
hieruit, dat Christus duidelijk al die elemen
ten gewild en aangewezen heeft (belijdenis
van een en hetzelfde geloof, het gebruiken
van dezelfde genademiddelen, het geleid wor
den door een gezag), welke noodzakelijk een
organisatie in strict en zin constitueeren.
2. Geheel in overeenstemming hiermede is
de opvatting der eerste christenen. Want uit
de historisch-hetrouwbare apostolische docu
menten blijkt:
a. dat de eerste christenen reeds vanaf den
aanvang een eigen eenheid, een eigen groep
vormen, welke scherp van de niet-christenen
is onderscheiden en gescheiden (Hand. 5 12
eu 13, II Cor. 6 H16, enz.), terwijl de
christenen zich met elkander innig verbonden
beschouwen tot een groote gemeenschap (ge
lijk uit allerlei specifieke benamingen blijkt),
tot een groot huisgezin (zie: Eph. 2 19—22,
Col. 3 11, enz.), als de verzameling der klê-
toi (geroepen) en daarom allen te zamen ge
noemd worden de Eklêsia of de Kerk van God
(Hand. 9 31. Gal. 1 13, enz.)
b. Bij de eerste christenen heerschte de al-
gemeene opvatting, dat het cliristen-zijn be-
teekende, dat men behoorde tot een bepaald
godsdienstig genootschap, waarin men door
uiterlijke of zichtbare kenteekenen van de
niet-christenen was onderscheiden, m.a.w.
dat men behoorde tot een zichtbare organisa
tie. Die zichtbare kenteekenen (welke men als
van God afkomstig beschouwde) waren o.m.
de belijdenis van een eu dezelfde leer, de vie
ring van een en denzelfden eeredienst (H.
Avondmaal, Doop) en het geleid worden door
een apostilisch gezag. Door verschillende teks
ten werd aangetoond, dat juist deze zichtbare
banden in de opvatting der eerste christenen
de kenmerkende teekenen waren van de een
heid hunner organisatie.
c. Ten slotte blijkt uit de oude apostolische
geschriften, dat de Kerk in de opvatting der
eerste christenen een georganiseerde eenheid
was van ondergeschikten en gezagsdragers,
waaronder het apostolisch gezag het aller
voornaamste was. Uit de Hand. der Aposte
len blijkt, dat èn de christen-gemeenten uit de
joden èn die uit de heidenen in één aposto
lisch kerkverband staan, wat wel heel sterk
uitkomt in de Apostelen-bijeenkomst te Jeru
zalem. Nog sterker spreekt dit zichtbaar-geor
ganiseerde kerk-verband in de brieven van
Paulus, waar hij de Kerk voortdurend verge
lijkt met het georganiseerde menschelijke
lichaam. Ten bewijze werd uitvoerig behan
deld het 12de hoofdstuk van I Cor.
Het oudste christendom derhalve kende
alleen een eigen, zichtbare, georganiseerde
eenheid, en als door God verordend, en dus:
een zichtbare, door Christus gestichte Kerk,
zooals de katholieken nog altijd verdedigen.
Spr. besloot zijn betoog met de voorlezing
v„n de profetie in Micha 4 1 en 2, waarin
het zichtbare Rijk van den Messias voorspeld
is geworden.
De volgende voordracht op Woensdag 14
December zal behandelen: Het Roomsche Leer
gezag onder dogmatische, historische en psy
chologische belichting.
OVERREDEN EN DOOD
Do 29-jarige emeritus-predikant, ds. W. Pera
geraakte Woensdagavond, toen hij te Drachten
uit de nog in beweging zijnde tram van Hee
renveen zou stappen, onder de wielen.
Ernstig verminkt werd hij opgenomen. Hij
overleed bijna onmiddellijk aan zijn bekomen
verwondingen.
REEDS DE 11.000STE ARBEIDER BIJ
PHILIPS.
Binnen de maand 1000 werklieden aangenomen.
Op 31 October j.l. werd de 10.000ste arbeider
bij de N. V. Philips' Fabrieken feestelijk aan
genomen. Woensdag, nog binnen de maand, ls
reeds de 11.000ste ingeschreven en het te werk
stellen van personeel houdt nog dagelijks aan.
