ONZE VROUWENRUBRIEK 5? L ir 'N PRAATJE OVER WERK EN WERKLUST NIEUWE MODELLEN VAASJES HANSOPJE VOOR MEISJES VAN 3 JAAR GEHAAKT NACHTNETJE VOOR DAMES KINDERJUFFROUWEN EN KINDER MEISJES. rmaoAXj c twa Am yst^o crtnuc dlao fii— i RECEPTEN, Overname uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden Een der grootste fouten van de ouder wetsere opvoedingsmethode (ouderwetsch in de ongunstige beteekenis van verouderd en overwonnen) was wel, dat zfj de kin deren stelselmatig dresseerde op de ver- eischte werkzaamheden, zonder er in te slagen, hun den waren, gezonden werk lust bij te brengen, die de eerste voor waarde is voor verzorgde, zelfstandige praestaties. We leerden onze aardrijkskundelessen met duizendtallen inwoners, die we alles behalve gelijk onszelven beminden, en die producten ter markt brachten, nog af schuwelijker en onbelangrijker dan hun eigen bestaan we leerden ze alleen voor den goeden gajjg van zaken op school: om geen strafregels te krijgen en geen rapportcijfers beneden Amster damsen peil. Wél namen we als een soort „geheim-dat-wij-nioeten-gelooven" op ge zag aan, dat we in ons later leven onbe rekenbaar nut zouden hebben van die wetenschap betreffende de inwoners en hun fabricaten, zonder~ons echter ook maar een zwakke voorstelling te kunnen maken, hoe we later ooit bij mogelijkheid „dankbaar" zouden zijn al die ongeniet bare dingen te weten. Net zoo ging 't met pianostudeeren. We zouden geen noot aanslaan, zonder ertoe verplicht te zijn, alleen maar uit eigen verlangen, vlugger eenlge vaardigheid te verwerven! Er werd ons dan ook inder daad geen tijd gelaten, zoo 'n verlangen rustig üi ons te doen groeien, 't initiatief werd voor ons genomen, eer we groot ge noeg waren om zelf op 't idee te komen. En dat is toch maai' 't geheim van allen Vruchtbaren werkijver: zelf 't initiatief genomen te hebben en zich een meester te voelen te midden van zijn werktuigen. Zelf-gekozen werk is het werk dat gedijt; de wensch, het te beginnen, moet uit ons éigen innerlijk gegroeid zijn, anders heeft onze ijver geen stevige wortels en staat niet sterk en blijvend in ons willen ge plant. 't Is niet mijn bedoeling, in dit praatje Montessori-scholen te gaan bespreken en propageeren. Waar ik even bij wilde blij ven stilstaan, is slechts dit: dat wij allen, die volgens andere, oudere methoden op gevoed zijn, bijna zonder uitzondering onzen werklust op later leeftijd zélf heb ben moeten inplanten en aankweeken, en dat nog wel na eerst een heelefcoel on kruid van goedbedoelde lessen en spreu ken opgeruimd te hebben, wier doel hoog en zuiver genoeg gesteld was, maar die ons het aangeprezen ideaal eer tegenmaakten dan leerden begeeren en nastreven. Zoo gaat 't altijd met wie op later leeftijd zijn opvoeding moet her zien: konden we maar dadelijk begin nen voort te bouwen op wat ons eenmaal bijgebracht was, dan was zelf-opvoeding een kneuterig pelgrimsreisje langs een goedgebaanden weg doch waar we 't zwaarst mee te kampen hebben, zijn meestal niet de nieuwe moeilijkheden, maar de bestaande halfheid, eenzijdig heid of verwrongenheid, die zich al vrij aardig vast hebben gewerkt, en ons 't dubbel werk bezorgen van 't opblazen dei- oude fundamenten, eer de nieuwe gelegd kunnen worden. Onze ontwakende liefde voor werk en kennis kan in den grond geboord zijn, vóór we oud genoeg waren om ze bewust tot ontwikkeling te brengen, 'n Ontlui kende ijver, die nog te jong is voor zelf bestuur, heeft een