KABOUTER FEUILLETON mm.. MAANDAG 5 FEBRUARI 1928 DERDÉ BLAD PAGJNA 4 SCHAAKRUBRIEK WILL EN TILL. --s_ Vr - ECHO. Het is een bekend feit dat in de problema tiek. zooals trouwens in alle kunst, bepaalde ideefin of motieven, welke sinds langen tijd bekend on toegepast waren, plotseling in bet midden der belangstelling komen te staan. Zeer zeker dit thans het geval met de echo: echo-vorming komt reeds in liet grijs verleden dar problematiek voor, werd veel toegepast door •le meestere in bet millen der vorige eeuw al3 John Brown, S. Loyd, C. Bayer e.a. Een krachtige stoot tot het nader onderzoek van echo-problemen werd gegeven dooi- Bayers- dorfer, welke in 1889 en 1894 ln de „Miincliener Neueste Naehrichten" een tweetal probleettt- tornooien organiseerde, waarin de verdubbeling van een bepaald mat met kleurwisseling (came- loon-echo) als voorwaarde werd gesteld. Merk waardig wa3 het zeker wel, dat een der krach tigste bestrijders der Boheemsehe school, deze een der sterkste wapenen in de hand drukte! Bayersdorfer's voorbeeld vond navolging In een tornooi van de „Brünner Beobaeliter" (1897), een viertal kkibtornooien der Ceslcy spolek Sceehovni (1895—1900—1902) en een tor nooi van het ,,I>eutsches Woehenschach" 1907K Het 18 een bewijs voor de groote mogelijk heden, die de echo biedt, dat niettegenstaande do systematische onderzoekingen waartoe derge lijke tornooien aanleiding gaven, men veilig kan constateeren, dat zelfs daarna de ontwik keling der echo-problemen nog in de kinder schoenen stond. Nadien wierp de Boheemsehe school zich on der leiding van M. Havel op de compositie van echo-problemen als voortreffelijk middel om aan los naast elkaar staande varianten meer een heid te geven door ze te laten culmineeren in een gelijke matstelling. Ook van andere zijde vond de studie van echo-problemen veel steun, n.l. door de verdienstelijke composities van W. Pauly en O. Wurzburg. Do echo kwam „in de mode". In 1915 zag White's „Tasks Echoes bet licht, dat voor een groot deel gewijd was aan echo's en waarin in liet kort de door E. Dedrle toegepaste verdeeling der echo's besproken werd met de mededeeling, dat de beschikbare plaatsruimte niet toeliet dieper hierop in te gaan, de wenseh werd eehter uitgesproken, dat te gelegener tijd de mogelijkheid daarvoor zou komen. In de laatste jaren organiseerde J. Paluzie in de „Wiener Schachzeitung" enkele thema-tor nooien voor echo's, welke wijd en zijd belang stelling trokken en bovendien bereikten ons be richten, dat F. Dedrle binnenkort zijn echo- boek de wereld ir. zou sturen. Door den financieelen steun van A. C. White Is het thans mogelijk gebleken F. Dedrle's werk „Echo" te doen verschiir.an als kerst boek, waardoor den dank, dien de schaakwe reld aan A. C. White verschuldigd is, weder vergroot is. Met belangstelling namen wij van dit boek kennis maar laat ons dit er direct bij zeggen, niet tot onze volle bevrediging. Het boek is drietallig: Tsjechisch, Engelscli, Duitsch en wordt voorafgegaan door een inlei ding van M. Havel. Deze Inleiding is in wezen niets anders dan een grootsch opgezette ver dediging van het schaakprobleem in het alge meen en van de echo in het bijzonder, maar het moet ons van het hart, dat, niettegen staande de soms zeer charmante wendingen, deze inleiding weinig overtuigend is, het riekt soms sterk naar rhetoriek, waar men logische liewUsvoering gaarne gezien zou hebben. De