Uit het heele land worden arbeiders naar Eind
hoven gehaald. Wat dit belooft, zoodra de
nieuwe 6 verdiepingen hooge machinefabriek
gereed zal zijn dit is bijna het geval
laat zich nog niet indenken.
MR. DR A. A. VAN RHIJN.
Naar het departement van arbeid.
Naar wij vernemen, zal mr. dr. A. A. van
Rhijn, thans secretaris en economisch adviseur
van de Federatie van Werkgeversorganisaties
in het Drukkersbedrijf, met 1 Januari a.s. wor
den verbonden aan het Ministerie van Arbeid
bij de afdeeling Volksgezondheid.
Mr. van Rhijn is lid van de Prov. Staten
van Noord-Holland. In dit college zal dus straks
een vacature ontstaan. Ook werd hij in Mei
tot lid van den Raad van Amsterdam gekozen,
maar deze functie kon hij wegens zijn drukke
bezigheden niet aanvaarden.
(Rott).
RIJWIELDIEF GEKNIPT.
Sinds eenige dagen scharrelde op de Doma-
niiale Mijn te Kerkrade een man rond, die nu
eens in het badlokaal dan weder bij de rijwie-
lenhergplaaits werd aangetroffen en voor zijn
aanwezigheid miin of mjeer aannemelijke ver
klaringen wist te geven. Dezer dagen werd
de man door de mijnpolitle weer aangetrof
fen, nu bij de controle. Zijn houding kwam
verdacht voor, weshalve hij werd aangehou
den. Dat de mijnpoliible een goede vangst heeft
gedaan bleek al spoedig. Ofschoon de man
aanvankelijk een valsohen naam opgaf, beken
de hij later IC. te heeten en uit Soh innen af
komstig te zijn. Reeds had hij drie rijwielen
van mijnwerkers op de Dom. Mijn gestolen.
Zijn medeplichtige was zekere H. te Aken
wonende, die aan de mijnpoort geregeld
wachtte. De rijwielen werden in Aken ver
kocht. Bedden worden verdacht ook debet te
zijn aan den diefstal van zes rijwielen, op de
mijn Laura te Eygelsihoven.
Een onderzoek naar de wanverhouding
tusschen beide.
INSTELLING VAN EEN STAATS
COMMISSIE-
Bij de behandeling van hoofdstuk V der
Staatsbegrooting is de wenscheiijkheid geop
perd om door een Staatscommissie te d-oen
onderzoeken, welke de oorzaken zijn van de
wanverhouding in land- en tuinbouw tusschen
kostprijs en opbrengst van het product,
De Minister van Binneniandsche Zaken en
Landbouw heeft onverwijld het initiatief ge
nomen tot instelling van zoodanige commissie.
Naar wij vernemen zal het Kamerlid dr.
Deckers als voorzitter optreden.
WINKELDIEVEGGEN GEARRESTEERD.
De recherche te 's Hertogen bosch heeft een
goede vangst gedaan door de aanhouding van
twee winkeldieveggen. Deze dames, het zijn
zusters, trokken er gewoonlijk samen op uit.
De eene leidde de aandacht van den winke
lier af, de andere sloeg dan haar slag. Bij een
huiszoeking bleek van alles van haar gading
te zijn geweest. De meest uiteenloopende ar
tikelen in diverse winkels ontvreemd, kwa
men voor den dag. Een derde zuster werd aan
gehouden wegens heling; ze is op vrije voe
ten gesteld; haar zusters bevinden zich thans
in arrest.
Kou. onderscheiding
H.M. de Koningin heeft gisteren persoonlijk
met een woord van gelukwensch het zilveren
kruis der Huisorde van Oranje uitgereikt aan
den ruim 70-jarigen heer J. C. Moors, thans
Kamerdienaar van H.M. ter beschikking, die
gisteren 40 jaar geleden, als lakei onder wijlen
koning Willem III In dienst trad en zeer ge-
ruimen tijd persoonlijk Kamerdienaar van de
Koningin was.