zorgvuldige en vooral verstandige verzorging noodig om in 't leven te blijven en tot wasdom te ko men. Want weetgierigheid en^vlijt, die, na heelemaai zonder hulp als paddestoe len te voorschijn te zijn gepuild, uit eigen ambitie gestadig uitgroeien, zonder ooit hier of daar 'n inzinking te vertoonen, werden tot dusver alleen in 't Utopia van ds Van Alphen aangetroffen! Wat de enkele werkelijk-bestaande-wonderkinde- ren betreft, die van nature liever leeren dan spelen en dat heel hun jeugd volhou den ik wil niet onsympathiek zijn, maar de hemel beware ons allen voor zulke kinderen! Tegenwoordig wordt alles in 't werk gesteld, om de grondslagen van de opvoe- ding tot zelfstandige werkzaamheid zóó te leggen, dat 't kind er later op kan voortbouwen, zonder ze eerst vanuit eigen levensbeschouwing grondig te moeten- her zien. Maar wijzelf, wij ouderen, wie dit alles niet bespaard bleef, wij self-made mensehen, hoeven wij ons feitelijk te be klagen over de meerdere inspanning, die het vórmen en ontwikkelen van onze per soonlijkheid ons kostte? Is 't geen genot, dat wij heel alleen, door verstandige oefe ning en evenwichtige dagindeeling 't zóó ver gebracht te hebben, dat niet één voorkomende werkzaamheid ons meer tegenstaat, ja, dat er geen enkele is, waarbij we ons niet met lust en trots weren, uit zuivere liefde voor het wérk als zoodanig 'en uit vreugde over 't nut, dat we in zoo'n tijdsbesteding zién? En wanneer we dat alles dan vergelijken met den tijd, toen „nut" en „plicht" dorre, verafschuwde woorden voor ons waren, veel te vroeg en te fanatiek in onze speelsehe hersentjes gestampt, toen we van vele, zoo niet de meeste onver mijdelijke werkjes een afkeer en een weerzin hadden, dien we nu, bij de een- tonigste taak, niet meer kennen en zelfs nauwelijks in onze verbeelding kunnen terugroepen wanneer we ons de enkele, zeldzame gelegenheden herinneren, dat we zelfstandig iets mochten aanpakken, en het geluk van ons meesterschap over het eigen domein, 'n geluksgewaarwor- ding, die we blijvend hebben weten te maken bij al onze tegenwoordige bezig heden dan hebben we er niets geen spijt van, dat we ons zelf zoo moeizaam en zonder veel hulp tot dit alles hebben moeten opvoeden! Het jongere geslacht, dat van de kin derkamer af vertrouwd is met veel, dat wij moesten missen, dat spelenderwijs op groeit met de heerlijlfe bewustheid van mensch- en persoonlijkheid-zijn, dat dui zend waarheden van diepe levenswijsheid zelf met trots en belangstelling ontdekt, inplaats van ze in onverteerbaren vorm ingepropt te krijgen, is zeker boven ons bevoorrecht. Maar die worsteling, later, om de schoonheid en waarheid te ont dekken in, tot dusver verafschuwde be grippen, een schoonheid, die de opvoe ding ten eenenmale verzuimde te belich ten, die zullen zij nooit kennen, zooals wij die kennen. En het zelfstandigheidsgevoel, dat, zooveel later en triomfantelijker ontwaakt, ons levenslang als een geluk zal bijblijven, evenmin, althans niet in de mate, waarin wij het genieten. Wanneer we mogelijk onze eigen opvoe ding tot werklust en werk-geluk tot nu toe-hebben verwaarloosd 't is nooit te laat om te beginnen. We hebben altijd wel voor het een of andere werk een be paalde voorliefde, en wanneer we die niet op het spel zetten door ze tè veel bot te vieren, en met verwaarloozing van al de rest bijna niets anders meer te doen, heb ben we daarin al een goeden grondslag, waarop we kunnen voortbouwen. Van den anderen