Mengelwerk.
l/e ontmoeting
op het kerkhof
-u-
Verzoening
WOENSDAG 29 FEBRUAR11928
DERDE BLAD
PAGINA 2
-tt-
-tt-
-tt-
-tt—
tl—
Zachtjes viel de sneeuw en legde ecu wit
tapijt op de garven. De Jwomen en struiken
stonden daar, alsof ze kunne kale takken
uitstrekten. Een paar muscbjes huppelden
over de paden en zochten vergeefs naar
wat brood.
In de laatste rij, waar de frisch gedolven
graven pas korten tijd hun doodc schatten
bewaarden, knielden twee gedaanten, beide
in het zwart Maar wie hun gezichten
gezien had, zou verbaasd gestaan hebben
over de verschillende gelaatsuitdrukkingen.
Terwijl de ééne een jonge vrouw van
nog geen dertig jaar zonder ophouden
snikte en krampachtig de handen voor het
gelaat hield, knielde de andere een dame
op leeftijd kalm en waardig hij een graf,
hield de handen gevouwen en de oogen ge
sloten en hoewel tranen over haar wangen
rolden, scheen het 01 een glimlach over
haar trekken gleed. Het was, als sprak ze
met iemand,die onzichtbaar was, hoewel
haar lippen zich niet bewogen.
Plotseling wendde z'i zich naar het andere
graf: daar hacl de jonge vrouw zich op den
grond geworpen en snikte zoo wanhopig en
luid, dat de andere dame opstond, cn naar
haar toeging. Ze geleidde haar naar een
bank, schoof de sneeuwlaag op zij, spreidde
haar zakdoek op dei1 natten plek uit en
t tïwong do jonge vrouw plaats te nemen.
Na een poosje oogd- deze haar tranen
af en keek in het gelaat van haai' vriende
lijke helpster, te geduldig naast haar wa
te, tot ze wat tot bedareft was gekomen.
U heeft zeker ook verdriet nietwaar, be
gon de jonge vrouw.
De ander knikte cn keek haar diep in de
oogen.
Misschien heb ik meev reden tot ver
driet dan gij, zeide zij ernstig.
Ik heb mijn kind verloren, snikte de
jongere het uit en verborg het gezicht weer
in de handen.
Maar Uw man leeft toch, nietwaar?
vroeg de ander.
Ja maar
Ik heb mijn man en kind beide ver
loren, zei de ander weer.
Nu keek de jonge moeder op: verbaasd
vroeg ze:
En u bent zóó kalm?
De weduwe ging naast haar zitten.
Er was een tijd, dat ik ook zoo wan
hopig kc- worden als gij, zeide zij.
Toen ik pas gehuwd was, verloor ik
mijn eenig zoontje. Nooit, zou ik dat ver
driet te boven komen dacht ik. En ik kon
maar niet begrijpen, dat mijn man in dat
v 'riet berustte. Maai' dat kwa. omdat'
hij geloofde. Ons kind is gelukkiger dan wij,
zei hij steeds. T"-« rJs wij goed en braaf
leven, zuilen wij het eenmaal wederzien.
Eerst kon ik het maar niet gelooven. Maar
toen ik hern met zooveel overtuiging hoorde
spreken en zijn gezich zoo kalm an blij
moedig zag, dag in dag uit, begon ook ik te
bidden om dat rotsvaste geloof aan een
weerzien na den dood.
En, onderbrak haar ademloos de ander,
jje'ooft U het nu?
Mijn man .en week geleden begra
ven. Iemand die zóó 'oor God's hand wordt
getroffen, kan hij zóó blijmoedig zijn, -'a
hj niet aan een hiernamaals gelooft? vroeg
de weduwe ernstig.
De jonge moeder boog het hoofd.
Ik geloof niet aan God, zei ze zacht.
Kom met mij mee, ik zal U van God
vérhalen. Want uw wanhoop is slechts een
gevolg van uw ongeloof.
De beide vrouwen verwijderden zich.
Veertien dagen la' „g men ze -"er
op het kerkhof Maar nu knielden beide
bij de graven en het gezicht der jonge moe
der was niet minder berustend dan dat der
kinderlooze weduwe.