vele citaten lijken meer op ornamenten dan op versterking der geopperde stellingen. Maar een lof kan men dit quasi geleerd betoog niet onthouden; het is interessant. Wij vreezen, dat de lezer, die in de hoop ver keert in Dedrle's meer nuchtere verdeeling en Massificatie der echo-problemen meer houvast te vinden, ook niet geheel bevredigd wordt, Im mers deze verdeeling heeft iets schematisch, Wijst o.l. niet voldoende op lacunes, die nog aanvulling behoeven. Vit den aard der zaak was Dedrle's taak on- <ankboar en moeilijk, immers, niettegenstaande groote veelzijdigheid van het echo, is en tlijft dit een zuiver uiterlijke factor, daar het zich baseert op, iets geheel uiterlijks n.l.: het twee- of meermalen laten ontstaan eener gelijke matstelling op andere velden. Alle denkbare verdeelingen moeten dus op dit zuiver uiterlijke feit gegrondvest zijn; Dedrle baseert zich op het in de matstelling deelnemende materiaal. Als voorbeeld van D's methode het volgend mat. PARTIJ No. 841. Wit: Zwart II. J. HOPMAN, Pr. W. SCHALK, Amsterdam. Weenen. 3. d2d4 d7dö 2. c2c4 e7e5 8. d4Xeü <15d4 4, e2—e4 No. 1. Onderstaand probleem bevat een verdubbe ling van dit mat. PROBLEEM No. 2. A. MUNCK. Skakbladet 1917. Mat ln drie zetten. Oplossing: 1. De2 La7 2. DeC <15 3. De3 mat. Kd5 2. Th5f Pe5 3. Dc4 mat. Beide varianten bevatten een q^ho van bo venstaand matbeeld. Tegen bovengeschetste methode zelf is wei nig in te brengen, al zagen wij gaarne wat meer aandacht besteed aan de wijze, waarop het ontstaan der matbeelden wordt afgedwon gen; maar wij missen vooral de aansporende tekst als b.v.: dit of dit mat is nog niet of niet voldoende bewerkt, enz. de lezer is al te veel aan zich zelf overgelaten. Bovendien, eehter dit behoeft bij een Bo- heemscli componist geen verwondering te ba ren, .spreekt Dedrle alleen van echo's van mat- stellingen, echo's van geheele varianten wor den niet vermeld hoewel ook in deze richting vele mogelijkheden te vinden zijn, zooals uit onderstaand probleem blijkt waarin een wel bekende tweezet verdubbeld wordt. PROBLEEM No. 3. W. B. RICE. Hampshie Telegraph 1914. Mat in drie zetten. Oplossing: 1. d6 Kd5 2. PcG enz. ed6: PbG enz. Uit groep X, Maart-geptember 1926. PROBLEEMOPLOSSINGEN. CORRE SPONDENTIE. Weer moet de Dame spelen (er dreigde Lh4)[ zoodat zwart in de ontwikkeling voor is. 10PgS—f6 1 11. Lfld3 0—0 ;j 12- 0—0 PfG—fl7 d Een kleine scherts: 13, DXd4??, Lc5. 13. Pbld2 c7—c5 Zeer ln overweging kwam Pcö! om de lichte stukken meer mobiel te maken. 14. Pd2—f3 Dd8—c7 15. e4e5 Tf8—eS 16. Lelcl2 Le7dS? Zwart ontwerpt hier een ongelukkig plan, welks consequente doorvoering hem tenslotte een onhoudbare stelling verschaft. I-lij wil f7f6 benevens eventueel fGXeö spelen, wat terstond met e5eG en f4f5 kon beantwoord worden, en treft derhalve omslachtige voorbe reidingen. De geheele strategie deugt niet want aan den koningsvleugel is, gelijk reeds uit de pion-groepeering blijkt, slechts wit tot aanval gerechtigd. Zwart moest, gelijk weer de pionnen-stelling aantoont, zich aan den Damevleug'el tegenstand verschaffen, dus na den beveiliglngszet LfS den voorstoot b7b5 trachten door te zetten. We der een goed voorbeeld, dat vaak een goed krijgsplan meer waard is dan een geheel leger, 17. Tfl—el PgGf8 18. Tele2 f7fg 19. Tal—fl! fGXeö j 20.. f4Xe5 Pd7bC Hieraan ziet men dat de laatste vier zetten van zwart foutief waren. Het nemen op e5 zou mat tengevolge hebben. 