kant mogen we onzen afkeer van minder prettige werkzaamheden niet ge forceerd trachten te overwinnen. Wanneer onze werklust al op den vroegen morgen bezwijkt, onder het voor uitzicht van een overstelpende menigte ondankbare karweitjes, kunnen we dien er weer bovenop helpen, door met zoo veel mogelijk moed aan 't minst ver velende te beginnen niet aan 't akeligste, zooals sommigen vrij onprac- tisch aanraden. Verflauwde of schijn- doode werklust moet erg voorzichtig be handeld worden: op smeulende kooltjes tussc'nen de asch moeten heel behoed zaam kleine strootjes en spaandertjes geworpen worden en niet opeens een emmer vol cokes, die 't laatste vonkje versmoort! Niet alleen om ons werk zelf, met het oog op het nuttig resultaat, maar ook de gezonde vreugd, die in 't werken, in 't be ginnen, voortzetten en voltooien, verbor gen kan zijn, is 't dubbel en dwars waard, dat we ons wat moeite en geduld en zelf tucht getroosten, om dien onvermoeiden en telkens weer frisschen arbeidsdrang te verkrijgen en te bestendigen! MACHTELD. 3e ioer 6 ,iosse; één vaste, 4e teer 7 lósse, één vasté. 5e toer 8 losse, één vaste. Deze laatste toer wordt herhaald, tot het net de gewenschte grootte heeft. Aan het einde wordt in oranje-kleu rige zijde gehaakt, eerst 2 toeren stok jes, daarna een toer gaatjes (2 stokjes, 3 losse, twee steken overslaan, 2 stokjes steeds herhalen), dan weer twee toeren stokjes. Voor afwërtdng haken we een pigotje. Door de gaatjes wordt een smal lila of oranje lintje gehaald, dat bij het dragen van het nachtnetje wordt vastgestikt. Op de andere vragen betreffende da- meskleeding komen we in onze mode rubriek terug. G. L. 4 3700. Chic complet van effen en ge ruite kasha. De mantel hangt recht af en heeft op zij groGte zakken. De rok heeft breede plooien. Dit complet is zeer mooi uitgevoerd in zachte tinten, zoodat het geruite ge deelte niet te overheerschend wordt. 3698. Japon van wollen crêpe marocain of soepele ribstof. Onder het boléro-Hjfje krijgen we een glad heupstuk. Van voren hangt de rok los neer en wordt alleen bij het heupstuk met twee groote knoopen gesloten. Het verdient misschien aanbeveling den rok van voren met eenige drukkertjes te voorzien. De shawlkraag is van wit piqué of zijde. 3758 is gemaakt van effen kasha of wollen stof, gegarneerd met geruite kas ha of galon. De rok heeft van voren De ipouw is bewerkt met knoopsgaten; verder voor gameering een ceintuur van peau de pêche. 3731. Japon van traversstof. De tusschengezette voorbaan, kraagje en manchetjes in een afstekende kleur stof of zijde. De onderkant der japon is apart aange zet en heeft aan beide zijden der voor baan smalle plooien. Voor garneering kunnen we kleine knoopjes nemen. ANEMOON eenige naar elkaar toeiiggende plooien. De garneering loopt achter door. KNIPPATRONEN van al onze modellen zijn verkrijgbaar aan „Het Patronenkantoor", Postbus no. 1, Haarlem. Onberispelijke coupe. Dames- kleeding in de maten 88, 96. 