Mengelwerk. Dikke Lotje. -n- Over het maken van koortsthermometers WOENSDAG 4 JANUAR11928 DERDE BLAD PAGINA 2 worden NiemandNiemand V r'4 -8- -8- -8- —8— —8— -8- -IJ- -IJ- -8- '—IJ- v- I, Ilet'valt niet te loochenen, dat Charlotte eigenlijk zelf de oorzaak van al haar ellen de was geweest. Zij was bet, die bij gele genheid van een kleine heftige kibbelpartij in de jonge-dameskostsehool, de bleeke ma gere Iloue Ottay plotseling naar het hoofd had geslingerd: Jij slijpplnnk! Woedend had liet beleedigde drii'ikopje 'daarop terug gesist: Iedereen is gelukkig niet zoo'11 dikke kermisdame als iij, ton! Ton! Het uitbundig gelach, dat eensklaps van alle karden opsteeg, bewees, dat iedereen die benaming teekenencl had gevonden en de steek, dien Charlotte in haar hart voelde, had ook bewezen, dat zij er tot in het diepst harer ziel door was ontroerd.. Haar keel was zoo dlchtgesnoerd, dat zij er niets op had kunnen antwoorden- Haar schoone don kere oogen waren door tranen verduisterd; zij was niet eens woedend, zij was eenvoudig gebroken. Zelfs 's avonds toen zij zich slapeloos in baar bed om en om wentelde had zij voort durend gefluisterd: Ik hen een dikke kermisdame een ton.' Dit nu was zeker een weinig overdreven! Charlotte was wel wat men „een dikkertje" noemt, maar tussehen haai* en een ton bleef toch nog wezenlijk onderscheid, even zeer als de jonge Pista Poprady zich een groote mate van dichterlijke vrijheid veroor loofde, toen hij liaar in zijn in het maand blad „Het Kransje" verschenen en „Aan Haar" getiteld gedicht hij een „teedere, op den niorgenzefier wiegelende bloem" had vergeleken. Dit gedicht had overigens in het pensionaat de algemeenc jaloezie opgewekt en er vermoedelijk niet weinig toe bijge dragen, dat de naam „Ion" zulk een on verdeelde instemming had geoogst. liet was merkwaardig hoe euorm veel kommer, verbittering, teleurstelling en smart Charlotte's sentimenteel gemoed en van ge voeligheid overladen hart haar reeds had den bereid. Zij telde pas achttien jaar, maar haar ziel had reeds zooveel geleden, dat het wel voor 100 jaren was geweest Gelukkig bad dit edele en gevoelige hart tot dusver smaad en miskenning met bewonderenswaardige kracht gedragen.... maar nu hacl zij ge geeld dat het breken moest Dikke dame.... Ton.' fluisterde Char lotte met bitteren spot. Ja, 't Is waai*. Ik ben dik en plomp, ik word. iederen dag dik ker! In een paar jaren ben ik een olifant. .Wie zou ooit op een ton verliefd kunnen Het was haar reeds opgevallen en nu had zij er zelfs een eed op kunnen doen, dat ook Pista Poprady op het laatste oogenblik zich om die reden had teruggetrokken. Zij haddon namelijk besloten, samen te vluch ten. Oogenschijniijk was de zaak dan daarop afgesprongen, dat Poprady er volstrekt niet op wilde Ingaan, Charlotte's mama in bet vertrouwen en mee op reis te nemen. Maar dat bleek nu achteraf van Poprady hoogst waarschijnlijk een voorwendsel te zijn ge weest. Wanneet- het hem daarbij ernst was ge neest, zou hij daarvoor zeker niet zijn te ruggedeinsd. Wat zou hij ook met cenigeu grond tegen mijn lief goed moedertje kun nen aanvoeren? Maar natuurlijk Een ton Charlotte deed nu, wat zij in alle helaas veelvuldige oren der verbittering steeds had gedaan: zij nam uit haar zorgvuldig gesloten lade den vertrouwde haver harts geheimen, haar dagboek te voorschijn. En met letters wier grootte do gevoeligheid van het hart der arme zoo treffend karakteriseer den, boekstaafde zij de volgende regelen: Het leven ia afschuwelijk rampzalig. Mijn eenige troost is, dat de lijdenskelk spoe dig geledigd zal zijn, dat ik spoedig een we reld zal verlaten, die de geheime roerse len eener teer besnaarde fijngevoelige ziel niet begrijpen kon. Deze wereld is slechts geschikt voor den heer Stephan Karay, zij is even lichtzinnig als hij! Arme jongeling, di<j het zielloos J>eekl der kille koketterie najaagt, ik zou u verachten wanneer ik geen deernis met u gevoelde.