21. b2—b3 PfS—eC Door 21hO! had zwart den tegenstan der het spel kunnen bemoeilijken, daar rf3 dan niet zoo licht ingrijpen kon. 22. Ld3—f5! Met de krachtige dreiging 23. LXeGt, TXeG 24. PXd4! 22Dc7—07 Nu had 22h6 volgend schitterend offer mogelijk maakt: 23. LXhGÜ gh, 24. IXe6f TXeG 25. PXd4!Te8 (afgedwongen bijv. 25. cd, 26. Df8f benevens Tf7t of 25 Lh4, 26. DXh4 benevens eventueel Dg4f) 26. Pe6! De7 (Dh7? 27. Df8f!) 27. DgSf Kh8, 28. Tf6 of 27Kh7 28. Tef2 enz. Ontoereikend daartegen was na 22h6 de onmiddellijke poging 23. LXeGf TXe6, 24. PXd4 wegens 24, cd 25. Df8ï Kh7 2G. Tf7 LfO! 23. Pf3g5 Het paard mag niet genomen: 23PXe5. 24. LXsS DXs5 (of Dc7) 25. LeGf! benevens mat. 23PeO—f8 24. Pg5—f7 Wij liopen, dat de publicatie van „Echo" oolc voor Nederlandsclie componisten aanleiding moge zijn, m^er dan tot dusverre, hunne aan dacht aan echo-problemen te besteden, daar echo's steeds mogelijkheden openen tot verrij king van problemen zonder aanwending van In een partii JanowsklMarshall geschiedde 6. Dh3, Lb4f. 7. Pfd2 Dh4 met goed spel voor zwart. 6 7. DdlXfS S. Df3—g3 9. f2—f4 10. Dg3—f2 Lg4Xf3 Pc6XeS Pe5gG Lf8e7 EEN GOEDE HOND STAAt VOOR GEEN SLOOT. MAAR EEN) KOMT ER OOK WEL OVERHEEJ^ Toch biedt „Echo" veel belangwekkends, en voor hem, die zoeken wil is er stof genoeg in de verzameling van ca. 700 echo-problemen, die in het werk zijn opgenomen. Onderstaand enkele problemep aan deze ver zameling ontleend. PROBLEEM No. 4. "Y: 51J J. SCHEEL. 4e Prijs Trollhattens Schacksüllskap 1918. Mat in drie zetten. meerder materiaal en dus zeer in overeen stemming zijn met de wet der economie, de eenige, die alle scholen huldigen. Natuurlijk geeft „Echo" geen volledig beeld van hetgeen Nederlandsche componisten op dit gebied tot stand gebracht hebben, maar dat wfj slechts 5 problemen van Nederlandschen oorsprong konden ontdokken, bewijst toch wel, dat de vaderlandsche componisten op dit ge bied iets hebben in te halen. J Moge „Echo" bijdragen tot ontwikkeling der problematiek in het algemeen en van de Neder landsche in het bijzonder. J. O. No. 3908. 1. Pf4e2 enz. Een uitmuntende opgave. Haar vervaardiger, de heer van Dijk, bezit de kunst van deze kwaliteit composi ties, bij dozijnen, uit zijn mouw te schudden. No. 3909. 1. PaC—b4 dreigt. 2. Pb4—cGf. 1Dc3 <15—d4 (Ke7), 2. LfOt, PcGf enz. Een lief driezetje. Problemen gelijk deze zijn geëigend, om hen, die uitsluitend hun vaar digheid op tweezet ten beproeven, ook eens aan driezetten hun krachten te toetsen. No. 3910. 1. Le3d2 dreiging: 2. Tf3e3! enz. Df4t, Tfl: ,2. Ke7!, Te3! enz. In tegenstelling met no, 3909 is deze driezet er een, dia groote inspanning eischt, en ook den lcundigen oplosser voor een probleem stelt, daarbij bezit het hinderlagen in den vorm van dwaalsporen en dit feit is zeker als oorzaak te noemen dat verschillenden van onze oplos sers over o. 3910 zijn gestruikeld. rROBLEEM No. 5. W. PAULY. Deutsche Schachzeitung 1907. Mat in drie zetten. GOEDE OPLOSSINGEN. II. v. Gaaien, Rotterdam alle; Beckers. Am- stenrade no. 3908, no. 3909; V. v. d. Biggelaar, Roosendaal idem; J. Marcelis, Rotterdam idem; D. v. Niekerk, Rijsenburg idem; H. I'1. Roe- lofs, Arnhem idem; G. F. Spierings, Amsterdam no. 3909; O. W. A. Geist, Rotterdam no. 3908. E. te H. De correctie van no. 1 ontvan gen. We hadden nog geen goede gelegenheid hot te onderzoeken. F. te I-I. Zoodra we uw nieuwe