FEUILLETON
SIRENEN
VRIJDAG 9 MAART 1928
DERDE BLAD
PAGINA 4
DE BINNENVAART
'JAARVERGADERING VAN HET
ONDERWIJSFONDS
EEN JONGENSPENSIONAAT
TE ROTTERDAM
DE DOOD IN DE MIJNEN
HET PROCES TEGEN DE
INDONESISCHE STUDENTEN
TOEZICHT OP DE SCHEEPVA ART
INSPECTIE
Uitbreiding gevraagd
BESCHERMING VAN WATERWILD
DE GROOTE GEZINNEN
HOE ER TEGENWOORDIG OVER
GESPROKEN WORDT
EEN ONMENSCHELIJKE UITSPRAAK
DE MAASTRICHTSCHE AARDEWERK
INDUSTRIE
TWENTE WIL HELPEN
UIT HILLEGERSBERG
Een verhaal uit de dagen van het
Engelsche socialisme
Onder voorzitterschap van den directeur, den
beer G. de Jong, werd Woensdag te Amster
dam de jaarvergadering gehouden van het
Onderwijsfonds voor de Binnenvaart.
Het jaarverslag van den directeur werd
goedgekeurd. Wij on tl os non. hieraan, dat het
aantal leerlingen der Binnen vaartschol en in
het afgeloopen jaar is gestegen tot 1528. Afge
nomen werden zes examens voor schipper bij
de binnenvaart. Van de 124 geëxamineerden
slaagden er 109. Voor machinist hij de Binnen
vaart werden drie examens gehouden met 24
geslaagde candidaten.
De financieele verslagen met het rapport van
het accountantsonderzoek werden goedgekeurd.
Overwogen wordt de binnenvaartschool te
Gouda op te heffen cn in de plaats daarvan
oen te vestigen te Hoogeveen, daar te Gouda
het verblijf der schippers in den regel te kort
duurt om een voldoend aantal leerlingen te
waarborgen.
Als nieuwe bestuursleden werden toegelaten
de taeeren J. v. d. Molen Tzn. voor het natio
naal comité voor onderwijs aan schippers
kinderen aan Christelijke scholen met inter
naat en M. de Zeeuw voor den Ned. bond van
Christelijke fabrieks- en transportarbeiders.
Tot rechtskundig adviseur van het Onderwijs
fonds voor de Binnenvaart werd benoemd mej.
C. Frida Katz te Amsterdam.
Vastgesteld werd het examen-programflia
voor de leerlingen van het instructie-vaartuig
„Prins Hendrik".
Opgemaakt werd de voordracht voor de
examen-commissie voor ds Binnenvaart. In de
plaats van den heer J. J. van Capelle, die thans
tien jaar voorzitter was en wegens hoogen
leeftijd had bedankt, werd tot voorzitter aan
gewezen de heer T. L. Mellema, inspecteur
voor de Scheepvaart te Groningen.
Besloten werd een vereenvoudigd examen in
te stellen voor oudere schippers en tot het
Instellen van een haven-diploma voor Rotter
dam en Amsterdam.
Benoemd werd een commissie van advies en
steunverleening aan schippers die kinderen aan
den wal wenschen te plaatsen voor onderwijs.
Voorts werd besloten aan bet Nationaal
Comité voor Onderwijs aan Schipperskinderen
aan Christelijke scholen met Internaat steun
en medewerking te verleenen voor het bouwen
en exploiteeren van een pensionaat voor jon
gens te Rotterdam.
De heer S. J. van Efferen te Rotterdam
werd benoemd tot administrateur voor het
samenstellen en bijhouden van een register
van aan boord wonende schipperskinderen.
Tot leden van de commissie, heiast met het
toezicht op dezen arbeid, werden benoemd
Rector J. Kerkvliet, voorzitter van de Schip-
persvereenlging „St. Nicolaas" te Rotterdam
en G. de Jong, directeur van het Onderwijs
fonds.
Tenslotte werd besloten de bestaande com
missie van advies inzake het lager onderwijs
aan schipperskinderen, waarin alle onder
wijzers-organisaties zijn vertegenwoordigd, te
bestendigen om voor zaken, die het lager onder
wijs aan schipperskinderen betreffen, voort
durend in contact te blijven met het Onder
wijsfonds voor de Binnenvaart.