104 boven wijdte, a 0.55. Kinderkleeding, alleen voor den in de beschrijving genoemden leeftijd, a 0.35. Bij elk patroon hand? leiding voor het knippen en naaien, be nevens een verkleinde patroonschets. Franco toezending, direct na ontvangst van bestelling, met het verschuldigde be drag aan postzegels ingesloten, waarbij vermeld: naam en adres, nummer van het model en het blad, waarin het voor komt, en bovenwijdte. Men meet deze maat rondom het lichaam, recht onder de armen door, gewoon glad, zonder extra toegift. i t 1 Ni i i i Hoe dikwijls heeft men niet een oud gemberpotje of vaasje, dat wat ver veelt en dat men toch nog tè goed vindt om weg te gooien. Waarom er dan met wat olieverf geen nieuw motiefje op geschilderd en dus een nieuw vaasje gemaakt? Nevenstaande voorbeelden zyn daar voor zeer geschikt. Ook een vischkom kan men gemak kelijk met. het aangenamer motief je wat fleuriger maken. JACQ. De meeste netten, die men klaar koopt, zijn geknoopt in gekleurde zijde. We denken, dat het in de bedoeling Tan de geachte vraagster ligt, een pa- ilreon van een nacht-net te ontvangen in ffcnvoudig haakwerk. Het vo'geiide patroon is in twee kleu ren beschreven, maar kan desgewenscht in wit D. M. C. uitgevoerd worden. We beginnen met oranje zijde. Om een ring van 15 losse worden 20 dubbele stokjes gehaakt. Ie toer een dubbel stokje- een losse. 2a toer in elk gaatje van den vorigen toer twee dubb. stokjes, 2 losse. 3e toer 3 dubb. stokjes, 3 losse. 4e toer 4 dubb. stokjes, 4 losse. 5e toer 5 dubb. stokjes, 5 losse. 6e toer 6 dubb. stokjes, 6 losse. Vervolgens haakt men in lila zijde. 5 losse, één vaste in iederen derden steek van den vorigen toer. 2e toer 5 losse, één vaste in elk gaatje. Voor bovenstaand hansopje koopt ge 2% el katoen van 90 c.M. breed, 3 el roou feston, 1 dozijn knoopjes. Ge maakt eerst het patroon op de aan gegeven maten. Dan legt ge het op katoen zóó, dat ge de broekpanden onder elkaar weg kimt knippen, de beide mouwtjes en de rug daarnaast. Men be gint Quder aan den rug een 3 c.M. breeden zoom te stikken, terwijl men midden-voor, zoowel links als rechts,ook een 3. c.M. breeden zoom inmaakt. Nu kunt ge de zij- en schoudernaadjes, be nevens den naad van de mouwtjes met een platten naad verbinden. Hierna komen de broeksplittcn. Hiervoor knipt ge eerst aan beide kanten een split in van 24 c.M. lengte, waarna men aan den achterkant een stukje tegenstikt, dat na afwerking 2 c.M. breed is en 3 c.M. breed geknipt wordt. Bij den voorkant wordt een stukje aangestikt, dat insge lijks 2 c.M. breed moet wérden en dat men 5 c. M. breed knipt. Beide neemt men 27 c.M. lang. Nu kunt ge ook den achternaad en het ronde stukje van den voornaad tot aan den overslag met een platten naad verbinden. Op dezelfde wijze wordt de kruisnaad afgewerkt, terwijl ge er voor zorgt, dat voor- en achternaad in elkaar overgaan. Achter, tegen den bovenkant van de broek, stikt ge een rechte bies, welke na af werking C,M. breed is, en waarin men 4 knoopsgaten maakt. Den onderkant van de pijpjes en de mouwtjes benevens het ronde halsje werkt ge af met een rood gefestonneerd puntje, dat ge aan- en overstikt Zooals de teekening U laat zien, is het hansopje langs halsje, mouwtjes en pijpjes ingehaald, waar voor ge bij de pijpjes en het mouwtje een recht biesje opstikt aan den ver keerden kant hetwelk, ua afwerking een c.M. breed is, terwijl men bij het halsje op gelijke wijze een schuin biesje neemt. Op één c.M. afstand vanaf den naad maakt ge een vefcergaatje, zoodat ge hierdoor een veterbandje kunt rijgen en dit op de juiste wijze inhaalt. Wanneer ge de mouwtjes inzet, neemt ge den naad van het mouwtje 3 c.M. meer naar voren, dan den zijnaad van het hansopje. Ze worden in gestikt, waarna ge de rafels met een schuin biesje af werkt. In den rechterkant van het split worden in de op de teekening aange geven plaatsen de knoopsgaatjes ge werkt, waarna men links de knoopen aanzet. Het spreekt