opgaven hebben nagezien, hopen we U onze bevindin gen te melden. B. te A., J. M. te R., D. v. N. te R. en G. F. S. te A. 1. Ke5 wordt in no. 3910 gepareerd door 1 Tgl indien 2. Ke4 dan keert de toren weer naar g4 terug, om Pf4 te pennen. O. W. A. G. te R. 1. Ive7 faalt, in no. 3910, door 1Tfl: na 2. DfG-j- ontsnapt de zw. IC over g4. II. F. R, te A. In no. 3910 volgt op 1. De5f, Kh6 en na 2. Pe6f, Df4. Oplossing: 1. Tel Kas, 2. PeG ICe5, 3. Tc5±; Kd4, 2. Pc3 ICcl, 3. Te4±. PROBLEEM No. 6. m. havel. Tidskrift .fp.r Schack 1923. Mat ih drie zetten. HET ARTIKEL VAN DEZE WEEK. Tiet behoeft geen aanbeveling, dat de boekbe spreking, die deze rubriek siert, door den pro bleemliefhebber behoort gelezen te worden. Onze Venlosche medewerker heeft er nu een maal slag van, om zulk een stof op aantrek kelijke en leerzame wijze te behandelen. De bespreking van de problemen maakte het moei lijk de oplossingen voor later te bewaren, waar om deze dan ook in dit opstel te vinden zijn. Het probleem van Havel is naar wij meenen, reeds vroeger door ons gepubliceerd. Zeer geestig! Andermaal is 'het nemen v/h. paard direct noodlottig (wegens 25. LXh7t)>' er dreigt echter Lg5 of PdG. 24De7—h4 25. g2—g3 Dh4—h5 26. Lf5—g4 Dh5—gG 27. Pf7h8! Een origineele wen ding! Deze slotstand verdient een Diagram, Oplossing: 1. Dh7 Pb5, 2- Df7 PcS, S. Te<12±; Pdf5, 2. Db7 Pe3, 3. Tedi2±: Phf5, 2. Dhl Pe3, 3. Ted2±; f5, 2. Dc7 Kd4, 3- Tcd2±. Hiermede versmaadt wit het behalen van een openingsvoordeel cl', betreedt zelden be gane, voor den tegenstander gemakkelijke wegen. 4PbSeG 5. Pgl—f3 Lc8g4 G. h2—h3 Zwart geeft op. Aanteelceningen in de Wiener Schachzeitung van A. Becker. Oplossing: 1. DcS. KC3 3. Lc4 Ke4: 3. Dg4+: La3. 2. Lg4. ICe4. 3. Dc.41;: I17 2. Ld5, h5. 3. Df8+. Eerste klas sleutelzet en middenspel. Een verhaal der zonden en deugden van een tweeling. In een voorspel ea zestien stalles door LUDWIG MATHAR. 56). Kapitein Strengler is zegevierend uit den strijd gekomen, met den stafdokter Bolten- kamp, den chef-snijmeester. De kapitein kreeg natuurlijk het mooiste kamertje, vlak naast de veranda; maar de infanterist, nee, die moest boven in een zijvleugel. Er moet nu eenmaal tegel blijven. Nou, luister nou eens goed, ventje, begint kapitein Strengler, terwijl lm krijgslustig de monocle voor zijn oog plant, die al die opge dirkte vrouwen en i-di-o-ten moet overdonde ren, geloof jij nou werkelijk dat die granaten daarginds op het slagveld zich ook aan jullie orde storen? Ha, dat zou er leuk uitzien! Eerst de generaal een kopje kleiner, dan de hoofd officieren, en zoo vervolgens de heele ranglijst! De hooge medicus voelt zich werkelijk diep gekrenkt door zoo'n bot argument. Die kerel met zijn monocle redeneert als 'n kalf. Tege lijkertijd dwingt hü zich. echter tegenover dit frontzwijn deze lieflijke benaming is eerst toen in het militaire woordenboek opgenomen tot wat vriendelijkheid. Maar kapitein, slagveld en hospitaal, dat is Maar nu slaat kapitein Strengler dubbel van het lachen. Juist kerel, dat Is precis het zelfde! Met dit verschil, daar doen de granaten het werk, en hier jullie. Staf-arts Boltenkamp wordt vuurrood, van Verontwaardiging. Maar wat Ik u verzoeken mag, kapitein.. Zeer ernstig, met krampachtig vastgehouden monocle, de kapitein: Als zulk een eenvoudig infanterist die daarbij, dat moet je ook niet uitvlakken, de ieerste is die het IJzeren Krui3 draagt, zijn