Eu toen ze later arm in arm hun dier
bar? dooden verlieten zei de jongere:
Hoeveel tranen zouden minder bitter
zijn, als alle mensehen wisten, dat dc dood
slechts een tijdelijke scheiding is, die voor
bij gaat om plaats te maken voor een eeuwig
weerzien.
EEN LOOPJONGEN IN DEN STIJL.
Een looi) Jongen die wegens een tram
ongeluk in het ziekenhuis verpleegd wordt,
schrijft aan zijn patroon:
„Mijnheer, ik bedank u vriendelijk voor dien
gulden opslag, die ik gekregen heeft. En hier-
f mede laat ik u weten als dat ik over een week
wel thuis zal zijn. Een Donderdag mocht ik op
1 been 1 o o p e n. Een Vrijdag mocht ik
ook op mijn zee ren boen loopen
en een Zaterdag kou ik al zoo'n beetje op
een schraag je loopen. Zondag
liep ik met twee stokken en later, een
beetje met één stok.
En verder geef ik de hartelijke groeten aan
jrw vrouw en het personeel".
urr DE KLAS.
In het taalboek staat de zin:
„Je moet iemand noch rechtstreeks, noch
•bdelings benadeelen".
Jan: „Hoe moet je dan wèl doen, meneer?"
flDJ HAD ER WAT VOOR OVER.
Specialist: „Geloof me, mevrouwtje, in drie
maanden tijds maak ik een andere vrouw
jran je."
De vergezellende echtgenoot: „Doe T vrouw
1 korai er aiet op aan, wat 'jt kost,"
Stil, onbewust bijna was het verlangen
in haar ontwaakt naar meer praal en
uiterlijken opschik, niet alleen in haar
kleeding, die zij als modiste steeds ver
zorgde tot in de kleinste détails, doch
ook in haar woning, die haar zoo sober,
zoo armelijk leek, als ze weerkeerde van
beur dagtaak en de huizen der meer ge
goeden en rijken dezer wereld. Daar die
pracht cn praal, dio weeldeschittering, die
gemakken van zaeht-mollige sofa's en
divans, die rijk gedrapeerde gordijnen en
portieres, die kleurenmengeling zoo aan
trekkelijk en bekorend, hier alles zoo
poover cn eenvoudig, zoo kaal. armoedig
bijna. O, als 't aan haar lag, zou ze
tenminste navolgen datgene wat ze dage
lijks aanschouwde met wangunstig oog en
nijdige blikken.
Vroeger toen moeder nog leefde en zij
's avonds hartelijk verwelkomd werd dooi
de bi-ave, eenvoudige vrouw, had ze dit
minder gevoeld; zij beiden behoorden bij
elkaar als de bloem bij den stengel, zij
vulden elkaar aan, steunden elkander
bij moeilijkheden en zorgen. Toon scheen
de arbeid haar een lust en genoegen, om
dat zc wist, dat ze, gedeeltelijk althans,
werkte voor moeder, voor haar, die haar
het naast en het dierbaarst was op
aarde. En het sober-eenvoudige dijukte
haar niet: moeder paste immers zoo wel
in deze omgeving, de lijst was in over
eenstemming met het schilderij. Moeders
eenvoud en goedheid, haar geduld en
zachtmoedigheid, paste zoo wondervol in
die kleine, sobere woning, bestraald en
verlicht door gouden glans van tevreden
levens-blijheid en stille berusting na veel
gedragen leed. Was het enkel het gemis
van die brave, zorgvolle moeder, dat haar
meer dan vroeger dit alles gevoelen deed,
of... was er iets veranderd in eigen hart?
Lena peinsde er niet over, hoezeer de
geest van ontevredenheid al meer terrein
won.., mijmeren en droomen paste niet
hij haar karakter, werken, dag in dag uit,
dat was haar levenstaak, al vele jaren.
