Mengelwerk. l/e ontmoeting op het kerkhof -u- Verzoening WOENSDAG 29 FEBRUAR11928 DERDE BLAD PAGINA 2 -tt- -tt- -tt- -tt— tl— Zachtjes viel de sneeuw en legde ecu wit tapijt op de garven. De Jwomen en struiken stonden daar, alsof ze kunne kale takken uitstrekten. Een paar muscbjes huppelden over de paden en zochten vergeefs naar wat brood. In de laatste rij, waar de frisch gedolven graven pas korten tijd hun doodc schatten bewaarden, knielden twee gedaanten, beide in het zwart Maar wie hun gezichten gezien had, zou verbaasd gestaan hebben over de verschillende gelaatsuitdrukkingen. Terwijl de ééne een jonge vrouw van nog geen dertig jaar zonder ophouden snikte en krampachtig de handen voor het gelaat hield, knielde de andere een dame op leeftijd kalm en waardig hij een graf, hield de handen gevouwen en de oogen ge sloten en hoewel tranen over haar wangen rolden, scheen het 01 een glimlach over haar trekken gleed. Het was, als sprak ze met iemand,die onzichtbaar was, hoewel haar lippen zich niet bewogen. Plotseling wendde z'i zich naar het andere graf: daar hacl de jonge vrouw zich op den grond geworpen en snikte zoo wanhopig en luid, dat de andere dame opstond, cn naar haar toeging. Ze geleidde haar naar een bank, schoof de sneeuwlaag op zij, spreidde haar zakdoek op dei1 natten plek uit en t tïwong do jonge vrouw plaats te nemen. Na een poosje oogd- deze haar tranen af en keek in het gelaat van haai' vriende lijke helpster, te geduldig naast haar wa te, tot ze wat tot bedareft was gekomen. U heeft zeker ook verdriet nietwaar, be gon de jonge vrouw. De ander knikte cn keek haar diep in de oogen. Misschien heb ik meev reden tot ver driet dan gij, zeide zij ernstig. Ik heb mijn kind verloren, snikte de jongere het uit en verborg het gezicht weer in de handen. Maar Uw man leeft toch, nietwaar? vroeg de ander. Ja maar Ik heb mijn man en kind beide ver loren, zei de ander weer. Nu keek de jonge moeder op: verbaasd vroeg ze: En u bent zóó kalm? De weduwe ging naast haar zitten. Er was een tijd, dat ik ook zoo wan hopig kc- worden als gij, zeide zij. Toen ik pas gehuwd was, verloor ik mijn eenig zoontje. Nooit, zou ik dat ver driet te boven komen dacht ik. En ik kon maar niet begrijpen, dat mijn man in dat v 'riet berustte. Maai' dat kwa. omdat' hij geloofde. Ons kind is gelukkiger dan wij, zei hij steeds. T"-« rJs wij goed en braaf leven, zuilen wij het eenmaal wederzien. Eerst kon ik het maar niet gelooven. Maar toen ik hern met zooveel overtuiging hoorde spreken en zijn gezich zoo kalm an blij moedig zag, dag in dag uit, begon ook ik te bidden om dat rotsvaste geloof aan een weerzien na den dood. En, onderbrak haar ademloos de ander, jje'ooft U het nu? Mijn man .en week geleden begra ven. Iemand die zóó 'oor God's hand wordt getroffen, kan hij zóó blijmoedig zijn, -'a hj niet aan een hiernamaals gelooft? vroeg de weduwe ernstig. De jonge moeder boog het hoofd. Ik geloof niet aan God, zei ze zacht. Kom met mij mee, ik zal U van God vérhalen. Want uw wanhoop is slechts een gevolg van uw ongeloof. De beide vrouwen verwijderden zich. Veertien dagen la' „g men ze -"er op het kerkhof Maar nu knielden beide bij de graven en het gezicht der jonge moe der was niet minder berustend dan dat der kinderlooze weduwe. Eu toen ze later arm in arm hun dier bar? dooden verlieten zei