-.. Welk een ver blinding!Mijn hart is vertoornd en krimpt van smart, maar de snoodc' wereld zal zich Biet aan mijn jammer weiden 1. Mijn hart bloedt, maar ik lach....' ik lach slechts Men moet erkennen, dat deze laatste re gelen eenigszms bezijden do waarheid wa ren. Charlotte had volstrekt,niet gelachen. Integendeel, het groote kind met het bloe dende hart had geschreid, tranen met tui ten. Zij schreide langen tijd, totdat zij door haar tranenfloers heen in den geest eens klaps een- Mond ernstig mannen gezicht aan schouwde. Het gelaat van den jongen apo theker. Deze jongeling was in <Ie apotheek aan de overkant werkzaam en Charlotte dacht met een zekere ontroering aan de blikken, waar mede hij haar de lippenpomade placht te overhandigen. Zooveel hulde was schier te veel voor een tabletje cacaoboter, zooveel hulde is bij de overrenting van een kroon niet misplaatst. -7 Hij heeft mij lief. fluisterde Charlotte op droomerig «Jweepende toon. Het is hem onmiskenbaar aan te zien, dat hij mij be mint. J-.n ik heb hem tot heden nog met geen blik verwaardigd! Toch kon juist hij mij helpen, want gewis zal hij wel een me dicijn voor mij weten. Zij gevoelde wroeging, den apotheker tot dusver zoo terugstootend behandeld te heb ben. Ja, hij draagt wel geen uniform, zooals luitenant Toridi, ook heeft hij geen kneveltje zooals Stephan Karay. Evenmin schrijft hij gedichten zooals Pista Prpdady, hij is maar een eenvoudig werkzaam, bescheiden jonk man, die bemint cn zwijgt. Wij zijn blind, dom en ijdel, totdat bet ongeluk ons de oogen doet opengaan, opdat wij eindelijk helder zullen zien, mompelde Charlotte voor zich- Zij had lang nagedacht eer zij tot een besluit kon komen, maar nu stond het vast. Zij zou den apotheker een brief schrijven en zich daarin op hem beroepen als man, die weten moet, wat hij tegenover een dame verschuldigd is, die hem het grootste geheim haars harten toevertrouwt. En wanneer zij hem dan met haar vertrouwen vereerd had, zou zij kort en bondig van hem eisehen haar ruiterlijk en openhartig te verklaren, of hij in staat was, haar te helpen of niet. Den volgenden dag, toen zij den brief had geschreven, werd zij echter opnieuw door twijfel gekweld. Charlotte wist namelijk, dat manpen onvertrouwlmre, erbarmelijke we zens zijn, maar de Monde jongeling scheen haar een gunstige uitzondering toe. Boven dien iedereen weet, dat militairen wave vlinders zijn; even algemeen bekend is de lichtzinnigheid der juridische studenten, maar van apothekers had Charlotte nooit iets slechts gehoord. Dit had haar vertrou wen ingeboezemd, maar den brief hield zij niettemin in haar zak. 's Namiddags van den derden dag, toen Charlotte liep te wandelen, hoorde zij eens klaps achter haar iemand op tamelijk lui den toon zeggen: Allemachtig, wat een snoeperig molle tje! Je zou 'er opeten. Charlotte wierp den onbeschaamde een onbesehrijfelijken blik toe een donkere blos kleurde haar wangen en zonder verder bedenken liet zij den brief in den dichtst bijzijnde brievenbus glijden. II. Toen mijnheer Krak' Charlotte's brief, waarin zij precies geteld, negenmaal, telkens onderstreept, een beroep op zijn mannelijk eergevoel had gedaan, kreeg, was hij van geluk eenvoudig verbluft. De blonde jonge ling, de zachtzinnigste, sentimenteelste aller apothekersbedienden, had vanaf het oogen blik, dat hij Charlotte voor het eerst zag, voortdurend van haar gedroomd. En wan neer zij in de apotheek kwam, wierp hij haar zulke smeltende blikken toe, dat zij zich geweld moest