Toch, stilaan was ze grootere eischen gaan
stellen; het eenvoudige kleedje waarmee
zo vroeger verscheen in haar naaihuis.
had reeds lang afgedaan. Modieus en gra
cieus stapte ze des morgens in haar met
bont-omzoomden mantel, het kleine hoedje
coquet op dc blonde, golvende lokken, met
bcrekendo trippelpasjes door de drukke
straten, gehaast reeds, omdat ze er van
hield, meer tijd dan noodig was, aan haar'
toilet te besteden. Bovendien had ze nog
te zorgen voor Jan, haar jongsten broeder
die klokslag half negen het huis verliet,
na steeds met smaak zijn karig ontbijt
genuttigd te hebben. Ach, zijn zuster ver
wonde hein niet, die ijdele modepop was
steeds te veel naar zijn meening, met prul
len en overbodigen opschik bezig, terwijl
Lena vaak in zich zelf mopperde dat je
van zoo iemand als hij wèl plezier be
leefde. Ja stil-eenvoudig ging hij zijn weg,
weinig woorden verspillend aan haar, die
hij een te grooto dame vond voor haar
eenvoudige omgeving, voor de opvoeding
die zo genoten had. „Ouderwetsch" be
stempelde zij hem, „ijdel, pronkzuchtig, was
het oordeel van Jan over zijn zuster, die hij
overigens toch wel lijden mocht. Immers,
hij herinnerde zich nog wel de zorgende
liefdo waarmede zij hem, als oudste
zuster steeds gekoesterd had en toch on
danks die dankbare genegenheid die leefde
in zijn hart. scheen het of er geen of
althans heel weinig sympathie bestond tus-
schen him beider zielen. Jan was, ais zijn
moeder, goedhartig, met weinig tevreden.
Lena hield van schitteren en groot doen
had een zwak en bijzondere voorliefde voor
ijdel vertoon. En Jan had te weinig invloed
op haar om dio neiging in haar te be
dwingen of te kunnen bestrijden. Zoo
leefden ze naast alkander voort, zonder
grooto vertrouwelijkheid of warme intimi
teit
Tot opeens het Lena toescheen of er iets
veranderde in hem, of er stilaan een nei
ging hem beheersehto zoo gelijk aan do
hare, liefde voor gezelliger omgeving cn
knusse vertrouwelijke huiselijkheid, zon
der echter tot hartstocht uit te groeien,
voor ijdel vertoon en overdreven opschik.
Zonder dat zo 't zelf begreep hoe en waar
om het. geschiedde, werden de oude meu
beltjes zoetjes aan vervangen door nieuwe:
de oude krakende stoelen, een ergernis, zoo
lang reeds voor haar, verhuisden voorgoed
naar den zolder. De kamers, opnieuw be
hangen en geverfd, vertoonden weldra een
geheel ander aanzien; dan kwamen er
keurig-sierlijke stoeltjes, een tafel bedekt
met warm-gekleurd pluchen kleed, een
aardig buffetkastje en hier en daar wat
kleine snuisterijen, die het geheel een
vriendelijk cachet gaven. Lena, vond zich
een koningin gelijk, als ze rondging, schil^
kend cn plooiend hier of daar, bewonde
rend het kleine rijk dat ze voor zich alleen
waande. Edoch, 't geluk en do vreugde
die ze zich had voorgespiegeld nu einde
lijk haar liefste wenschen vervuld waren,
't werd opeens verstoord door de koude,
vormelijke mcdedeeling van Jan. dat hij
nu wel zoo zoetjes aan oud genoeg ge
worden was om aan een huwelijk te gaan
denken. Als versuft luisterde Lena, naar
zijn kalm-vloeiende woorden. Trouwen, hij,
die nimmer aan een meisje eenige aandacht
schonk, dio zoo opging m zijn werk, zijn
pijp en courant dat er geen oogslag, geen
groet of glimlach voor eenig vrouwelijk
wezen hij inbegrepen scheen, 't was zoo
wonderlijk, zoo ongelooflijk. Niet lang
duurde hef, of Lena kaéfte zich heftig
tegen zijn plannen ofwel, listigberekend
trachtte zij hem lot andere gedachten te
brengen. Waarom zoo baastig te werk
gaan, hij had It immers zoo goed bij haar»
ze deed toch wat ze kon om 't hem zoo
gezellig mogelijk to maken en dan. als hij
heen ging, wat moest er aan van haar
worden? Alléén staan. Had hij wel eens
gedacht aan welke ondankbaarheid hij zich
schuldig maakte. Zij, die de eerste jeugd
reeds voorbij was, had minder kans nog