de jongere: Hoeveel tranen zouden minder bitter zijn, als alle mensehen wisten, dat dc dood slechts een tijdelijke scheiding is, die voor bij gaat om plaats te maken voor een eeuwig weerzien. EEN LOOPJONGEN IN DEN STIJL. Een looi) Jongen die wegens een tram ongeluk in het ziekenhuis verpleegd wordt, schrijft aan zijn patroon: „Mijnheer, ik bedank u vriendelijk voor dien gulden opslag, die ik gekregen heeft. En hier- f mede laat ik u weten als dat ik over een week wel thuis zal zijn. Een Donderdag mocht ik op 1 been 1 o o p e n. Een Vrijdag mocht ik ook op mijn zee ren boen loopen en een Zaterdag kou ik al zoo'n beetje op een schraag je loopen. Zondag liep ik met twee stokken en later, een beetje met één stok. En verder geef ik de hartelijke groeten aan jrw vrouw en het personeel". urr DE KLAS. In het taalboek staat de zin: „Je moet iemand noch rechtstreeks, noch •bdelings benadeelen". Jan: „Hoe moet je dan wèl doen, meneer?" flDJ HAD ER WAT VOOR OVER. Specialist: „Geloof me, mevrouwtje, in drie maanden tijds maak ik een andere vrouw jran je." De vergezellende echtgenoot: „Doe T vrouw 1 korai er aiet op aan, wat 'jt kost," Stil, onbewust bijna was het verlangen in haar ontwaakt naar meer praal en uiterlijken opschik, niet alleen in haar kleeding, die zij als modiste steeds ver zorgde tot in de kleinste détails, doch ook in haar woning, die haar zoo sober, zoo armelijk leek, als ze weerkeerde van beur dagtaak en de huizen der meer ge goeden en rijken dezer wereld. Daar die pracht cn praal, dio weeldeschittering, die gemakken van zaeht-mollige sofa's en divans, die rijk gedrapeerde gordijnen en portieres, die kleurenmengeling zoo aan trekkelijk en bekorend, hier alles zoo poover cn eenvoudig, zoo kaal. armoedig bijna. O, als 't aan haar lag, zou ze tenminste navolgen datgene wat ze dage lijks aanschouwde met wangunstig oog en nijdige blikken. Vroeger toen moeder nog leefde en zij 's avonds hartelijk verwelkomd werd dooi de bi-ave, eenvoudige vrouw, had ze dit minder gevoeld; zij beiden behoorden bij elkaar als de bloem bij den stengel, zij vulden elkaar aan, steunden elkander bij moeilijkheden en zorgen. Toon scheen de arbeid haar een lust en genoegen, om dat zc wist, dat ze, gedeeltelijk althans, werkte voor moeder, voor haar, die haar het naast en het dierbaarst was op aarde. En het sober-eenvoudige dijukte haar niet: moeder paste immers zoo wel in deze omgeving, de lijst was in over eenstemming met het schilderij. Moeders eenvoud en goedheid, haar geduld en zachtmoedigheid, paste zoo wondervol in die kleine, sobere woning, bestraald en verlicht door gouden glans van tevreden levens-blijheid en stille berusting na veel gedragen leed. Was het enkel het gemis van die brave, zorgvolle moeder, dat haar meer dan vroeger dit alles gevoelen deed, of... was er iets veranderd in eigen hart? Lena peinsde er niet over, hoezeer de geest van ontevredenheid al meer terrein won.., mijmeren en droomen paste niet hij haar karakter, werken, dag in dag uit, dat was haar levenstaak, al vele jaren. Toch, stilaan was ze grootere eischen gaan stellen; het eenvoudige kleedje waarmee zo vroeger verscheen in haar naaihuis. had reeds lang afgedaan. Modieus en gra cieus stapte ze des morgens in haar met bont-omzoomden mantel, het kleine hoedje coquet op dc blonde, golvende lokken, met bcrekendo