aandoen, om het niet uit te proesten. Die brief was echter meer, dan hij ooit had durven clroomen. Een geheele orkaan van mannelijk eergevoel, waarop zoo herhaaldelijk beroep was gedaan, had in ^zijn juist niet erg gewelfde borst gewoed. Den geheelen middag had hij zich suf ge peinsd om een aanleiding te vinden, om op staanden voet zijn leven voor Charlotte op te offeren, opdat het jonge meisje zien kon, dat zij zich niet tot den verkeerde had ge wend. Maar hij had zijn leven nog niet op geofferd en nam maar een bittertje, tegen het uur, waarop de jonge dame hom op den hoek der straat had ontboden. Ach mijnheer Krak, wat moet 11 wel van mij denken? O. mejuffrouw, ik kan u, niets anders zeggen, dan dat ik u voor het in mij ge stelde vertrouwen nooit genoeg z.al kunnen danken. Charlotte had den jongeman met warmte de hand gedrukt. U is een ridder, sprak zij ontroerd, en u begrijpt mij. Ik wil, dat ik mij niet in u zou vergissen.... Hebt 11 mijn brie| ge lezen? O, ik ken hem van buiten. En, vroeg zij angstig, is het mogelijk? Voor u is alles mogelijk, declameerde de verliefde jongen met vuur en Charlotte's oogen glansden van vreugde. 's Avonds van dien dag schreef Charlotte in haar dagboek. Welk een geluk le weten, dat het leven ook gelukkige oogenblikken heeft. Dat er niet uitsluitend Stephan Karay's op de we reld leyen. Dat er nog mannen zijn, die een teeder, fijngevoelig hart begrijpen en waar- deeven! III. ,s Avonds had Charlotte van mijnheer Krak aan de achterdeur een klein busje in ontvangst genomen, en was daarmee weer ijlings paar binnen gegaan. Het busje be vatte de een of andere dikke naar honing smakende zelfstandigheid. Charlotte wist niet, wat het eigenlijk was, maar proefde wel, dat het niet leelijk smaakte. Waarvoor het eigenlijk dienen moest, was den lieer Krak zelf waarschijnlijk onbekend, want de liefde had hem op het kronkelige pad der intrige gelokt. Charlotte kreeg nu iederen dag aan de achterdeur de een of andere me dicijn van hem, nu in den vorm van een flesclije, dan van oen tablet of van een doosje, dan van een likkepotje of van een busje; zij wist niet meer, waar zij alles ber gen. moest. Maar al die artsenijen waren nooit gemaakt om vetvorming tegen tc gaan Het was hem er in hoofdzaak om te cloen, iederen avond van Charlotte aan de achter deur een warmen handdruk en een nog warmer blik te krijgen. Bij de samenstelling dier geneesmiddelen was hij er alleen op be dacht, er niets vergiftigs in te doen en ver der, ze *00 zoet mogelijk te lafen smaken. Toch had Charlotte al na 24 uur ontdekt, dat het middel hielp. Zij had zich bepaald lichter gevoeld en haar spiegel had ook duidelijk gezegd, dat zij magerder was ge worden. Charlotte had er op durven zwee- ren,dat zij al zichtbaar slanker was. Zij was gelukkig en dankbaar, haar ziel juichte Een edel jongmenschgeleerd en edel.... En zoo'n ridderlijk gemoed, dacht zij. De heer Krak was onuitsprekelijk ge lukkig, toen Charlotte hem had meegedeeld dat zijn artsenijen werkten; de goede jon gen begon waarlijk zelf aan de kracht van zijn middelen te gelooven. Wel is waar, had hij Charlotte even vurig aangebeden, al was zij nog dikker dan nu, maar toch was de wensch zijner aangebedene hem heilig geweest en hij had halve nachten in het laboratorium doorgebracht, om iets tegen vetvorming te zoeken. Ilij was intusschen zoo voorzichtig, zijn nieuwe middel niet op Charlotte toe te passen, maar bij de verschil lende geleitjes en stroopjes te blijven. De Voorzienigheid begunstigt mij, lis pelde Klink, terwijl hij tijdens het korle rendez-vous aan de achterdeur de pink zij ner aangebedene aan zijn lippen bracht. Gij zijt mijn redder! jubelde Charlotte. Gij het droombeeld mijns levens! zuchtte