FEUILLETON SIRENEN VRIJDAG 9 MAART 1928 DERDE BLAD PAGINA 4 DE BINNENVAART 'JAARVERGADERING VAN HET ONDERWIJSFONDS EEN JONGENSPENSIONAAT TE ROTTERDAM DE DOOD IN DE MIJNEN HET PROCES TEGEN DE INDONESISCHE STUDENTEN TOEZICHT OP DE SCHEEPVA ART INSPECTIE Uitbreiding gevraagd BESCHERMING VAN WATERWILD DE GROOTE GEZINNEN HOE ER TEGENWOORDIG OVER GESPROKEN WORDT EEN ONMENSCHELIJKE UITSPRAAK DE MAASTRICHTSCHE AARDEWERK INDUSTRIE TWENTE WIL HELPEN UIT HILLEGERSBERG Een verhaal uit de dagen van het Engelsche socialisme Onder voorzitterschap van den directeur, den beer G. de Jong, werd Woensdag te Amster dam de jaarvergadering gehouden van het Onderwijsfonds voor de Binnenvaart. Het jaarverslag van den directeur werd goedgekeurd. Wij on tl os non. hieraan, dat het aantal leerlingen der Binnen vaartschol en in het afgeloopen jaar is gestegen tot 1528. Afge nomen werden zes examens voor schipper bij de binnenvaart. Van de 124 geëxamineerden slaagden er 109. Voor machinist hij de Binnen vaart werden drie examens gehouden met 24 geslaagde candidaten. De financieele verslagen met het rapport van het accountantsonderzoek werden goedgekeurd. Overwogen wordt de binnenvaartschool te Gouda op te heffen cn in de plaats daarvan oen te vestigen te Hoogeveen, daar te Gouda het verblijf der schippers in den regel te kort duurt om een voldoend aantal leerlingen te waarborgen. Als nieuwe bestuursleden werden toegelaten de taeeren J. v. d. Molen Tzn. voor het natio naal comité voor onderwijs aan schippers kinderen aan Christelijke scholen met inter naat en M. de Zeeuw voor den Ned. bond van Christelijke fabrieks- en transportarbeiders. Tot rechtskundig adviseur van het Onderwijs fonds voor de Binnenvaart werd benoemd mej. C. Frida Katz te Amsterdam. Vastgesteld werd het examen-programflia voor de leerlingen van het instructie-vaartuig „Prins Hendrik". Opgemaakt werd de voordracht voor de examen-commissie voor ds Binnenvaart. In de plaats van den heer J. J. van Capelle, die thans tien jaar voorzitter was en wegens hoogen leeftijd had bedankt, werd tot voorzitter aan gewezen de heer T. L. Mellema, inspecteur voor de Scheepvaart te Groningen. Besloten werd een vereenvoudigd examen in te stellen voor oudere schippers en tot het Instellen van een haven-diploma voor Rotter dam en Amsterdam. Benoemd werd een commissie van advies en steunverleening aan schippers die kinderen aan den wal wenschen te plaatsen voor onderwijs. Voorts werd besloten aan bet Nationaal Comité voor Onderwijs aan Schipperskinderen aan Christelijke scholen met Internaat steun en medewerking te verleenen voor het bouwen en exploiteeren van een pensionaat voor jon gens te Rotterdam. De heer S. J. van Efferen te Rotterdam werd benoemd tot administrateur voor het samenstellen en bijhouden van een register van aan boord wonende schipperskinderen. Tot leden van de commissie, heiast met het toezicht op dezen arbeid, werden benoemd Rector J. Kerkvliet, voorzitter van de Schip- persvereenlging „St. Nicolaas" te Rotterdam en G. de Jong, directeur van het Onderwijs fonds. Tenslotte werd besloten de bestaande com missie van advies inzake het lager onderwijs aan schipperskinderen, waarin alle onder wijzers-organisaties zijn vertegenwoordigd, te bestendigen om voor zaken, die het lager onder wijs aan schipperskinderen betreffen, voort durend in contact te blijven met het Onder wijsfonds voor de Binnenvaart. Op de mijn Oranje Nassau I werd Woensdag middag de 21-jarige mijnwerker L.'P. Gisber gen uit Schaesberg