Op de mijn Oranje Nassau I werd Woensdag
middag de 21-jarige mijnwerker L.'P. Gisber
gen uit Schaesberg door een grooten steen
uit een zijwand getroffen. Hij was op'slag
dood.
Behandeling van de zaak voor de
Haagschc Rechtbank.
(Vervolg.)
DE VERDEDIGING AAN HET WOORD.
Beide verdedigers vragen vrijspraak
voor hun cliënten
Het eerst werd gepleit door mr. Mobaeh, die
de in bet dossier aanwezige stukken zal be
handelen, en die zich als taak heeft gesteld,
om aan te toonen, dat geen dezer stukken be
zwarend voor de verdachten is.
Volgens de conclusie van de commissie van
deskundigen zouden de verdachteit, bestuurs
leden van Perhimpoenan Indonesië, buiten
gewoon Staatsgevaarlijk zijn, revolutionnafr in
dien zin, dat zij propageeren bet gebruiken
van wapengeweld enz. Als bezwarend is aan
gehaald een passage uit een brief van Hatta
aan mevr. Roland Holst (Ld. 11 Juli 1928,
waarin hij schrijft over het doel van P. I. cn
o.a. mededeelt, dat aan de P. I. slechts één weg
open staat, n.l. de revolutionnaire vrijlieid-
strijd, in den uitgebreidste:! zin des woords.
Deze zin moest duiden op bet gevaarlijk
revolutionnairo der vereeniging en derhalve
van deze verdachten.
Pleiter betoogt, dat de uitdrukking „in den
uitgebreidsten zin des woords" niet dient op
gevat, als „in den striktsten zin des woords"
maar „in den algemeensten zin des woords",
waaruit dus volgt, da.t de revolutionnaire vrij-
heidstrijd moet opgevat worden in de meest
algemeens beteekenis.
Aangehaald is ook een rede van Soebardjo
gehouden in Maart 1927 te Parijs ter gelegen
heid van de herdenking van Sun Yat Sen, den
Cliineeschen vrijheidsheld, waarin hij zich op
nogal krasse wijze beeft uitgelaten. Allereerst
dient men in het oog te houden, dat bet hier
geldt een speech voor een groote vergadering,
waardoor de toon allicht iets gekruider is dan
die va.n een artikel in een tijdschrift; boven
dien is deze rede noch door Hatta noch door
een der andere bestuursleden gelezen, laat
staan goedgekeurd.
Van meer belang acht pleiter eenige artike
len van de hand van Hatta, n.l. zijn brochure
„Economische wereldbouw en Machtstegenstel
lingen" en zijn verslag over bet congres te
Bierville, benevens het manifest van de P. I.
Uit deze artikelen zou moeten blijken, dat
de verdachten den weg van het geweld voor
staan en dezen propageeren en dat zij allerlei
illegale middelen gebruiken bij hun actie.
De betreffende passage in het manifest luidt:
„Sarikat Rajet, enz. protesteert mede tegen
de huidige terreur! Organiseert massabetoo-
gingen!
Jong Java enz., Op tt rust de plicht in de
voorste gelederen te staan. De studenten heb
ben overal de spits af te bijten. Intelleetueelen.
De massa wacht op nieuwe leiders. Voorwaarts
naar een Indonesia Merdeka."
Het is pleiter niet mogelijk om in deze pas
sage iets opruiends te zien. Het propageeren
en het organiseeren van betooglugem zijn toch
zeker middelen, die volkomen geoorloofd zijn
in den tegenwoordigen tijd.
Vervolgens zet pleiter uiteen, dat de P. I,
staat op het standpunt van non-coöpcration;
zij wil derhalve geen samenwerking met de
overheerschershet non-coöperationbeginsel
berust op de idee van zelfhulp. Deze actie be-
teekent natuurlijk een ondermijning van het
bestaand gezag n.l. in dezen zin, dat het In
donesische volk langzamerhand steeds onaf
hankelijk zal worden van het Ned. gezag en
de Ned. overheorsching en dit gezag en deze
overheersching derhalve in aanzien en macht
zullen dalen. Dezelfde beginselen zijn toe
gepast in Ierland, Turkije en Polen, toon deze
landen ook nog niet vrij waren.