Voorts werd de jubilaris toegesproken door
den Hofmaarschalk, Baron de Smeth, en ont
ving hij geschenken en vele blijken van be
langstelling van de leden en het personeel der
Hofhouding.
WIJZIGING LANDARBEIDERSWET.
Memorie van Antwoord.
In de memorie v. antwoord wijst de regeering
den leden der Eerste Kamer die aan haar on
vast beleid meenden te moeten vasthouden, ep
po, dat sinds de indiening van 't ontwerp niet
alleen 'n ander kabinet is opgetreden, maar bo
vendien de omstandigheden waaronder 't ont
werp werd ingediend, zijn gewijzigd. Ongetwij
feld is ten gevolge van de aangebrachte wijzigin
gen de draagwijdte van het wetsontwerp tot
een technische herziening teruggebracht, die
echter niet zonder nut zal blijven.
DE NEDERLANDSCHE GEZANT 1
TE BRUSSEL.
Flinke verbetering ingetreden
Onze Brusselsche correspondent seint ons dat
in den toestand van den Nederlandschen ge
zant jhr. van Vredenburch, na een onrustigen
nacht, gisterenavond een flinke verbetering
was ingetreden. De temperatuur bedroeg 37,2,
de polsslag 104.
verbaal der zonden en deugden van
een tweeling.
een voorspel en zestien Etr.t; t*
door LUDWIG MATHAR.
Aan mijn broer Till als herinnering aan een
heerlijke jeugd.
HET VOORSPEL.
Van het „Hono'ekot", zijn heer en zijn huisjes.
Hoe „Frits", de „Vleugelman" aan den
man kwam.
Het Hondekot, moet u weten, is de gevan
genis van het stadje. Zoo heeft het Vader
Roetmop, de veldwachter en gevangenbewaar
der gedoopt „Vooruit, kameelen, in het honde
kot met deze bulderende woorden wijst hij
zijn nooit nieuwen, 3teeds weer binnenvli'egen-
dea beschermelingen hun goed verzorgde woon
plaats aan. Maar u heeft in uw burgertrots niet
te griezelen. Het hondekot, ofschoon stads
en provincie-gevangenis, is wel geen paradij
selijks, doch in ieder geval zeer draaglijke ver-
blij l plaats. Het ligt hoog boven het stadje,
in de schaduw van het voormalige Guliksche
slot, een afgetakelde weverij, met leege, luchtige
zaicn. op den beganen grond wel wat koel,
waar achter zeer gevaarlijke tralies de gevan
genen huizen. En ook hijzelf, onze Vader Roet
mop, is geen duivelstyran, geen kettingramme
laar, geen soep-aanlenger. Het is veeleer een
echt goedmoedig kind, deze reus, vroeger vleu
gel man van de Garde te voet. Hij heeft nu een
maal groote woorden noodig; anders zon hij
van medelijden wegsmelten. Dat is het prikkel
draad waarmee hij de weekheid van zijn hart
omsluit. „Voorrruit kameelen, in 't hondekot",
zou eigenlijk volgens de echte taal van zijn
har; beteekenen: „Hè, ben je weer terug, Ivas-
pertje? Heb je den boel weer eens op stelten
gezet, Eduprdje? Welkom in den burcht-kerker
.7. Wefy een ar>dere schrikaanjagende naam
Miezeklaasje, ja die dorst, die drie maal ver-
r look te dorst, en de delinquent draagt daarbij
een reuze-augurk in zijn blauw-rood gezicht, 'n
trctsehe cucumis inominabilts!
En zijn pleegkinderen, zij begrijpen hem al
oo g >ed, dien kort-aangebenden, militair op-
'jevoeden oude, met zijn witte snor. Zij pln-
telen hem eens vertrouwelijk, vergenoegd toe,
terwijl zij hun brtesclieuden kerkermeester
passeeren. „Ja, we zijn er weer eens," zegt hun
schalksche, onderworpen blik, „het is bij jou
toch duizend maal beter dan in weer en wind
op den straatweg, in het stof en het slijk van
de straatgoot, of bij een kijvend, vrekkig wijf."