door een grooten steen uit een zijwand getroffen. Hij was op'slag dood. Behandeling van de zaak voor de Haagschc Rechtbank. (Vervolg.) DE VERDEDIGING AAN HET WOORD. Beide verdedigers vragen vrijspraak voor hun cliënten Het eerst werd gepleit door mr. Mobaeh, die de in bet dossier aanwezige stukken zal be handelen, en die zich als taak heeft gesteld, om aan te toonen, dat geen dezer stukken be zwarend voor de verdachten is. Volgens de conclusie van de commissie van deskundigen zouden de verdachteit, bestuurs leden van Perhimpoenan Indonesië, buiten gewoon Staatsgevaarlijk zijn, revolutionnafr in dien zin, dat zij propageeren bet gebruiken van wapengeweld enz. Als bezwarend is aan gehaald een passage uit een brief van Hatta aan mevr. Roland Holst (Ld. 11 Juli 1928, waarin hij schrijft over het doel van P. I. cn o.a. mededeelt, dat aan de P. I. slechts één weg open staat, n.l. de revolutionnaire vrijlieid- strijd, in den uitgebreidste:! zin des woords. Deze zin moest duiden op bet gevaarlijk revolutionnairo der vereeniging en derhalve van deze verdachten. Pleiter betoogt, dat de uitdrukking „in den uitgebreidsten zin des woords" niet dient op gevat, als „in den striktsten zin des woords" maar „in den algemeensten zin des woords", waaruit dus volgt, da.t de revolutionnaire vrij- heidstrijd moet opgevat worden in de meest algemeens beteekenis. Aangehaald is ook een rede van Soebardjo gehouden in Maart 1927 te Parijs ter gelegen heid van de herdenking van Sun Yat Sen, den Cliineeschen vrijheidsheld, waarin hij zich op nogal krasse wijze beeft uitgelaten. Allereerst dient men in het oog te houden, dat bet hier geldt een speech voor een groote vergadering, waardoor de toon allicht iets gekruider is dan die va.n een artikel in een tijdschrift; boven dien is deze rede noch door Hatta noch door een der andere bestuursleden gelezen, laat staan goedgekeurd. Van meer belang acht pleiter eenige artike len van de hand van Hatta, n.l. zijn brochure „Economische wereldbouw en Machtstegenstel lingen" en zijn verslag over bet congres te Bierville, benevens het manifest van de P. I. Uit deze artikelen zou moeten blijken, dat de verdachten den weg van het geweld voor staan en dezen propageeren en dat zij allerlei illegale middelen gebruiken bij hun actie. De betreffende passage in het manifest luidt: „Sarikat Rajet, enz. protesteert mede tegen de huidige terreur! Organiseert massabetoo- gingen! Jong Java enz., Op tt rust de plicht in de voorste gelederen te staan. De studenten heb ben overal de spits af te bijten. Intelleetueelen. De massa wacht op nieuwe leiders. Voorwaarts naar een Indonesia Merdeka." Het is pleiter niet mogelijk om in deze pas sage iets opruiends te zien. Het propageeren en het organiseeren van betooglugem zijn toch zeker middelen, die volkomen geoorloofd zijn in den tegenwoordigen tijd. Vervolgens zet pleiter uiteen, dat de P. I, staat op het standpunt van non-coöpcration; zij wil derhalve geen samenwerking met de overheerschershet non-coöperationbeginsel berust op de idee van zelfhulp. Deze actie be- teekent natuurlijk een ondermijning van het bestaand gezag n.l. in dezen zin, dat het In donesische volk langzamerhand steeds onaf hankelijk zal worden van het Ned. gezag en de Ned. overheorsching en dit gezag en deze overheersching derhalve in aanzien en macht zullen dalen. Dezelfde beginselen zijn toe gepast in Ierland, Turkije en Polen, toon deze landen ook nog niet vrij waren. Wat de betrekkingen van de P. I. tot de communisten