Wat de betrekkingen van de P. I. tot de
communisten betreft, moet hierbij onderscheid
worden gemaakt tusschen de Indonesische
communisten (P. K. I.) en de Europeesclie
communisten (Hollandsdhe en Russische.)
Pleiter gelooft, dat de officier het met hem
eens zal zijn, dat uit niets is gebleken het be
staan van contact van deze verdachten of van
de P. I. met de communistische partij in Hol
land of met Hollandsehe communisten. In
tegendeel, zij hebben zich steeds afkeerig ge
toond van elk contact met ben.
Pleiter komt vervolgens tot de geldzendin
gen Van Semaoen. Ook hier wil pleiter vooraf
opmerken, dat er geen enkel strafbaar feit in
gelegen zou zijn, indien men geld van Moskou
ontvangt, of dat hieruit verzwarende omstan
digheden gefut kunnen worden.
Semaoen beschikte altijd nog al over veel
geld en in ons land waren verschillende arme
Indonesiërs, die door landgenooten, waaronder
ook Semaoen, wel eens werden ondersteund.
Hoe Semaoen aan zijn gelden kwam, was
zijn zaak. Ook is het zijn zaak, of hij bij de
steunverleening mogelijk bijbedoelingen beeft
gehad.
Aan het slot van zijn uitvoerig betoog con
cludeerde mr. Mobach tct vrijspraak voor de
verdachten.
Te kwart over 2 uur werd de zitting her
opend. Het woord was toen aan den tweeden
verdediger, mr. J. E. W. Duys.
Spr. zal trachten aan te toonen, dat den ver
dachten geen opruiing ten laste kan worden
gelegd, nocli tot geweld, noch en zeker niet
tegen het openbaar gezag.
De actie der verdachten geldt niet het gezag
in Nederland, doch dat in Indië en daarom
moet deze zaak door de Indische justitie wor
den beoordeeld. Art. 131 van bet Wetboek
van Strafrecht heeft alleen bet Nederlandsclie
gezag op bet oog. Om die reden zal hier
optslag van rechtsvervolging moeten volgen.
Spr. weidt verder uit over bet begrip op
ruiing.
Maar het meest opvallende is wel aldus
spr. dat de officier van justitie blijkbaar
niet gedacht heeft aan art. 70 le lid. van bet
Wetboek van Strafrecht, volgens welk artikel
drukpersdelicten na een jaar verjaard zijn.
Eerst op het allerlaatste oogenblik schijnt men
den officier daarop attent gemaakt te hebben
en daarom lieeft hij getracht, zijn materiaal
uit den laatsten jaargang van „Indonesia
Merkeda" te putten, onder het motto: „Een
koninkrijk voor een citaat''. (Gelach).
Indien de officier de eigenlijke citaten, die
verjaard zijn, zooveel erger vindt, dan had hij
maar eerder moeten vervolgen. De officier
heeft evenwel politieke oogmerken gehad om de
vervolging door te zetten.
Men houde ook rekening met den leeftijd
dezer jongelui, die misschien wat al te vrij
zijn geweest in hun uitingen. Wanneer echter
de officier meent, dat zij gelegenheid moeten
hebben zich te beteren, dan toont dit een on
juiste mentaliteit.
Ook heeft Hatta ten aanzien van de gelden
van Semaoen niet gezegd, niet te weten dat
ze uit de sovjetkas kwamen, maar niet te
weten dat ze „direct" uit die kas kwamen.
Indien Semaoen zijn salaris uit de sovjetkas
ontvangt, en hij koopt er 'a glas bter van,
dan kan men toch nog niet beweren dat dat
glas bier uit de sovjeTka's 'Is gekomen?
Trouwens, indien op zoo losso gronden men
sehen 2 tot 3 jaar de gevangenis in zouden
moeten gaan, dan zou inen de geheele S.D.A.P.
wel kunnen opsluiten en dan kreeg spr. levens
lang.