eens gevraagd te worden en., had zij zich
feitelijk niet geofferd voor hem? Jan liet
schijnbaar onbewogen den woordenstroom
over zich heengaan en zelfs (IC latere huil
buien schenen hem niet te ontroeren. Ze
was oud en wijs genoeg om voor zich
zelf te kunnen zorgen meende hij: die
kostbare toiletten wezen toch wel op goede
verdiensten en als ze een kamertje huurde
bij kennissen zou haar leven niet minder
gezellig zijn dan nu met haar oenzelvigen
en weinig spraakzamen broer Van weers
zijden vielen nu harde woorden; Lena
verweet hem, dat hij haar in den waan
gebracht had, dat al die veranderingen
om harentwil waren geschied en nu zou
een ander ervan profiteeren 't Was go-
meen, laag, verweet en kijfde ze in li aar
driftbui, waarin ze niet meer wikte haar
woorden, die scherper nog uitvielen dan
ze in kalmer oogenblikken wel bedoeld
zou hebben, 't Duurde intusscben niet
lang, of een lief, eenvoudig meisje kwam
als aanstaande bruidje de woning eens be
zichtigen, schikte en plooide op liaar beurt
hier en daar cn dan, met stralende oogen
prees ze Jan's liefdevolle zorgen, om hun
nestje zoo heerlijk-gezellig in te richten,
zoo geheel naar liaar smaak en liefste
wenschen.
Driftig jakkerde Lena vcort op dc naai
machine, zich haastend om. het bestelde
werk klaar te krijgen, voor de avond
daalde. Immers mevrouw v. Veen ver
wachtte deze japon om straks te dragen op
een verjaringspartij. Nog enkele steekjes
hier en daar, vlug de rijgdraden uitge
plukt en dan met spoed naar den Oranje-
singel want voor niets ter wereld wilde ze
het misnoegen opwekkeu van een liarer.
beste klanten. O, ze mocht nog dankbaar
.zijn? dat alles zoo goed ging, nadat ze
van Jan was geseheiden, mokkend en
morrend, wijl ze nu Voortaan geheel voor
zichzelf zou moeten zorgen. In 't begin had
Dina, zijn jonge vrouw, nog toenadering
gezocht, maar Lena vond 't. smartelijk en
vernederend terug tc moeten keeren in dio
omgeving, waaruit zo was weggestooten,
zoo als ze dwaselijk meende veel liever bleef
zo haar eigen, kale kamertje, dat ze ge
huurd had in een dei' stillere straten, ver
weg van haar vroegere woning. Hoe 't tocb
mogelijk geweest was, zich zoo te laten be
dotten, dat Jan al ilic lieve meubeltjes en
snuisterijen zou hebben kunnen koopen,
voor haar genoegen alleen. Ach, biltcr-
wrang was do ontgoocheling geweest, maar
wie had ook kunnen vermoeden, dat hij
aan trouwen zou denken. Ten slotte gunde
zo hem wel zijn ggluk: dat tengere, aar
dige vrouwtje, wenschte zelfs wel oen
lieve zuster voor liaar te zijn, maar na dio
droeve teleurstelling ging Lena liever haar
eigen weg. Vaak moest ze zich bekrimpen
en behelpen, en de angst sloeg haar sofn3
om het hart in tijd van s'aP'LG cn ge
dwongen werkloosheid, maar to Irotscb
was ze om dit anderen te bekennen. Jan
was welgesteld, had een goedé betrekking,
een aardige woning, een 'tef vrouwtje. Jan
had alles wat het leven aangenaam
maakt-, zij, Lena, had mets waaraan za
zich hechten kon, geen bloem, geen vogel,
niets; werken en sparen voor een moge
lijke ziekte of ongeval, dat ook haar zou
kunnen treffen. Stilaan begon ze bitter te
worden, onbillijk in haar oordeel. Jan in
stilte beschuldigend de oorzaak tc zijn van
haar eenzaam leven. Klopte ook in haar
niet een warmvoelend hart, dat zoo gaarne
liefde gaf en wenschte wederkcerig be
mind te worden?... Ach, die vlagen van
zotte ijdelheid cn overdreven pronkzucht
waren lang reeds voorbij-, ze wist en be
greep nu wel dat een eenvoudig gewaad
de draagster niet onteerde cn dat het
geluk zeker niet altijd verbonden 19
aan rijkdom en uiterlijke pracht en praal
vertoon. Maar toch— a' hunkerde haar
hart naar wat vriendschap cn liefde, liaar
koppige trots weerhield haar om naar Jan
en zijn vrouwtje te snellen en te bekennen
hoezeer ze naar hen verlangen kon in da
sombere eenzaamheid van haar klein-
doezelig kamertje.