vanzelf, dat ge deze hansop ook van flanel kunt maken; in plaats van een rood puntje, kunt ge dan een flanelpuntje nemen, of des noods, zooveel ge tijd hebt, affestonneeren met D. M. C,-garen no. 8. DINY. Wat is er moeilijker taak, dan het op voeden van kinderen? Welke taak vergt meer opoffering, zelfbeheérsching, uit houdingsvermogen van ons dan deze? Als het onze eigen kinderen geldt, die ons met hun liefde en warmte in hun goede oogenblikken ruimschoots vergel den, wat ze ons in andere some te kort doen, of wat ze ons aan zorg geven och, dan is het niet moeilijk ons- op te offe ren, dan schijnt ons uithoudingsvermo gen, vooral in de dagen van ziekte onder hen, schier onbegrensd. Maar oneindig zwaarder is de taak voor haar, die weet, dat ze maar in de tweede plaats komt dat ze nooit recht heeft op dc volle liefde van het kind, dat ze gedeeltelijk verzorgt. Natuurlijk, haar zorgen zijn minder, al thans ze drukken haar minder, omdat ze altijd slechts tijdelijk zijn, als het kinde ren betreft, die zij onder haar hoede heeft. Maar bij haar de kinderjuffrouw, komt altijd nog een tweede gevoel zich opdringen, namelijk: hoe zullen de ouders hier of daar tegenover staan, hoe zou den zij in mijn plaats gehandeld hebben? En hoe staan nu de ouders dikwijls tegenover de „Juf" van hun kinderen, tegenover het kindermeisje? Dat is heel verschillend, met varia ties van absoluut de kinderen aan haar zorg overlatend, tot een werkelijk samen, deelen van de opvoeding en verzorging. Er welke toestand is nu verkieselijk? Voor de kinderjuffrouw, ten minste voor de ontwikkelde, goed onderlegde, die in dit vak door goede leidsters is op geleid, kan de geheele zorg dikwijls veel voldoening geven, maar.... de bittere pil, die ze ten laatste dikwijls te slikken krijgt, is het verwijt, dat de kinderen meer van juf houden, dan van hun eigen moeder, een natuurlijk gevolg van het zich onttrekken san een natuurlijken plicht. In zoo'n geval gebeurt het ook zoo dikwijls, dat de moeder niet uit onwil, maar zuiver uil gebrek aan ervaring, on- menschelijk veel van haar kinderjuffrouw verlangt. Die moet de kinderen verzor gen, ook 's nachts, als ze iets noodig hebben, cf geholpen moeten worden, die moet Ze uit de school halen en brengen, hun kleeren verstellen, ja soms zelfs was- schen en strijken, al is hét dan niet al het goed, dan toch het fijne en dat houdt juist zoo op en kan zoo slecht gedaan worden als de kleintjes om haar heen spelen eu recht hebben op eens voor gelezen te worden, of geholpen te wor den, met handenarbeid of iets dergelijks. Voor het kindermeisje, 't jonge kind, zonder eenige ervaring, dat in zeer veel opzichten eigenlijk zelf nog leiding noodig heeit, is de taak beslist veel te zwaar en loopt uit op teleurstelling daarge laten, dat het onverantwoordelijk is, om onze kinderen toe te vertrouwen aai een dergelijke hulp. Natuurlijk, er zijl' wonder-aardige meisjes, die zóó geborei opvoedsfer zijn, dat zij van de moeilijkf taak toch nog vrij veel terecht brengen maar die vormen de zeer hooge uitzon, deringen. En wat komt er in de meeste gevallet terecht van de kinderen zelf, die aaï zoon onervaren kindermeisje wordei toevertrouwd? Of ze worden haar ter eneil male de baas en zijn brutaal ei onaardig of zij is hun de baas door ha» dreigementen en ze zijn bang voor haai en kruipen als 't ware in een hoekje. Eé soms vormen ze samen een groep, die ii het geheim allerlei dingen doet, waarvan ze eigenlijk best