trippelpasjes door de drukke straten, gehaast reeds, omdat ze er van hield, meer tijd dan noodig was, aan haar' toilet te besteden. Bovendien had ze nog te zorgen voor Jan, haar jongsten broeder die klokslag half negen het huis verliet, na steeds met smaak zijn karig ontbijt genuttigd te hebben. Ach, zijn zuster ver wonde hein niet, die ijdele modepop was steeds te veel naar zijn meening, met prul len en overbodigen opschik bezig, terwijl Lena vaak in zich zelf mopperde dat je van zoo iemand als hij wèl plezier be leefde. Ja stil-eenvoudig ging hij zijn weg, weinig woorden verspillend aan haar, die hij een te grooto dame vond voor haar eenvoudige omgeving, voor de opvoeding die zo genoten had. „Ouderwetsch" be stempelde zij hem, „ijdel, pronkzuchtig, was het oordeel van Jan over zijn zuster, die hij overigens toch wel lijden mocht. Immers, hij herinnerde zich nog wel de zorgende liefdo waarmede zij hem, als oudste zuster steeds gekoesterd had en toch on danks die dankbare genegenheid die leefde in zijn hart. scheen het of er geen of althans heel weinig sympathie bestond tus- schen him beider zielen. Jan was, ais zijn moeder, goedhartig, met weinig tevreden. Lena hield van schitteren en groot doen had een zwak en bijzondere voorliefde voor ijdel vertoon. En Jan had te weinig invloed op haar om dio neiging in haar te be dwingen of te kunnen bestrijden. Zoo leefden ze naast alkander voort, zonder grooto vertrouwelijkheid of warme intimi teit Tot opeens het Lena toescheen of er iets veranderde in hem, of er stilaan een nei ging hem beheersehto zoo gelijk aan do hare, liefde voor gezelliger omgeving cn knusse vertrouwelijke huiselijkheid, zon der echter tot hartstocht uit te groeien, voor ijdel vertoon en overdreven opschik. Zonder dat zo 't zelf begreep hoe en waar om het. geschiedde, werden de oude meu beltjes zoetjes aan vervangen door nieuwe: de oude krakende stoelen, een ergernis, zoo lang reeds voor haar, verhuisden voorgoed naar den zolder. De kamers, opnieuw be hangen en geverfd, vertoonden weldra een geheel ander aanzien; dan kwamen er keurig-sierlijke stoeltjes, een tafel bedekt met warm-gekleurd pluchen kleed, een aardig buffetkastje en hier en daar wat kleine snuisterijen, die het geheel een vriendelijk cachet gaven. Lena, vond zich een koningin gelijk, als ze rondging, schil^ kend cn plooiend hier of daar, bewonde rend het kleine rijk dat ze voor zich alleen waande. Edoch, 't geluk en do vreugde die ze zich had voorgespiegeld nu einde lijk haar liefste wenschen vervuld waren, 't werd opeens verstoord door de koude, vormelijke mcdedeeling van Jan. dat hij nu wel zoo zoetjes aan oud genoeg ge worden was om aan een huwelijk te gaan denken. Als versuft luisterde Lena, naar zijn kalm-vloeiende woorden. Trouwen, hij, die nimmer aan een meisje eenige aandacht schonk, dio zoo opging m zijn werk, zijn pijp en courant dat er geen oogslag, geen groet of glimlach voor eenig vrouwelijk wezen hij inbegrepen scheen, 't was zoo wonderlijk, zoo ongelooflijk. Niet lang duurde hef, of Lena kaéfte zich heftig tegen zijn plannen ofwel, listigberekend trachtte zij hem lot andere gedachten te brengen. Waarom zoo baastig te werk gaan, hij had It immers zoo goed bij haar» ze deed toch wat ze kon om 't hem zoo gezellig mogelijk to maken en dan. als hij heen ging, wat moest er