kapitein van een bende vijandige duivels weet te verlogen, dan moet er voor hem in 't hospi taal ook geen onderscheid gemaakt worden. Ofen nu wordt zijn stem scherp en hoekig als op het excercitieveldkapitein Strengler trekt met den infanterist Jobelius bij de man schappen in den zijvleugel. Begrepen, kame raad? 4 -*■ - Boltenkamp's protest wordt al zwakker: Maardit wordt een precedent En Strengler listig lachend: Nu goed dan, niet op de zelfde kamer, maar dan toch twee nummers naast elkaar! Voor dat compromis ben ik te vinden, antwoordt Boltenkamp met een zuurzoet glim lachje, blij zich uit de klem verlost te hebben. Aldus kwam Till Jobelius, de infanterist eer ste klas, in het kamertje vlak naast dat van kapitein Strengler te liggen. De kapitein mag van dit zelfde oogenblik af in het heele hospitaal, zoowel bij de zusters als bij de manschappen, een potje breken. Da manschappen, al zijn ze ook heelemaal lam geschoten, doen nog hun best om de hak ken tegen elkaar te slaan als vroeger voor hun kapitein. Ja, als ze allemaal zoo waren! De nonnetjes zouden wel een novene willen houden opdat die door-en-door goede man dat godslasterlijke vloeken toch maar kon laten. Och, en de Roode Kruis dametjes laten zich ook niet onbetuigd. Ze vertroetelen om strijd hun kapiteintje, en zetten smachtende oogjes op. Dom vrouwvolk, wat 'n troep ganzen! ze lig gen allemaal als de rattenvanger zaliger naar hem op den loer. Zelfs het armzalige hinkebeen- tje drentelt steeds op de gang heen en weer. Jammer, dat die mooie kat van de eerste avond er niet meer is! Vlechje heeft hem heel vlug met het geval in kennis gesteld. Nu begrijpt hij veel van Jo belius' stilzwijgen. Arme kerel! Onder deze om standigheden moest dat vervloekte mensch zich wel uit de voeten maken. Dat was zeker de noodlottigste ontvangst die men zich voor kon stellen. Het lieeft hem zichtbaar getroffen, de arme kerel! De wonde ettert, en wil niet dicht groe ien. Hij zal een specialist laten komen. Al gaat die Buitenkamp met zijn verwaand gezicht ook op zijn kop staan. Kerel, sterf des noods, maar volgens de orde van het huis! Als hij in den tuin is, komt zuster Evergilcla, groot c-n gezet, als een wachtmeester, op den kapitein af: hij heeft hooge koorts kapitein! Staf-arts Boltenkamp wordt geroepen, voelt de pols, kijkt naar den thermometer, bestelt ijs, schraapt zijn kool, en gaat weg. Telegrafeer onmiddellijk uaar Aken, lcnar- sentaudt kapitein Strengler, hij dreigt van woede te stikken. De moeder is er ook bij geweest. Men heeft de huilende vrouw bijna met geweld naar buiten moeten brengen. Zuster Evergikla, knort de kapitein, al3 Vleugelman do trap afstrompelt, waarvoor zijn zulke vrouwen eigenlijk op de wereld? Onze Lieve Heer heeft allerlei kostgangers, glimlacht de zuster, terwijl ze den kapitein zeer ernstig van terzijde aanziet- Ook oom Norbért is gekomen. Trekt allerlei rare gezichten, en drukt, de hand van den kapi tein bijna fijn uit dankbaarheid. De koorts stijgt. 