betreft, moet hierbij onderscheid worden gemaakt tusschen de Indonesische communisten (P. K. I.) en de Europeesclie communisten (Hollandsdhe en Russische.) Pleiter gelooft, dat de officier het met hem eens zal zijn, dat uit niets is gebleken het be staan van contact van deze verdachten of van de P. I. met de communistische partij in Hol land of met Hollandsehe communisten. In tegendeel, zij hebben zich steeds afkeerig ge toond van elk contact met ben. Pleiter komt vervolgens tot de geldzendin gen Van Semaoen. Ook hier wil pleiter vooraf opmerken, dat er geen enkel strafbaar feit in gelegen zou zijn, indien men geld van Moskou ontvangt, of dat hieruit verzwarende omstan digheden gefut kunnen worden. Semaoen beschikte altijd nog al over veel geld en in ons land waren verschillende arme Indonesiërs, die door landgenooten, waaronder ook Semaoen, wel eens werden ondersteund. Hoe Semaoen aan zijn gelden kwam, was zijn zaak. Ook is het zijn zaak, of hij bij de steunverleening mogelijk bijbedoelingen beeft gehad. Aan het slot van zijn uitvoerig betoog con cludeerde mr. Mobach tct vrijspraak voor de verdachten. Te kwart over 2 uur werd de zitting her opend. Het woord was toen aan den tweeden verdediger, mr. J. E. W. Duys. Spr. zal trachten aan te toonen, dat den ver dachten geen opruiing ten laste kan worden gelegd, nocli tot geweld, noch en zeker niet tegen het openbaar gezag. De actie der verdachten geldt niet het gezag in Nederland, doch dat in Indië en daarom moet deze zaak door de Indische justitie wor den beoordeeld. Art. 131 van bet Wetboek van Strafrecht heeft alleen bet Nederlandsclie gezag op bet oog. Om die reden zal hier optslag van rechtsvervolging moeten volgen. Spr. weidt verder uit over bet begrip op ruiing. Maar het meest opvallende is wel aldus spr. dat de officier van justitie blijkbaar niet gedacht heeft aan art. 70 le lid. van bet Wetboek van Strafrecht, volgens welk artikel drukpersdelicten na een jaar verjaard zijn. Eerst op het allerlaatste oogenblik schijnt men den officier daarop attent gemaakt te hebben en daarom lieeft hij getracht, zijn materiaal uit den laatsten jaargang van „Indonesia Merkeda" te putten, onder het motto: „Een koninkrijk voor een citaat''. (Gelach). Indien de officier de eigenlijke citaten, die verjaard zijn, zooveel erger vindt, dan had hij maar eerder moeten vervolgen. De officier heeft evenwel politieke oogmerken gehad om de vervolging door te zetten. Men houde ook rekening met den leeftijd dezer jongelui, die misschien wat al te vrij zijn geweest in hun uitingen. Wanneer echter de officier meent, dat zij gelegenheid moeten hebben zich te beteren, dan toont dit een on juiste mentaliteit. Ook heeft Hatta ten aanzien van de gelden van Semaoen niet gezegd, niet te weten dat ze uit de sovjetkas kwamen, maar niet te weten dat ze „direct" uit die kas kwamen. Indien Semaoen zijn salaris uit de sovjetkas ontvangt, en hij koopt er 'a glas bter van, dan kan men toch nog niet beweren dat dat glas bier uit de sovjeTka's 'Is gekomen? Trouwens, indien op zoo losso gronden men sehen 2 tot 3 jaar de gevangenis in zouden moeten gaan, dan zou inen de geheele S.D.A.P. wel kunnen opsluiten en dan kreeg spr. levens lang. Nog betoogt pleiter, dat de wetgever geens zins op het oog gehad kan hebben en blijkens de uitlatingen van den toenmaligen Minister f/m Justitie ook niet had het uiten van de wenschelijkheid van bepaalde revolution naire handelingen bij de anti-revolutiewet (art. 131 W. v. S.) op zichzelf te