aan van haar worden? Alléén staan. Had hij wel eens gedacht aan welke ondankbaarheid hij zich schuldig maakte. Zij, die de eerste jeugd reeds voorbij was, had minder kans nog eens gevraagd te worden en., had zij zich feitelijk niet geofferd voor hem? Jan liet schijnbaar onbewogen den woordenstroom over zich heengaan en zelfs (IC latere huil buien schenen hem niet te ontroeren. Ze was oud en wijs genoeg om voor zich zelf te kunnen zorgen meende hij: die kostbare toiletten wezen toch wel op goede verdiensten en als ze een kamertje huurde bij kennissen zou haar leven niet minder gezellig zijn dan nu met haar oenzelvigen en weinig spraakzamen broer Van weers zijden vielen nu harde woorden; Lena verweet hem, dat hij haar in den waan gebracht had, dat al die veranderingen om harentwil waren geschied en nu zou een ander ervan profiteeren 't Was go- meen, laag, verweet en kijfde ze in li aar driftbui, waarin ze niet meer wikte haar woorden, die scherper nog uitvielen dan ze in kalmer oogenblikken wel bedoeld zou hebben, 't Duurde intusscben niet lang, of een lief, eenvoudig meisje kwam als aanstaande bruidje de woning eens be zichtigen, schikte en plooide op liaar beurt hier en daar cn dan, met stralende oogen prees ze Jan's liefdevolle zorgen, om hun nestje zoo heerlijk-gezellig in te richten, zoo geheel naar liaar smaak en liefste wenschen. Driftig jakkerde Lena vcort op dc naai machine, zich haastend om. het bestelde werk klaar te krijgen, voor de avond daalde. Immers mevrouw v. Veen ver wachtte deze japon om straks te dragen op een verjaringspartij. Nog enkele steekjes hier en daar, vlug de rijgdraden uitge plukt en dan met spoed naar den Oranje- singel want voor niets ter wereld wilde ze het misnoegen opwekkeu van een liarer. beste klanten. O, ze mocht nog dankbaar .zijn? dat alles zoo goed ging, nadat ze van Jan was geseheiden, mokkend en morrend, wijl ze nu Voortaan geheel voor zichzelf zou moeten zorgen. In 't begin had Dina, zijn jonge vrouw, nog toenadering gezocht, maar Lena vond 't. smartelijk en vernederend terug tc moeten keeren in dio omgeving, waaruit zo was weggestooten, zoo als ze dwaselijk meende veel liever bleef zo haar eigen, kale kamertje, dat ze ge huurd had in een dei' stillere straten, ver weg van haar vroegere woning. Hoe 't tocb mogelijk geweest was, zich zoo te laten be dotten, dat Jan al ilic lieve meubeltjes en snuisterijen zou hebben kunnen koopen, voor haar genoegen alleen. Ach, biltcr- wrang was do ontgoocheling geweest, maar wie had ook kunnen vermoeden, dat hij aan trouwen zou denken. Ten slotte gunde zo hem wel zijn ggluk: dat tengere, aar dige vrouwtje, wenschte zelfs wel oen lieve zuster voor liaar te zijn, maar na dio droeve teleurstelling ging Lena liever haar eigen weg. Vaak moest ze zich bekrimpen en behelpen, en de angst sloeg haar sofn3 om het hart in tijd van s'aP'LG cn ge dwongen werkloosheid, maar to Irotscb was ze om dit anderen te bekennen. Jan was welgesteld, had een goedé betrekking, een aardige woning, een 'tef vrouwtje. Jan had alles wat het leven aangenaam maakt-, zij, Lena, had mets waaraan za zich hechten kon, geen bloem, geen vogel, niets; werken en sparen voor een moge lijke ziekte of ongeval, dat ook haar zou kunnen treffen. Stilaan begon ze bitter te worden, onbillijk in haar oordeel. Jan in stilte beschuldigend