Van mishandeling in woord of daad heeft in
het hondekot nog nooit Iemand gehoord. Het
zijn ook geen beroepsboeven, de zoo bruut ge-
tracteerde kameelen, geen moordenaars en
gauwdieven. Kaspertje Moes, de grijze zondaar,
kan u eenmaal alles wat werk heet om 's he
melswil niet lijden, en 's winters is hem de
stroozak van het hondekot nu eenmaal liever
dan de straatweg.
Eduardje Buik slaat, als hij door het vuur
water ontbrand is, bij zijn ongeduldige Eva bord
en kop kapot. „Wat de kooper, de apotheker
en president van Fidelitas kan, da-at dat ka-an
i-i, o-cok," huilt hij als een derwiseh, tot ver
maak van de straatjongens, terwijl hij op de
porcelein-scherven danst. Jammer dat „Ezels
kop", de eenige politieagent van het stadje,
een andere meening is toegedaan. Gratis logies
bij Vader Roetmop is telkens het gevolg van
het schervengericht. Dan is het duivels hitsige
manneke ineens zoo tam als een muisje.
Miezeklaasje, 't kogelronde wevertje, kan nu
eenmaal het zingen niet laten. Zingt ook de
mannenzangvereeniging niet, de kegelclnb, de
brandweer, en met ingezakte kuiten en vooruit-
gestoke borst, de schuttersvereniging, ja, als
men het zoo zou mogen vergelijken, 'meneer
pastoor aan het altaar zelf. „Zeker Klaasje,
zeker! Maar dat geschiedt alles ten behoeve'
van staat en kerk, dat is geen rustverstoring
op de nachtelijke straat. „Voorruit, kameelen,
in het hondekot!" En dan zijn er nog andere
zooals Moedige Willem, de kolendrager, die, als
hij vol zit met het onzalige .moedwater, zelfs
een „Ezelskop" een blauw oog slaat; en dan
Paultjo Klas, de marskramer zonder verlof, en
do „FranBche Sjors", die met Nieuwjaar en op
alle verjaardagen In het Fransch gelukwenscht;
dan, ofschoon echter anders een zeer stil man
neke, zelfs tegen den landvoogd de tong uit
steekt; en dan die listige, vroolijke Bertram
Schilder, wilddief en vogelstrikker. Dat zijn
allemaal kwartaalgasten, vogels die zeer dik
wijls en niet ongaarne in en uit vliegen. „In
het hondekot! In het hondekot!" Maar ook de
meer zeldzame logeergasten zijn nog geen tucht
huisboeven, geen hoogverraders, deze bóeren-
lummels die zich bij de loting aan het dunne
bier wat te buiten zijn gegaan, of die nijdige
kroegbazen, bij de postkoets op oorvijgen heb
ben getracteerd; de kantoorbedienden die best
do boete kunnen betalen wegens wangedrag of
oyertreding van het politie-uur, maar het nu
eenmaal grappig vinden om eens de gedwongen
gast van Vader Roetmop te zijn geweest.
Trouwens, het gaat er zeer vroolijk toe in het
hondekot, verduiveld vroolijk. Als vader Roet
mop, natuurlijk niet al te vroeg, laat aantreden,
verschrikkelijk met zijn in den grond goedige
oogen begint te rollen, geweldig met zijn ker
kersleutels rammelt, het zou om je dood te
lachen zijn als het niet zoo gedwongen ern
stig was!