't Is alles de schuld van die madame Pau la, die overval is hem ln 711 Woed geslagen, vloekt kapitein Strengler' stommerik die ik was, i-di-oot! Waren we maar uit dit ongeiluks- n«s t weggebleven! De professor uit Aken komt. De kapitein heeft hem zelf in een auto afgehaald. Bolten kamp is in geen velden of wegen te zien. Die Strengler gooit heel zijn keurig in elkaar ge zette systeem door elkaar. Wondroos, ijs, omslagen, zegt de professor, terwijl hij z'n schouders ophaalt, Oveir twee da gen komt de crisis. De zustertjes loopen zenuwachtig heen en weer en roepen den stokouden rustenden rector, die destijds biechtvadeT >'an den scrupuleuzen Till was. U moet 'm bedienen, eerwaarde! Jij jongste en brutaalste van allenijlt de zieke met gebalde vuisten. En lok je me oolc .door jou hand. mompelt hij, terwijl hij afgemat in de kus sens terugvalt. Zij is bij moeder Overste geweest, en heeft er een scène gemaakt. He kapitein is tusschen- beide gekomen. Bij dezen toestand is het onmogelijk om liem te zien, mevrouw. Zijn woorden klonken scherp en koel. Tenslotte is oolc zijn broer, Herr Stadtrat, ge komem. Koel en correct. Hij raagt bij dokter Boitenkarnp naar den toestand van den zieke. Vraagt oolc of er nog bezoek toegestaan is. Jammer genoeg absoluut onmogelijk! Het lid van het kerkbestuur loopt dan door naar het kapelletje, daar is hij wel een half uur gebleven.. Den volgenden avond, het is reeds donker, sluipt ee-n zwaargesluierde vrouw als een die vegge in den nacht door de poort. Ze zweeft door den tuin. Sluipt de trappen op, is in de gang, opent geluidloos de deur van liet kamer tje waar de doodzieke gewonde buiten leennis ligt. Dan werpt ze zich, voordat zuster Evergilda die vau oververmoeidheid wat ingedommeld is, het beletten .kan, met beide armen op het lichaam van den koortsigen zieke, en kust hem als eeu waanzinnige op voorhoofd en lippen. Till, Till, jij mag niet sterven, jij mag niet ster ven! Daarna valt ze aan het voet-einde van het becl in onmacht. Zuster Evergilda draagt haar in haar sterke armen naar buiten. De zieke rijst echter met een afschuwelijken kreet op. Het wonder is gebeurd, hij Is gered, de crisis is voorbij, hij moet zich weer gezond zweeten. Kamillerathee, het huismiddel van zuster Ever gilda, doet de rest. Hij zweet dat hemden en lakens druipnat zijn. Maar zijn pols wordt rustiger, zijn oogen verliezen hun koortsigen glans. Natuurlijk is hij nog zoo slap dat hij niet op zijn beenen kan staan. Nu speelt kapitein Strengler voor ziekenop passer. Hij is warempel nog magerder in zijn gezicht geworden. Heeft zelfs zijn monocle ver geten. Enkele dagen later rust de herstellende reeds in een ligstoel in dc veranda. Als een dorstige drinkt hij de milde zon van den laten Septem- ber-dag. En zijn zieke ziel laaft zich aan het rustige beeld van zijn geboorte-stadje, aan het lijnenspel der blauwe tlalcen, aan den gouden haan op den toren van de parochiekerk, aan den machtigen zwaan op de protestantsche kerk. Heimat! Heimat! Typisch, dat hij met geen woord over prach tige Paula rept. Die plotselinge romantische Verschijning, was voor hem niet meer dan een droomfiguur. Die zelfs niet eens een spoor van herinnering heeft nagelaten. Ook pastoor Bux heeft hem bezocht. Die is wat ouder, milder en nog wijzer geworden dan vroeger. Heeft lang en opgewekt met hem zit ten praten. Ja, ja Till weet wel, dat de dood alles vergeet en vergeeft. Hij lacht eens zacht en moe. Ja, ja eerwaarde, dat weet ik allemaal wel. Dan zal oolc de haat wei wat verbleelcen op den ilnur. Maar nu nog niet, eerwaarde, nu nog niet. De moeder had gezworen dapper te zijn en niet te gaan huilen, toen ze hem voor het eerst in het bijzijn van zuster Evergilda mocht be zoeken. Ook Wilde Norbert was daarbij tegenwoordig. Maar nu wordt het werkelijk tijd dat ze weer weggaan. Hij