weten, dat vader en moeder ze verbieden zouden. Waar er samenwerking en verdee ling van arbeid is, is de toestand ge woonlijk beter, maar is het dan niet dik wijls heel moeilijk voor de kinderjuf frouw om met al haar warmte 'zich te geven aan de kinderen die nooit mei hun warmte baar koesteren? Laten de moeders, die een hulp bij de verzorging van hun kinderen hebben deze dingen toch vooral onder de oogen zien, toch vooral waardeering loonen voer al wat juf of 't meisje voor haat kinderen is en doet en zoo iets aanvul len in het te kort, dat door die beiden zoo dikwijls geleden wordt. En laten de moeders toch vooral niet te karig zijn met rustige uren voer Juf, met vrije dagen, met behoorlijke va- canties en zoo Juf gelegenheid geven trisch te blijven en niet overnroe te worden. 1 elkens treft me weer, als ik avondles geef aan kinderjuffrouwen en kinder meisjes, hce dikwijls ze op 't laatste oogenblik komen aanhollen of eenvoudi. een half uur of een uur ie laat komen, want ze konden niet eerder weg, omdai mijnheer nog niet thuis was voor 't eten cf omdat mevrouw de kinderen niet kon helpen naar bed brengen, omdat ze zei' uii. moest of omdat ze nog even een boodschap moest doen, waarvoor ze overdag neois gelegenheid had. En dan zeggen de meisjes, die extern zijn, dikwijls uit den grond van haar hart: „Neen hoor, nooit il ik intern zijn, nu heb ik tenminste mijn avond en mijn nacht altijd voor me zelf". In de positie van de kinderjuffrouw voor wie een achturige werkdag nog eer. ver toekomst ideaal is, valt nog hee) wat te verbeteren. Of zullen we het haar zóó prettig we ten te maken, dat ze evenmin als egn vader en een moeder aan een achturiger werkdag denkt en blijmoedig de zes tien «ren aanvaardt, als toevallige om. siandigheden dit van haar vragen? J. F. JACOBS-ARRJËNS. GEBAKKEN GERECHTEN. Deze rubriek „Gerechten" is zeer uitge breid. Immers, wanneer we „gebakken gerechten" letterlijk opvatten, dan zou den daaronder alle spijzen vallen, die ge bakken op tafel gebracht worden, als: gebakken kalfslapjes, biefstuk. 'k Stel me echter voor, mij te bepalen tot een onderdeel van deze rubriek, n.l. de gebakken meelspijzen. En wel die ge bakken meelspijzen, die als aanvulling van uw maaltijd, dus echt als toespijs gebruikt worden, maar die ook een maaltijd op zich zelf kunnen uitmaken. Deze gebakken meelspijzen maken een aantal zeer voedzame gerechten uit. Veel behoef ik hierover niet te zeggen, want door het vet, waarin ze gebakken worden, door het meel, waaruit het be slag bestaat, en de melk, die er voor ge bruikt wordt, krijgen we die voedings stoffen, die de menschen noodig hebben. Meestal zijn deze gerechten vrij vet en juist daarom zoo gewild in den winter. Vet verbrandt ni. zeer gemakkelijk, het geen u volkomen bekend is, want ais u eens vet op de kachel morst, verbrandt het di»ect; en bij gebruik van gas moe ten we erg oppassen, opdat de vlam niet in de pan slaat! Doordat vet zoo gemakkelijk verbrandt, geeft het veel warmte. Ons voedsel ver brandt ook in ons lichaam, al is het op een andere wijze dan in de kachel, en geeft ook warmte. Vandaar dat ons lichaam ook bij de strengste koude warm is. Maar wanneer het koud is, hebben we meer behoefte aan da£ voedsel, dat ons de meeste warmte geeft, en. dat is vet. Eigenlijk is u dit alles wel bekend, want u weet evengoed als ik, dat de Noordpool-bewoners traan drinken, waar door hun lichaam veel warmte krijgt. En wat is traan anders dan