Dan in de keuken als in een feestelijk hel
dere zaal. In een grooten eetketel roert Kas
pertje Mees, de verwilderde landlooper, iie hier
door zijn lang zitten zekere rechten heeft ver
kregen, een mager morgensoepje. Met zijn sid
derende zuipershanden draagt Eduardje Buik
de tot aan den rand gevulde borden. God-och-
God, men heeft het eigenlijk heelemaal niet
noodig; ook de armste krijgt hier van zijn fa
milie nog een blikje middageten. En daar in
het hondekot de reinste broederschap heerscht,
wordt het soms, als een kortaangebeten herber
gier zijn dag moet uitbrommen, een echt kie
zersverjaardag-middagmaal. Men lepelt dus
meer voor den schijn, en morst in vollen over
moed. Een van de vijf stakerige zonen van den
oude, de Dwergen, is er altijd bij. Lange
Gustaaf, de garde-soldaat, die bij het keizer
lijke regiment in Koblenz zijn twaalf jaren uit
dient; wilde Norbert, de niet al te ijverige
Bchilder maar des te ijveriger jager van een
zeer klein, maar wonder-winstgevend jachtge
bied, dorstige Nikkel, de gevreesde tolbeambte,
die echter met een medelijdend hart een armen
gevangene zijn glaasje gunt, zwart-roode
Michiel, de boerenschilder, de kunstig zwart
gemaakte rooie, die zijn vader nog in goed
moedigheid overtreft, en slechts bij toespelin
gen op de verwisseling van zijn haarkleur dui
vels wild kan worden; en ten slotte makke
Hendrik die zeer onderworpen Vader Roet
mop keukenmeid, kokin, en huishoudster uit
de hand neemt. Ja, als er slechts een van die
vreedzame Berserkers (woeste krijgslieden),
van die reusachtige Dwergen tegenwoordig is,
wordt het 'n lawaai van je welste. Hun streken
maken het hondekot tot een hemelrijk! Dan
laat lange Gustaaf aantreden, dwars door el
kaar, het pannekoek-dikke Miezeklaasje, naast
den spoel-mageren marskramer Paultje. Naast
den bonkigen, moedigen Willem, het dwergje
Eduaru. Is wilde Norbert van nachtelijke avon-
tur.n thuisgekomen onder zijn drijvers-kudde,
dan gaat het op klapperende schimmels, als de
jagers uit de Palz voor een morgen-rit. Alleen
tamme Hendrik, die den oude reeds met spot
er door gehaald heeft, en daarbij steeds een
deemoedig hoofd vertoont, sluipt op sloffende
pantoffels rond, nog mieziger dan boven in het
ven de morgen-nevel. „Aan het werk, kamee
len," dondert dan plotseling Vader Roetmop
van pret of beroerdigheid er op los. „Denk je,
dat wij jullie voeren om niks te doen! Twee
aan het aardappelschillen, twee aan de wasch-
tobbe, twee bij Hendrik in de keuken, twee
maken de stroozakken in orde, twee vegen den
vloer, de anderen met een spa en schoffel in den
tuin. Kop op, kameelen! Geen vin verroerd!
Rechts om, pas op de plaats, marsch!
Als Tslngistkhan, de Mongolen-heerscher,
een verschrikkelijke menschenverslinder, met
wilde, neerhangende rammelende sleutelbos,
raast „Vader Roetmop" tegen zijn weggedoken,
meesmuilende pleegkinderen. Brrrr! Er ont
breekt nog maar een Nijlpaard-zweep aan z'n
pt litiegordel.
Hi-hi-hi-hi Eduardje zit stiekum van bin
nen te grinniken, aardappelen schillen! Ja,
dat kennen we! Vinger-dikke schillen, elke
vijf minuten 'n aardappel, plons. Trouwens Mie
zeklaasje ls de tweede aan de bak, en, dat is 'n
herbergier. Dien zit 't aardappelschillen in het
bloed. Moedige Willem grijnst eens hatelijk over
zijn breed, sullig, onnoozel gezicht. Aan de
waschtobbe! Nou, dat is kinderwerk als je ge
wend bent op je krommen rug zware kolen-
zakken tegen de markttrappen omhoog op te
dragen. En dan nog den flinken Sjors als mak
ker! Pff! Vergenoegd als een getemde beer,
danst hij in den koelen kelder van het honds
kot in het rond.