beschouwen als opruiing. De verdachten zijn jongelui, die voor hun overtuiging uitkomen. Het ergste wat men van hun uitlatingen kan zeggen is, dat ze niet in een predikbeurtenblaadje thuis bekooren en daarin dan ook niet zullen worden opgenomen. Pleiter wijst verder op het feit, dat zij reeds zes maanden preventieve hechtenis hebben ondergaan. Er ïs geen enkel motief om te meenen dat doze menschel: zouden vluchten. Zij denke.ii daar niet aan. Het allerergste is echter, dat men deze jongelui gehouden heeft voor een feit, waarvoor men ze niet mocht houden. Dat mocht alleen wegens een feit van opruiing. Te dezen aanzien waren echter de verhoeren op 29 September afgeloopen. Toen is men echter een instructie gaan voeren over de verboden vereeniging, tot 14 December, toen ook dat was afgeloopen, doch biervoor had men hen niet in arrest mogen houden. De officier: Waarom hebt u daartegen dan niet eerder bezwaar gemaakt? Mr. Duys: Ik heb dat wèl gedaan, doch ben overigens niet een gouvernante, die op uw plicht moet letten. Sprekers groote angst is, dat het Staatsgezag wordt misbruikt, Spr. wenscht niet, dat deze jongelui worden veroordeeld tot zes maanden met aftrok van preventief, zoodat ze dadelijk worden vrijgelaten, maar hij wenscht, dat ze buiten vervolging worden gesteld, zoodat ze geheel vrij uitgaan. Spr. vraagt tenslotte de rechtbank, de ver dachten in vrijheid te stellen. De president vraagt den verdachten, of zij ook nog willen spreken. Verdachte Hatta antwoordt bevestigend. Te 6,40 wordt daarop de zitting verdaagd tot Vrijdag half twee. DE MINISTER ZAL EEN BESPREKING HOUDEN. Een deputatie uit de besturen der vier vak organisaties in het visscherijbedrijf, te IJmui. den, heeft een onderhoud gehad met den mi nister van arbeid. In dit onderhoud heeft de deputatie uitbreiding bepleit van het toezicht op do scheepvaartinspectie op het geheele vischtulg aan boord van de visscbersvaartui- gen, zulks in verband met den laatsten tijd voorgekomen ernstige ongevallen. De deputatie verzocht den minister een be spreking te houden met alle belanghebbenden, dus ook met de reeders welk denkbeeld de minister toezegde in overweging te zullen nemen. HET TIJDPERK VOOR HET ZOEKEN VAN EIEREN. De Minister van BInnenlandsehe Zaken en Landbouw heett bepaald, dat In hot geheele Rijk: a. het zoeken, rapen en buiten openbare wegen en voetpaden vervoeren van eieren van kemphanen, wulpen, scholeksters, grutto's, tureluurs, meerkoeten en waterhoentjes is toe gestaan tot en met 28 April 1928; b. het ten verkoop in voorraad hebben, te koop aanbieden, verlcoopen, afleverc en langs openbare wegen en voetpaden vervoeren van eieren van het onder a genoemde water wild is toegestaan tot en met 30 April 1928: c. het zoeken, rapen, ten verkoop in voor raad hebben, te koop aanbieden, verkoopen, af leveren of vervoeren van eieren van wilde eenden en ander waterwild dan genoemd onder a, niet is toegestaan. t Dat de groote gezinnen in talrijke kringen worden bekeken als te zijn een gevolg van zeer achterlijke en verouderde begrippen, is eb'::"'algemeen feit. Dat mfen er zijn schoudc-rs voor ophaalt, evèneens. En dat men bij l:et uitschakelen van Gods wetten de groote gezinnen bij het vee verge lijkt, of daarachter Stelt, is ook niet bet nieuwste. Do zucht naar „lusten en geen lasten" en daarmee gepaard gaande de zucht naar meer goederen om die lusten te bevredigen, houdt zeer nauw verband met elkaar En voor diegenen, die in handel of bedrijf meer goederen trachten te