Krak met scntimcnieelen oogopslag. Als ik maar drie kilo afneem, zal niets ons meer scheiden, klonk Charlotte's ant woord, op den toon eener heilige gelofte. God heeft het gehoord, lispelde Krak overgelukkig. Ik heb het ook gehoord, riep de brom merige stem van den kostschoolportier. Charlotte was bijna van schrik omgeval len. ...Dien avond wras de portier bijzonder vroolijk en rumoerig; dit kwam nu wel eens meer voor; maar het onderscheid met andere keeren lag alleen hierin, dat hij nu in die zalige stemming gekomen was, door den allerfijnstcn Tokaijer, die in de apotheek fe koop is. IV. De bekende bliksem, die bij helderen he mel het niets kwaads vermoedend mensch- dom ontzetting pleegt aan te jagen, was in Charlotte's droombeeld geslagen in den vorm van een vernuftig geconstrueerde leu ningstoel. Deze zetel stond in de apotheek en de aardigheid ervan was, dat, als iemand er op zitten ging, in een met glas ageslo- ten vakje van een der armleuningen een getal zichbaar werd, dat precies aanwees, hoeveel die iemand woog. Krak zelf had Charlotte op dit kunststuk opmerkzaam ge maakt en haai* aangeraden den proef to nemen. Verheugd en vol moed had zij aan die uitnoortiging gevolg gegeven. Zij voelde zich toon reeds zoo licht als een vogeltje, maar had zich niettemin heel voorzichtig in de fauteuil neergelaten. De cijfers waren te voorschijn gekomen en Charlotte vloog overeind, alsof een adder haar had gestoken. De weegschaal wees een vermeerdering aan van anderhalf kilogram. Zij sprak geen woord maar haar gelaat was spierwit, en Krak, de ongelukkige Krak ving een blik op, die het bloed in zijn aderen deed stollen. Een half uur later bracht de portier hem den navolgenden blief: Mijnheer! Gij hebt een dame het in tiemste geheim haars harten onttroggeld en het vertrouwen eener weerlooze geschonden. Verantwoord u daarover voor uw geweten. Ik verzoek u nog alleen dit, vernietig den brief, dien ik 11 in m'n onnadenkendheid heb geschreven, evenals ik alles vernietigen zal, wat mij aan u zou kunnen herinneren. En neem mij niet kwalijk, dat ik u voor ccn man gehouden heb. De blonde jongeling was lolaal vernietigd. Hij was zich zijner zonde bewust en fluis terde met gebroken stem: Ik ben een ellendeling. Ik heb haar mis leid Zij is dikker gewordenmaar ik kan het waarachtig niet helpen. Charlotte liad niets anders in haar dag boek geschreven dan: De man is een verachtelijk wezen! r. U.4 V, 'W' fTSjsj De afloop dezer historie is, dat Charlotte, 'drie dagen nadat haar hart, die dooclelijke steek was toegebracht, de bruid is geworden Haar bruidegom, Stephan Karay, had reeds jaren met haai* familie verkeerd- Hij is „de persoon" waarvan in Charlotte's dagboek zoo vaak maar meest in min vleiende bewoordingen gewag' wordt g'emaakt. Hij is de losbol, die de ijzige harteloosheid na jaagt, maar een fijngevoelig, edel hart zijn aandacht niet waardig keurt. Boven dit fijngevoelige edele hart prijken nu de prach tigste rozen. De bruid buigt zich glimlachend naar den bruidegom toe en zegt op verwij tende toon: - En vroeger heb je nie heel niet aan gekekon. Wees niet boos op me schaf, maar toen was je zoo'n klein spichtig ding, dat ik soms vreesde, dat je zou breken, als ik maar met mijn vinger naar je wees. Beval ik je dan beter, zooals ik er nu. uit zie, als een ton? We zuilen probeeren, of ik je met mijn armen kan omvatten, want dat is de hoofd zaak! En waarlijk', het lukte. 