de oorzaak tc zijn van haar eenzaam leven. Klopte ook in haar niet een warmvoelend hart, dat zoo gaarne liefde gaf en wenschte wederkcerig be mind te worden?... Ach, die vlagen van zotte ijdelheid cn overdreven pronkzucht waren lang reeds voorbij-, ze wist en be greep nu wel dat een eenvoudig gewaad de draagster niet onteerde cn dat het geluk zeker niet altijd verbonden 19 aan rijkdom en uiterlijke pracht en praal vertoon. Maar toch— a' hunkerde haar hart naar wat vriendschap cn liefde, liaar koppige trots weerhield haar om naar Jan en zijn vrouwtje te snellen en te bekennen hoezeer ze naar hen verlangen kon in da sombere eenzaamheid van haar klein- doezelig kamertje. Stil sloop ze de trap' op, als ze terug keerde van haar tocht. Mevrouw was ver rukt geweest, en veel lieve woordjes van waardeering waren haar deel geworden. Een weinig gevleid lachte ze stil-vergenoegd voor zich zelf. Ja, haar werk was haar kunst, haar levensdoel, iets anders zou ze ook waarschijnlijk nooit bezitten. Ileur glimlach verstart en bleek wordt haar gelaat als ze, binnentredend haar broeder bemerkt, die lusteloos neerhangt in den eenigen leunstoel, het hoofd gesteund door beido handen, met droef starende oogen en verdacht trillende lippen. JaiiL.. »r klinkt verwondering in haar toon, een vraag tevens om uitleg, voor dit ongewoon gebeuren... Ja, ik, zegt hij toonloos en dan plots heftig: Lena, 0111 Gods wil, stuur me niet weg. Dina.... Even hapert zijn stem door de hevige emotie, maar dan zich behcer- schend gaat liij wat kalmer verder: Mijn vrouw is ernstig ziek en dc kleine ach God wat moet ik beginnen als man alleen. Lena's aandacht is ■gevsmgex». nu hij spreekt over het kind, het lieve blondje, dat ze een enkele maal rug slechts gezien heeft en waarvan ze toch houdt met al de liefde van een echt vrouwenhart... 't Arme schaap, gaat Jan zuchtend verder... ze kan nog zoo moeilijk moeder zorg ontberen en nu Dina ziek ter neer ligt zonder uitzicht op een spoedig her stel- In Lena's ziel ontvonkt een warm gevoel en bruisende stroom breekt door dc ijs koude onverschilligheid, waarmee haar hart ompantserd scheen. Troostend legt. ze haar broeder dc hand op zijn arm, spre kend zachte woorden van opbeuring en hoop. Zeker ze is bereid om te helpen, el kander te steunen is immers christen- plicht. Met teedcre belangstelling luistert ze opnieuw als Jan haar vertelt van zijn lieve zorgzame vrouw, die voor hem was een troost en een vreugde cn die nu.... Kom, kom, bemoedigt ze andermaal, geen zwarte droomen, hoor, ze is immers nog jong en als een zorgvuldige verpleging haar redden kan, dan mag je vertrouwen, want, wij samen zullen al het mogelijke doen... „Samen" heeft ze gezegd... ze zijn dus weer vereend als vroeger toen moeder nog leefde cn geen nijd of afgunst, schei ding bracht tusschcn die twee harten. Voortaan za? liefde hen weer vercenen cn steunen en helpen zullen zij elkaar bij a, hun moeite cn zorgen. Dien avond zat Lena hij het ziekbed, trouw wakend cn vol liefde dienend de arme zieke die neerlag in bittere smarten, liet kleintje heeft ze reeds te bed gebracht na het hartelijk, als een echt moedertje om helsd cn gekust te hebben. Welk een warme liefdevonk heeft haar hart ontdooid cn haar ziel ontgloeid tot werken van naas tenliefde en barmhartige teederheid....? Ze voelt 't, hier is