Nog betoogt pleiter, dat de wetgever geens
zins op het oog gehad kan hebben en blijkens
de uitlatingen van den toenmaligen Minister
f/m Justitie ook niet had het uiten van
de wenschelijkheid van bepaalde revolution
naire handelingen bij de anti-revolutiewet (art.
131 W. v. S.) op zichzelf te beschouwen als
opruiing.
De verdachten zijn jongelui, die voor hun
overtuiging uitkomen. Het ergste wat men van
hun uitlatingen kan zeggen is, dat ze niet in
een predikbeurtenblaadje thuis bekooren en
daarin dan ook niet zullen worden opgenomen.
Pleiter wijst verder op het feit, dat zij reeds
zes maanden preventieve hechtenis hebben
ondergaan. Er ïs geen enkel motief om te
meenen dat doze menschel: zouden vluchten.
Zij denke.ii daar niet aan. Het allerergste is
echter, dat men deze jongelui gehouden heeft
voor een feit, waarvoor men ze niet mocht
houden. Dat mocht alleen wegens een feit van
opruiing. Te dezen aanzien waren echter de
verhoeren op 29 September afgeloopen. Toen
is men echter een instructie gaan voeren over
de verboden vereeniging, tot 14 December, toen
ook dat was afgeloopen, doch biervoor had
men hen niet in arrest mogen houden.
De officier: Waarom hebt u daartegen dan
niet eerder bezwaar gemaakt?
Mr. Duys: Ik heb dat wèl gedaan, doch ben
overigens niet een gouvernante, die op uw
plicht moet letten.
Sprekers groote angst is, dat het Staatsgezag
wordt misbruikt, Spr. wenscht niet, dat deze
jongelui worden veroordeeld tot zes maanden
met aftrok van preventief, zoodat ze dadelijk
worden vrijgelaten, maar hij wenscht, dat ze
buiten vervolging worden gesteld, zoodat ze
geheel vrij uitgaan.
Spr. vraagt tenslotte de rechtbank, de ver
dachten in vrijheid te stellen.
De president vraagt den verdachten, of zij
ook nog willen spreken.
Verdachte Hatta antwoordt bevestigend.
Te 6,40 wordt daarop de zitting verdaagd tot
Vrijdag half twee.
DE MINISTER ZAL EEN BESPREKING
HOUDEN.
Een deputatie uit de besturen der vier vak
organisaties in het visscherijbedrijf, te IJmui.
den, heeft een onderhoud gehad met den mi
nister van arbeid. In dit onderhoud heeft de
deputatie uitbreiding bepleit van het toezicht
op do scheepvaartinspectie op het geheele
vischtulg aan boord van de visscbersvaartui-
gen, zulks in verband met den laatsten tijd
voorgekomen ernstige ongevallen.
De deputatie verzocht den minister een be
spreking te houden met alle belanghebbenden,
dus ook met de reeders welk denkbeeld de
minister toezegde in overweging te zullen
nemen.
HET TIJDPERK VOOR HET ZOEKEN VAN
EIEREN.
De Minister van BInnenlandsehe Zaken en
Landbouw heett bepaald, dat In hot geheele
Rijk:
a. het zoeken, rapen en buiten openbare
wegen en voetpaden vervoeren van eieren van
kemphanen, wulpen, scholeksters, grutto's,
tureluurs, meerkoeten en waterhoentjes is toe
gestaan tot en met 28 April 1928;
b. het ten verkoop in voorraad hebben, te
koop aanbieden, verlcoopen, afleverc en langs
openbare wegen en voetpaden vervoeren van
eieren van het onder a genoemde water
wild is toegestaan tot en met 30 April 1928:
c. het zoeken, rapen, ten verkoop in voor
raad hebben, te koop aanbieden, verkoopen, af
leveren of vervoeren van eieren van wilde
eenden en ander waterwild dan genoemd onder
a, niet is toegestaan.
t
Dat de groote gezinnen in talrijke kringen
worden bekeken als te zijn een gevolg van
zeer achterlijke en verouderde begrippen, is
eb'::"'algemeen feit.
Dat mfen er zijn schoudc-rs voor ophaalt,
evèneens.