1 vbS c£vv-'-'. AFZETTEN Rechter tegen een vagebond, die wegens een of ander misdrijf in het politiebureau een nacht opgesloten geweest is: Dat kost je 15 gulden boete, dat je daar gezeten hebt vriend. Vagebond(opvliegend) Vijftien gulden Schandalig! Daar heb ik een groote gemeu bileerde kamer in het grootste hotel voor! EENVOUDIGE OPLOSSING. De heer P, komt ten postkautore om een tele gram. te verzenden aan zijn broer, hetwelk luidde: „Heden nacht een uur is tot onze diepe droefheid Cornells Oom overleden". l'w broei* P, Postbeambte merkt op: indien U er mogelijk «en paar woorden af kunt laten, kost het niet zooveel". De heer P.: „O ja Ioat mijn dan nog es effe- kes kijken. Goed dan zuk er „tot onze diepe droefheid" mor afloaten Menhier", PAEDAGOGISCH SUCCES. Vader: „Ik beloofde je een fiets, als je door je examen kwam. Maar je bent gezakt. Wat heb je met al je tijd gedaan? Zoon: „Leeren fietsen, vader", BEGRIJPELIJK. „Ik houd niet van Shakespeare, zei de oude dame voornaam, „hij pleegt mij te veel plagiaat" „Plagiaat"! vroeg de bezoeker verwonderd. „Ja zeker, in al zijn Stukken hoor je, steeds de meest gebruikte gezegdes". T MEEST WENSCHELIJK. „Hoe wil u het haar geknipt hebben?" vroeg de barbier. „Zwijgend", antwoordde de klant. DAT WAT JE NTET HEBT. Twee sehrijvers ontmoetten elkaar. „Ik schrijf geen regel zonder dat ik mij ei* voor Iaat betalen", zei de een. „Ik schrijf alleen om den roem", getuigde de ander. „Ja", zei weer de eerste, „iedereen Is altijd het meeste nit op dat, wat hij niet heeft", ALTIJD ZAKELIJK. Struïkroover een reizend koopman bij de keel grijpend: „Je geld of Je leven". Koopman, angstig nadenkend: „Neem dan maar mijn leven, want de volgende week moet ik een wissel betalen, dien ik niet kan uitstel len", FJLOSOPHIÈ. „Ik houd van menschen, die altijd zeggen wat ze denken". „Ik niet. Want hebt u weieens opgemerkt dat zulke menschen altijd onaangename dingen denken". ALT1JD GELIJK. Een vrouw was verdronken. Haar mm ging haar zoeken, en zocht haar stroomopwaarts, „Waarom dat?" vroeg men hem. „U kent mijn vrouw niet, zeker", antwoordde de man, „die gaat ook na baar dood nog tegen den stroom in", PROBAAT MIDDEL. „Ik heb mijn vrouw op een zeer bijzondere manier leeren kennen. Ik heb haar namelijk met m'n auto aangereden eu heb haar toen ge trouwd", „Nou, als iedereen dat moest doen, zou er wel voorzichtiger geveden worden". CONSEQUENTIE. „Domme jongen, hoe kan je nu je zusje vloei papier te eten geven". ,/Wei moeder, zij heeft juist de inktpot leeg gedronken". BLAUW BLOED. De graaf had tot zijn ontzetting in z'n bed een vloo ontdekt. Beschaamd over deze schan de, ging hij onmiddellijk eigenhandig op jacht. Toen hij het beestje gevat had, nam hij het voorzichtig tussehen de nagels van duim en wijsvinger. Voorzichtig, maar klenrvast. Toen liep hij op het raam toe en wierp het ondier naar buiten. „Waarom heb je 't beest niet gedood?", vroeg de gravin met een huivering. „Onmogelijk", antwoordde de graaf vol waar digheid. „Het had mijn bloed in de aderen...." HET ONDERSCHEID. „Wat zou de meester wel zeggen als je je op school ook zoo onordelijk gedroeg als thuis?" „Wel dan zou hij zeggen „een beetje netjes alsjeblieft, je bent hite niet thuis". - i In het „Journal of the Armer. Meel. Ass komt een artikel voor over liet maken van koortsthermometers, waaruit wij het volgen* de overnemen. He artikel werd geschreven naar aan leiding van een uitgebreid onderzoek van koortsthermometers, in Amerika in gebruik, mot hot doel bepaalde eisehen vast te stellen waaraan iedere koortsthemometer moet vol doen. In de eerste plaats moet liet glas van don thermometer van zoodanigen aard zijn, dat het steeds op dezelfde manier uitzet en inkrimpt, als het van kamertemperatuur op lichaamstemperatuur wordt gebracht cn om gekeerd. Het glas moet „belegen zijn"; nieuw glas verandert in den loop van het eerste half jaar van zijn bestaan. Heeft men goed, belegen glas, dan is de fout van den thermometer al heel gering, ongeveer 0.05 gr. Celcius; wordt