veroveren, komt dat neer op maken van moer winst. De manier waarop en waarmee, laat den producent koud. Een graanhandelaar schreef dezer dagen in zijw vakblad: „"Weliswaar is mais in hoofdzaak veevoe der en wordt fogge voor een groot deel voor menschelijk voedsel gebruikt. Maar het fokken van vee is meer winstgevend dan van de menschen, niettegenstaande de fokpre mies die thans verschillende landen voor groote gezinnen uitloven". „Zeggen wij te veel"., zoo vragen wij mol het orgaan van den II. K. Bond van houtbewer kers enz., door te verklaren, dat bier 'n groot gezin bekejken wordt door een onmensch? En achtergesteld wordt bij het vee? Eu heett de zucht naar winst bier voor de zoo veels te maal niet bewezen diep verderfelijk te zijn?" Tot nu toe is door geen van de betrokken par tijen medegedeeld, welke voorstellen de Twent sehe fabrikanten aan de Maastrlchtsclie Aarde werkindustrie hebben gedaan ter ondersteuning van deze industrie in ruil voor do gevraagde wettelijke bescherming. Thans vernemen wi), dat de Twentsehe fe bri kanten hebben voorgesteld een nieuw onder zoek in te stellen naar den toestand in de Ï.Ia.as- triehtsche industrie. Wanneer de resultaten van dit onderzoek zon den uitwijzen dat steun noodig was, dan zouden de Twentsehe fabrikanten deze veriaenen en wel op do volgende wijze: Dc niet-productieve af- deelingc-n der Mardstrichtsche Aardewerkindu- strie zouden bij reorganisatie der bedrijven wor den opgeheven. De werkloosheid, die als gevolg hiervan zou ontstaan, zal worden opgeheven door verplaatsing der arbeiders, die ontslagen moeten worden, naar Twente; Daarnaast verklaren da Twensche fabrikanten zich bereid voldoende ka pitaal (er is een zeer belangrijk bedrag voorge steld) voor reorganisatie en moderniseering der industrie beschikbaar to stellen. HET UITBREIDINGSPLAN. God. Staten van Zuid-Holland zullen op Maandag 12 Maart te 2 uur behandelen de be zwaren, ingebracht tegen liet besluit van den Raad der gemeente Hlllegersberg van 24 No vember 1927 tot vaststelling van een uitbrei dingsplan voor die gemeente. door MAY WYNNE. 21.) Voor het oogenblik had Jack echter absoluut geen tijd om te overwegen wat hem te doen stond. Hij had nog niet alle sympathie af kun nen werpen voor de zaak, die in zich toch do juweelen van een groote waarheid bevatte, en zeker zou Henry Hunt op zijn minst even ont steld zijn over dezen schandelijken roof van een onschuldig kind. Maar Pamela, die de door haar gestelde proef zoo goedgunstig zag aangenomen, dacht er nu slechts aan, om Jack zoo spoedig mog'e- lük te doen verdwijnen. Dwars door het boseh en de aanplantin gen, zei ze gejaagd fluisterend, dan door de velden.... ik.i... ik zal mij best doen om hem mee naar binnen te nemen. Ze greep den arm van haar minnaar terwijl ze sprak, en trok hem bijna mee naar waar do boomen het dichtst bij elkander stonden. Er was zelfs geen tijd meer voor een vorme lijk afscheid, daar zo den squire reeds zijn dochter hoorden roepen, terwijl bij over het CTicket-veld kwam. Maar toen Jack, gehoorzaam aan haar wenseh, wegrende, droeg hij met zich de her innering aan een gejaagd en zenuwachtig ge zichtje, waarin de gazellen-oogen, door het ■waas van tranen, wat twijfelachtig, maar toch vol heerlijke liefde naar hem keken, terwijl zijn meisje hem met van vrees bevende handen wegduwde. Nog herhaalde ze eens, om niet te rug te komen, om nooit terug te komen, als hij haar lief broertje niet mee kon brengen, maar zwijgend scheen ze hem te verzekeren, dat het