ze op haar plaats,, hier wil zc blijven zoolang men haar noo dig heeft. Bedrijvig gaat ze af cn aan. schikt en beredderd alles: ze ziet Jan weer opfleuren cn in zijn goedig oog weer slraalt den blijden glans die zij nog kende van den eersten tijd van zijn gelukkig!, huwelijk en het kleintje hecht zich reeds' aan haar, noemt liaar zoo heerlijk met haar Mlveren stemmetje: „iantejief', zoo-; dat zo ontroerd het kleine meisje in de! armen sluit cn het kust en liefkoost, keer op keer. Na dagen van spanning, van hoop en vrees is het gevaar geweken en als de zieke over liet eerst weer in de huiskamer haar danken wil voor al haar moeite en zorg, weert ze af: Ach neen, Dina, geen dank, ik deed 't met liefde voor jou cn voor die schat van juffie— Dan heft Jan het lieve blondje op in zijn stortte armen, vlijt haar tegen tante's schouder en bedelt naif-hartelijk: Zou je maar niet voorgoed bij ons blijven, Lena, ik geloof stellig dat ons prinsesje jo maar moeilijk zal kunnen missen en Dina denkt er ook zoo over, nietwaar vrouwtje? De zieke knikt geroerd cn het kleine meiske slaat haar mollige armpjes om Leentjcs hals en herhaalt zoet-vleiend vaders woorden. Verrast blikt ze van den een naar den ander, aarzelend, niet wetend wat te be sluiten. Een visioen vaa hartelijke toe genegenheid cn liefdevolle toewijding spie gelt zich voor haar verrukte geeslcsblikken en dankbaar neemt ze de hand van het nog zwakke vrouwtje cn drukt ze met warmte, terwijl haar lippen stamelen, heel zacht en bescheiden: Als jullie me hebben Wilt, dan -o zoo gaarne.... Wel ja, lacht Jan zijn ontroering weg, wel ja, hier vind je toch meer ge zelligheid dan in dat koude, eenzame kamertje, ginds en je beste klanten kun je aanhouden indien je dat wenscht, maar beschouw dan voortaan dit huls als het uwe, Lena. Een traan welt in haar nog, een vreugde traan over zooveel liefde en tegemoet komende hartelijkheid cn nog eens drukt ze broer en schoonzuster dankbaar de hand, want ze voelt en beseb op dit moment dat ze haar oude huis, vernieuwd en ver fraaid, verwarmd door liefdevolle genegen heid heeft weergevonden voor immer.... i DE BUREN. Voor het venster van een benedenhuis hing een kaart met de woorden: „Een piano te koop". Voor het venster van het volgend huis hing ook een gelijke kaart met het enkele wwordh erop: „Hoera!" HIJ KENDE HEM. Advocaat: „Toen ik '11 jongen was, wüde ik niets liever dan een mover worden". Cliënt: „Nou, dan hebt a geluk gehad; 't is niet iedereen gegeven om de droomen -zijner jeugd verwezenlijkt te zien". Napoleon I bezocht soins den schouwburg zonder opgemerkt te willen worden. Dan mochten de soldaten hem niet de militaire honneurs bewijzen en liet. geweer presen- teeren. Op zekeren avond, toen het ineoginto in acht genomen moest \wden, stond een jeugdig cadet op post, waar Je keizer, door gener aal Du roe vergezeld, voorbij ging. In het eerste ©ogenblik van verrassing presenteerde de cadet liet geweer, maar werd dadelijk door Napoleon berispt. Waarom presenteert je het geweer voor mij? vroeg. hij. Ik heb het streng verboden. Voor 11 heb ik niet gepresenteerd, maai* voor generaal Duroc; ik ken u niet., ant woordde dó jonge cadet snel beraden. Eenige dagen later ontving de cadet het brevet van luitenant. Toen de koningin van Engeland, bij den dood van Willem IV vernam dat zij ko ningin