Stil sloop ze de trap' op, als ze terug
keerde van haar tocht. Mevrouw was ver
rukt geweest, en veel lieve woordjes van
waardeering waren haar deel geworden.
Een weinig gevleid lachte ze stil-vergenoegd
voor zich zelf. Ja, haar werk was haar
kunst, haar levensdoel, iets anders zou
ze ook waarschijnlijk nooit bezitten. Ileur
glimlach verstart en bleek wordt haar
gelaat als ze, binnentredend haar broeder
bemerkt, die lusteloos neerhangt in den
eenigen leunstoel, het hoofd gesteund door
beido handen, met droef starende oogen
en verdacht trillende lippen.
JaiiL.. »r klinkt verwondering in haar
toon, een vraag tevens om uitleg, voor
dit ongewoon gebeuren...
Ja, ik, zegt hij toonloos en dan plots
heftig: Lena, 0111 Gods wil, stuur me niet
weg. Dina.... Even hapert zijn stem door
de hevige emotie, maar dan zich behcer-
schend gaat liij wat kalmer verder: Mijn
vrouw is ernstig ziek en dc kleine ach
God wat moet ik beginnen als man alleen.
Lena's aandacht is ■gevsmgex». nu hij
spreekt over het kind, het lieve blondje,
dat ze een enkele maal rug slechts gezien
heeft en waarvan ze toch houdt met al
de liefde van een echt vrouwenhart...
't Arme schaap, gaat Jan zuchtend
verder... ze kan nog zoo moeilijk moeder
zorg ontberen en nu Dina ziek ter neer
ligt zonder uitzicht op een spoedig her
stel-
In Lena's ziel ontvonkt een warm gevoel
en bruisende stroom breekt door dc ijs
koude onverschilligheid, waarmee haar
hart ompantserd scheen. Troostend legt.
ze haar broeder dc hand op zijn arm, spre
kend zachte woorden van opbeuring en
hoop. Zeker ze is bereid om te helpen, el
kander te steunen is immers christen-
plicht. Met teedcre belangstelling luistert
ze opnieuw als Jan haar vertelt van zijn
lieve zorgzame vrouw, die voor hem was
een troost en een vreugde cn die nu....
Kom, kom, bemoedigt ze andermaal,
geen zwarte droomen, hoor, ze is immers
nog jong en als een zorgvuldige verpleging
haar redden kan, dan mag je vertrouwen,
want, wij samen zullen al het mogelijke
doen...
„Samen" heeft ze gezegd... ze zijn dus
weer vereend als vroeger toen moeder
nog leefde cn geen nijd of afgunst, schei
ding bracht tusschcn die twee harten.
Voortaan za? liefde hen weer vercenen cn
steunen en helpen zullen zij elkaar bij a,
hun moeite cn zorgen.
Dien avond zat Lena hij het ziekbed,
trouw wakend cn vol liefde dienend de
arme zieke die neerlag in bittere smarten,
liet kleintje heeft ze reeds te bed gebracht
na het hartelijk, als een echt moedertje om
helsd cn gekust te hebben. Welk een warme
liefdevonk heeft haar hart ontdooid cn
haar ziel ontgloeid tot werken van naas
tenliefde en barmhartige teederheid....?