leven voor haar donker en zonder zon zou zijn, totdat ze hem weer terugzag. Wat een tegenstellingen! Hoop en wanhoop, vertrouwen tegen verdenking, feiten die voch ten tegen een groeiend Instinct. Do rede die haar vrees opdrong, de liefde die over den twij fel zegevierde. Ook het hart van den jongen man klopte snol- lor. Hij was reed3 uit het gehoor der naderende .voetstappen, en dus vrij voor onmiddellijk ge vaar. Dat een bezoek aan Balbury voortaan on- JnogeJijk zou zijn, totdat Maurice Garlelgh te ruggevonden wa3, beteekende minder voor hem, daar hij nu gezworen had weg te gaan, en het kind terug te vinden, aan welks veiligheid zijn eigen kans op geluk gekoppeld was. Ik zal hem terugvinden, zei Jack Armiston, terwijl hij op een beschaduwde laan afstevende, waar kamperfoelie en rozen geurden, al moet ik er de heele wereld voor afzoeken. Hij deed voorloopig maar geen moeite om zich al te nauwkeurig af te vragen, waar die onderzoekingstocht op uit zou loopen, Indien John Hiden zijn wraakbelofte al te goed had gehouden. HOOFDSTUK XVI. HET „KIND." En voor wien verzamelt gij al clie wel riekende rozen, mijn Phoebe? vroeg James Marley, terwijl hij even stilstond, op zijn zwa- ren stok rustte, en naar liet lieftallige figuurtje keek in het duifgrijs cachemir, dat het pad op kwam getrippeld, half bedekt door een keuri- gen ruiker Junirozen, waar boven een blozend gezichtje met een paar heerlijke oogen ver soheen. Maar die oogen zochten den grond, toen het meisje stilstond en wat aarzelde met haar ant woord. Ik dacht, begon ze, ik dacht, dat het wel mogelijk zou zijn, nou grootvader, zijn het geen heerlijke rozen? Ik vond het werkelijk zooido om er niet wat te plukken, en als mr. Armiston thee komt drinken, zegt hij altijd dat onze rozen zoo mooi zijn. Haar wangen werden nu vuurrood onder den zachten blik van opgewekte belangstelling van haar grootvader. Mijn dochter, antwoordde de Quaker, het is waar dat Jack den wensch heeft uitgespro ken ons nog eens te bezoeken. Ik zal het werke lijk zeere aangenaam vinden hem welkom te heeten. Maar wiï het euvele woord van zonde niet samenkoppelen met een gepast genoegen van wat bloemen plukken. Zeker, ik mag den jongen graag lijden, ofschoon hij wat onstui mig is, en naar het mij wel toe schijnt, gemak kelijk om te praten. Maar och, een gewoon ge brek, ean gewoon gebrek, Phoebe! Hij was weer rond den tuin aan het wan delen, en het meisje liep nu naast hem. Zij was zoo gedwee, zoo vol aandacht, en was bereid om steeds te luisteren, dat de oude man on willekeurig de gewoonte had gekregen, om haar soma toe te spreken alsof ze van zijn, ouder dom was. En Phoebe had nooit in de gaten hoe lang dradig die gesprekken waren, zoolang het maar over Jack ging. "Toen verleden jaar het bericht ook tot ben doorgedrongen was, waarom Jack Balbury had verlaten, meende zij dat haar jonge hart zou breken, en 's avonds werden er heel wat gebe den onder tranen weggezucht, ais zij in de ven sterbank van haar kamertje knielde, en keek naar den met sterren bezaaiden hemel boven haar. Ik bemin hem, zend liem terug, Heere zend hem terug, was haar dikwijls herhaald gebed geweest, o, geef hém het geluk waarnaar hij verlangt. In dezen v»rm goot zij telkens haar verzoe ken, terwijl zij geen enkele zelfzuchtige bede uitte, voor de vervulling van haar eigen ge heimen droom en standvastige liefde. En nu tobde James Marley voor het eerst van zijn leven, over de beteekenis van die ver legen schaamte, en de verzamelde rozen. Zou zijn