vet? Om deze reden zijn de gebakken spij zen zeer gewenscht en geliefd in den winter. Hieronder laat ik een paar recepten volgen. Spekpannekoeken 6 stuks). Spekpannekoeken kunnen als een volledige maaltijd gebruikt worden. Voor de frischheiü verdient het aanbeveling een vrucht na te eten. 200 gram bloem 4 d.L. lauw-warme melk 20 gram gist 4 gram zout 150 gram vet rookspek Bereiding Doe het meel in een kom en maak in 't midden een kuiltje. Roer de gist aan met wat suiker of lauwe melk en giet die er in. Voeg zooveel van de lauwe melk toe, dat het meel juist gebonden is. Roer dit aan, vanuit het kuiltje be ginnend. Sla de klontjes uit het beslag, voeg langzamerhand de rest van de melk toe en laat het beslag ongeveer uur rijzen. Roer het voorzichtig om en voeg het zout toe. Schrap het spek af en snijd dit in dunne plakken. Leg hier van een paar (2 3) in de koekenpan en bak ze op een zacht vuur uit. Giet dan zooveel van het beslag, dat niet te dik mag zijn in de koekenpan, dat de bodem juist bedekt is. (Doe vooral niet te veel beslag in de pan, het rijst nog gedurende 't bakken en de pannekoe ken zouden dan wel bruin, maar niet gaar zijn en dus veel te donker worden). Bak ze op een matig warm vuur mooi goud-bruin van kleur <êi gaai'. Geef e stroop of suiker bij. Eierpannekoeken 9 stuks). Meer bedoeld als nagerecht. L. melk 140 gram bloem. 3 eieren 5 gram zout 60 gram boter Bereiding: Doe de bloem in een kom met het zout. Maak in 't midden een kuiltje, doe hierin het zout en de eidooiers. Roer het meel, van 't midden uit be ginnend, met de dooiers aan en voeg zóóveel lauwe melk toe, dat 't meel juist gebonden is. Roer er de klontjes uit en voeg de rest van de melk toe. Klop het eiwit zeer stijf en giet hierbij, steeds kloppende, het beslag. Bak van deze massa dunne pannekoe» ken aan weerskanten licht-bruin. Gebakken grutjes. 1 L. melk 180 gram boekweitegort Iets zout, bloem Boter en Delfia om in te bakken Bereiding: Breng de melk met het zout aan de kook. Strooi er. steeds roerende, de grut ten in en blijf roerentot de pap gaai" is 15 minuten. Doe deze dikke massa in een met koud water omgespoelde kom en laat ze koud worclen. Snijd ze dan in vrij dikke plakken en wentel die door bloem. Laat het vet in de koeken pan zóó heet worden, dat er een flinke blauwe damp af komt, en bak de grut ten vlug goud-bruin. P. S. Dit gerecht kan als restvenver- king beschouwd worden, wanneer men den eenen dag de grutjes als pap en den volgenden dag de rest gebakken eet. CATHARINA. Appelgelei. 2;f K.G. zure appelen; ongev. 650 gram suiker; het sap van 1 citroen. Bereiding:: Wasch de appelen, snijdt ze in vie ren (dus met schillen}, zet ze op met zooveel water tot ze onderstaan en de schil van 1 citroen. Kook de appelen, tot ze geheel zacht geworden zijn en laat ze door een doek uitlekken (zie de beschrijving van de vorige week). Roer gedurende 't uitlekken niet in de appe len, want 't vocht, en dus de gelei zou troebel worden. Meet het sap en neem 2/3 van het gewicht aan suiker ['A L. vocht weegt 500 gr.}. Kook het sap ia, tot het 1/3 deel verloren heeft, voeg dan. de suiker toe en kook dit samen tot de gelei goed van dikte is geworden. Verwijder het schuim, dat zich aan de oppervlakte gevormd heeft. Voeg, als de gelei dik genoeg is, het gezeefde citroen sap toe. Doe de gelei zoo heet mogelijk in de uitgekookte potten en sluit deze op de békende wijze af.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10