do schaal van den thermometer pas eenige maanden na zijn vervaardiging verdeeld, dan is deze „glasfout" nog veel minder. Het kwik, waarmee de thermometer ge vuld wordt, moet van de beste qualiteit zijn; de capillair van do meest koortsther mometers is zoo dun, twintig keer zoo dun als een menschelijk haar, dat sporen van verontreiniging van het kwik maken; dat de kwikkolom aan het glas blijft kleven. MOn weet, dat in de capillair een vernau wing zit, die maakt dat de kwikkolom bij afkoeling afbreekt en de thermometer ma ximum temperatuur blijft aanwijzen, ook' nadat hij weer afgekoeld is. Deze vernau wing moet een heel bepaalde waarde heb ben; het maken ervan eischt groote zorg vuldigheid en vaardigheid' van de.11 werk man. Is de vernauwing niet sterk genoeg, dan kan het kwik bij uitzetting continu in de capillair rijzen; maar omgekeerd kan het ook bij afkoeling weer dolen, en hierdoor ontstaan fouten. Dit gebeurt meestal alleen als de afkoeling heel langzaam geschiedt, terwijl in de praktijk de afkoeling snel gaat. Is daarom de vernauwing maar niet al te gering, dan zijn deze thermometers nog niet zoo kwaad; ze slaan gemakkelijk af en stijgen snel. Is de vernauwing belangrijker, dan is er van dalen van het kwik bij afkoeling geeiï sprake, maar het stijgen bij verwarming gaat nu onregelmatiger, met sprongen, om dat er weerstand moot overwonnen worden. Deze sprongetjes kunnen groot en klein zijn; kleine sprongetjes zijn geen bezwaar, hoogstens is do fout hierdoor 0.050.1 gr. Celcius. Grootero sprongen tot 0.4 gr. Cel sius kunnen voorkomen, als de vernauwing te sterk is; deze thermometers moeten af gekeurd worden. Is de buis van den ther mometer met kwik gevuld, dan moet de ruimte er boven zeer nauwkeurig luchtle dig worden gemaakt. Blijft er een belletje lucht achter, clan kan dit later maken, dat de kwikkolom gescheiden wordt en de ther mometer verkeerd aanwijst. Bij iict keuren van den thermometer moet hierop worden gelet. Als de thermometer klaar is, moet hij worden gemerkt; meestal worden twee punten hiervoor uitgekozen, b.v. 35 gr. en 41 gr. C. (of 9G tp. F. en 10G gr. F.) Deze worden met een vijltje op het glas aange geven, nadat de thermometer Sn do baden van de vereischte temperatuur is gebracht. Deze baden moeten zeer zorgvuldig worden geregeld; het water moet steeds in bewe ging zijn cn de temperatuur moet automa tisch op eenige honderdste deelen van een graad geregeld zijn. Daarna wordt de ruim te tussehen de twee vijlstreepjes met een verdeelmaclöie verdeeld (hij de Celsius-ther mometers in 00, bij de Fahrenheit in 100 deelen). Een Amerikaansch onderzoekingsbureau heeft onlangs 508 thermometers uit een partij van G000 gekeurd, .3 pet waren niet te vertrouwen, 2 pet. wees verkeerd aan. Het is dus wel zaak om alleen goed gecon troleerde thermometers te gebruiken. LOGISCH De man met het paard houdt voor een herberg stil en roept een bengel. Zeg jongen, hou m'11 paard oven vast, ik ga een glas bier drinken. Nee! Slaat liet? Durft bet wegloopen? Nog nooit gebeurd. Nu, waarom moet ik liet dan vasthou den? GRIEKSCH VERNUFT De meeste menschen worden woedend, als zij hooren, dat achter hun rug kwaad over hen wordt gesproken. Socrates was verstandiger. Toon zijn .leer lingen hem eens kwamen mededeelen: Uw tegenstanders verspreiden, als u er niet hij bent allerlei kwade geruchten over u, glimlachte do wijze Alhener: Laten ze mij ook maar afranselen —s als ik er niet bij ben. AANGENAME VERSTROOIDHEID Iïccr (tot een kastelein): Is professor B, een goede klant van u? Kastelein: Dat zou ik denken zoodra hij gegeten heelt, heeft hij 't weer yergeteiü ook cn bestelt nog eens. w' iw s*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10