kleine Phoebe werkelijk vrouw ge worden zijn? En had bij bet bewijs daarvan niet in de neergeslagen oogleden en blozende wangen gezien? De oude man werd plotseling door een vrees gegrepen. Hoeveel hij ook van Jack Armiston hield, kon hij hem zijn kostbaar petekind toevertrou wen? Laat ons in den zonneschijn wandelen, Phoebe, zei hij, en zijn stem beefde een beetje, het wordt vlug koel onder de boomen, zelfs al is het Juni. Is het koel? vroeg zij afwezig. Zij keek naar de poort die gesloten werd door iemand, die nu door de laan naar het huis kwam. De rozen beefden in haar verslapten greep, en een witte knop viel zelfs op den grond. Ter wijl zij dien opraapte, bad vriend Marley den aangekomene ontdekt. Gij hadt gelijk, toen gij «w vermoeden uit spraak!, Phoiebe, kijk, daar komt Jack Armiston in eigen persoon. Op dit moment was hét werkelijk te verge ven, dat het meisje een onschuldig uiivlnchtje zocht; want, inplaats dat zij toegaf, dat zij hem reeds gezien had, keek zij naar alle kanten, behalve naar den goeden, tot haar grootvader met zijn stok naar Jack wees, die nu al vlak bij hen was. Ha, nu kon ze ook duidelijk zijn gezicht zien, en 't hevige kloppen van haar hart scheen plot seling op te houden, Hij keek zoo ernstig en zoo strak, met iets krijgshaftigs in zijn oogen, waar in de verwachte overwinning reeds schitterde. Het was, dacht; Phoebe, met een teleurgesteld hart, een nieuwe Jack Armiston, die nooit, nooit haar minnaar zou kunnen zijn. Zij zette haar rozen dus op een tafel- ter wijl zij haar grootvader rustig volgde, en haar begroeting uitsprak met een waardigheid, die nog meer charme gaf aan de gebruikelijke kin derlijke manieren. Ik heet u welkom, vriend, zei ze. Jack voelde niet waf een stormend geweld in deze gewone begroeting lag. Ik kom jullie goeden dag zeggen, zei hij, terwijl hij zicli bijna onmiddellijk tot den ouden Quaker wandde. Ik zou Balbury niet kunnc-n verlaten zonder eerst alles te vertellen. Ik weet dat jullie me zult gelooven. Phoebe stond stil bij haar tafel met rozen, terwijl haar zenuwachtige vingers de bloemen schikten, en onder den rijken hoop van weel derige schoonheid twee prachtige knoppen uit zochten, om aan haar kraagje te steken. Zij had Jack's woorden tot haar grootvader opgevangen, en Kon nu geen woorden vinden. Voor de arme Phoebe was de wereld nu donker en koud geworden, ondanks het prachtig too- neel van den zonsondergang. Een doorn stak in haar zachte vleescflr, maar zij gaf niet om de pijn, zij was blij dat ze 3en excuus had om bier te blijven staan, binnen den gehoorkring der twee mannen, die onder een grooten cederboom zaten. Jack gat er niet om dat zij luisterde, want zoo wel l:ij als haar grootvader hadden haar steeds in volle vertrouwen genomen; en nu moest zij lioor-en wat de uitleg van dit slechte nieuws kam zijn. Zij had destijds uit medegevoel geweend bij Jack's kort verhaal van den dood van zijn oom. Doch zij had geen medelijden met den profes sor gehad. Het had haar toen een mooie hereenigiug van twee zielen toegeschenen, die gelukkig geweest waren in een volmaakt wederzijds ge geven en ontvangen liefde, maar nu, juist toen zij begon te hopen dat Jack meer en meer naar Dalstone House zou komen, vooral sinds het bericht van een mogelijke verloving tusschen Pamela Garleigh en sir Philip Heyslake al sterker werd, was deze gekoesterde hoop in den knop reeds gebroken. Haar polsen gingen lang zaam en zwaar, ln afwachting wat aan haar grootvader verteld zou worden als reden van