Ze voelt 't, hier is ze op haar plaats,,
hier wil zc blijven zoolang men haar noo
dig heeft. Bedrijvig gaat ze af cn aan.
schikt en beredderd alles: ze ziet Jan weer
opfleuren cn in zijn goedig oog weer
slraalt den blijden glans die zij nog kende
van den eersten tijd van zijn gelukkig!,
huwelijk en het kleintje hecht zich reeds'
aan haar, noemt liaar zoo heerlijk met
haar Mlveren stemmetje: „iantejief', zoo-;
dat zo ontroerd het kleine meisje in de!
armen sluit cn het kust en liefkoost, keer
op keer.
Na dagen van spanning, van hoop en
vrees is het gevaar geweken en als de
zieke over liet eerst weer in de huiskamer
haar danken wil voor al haar moeite en
zorg, weert ze af:
Ach neen, Dina, geen dank, ik deed
't met liefde voor jou cn voor die schat
van juffie— Dan heft Jan het lieve blondje
op in zijn stortte armen, vlijt haar tegen
tante's schouder en bedelt naif-hartelijk:
Zou je maar niet voorgoed bij ons
blijven, Lena, ik geloof stellig dat ons
prinsesje jo maar moeilijk zal kunnen
missen en Dina denkt er ook zoo over,
nietwaar vrouwtje?
De zieke knikt geroerd cn het kleine
meiske slaat haar mollige armpjes om
Leentjcs hals en herhaalt zoet-vleiend
vaders woorden.
Verrast blikt ze van den een naar den
ander, aarzelend, niet wetend wat te be
sluiten. Een visioen vaa hartelijke toe
genegenheid cn liefdevolle toewijding spie
gelt zich voor haar verrukte geeslcsblikken
en dankbaar neemt ze de hand van het
nog zwakke vrouwtje cn drukt ze met
warmte, terwijl haar lippen stamelen, heel
zacht en bescheiden:
Als jullie me hebben Wilt, dan -o zoo
gaarne....
Wel ja, lacht Jan zijn ontroering
weg, wel ja, hier vind je toch meer ge
zelligheid dan in dat koude, eenzame
kamertje, ginds en je beste klanten kun je
aanhouden indien je dat wenscht, maar
beschouw dan voortaan dit huls als het
uwe, Lena.
Een traan welt in haar nog, een vreugde
traan over zooveel liefde en tegemoet
komende hartelijkheid cn nog eens drukt
ze broer en schoonzuster dankbaar de hand,
want ze voelt en beseb op dit moment
dat ze haar oude huis, vernieuwd en ver
fraaid, verwarmd door liefdevolle genegen
heid heeft weergevonden voor immer....
i
DE BUREN.
Voor het venster van een benedenhuis hing
een kaart met de woorden: „Een piano te
koop".
Voor het venster van het volgend huis hing
ook een gelijke kaart met het enkele wwordh
erop: „Hoera!"
HIJ KENDE HEM.
Advocaat: „Toen ik '11 jongen was, wüde
ik niets liever dan een mover worden".
Cliënt: „Nou, dan hebt a geluk gehad; 't
is niet iedereen gegeven om de droomen -zijner
jeugd verwezenlijkt te zien".
Napoleon I bezocht soins den schouwburg
zonder opgemerkt te willen worden. Dan
mochten de soldaten hem niet de militaire
honneurs bewijzen en liet. geweer presen-
teeren.
Op zekeren avond, toen het ineoginto in
acht genomen moest \wden, stond een
jeugdig cadet op post, waar Je keizer, door
gener aal Du roe vergezeld, voorbij ging.
In het eerste ©ogenblik van verrassing
presenteerde de cadet liet geweer, maar
werd dadelijk door Napoleon berispt.
Waarom presenteert je het geweer voor
mij? vroeg. hij. Ik heb het streng verboden.
Voor 11 heb ik niet gepresenteerd, maai*
voor generaal Duroc; ik ken u niet., ant
woordde dó jonge cadet snel beraden.
Eenige dagen later ontving de cadet het
brevet van luitenant.