was geworden, was het eerste wat zij deed een verzoek, dat een der hofdames haar moeder bij haar zou komen. Ben ik nu werkelijk koningin? vroeg zij deze. Ja. En kan ik nu doen en laten wal ik wil? was dc tweede vraag. Ja. Nu, breng mij dan eens gauw een kop thee. Ik heb daar al zoo lang naar verlangd en moeder wil er mij geen geven. Ik wil dan toch wel eens zien of mij dat zooveel kwaad zou doen. Dc koningin kreeg het verlangde. Zij dronk er drie koppen van, werd vrij ernstig on gesteld en heeft, sedert, nooit meer een ver* langen naar thee ie kennen gegeven. Sir Jenner, de dokter van dc koningin van Engeland, draagt aan zijn horlogeket ting een guinje, waaraan een aardige ge schiedenis verbonden is. Op zekeren dag vond hij onder de paliiin- ten in zijn consultkamer een armen tim merman. l'oen hij den man zeide, dat zijn kwaal door verzuim reeds te ver gevorderd was, kreeg hij ten antwoord: Ik heb drie jaren gewacht om u to spreken dokter. Kon je dan niet vroeger komen? vroeg de dokter. Jawel, antwoordde dc timmerman, maar ik kon niet eerder een guinje bij elkaar krijgen, cn ik had hooren zeggen, dat u niets anders aanneemt. Sir Jennes genas den timmerman in den loop van acht maanden volkomen en heeft nooit meer geld aangenomen van dien ar men man, die met zooveel moeite 'n guinje bijeen gekregen had en zoo geduldig had gewacht om hem te consulteeren. Diouysius, koning van CicilLie, die om streeks 300 jaar voor Christus leefde, toonde eens hoe hij zelf over zich dacht. Een zijner hovelingen, Damocles, roemde eiken dag de rijkdommen van den koning, de heerlijk heid zijner paleizen en de zoo afwisselende vermaken, die hij genoot, daar hij onop houdelijk herhalende, dat niemand geluk kiger was dan Dionysius. Omdat ge er zoo ovér denkt, zei de koning hem, moogt ge er zelf eens de proef van nemen. Damocles neemt verheugd het aanbod aart Men plaatst hem op een gouden zetel die met de kostbaarste tapijten bedekt was. De buffetten stonden'geheel vol gouden e.n zil veren vaatwerk. Eenige lionderden slaven omringden hem. Toevallig ziet hij naar boven en bemerkt de punt van een degeil dio boven zijn hoofd hangt en -slechts met een paardenhaar aan de zoldering is vast gemaakt. Dadelijk wijkt al zijn vreugde; welke ver maken en uitspanningen de koning hem ook voorspiegelt, hoe heerlijk de gerechten ook zijn, hoe oplettend en voorkomend de slaven ook zijn, hij ziet slechts het. nood lottige zwaard dat hem ieder oogenWik treffen kan. Ilij staat op en verklaart dat hij don zwaren arbeid en de ellende van den arme verkiest hoven een fortuin waarmede zulke gevaren gepaard gaan. Onlogisch want iedereen kan dit lot over komen. EEN IDEALE VERDEDIGER. en dan, mijne heeren, bedenkt ook dat mijn cliënt potdoof is en daarom moeilijk do stem van zijn geweten kon hooren". HIJ MOEST ER WAT VAN HEBBEN. Natuurlijk was 't streng verboden op de train pen en in de gangen van het zenuwlijders- gesticht te rocken. Op een morgen trof de directeur een der patiënten op den gang, die een flinke sigaar mokte. „TJ weet toch wel, dat u hier niet mag roes ken", zei de directeur streng. „Niet", vroeg de patiënt bitsig, „maar watov om ben ik dan gek?" ZELFKENNIS. „Kent iemand uwer in z'n familie ieea» jüi gélukkig getrouwd is?" „Ja zeker, mijn vrouw".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10