Jck's vertrek. Het volgend oogenblik waren de rozen ver geten, an had zij een stap naar voren gedaan. Met één hand tegen den cederstam geleund, en haar blauwe oogen wijd open stonden van schrik, luisterde zij naar het verhaal van Hi- den's verdere'wraakneming, de ontvoering van den erfgenaam van squire Garleigh. Oek James Marley schudde het hoofd. Het is werk des duivels, zuchtte hij. Wat kan men anders verwachten, indien het ver gif door den mond wordt binnengegoten? Wat voor andere gevolgen kunnen wij zien dan smart, verwoesting en dood? Het zijn slecht© tijden voor Engeland, Jack, droeve tijden. En juist al die slechtheid, riep Jack, ma ken hervormingen des te noodzakelijker. Daar om is het verlangen, om de armen op te heffen, uit hun laag gezonken bestaan, dat hen gelijk maakt met de beesten van het veld, om hun de rechten van den mensch terug te geven, het recht om te leven, en een loon dat het moge lijk maakt hum gezin te voeden, en een leven te lelden, waarin zij zichzelf leeren eerbiedigen. Jack, Jack, antwoordde Marley ernstig, luister naar mij. Niemand kan oprechter wen schen of verlangen dan ik, dat dit alles een einde moge nemen. Zeker, de wet van de tegen woordige gemeenschap is verkeerd. Engeland, Europa, de heele wereld zelfs, kaïn niet vrij en gelukkig worden, tot het Evangelie van do Broederschap der Menschen gepredikt en aan genomen wordt. Dan stemt met ons in, riep Jack ver heugd, dan bent i: ook voor hervorming. De grootste hervorming, zei Marley, ter wijl hij het hoofd boog, die van hot hart. Over tuig de rijken en de zoogenaamde grooten der aarde, dat zij de broeders der armen zijn, cn gij zult het geheim vinden van die Wet der Goddelijke Liefde, die door den Zaligmaker der wereld gepredikt is. Maar waar is de Wet der Liefde in het zoogenaamde socialisme? Inplaats van het leven der menschen te ver beteren, maken deze hartelooze demagogen het nog honderd maal erger te dragen. Zij breken af, zij halen omver, maar ze bouwen niet op en waarom? Omdat zij de Goddelijke Wet van universeel© Liefde en Broederschap vergeten, ja, die zelfs beschimpen. En toch, riep Jack, die des te vinniger werd met argumenten, naarmate l:ij zelf min der overtuigd was, waar zien wij deze Wet van Liefde en Broederschap in de bestaande OTde der maatschappij? Of zelfs in de verrich tingen der zoogenaamde Justitie? Een rijk man mag een bestaan leiden als een vrijgeest en schurk, en ails hij geld genoeg heeft, kan hij zich alle ongepaste genoegens koopen, zonder aangeklaagd of gestraft te worden, terwijl een arm man, die een schaap steelt, of een ver kleumde vrouw die een paar el goed verduistert, opgehangen worden als een booswicht die niet langer in de maatschappij thuis hoort. Toegegeven, stemde de Quaker in, maar hiernamaals zullen allen voor een Hoogere Rechtbank verschijnen, waaraan alle dwalingen vreemd zullen zijn. Niemand zal de ware recht vaardigheid ontlo'open, vriend, zelfs al werd zij nu uitgesteld, wees daar zeker van! Laat ons ondertusschen ons deel nemen, opdat zij, die liier lijden door een onvolmaakte wetge ving, him kruis zóó zullen dragen, dat zij zon der vreeze voor dien Rechterstoel zullen ver schijnen. Door de armen te sterken, door hun lijden te dragen, door hen te wijzen op de God delijke hulp en vertroosting, doet gij oneindig beter dan door .passies op te roepen, die hen hier slechts tot grooter ellende brengen, en tot verdoeming hiernamaals. (Wordt vervolgd). J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 16