Toen de koningin van Engeland, bij den
dood van Willem IV vernam dat zij ko
ningin was geworden, was het eerste wat
zij deed een verzoek, dat een der hofdames
haar moeder bij haar zou komen.
Ben ik nu werkelijk koningin? vroeg
zij deze.
Ja.
En kan ik nu doen en laten wal ik
wil? was dc tweede vraag.
Ja.
Nu, breng mij dan eens gauw een
kop thee. Ik heb daar al zoo lang naar
verlangd en moeder wil er mij geen geven.
Ik wil dan toch wel eens zien of mij dat
zooveel kwaad zou doen.
Dc koningin kreeg het verlangde. Zij dronk
er drie koppen van, werd vrij ernstig on
gesteld en heeft, sedert, nooit meer een ver*
langen naar thee ie kennen gegeven.
Sir Jenner, de dokter van dc koningin
van Engeland, draagt aan zijn horlogeket
ting een guinje, waaraan een aardige ge
schiedenis verbonden is.
Op zekeren dag vond hij onder de paliiin-
ten in zijn consultkamer een armen tim
merman.
l'oen hij den man zeide, dat zijn kwaal
door verzuim reeds te ver gevorderd was,
kreeg hij ten antwoord:
Ik heb drie jaren gewacht om u to
spreken dokter.
Kon je dan niet vroeger komen? vroeg
de dokter.
Jawel, antwoordde dc timmerman, maar
ik kon niet eerder een guinje bij elkaar
krijgen, cn ik had hooren zeggen, dat u
niets anders aanneemt.
Sir Jennes genas den timmerman in den
loop van acht maanden volkomen en heeft
nooit meer geld aangenomen van dien ar
men man, die met zooveel moeite 'n guinje
bijeen gekregen had en zoo geduldig had
gewacht om hem te consulteeren.
Diouysius, koning van CicilLie, die om
streeks 300 jaar voor Christus leefde, toonde
eens hoe hij zelf over zich dacht. Een zijner
hovelingen, Damocles, roemde eiken dag de
rijkdommen van den koning, de heerlijk
heid zijner paleizen en de zoo afwisselende
vermaken, die hij genoot, daar hij onop
houdelijk herhalende, dat niemand geluk
kiger was dan Dionysius.
Omdat ge er zoo ovér denkt, zei de
koning hem, moogt ge er zelf eens de proef
van nemen.
Damocles neemt verheugd het aanbod aart
Men plaatst hem op een gouden zetel die
met de kostbaarste tapijten bedekt was. De
buffetten stonden'geheel vol gouden e.n zil
veren vaatwerk. Eenige lionderden slaven
omringden hem. Toevallig ziet hij naar
boven en bemerkt de punt van een degeil
dio boven zijn hoofd hangt en -slechts met
een paardenhaar aan de zoldering is vast
gemaakt.
Dadelijk wijkt al zijn vreugde; welke ver
maken en uitspanningen de koning hem
ook voorspiegelt, hoe heerlijk de gerechten
ook zijn, hoe oplettend en voorkomend de
slaven ook zijn, hij ziet slechts het. nood
lottige zwaard dat hem ieder oogenWik
treffen kan. Ilij staat op en verklaart dat hij
don zwaren arbeid en de ellende van den
arme verkiest hoven een fortuin waarmede
zulke gevaren gepaard gaan.
Onlogisch want iedereen kan dit lot over
komen.
EEN IDEALE VERDEDIGER.
en dan, mijne heeren, bedenkt ook dat
mijn cliënt potdoof is en daarom moeilijk do
stem van zijn geweten kon hooren".
HIJ MOEST ER WAT VAN HEBBEN.
Natuurlijk was 't streng verboden op de train
pen en in de gangen van het zenuwlijders-
gesticht te rocken. Op een morgen trof de
directeur een der patiënten op den gang, die
een flinke sigaar mokte.
„TJ weet toch wel, dat u hier niet mag roes
ken", zei de directeur streng.
„Niet", vroeg de patiënt bitsig, „maar watov
om ben ik dan gek?"
ZELFKENNIS.
„Kent iemand uwer in z'n familie ieea» jüi
gélukkig getrouwd is?"
„Ja zeker, mijn vrouw".