Hè, hè, hè, blaat, zoodra de snorrebord uit
het gezicht is, Paultje aan de ritselende stroo
zakken. „Je zou een buiteling van pleizier ma
ken?" Daarna trekt hij er tusschenuit, gaat
ln den tuin bij het Slakkenhuisje languit in
de zon liggen, drijft daar dan handel in pruim
tabak, schoenriemen en zwavelstokken. De fij
nere logeergasten mogen in den tuin. Het Oer
woud heet deze vroegere slottuin in den volks
mond met recht. Want, wat vroeger mooi aan
gelegde bloembedden wareu, goed-onderhou-
den buksboomhagen, uit marmerbakken, heer
lijk stuivende fonteinen, of over ven-wakken
wild schuimende watervallen, de ouderwetsche
lusttuin der Kur-Paltsche bevelhebbers, dat
is nu een met brandnetels, struiken, koolstron
ken, reusachtige spookachtig uitgegroeide buks-
boomen, wilde kruis- en moerbessen heesters,
ongestraft voortwoekerende woestenij. De mar
merbronnen zijn verstopt, stinkende regenton
nen geworden. De aan den voet van het Slak
kenhuisje, vanaf een klein heuveltje schuimen
de waterval, is treurig verslikt en verzand, een
konijnenberg voor de zich talloos vermeerde
rende konijntjes, en een speelplaats voor de
rooverbenden van ln de zon spinnende katten.
Door de struiken van het Oerwoud zitten de
blaffende honden elkaar achterna. Katten en
honden, ja, die treft men hier natuurlijk in
alle soorten, kleur en grootte aan. Vuurroode
katers en sneeuwwitte Angora-katjes, woeste,
wilde katten en fluweelachtige poesjes, de hui
selijke August, en de kwaadaardige Mika,
Peter de vechtersbaas, het potsierlijke Poessie,
de geniepige Hans, en de eeuwig miauwende
Moessie Onder alle boschjes liggen zij op den
loer, ze sluipen door het dichte struikgewas,
en als eekhorens en apen tuimelen ze van tak
op tak. DaartuSschen door de kudde stroopende
honden. Daar maken gevlekte Dalmatijners de
grootste pret met vlugge spitsen, waggelende
takshonden met ruig-harige herdershonden.
Daar loopt eenzaam en grimmig de Duitsche
en Engelsehe Dog. Het Oerwoud wemelt van
deze en nog vele andere dieren, zooals graven
de konijntjes, wroetende mollen, sissende na-
redissen, klauterende eekhorens en rikkende
merels.
Wee dengene, die het waagt, ook maar het
kleinste dier een haar in den weg te leggen.
Dan zou Vader Roetmop werkelijk zeer boos
worden. „Voorruit kameel, in het hondekot!"
zou het den onverlaat onvoorwaardelijk van
tusschen zijn bruin-gerookte tanden toekliuken,
als weleer God's toornige woorden tegen de ge
lukkige bezitters van het aardsclie Paradijs.
In alle gangen, op alle trappen hebben die
duivelsehe honden en katten hun ligplaats,
bedjes en zakken; ja, de lievelingsdieren heb
ben zelfs heel zorgvuldig hun vaste plaatsjes
rond tafel en bed van den honden- en katten-
vader.
Ook de Dwergen, hoe goed zij in den grond
ook mogen zijn, maken op dit punt geen
grapjes.
Wie Pascha, den lijfshond, een wilden dog
van wilden Norbert vanuit de verte maar even
scheef beziet, is aan het mes overgeleverd.
Zelfs tamme Hendrik, die een smachtend pin-
ehertje Loeloe vertroetelt, raast alsof hij door
een Tarantulla gestoken is, als men met de
sidderende tegenstelling van zijn heer durft
te twistep. Lange Gustaaf gaat als eeu gek te
keer, als hij met verlof komt en zijn kwispel-
staartenden taks Teddy terug ziet. Alle vijf
hebben een of meer lievelingshonden die- de
kamers der nog bij hun vader inwonende vrijge
zellen ongestraft met hun stank en geblaf vul
len en heel 't Hondekot met een helsch lawaai
op stelten zetten.
Zeker, ook wilde Norbert is geen katten-
vijand, en versmaadt ménig maal den vuur-
rooden kater Peter niet; dorstige Nikkel speelt
met den genlepigen Hans 's avonds na dienst
zwart-roode Michiel voert geduldig als een lam
metje de miauwende Moessie voor hij des mor
gens aan het werk gaat door huis en tuin om
het weeklagende dier zijn morgenwandeling
te gunnen. Maar tamme Hendrik is katten-
koning, zooals de oude een beetje verachtelijk
spot. (Wordt vervolgd).