heeft bijna de heele punt van zijn snor afgebeten, om zijn tranen te bedwingen. Dorstige Nikkel, die ondertusschen onder officier bij de laatste lichting van den land storm is geworden vergeet hem ook niet. Dat IJzeren Kruis op de gloednieuwe uniform heeft hem vooral machtig bekoord. Tamme Hendrik durft bijna niet naderbij te lcomen. Zoo grooten eerbied heeft hij voor Till. Werkelijk, zelfs de Kameelen blijven niet ach ter. De herstellende heeft er zelf op gestaan, dat ze hem toch met z'n allen eens zouden ko men opzoeken: Zoo, leef jij oolc nog Kaspertje. En je slak kenhuisje? Zoodra ilc weer een beetje op mijn beenen kan staan kom ik eens lcijken hoor, dat beloof 11c je. Eduardje heeft zijn vuil kalotje wel honderd maal ln zijn nog smeriger handen rondgedraaid. Neen, wat 'n fijne mijnheer is me dat Ineens geworden. En dan het IJzeren Kruis! Paulusje moet zoo maar eens fijntjes glim lachen en strijkt zijn buis als aan een reliqute aan het eereteelcen aan. Moedige Willem wrijft zich met den rug vau' zijn koolzwarte handen de tranen uit de oogen, Fransche Sjors heeft een prachtig boeket da lla's meegebracht, Miezeklaasje, dat zoo grijs geworden is als een jachtopziener maakt als voor een sultan driemaal een eerbiedige bui ging. De duivel mag weten, wie hem dat Inge fluisterd heeft, maar hij denkt: hier Is in ieder geval iets heel bijzonders aan de hand, en voor wat hoort wat. Dat Till Jobelius echter weer zoo vlug ter, been Is, lieeft hij toch in hoofdzaak aan de trouwe zorgen van zijn kapitein te danken. En natuurlijk mag ook het groote aandeel van zuster Evergilda niet vergeten worden. Wat Strengler echter maar heeft kunnen verziinneu om zijn Till te verrassen, zijn aan dacht telkens weer wakker te roepen voor het mooie en aangename van het leven is niet ta beschrijven. Eiken dag daalt hij naar het stadje af. Zwaargepalct en gezakt lclimt hij dan weer, zuchtend naar hoven. De beste wijnen, de zeld zaamste vruchten, de fijnste delicatessen. Eu dan ontbijten zij gezamenlijk ln de veranda, waar zij een heerlijk vergezicht hebben over stadje en bergen. Ja, jullie Monschau is nog zoo frisch als de jeugcl en steeds even mooi als een nieuwe morgen. Hoor die beken en bosschen eens ruischen. Zie al die stille plaatsjes en lenusse steegjes eens. De arm van kapitein Strengler is spoedig ge nezen. Dat was maar een kleinigheid. Hoofd zaak is trouwens dat de wond van Till Jobe lius eindelijk besloten heeft om dicht te gaan. En dat er weer leven begint te stroomen door zijn bleeke wangen, waar de tinten van den dood reeds in gelegen hadden. Dat zijn hel dere oogen weer blij je aanzien. Dat voortdu rend liggen op de veranda in de zachte herfst lucht, gehuld ln warme dekens, doet den her stellende goed. Zoo'n vurig wijntje werkt heel wat beter dan al die rommeldranlcjes van Boltenkamp zegt Strengler, en terwijl hij een glas wijn inschenkt, werpt liij tegelijkertijd een glas mer dicijn in de bloempotten. Dat is allemaal dui- velsvergif, kerel. Dit is goed en lekker. Hij mag al spoedig met een stok wat hoen en weer loopen. Langzaam, pasje voor pasje, maar altijd nog op den slotberg. Die oude, eenzame Julicher Burcht is zoo heerlijk stil. Van den machtigen ezelstaren of van den stellen bergrand leun- if zoo heerlijk ver in den omtrek zien. In het stadje gaat hij nog niet. (Wordt vervolgd), j

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 12