En dat men bij l:et uitschakelen van Gods
wetten de groote gezinnen bij het vee verge
lijkt, of daarachter Stelt, is ook niet bet
nieuwste.
Do zucht naar „lusten en geen lasten" en
daarmee gepaard gaande de zucht naar meer
goederen om die lusten te bevredigen, houdt
zeer nauw verband met elkaar
En voor diegenen, die in handel of bedrijf
meer goederen trachten te veroveren, komt
dat neer op maken van moer winst. De manier
waarop en waarmee, laat den producent koud.
Een graanhandelaar schreef dezer dagen in
zijw vakblad:
„"Weliswaar is mais in hoofdzaak veevoe
der en wordt fogge voor een groot deel
voor menschelijk voedsel gebruikt. Maar het
fokken van vee is meer winstgevend dan van
de menschen, niettegenstaande de fokpre
mies die thans verschillende landen voor
groote gezinnen uitloven".
„Zeggen wij te veel"., zoo vragen wij mol het
orgaan van den II. K. Bond van houtbewer
kers enz., door te verklaren, dat bier 'n groot
gezin bekejken wordt door een onmensch? En
achtergesteld wordt bij het vee? Eu heett de
zucht naar winst bier voor de zoo veels te maal
niet bewezen diep verderfelijk te zijn?"
Tot nu toe is door geen van de betrokken par
tijen medegedeeld, welke voorstellen de Twent
sehe fabrikanten aan de Maastrlchtsclie Aarde
werkindustrie hebben gedaan ter ondersteuning
van deze industrie in ruil voor do gevraagde
wettelijke bescherming.
Thans vernemen wi), dat de Twentsehe fe bri
kanten hebben voorgesteld een nieuw onder
zoek in te stellen naar den toestand in de Ï.Ia.as-
triehtsche industrie.
Wanneer de resultaten van dit onderzoek zon
den uitwijzen dat steun noodig was, dan zouden
de Twentsehe fabrikanten deze veriaenen en
wel op do volgende wijze: Dc niet-productieve af-
deelingc-n der Mardstrichtsche Aardewerkindu-
strie zouden bij reorganisatie der bedrijven wor
den opgeheven. De werkloosheid, die als gevolg
hiervan zou ontstaan, zal worden opgeheven door
verplaatsing der arbeiders, die ontslagen moeten
worden, naar Twente; Daarnaast verklaren da
Twensche fabrikanten zich bereid voldoende ka
pitaal (er is een zeer belangrijk bedrag voorge
steld) voor reorganisatie en moderniseering der
industrie beschikbaar to stellen.
HET UITBREIDINGSPLAN.
God. Staten van Zuid-Holland zullen op
Maandag 12 Maart te 2 uur behandelen de be
zwaren, ingebracht tegen liet besluit van den
Raad der gemeente Hlllegersberg van 24 No
vember 1927 tot vaststelling van een uitbrei
dingsplan voor die gemeente.
door MAY WYNNE.
21.)
Voor het oogenblik had Jack echter absoluut
geen tijd om te overwegen wat hem te doen
stond. Hij had nog niet alle sympathie af kun
nen werpen voor de zaak, die in zich toch do
juweelen van een groote waarheid bevatte, en
zeker zou Henry Hunt op zijn minst even ont
steld zijn over dezen schandelijken roof van een
onschuldig kind.
Maar Pamela, die de door haar gestelde
proef zoo goedgunstig zag aangenomen, dacht
er nu slechts aan, om Jack zoo spoedig mog'e-
lük te doen verdwijnen.
Dwars door het boseh en de aanplantin
gen, zei ze gejaagd fluisterend, dan door de
velden.... ik.i... ik zal mij best doen om hem
mee naar binnen te nemen.
Ze greep den arm van haar minnaar terwijl
ze sprak, en trok hem bijna mee naar waar do
boomen het dichtst bij elkander stonden.
Er was zelfs geen tijd meer voor een vorme
lijk afscheid, daar zo den squire reeds zijn
dochter hoorden roepen, terwijl bij over het
CTicket-veld kwam.
Maar toen Jack, gehoorzaam aan haar
wenseh, wegrende, droeg hij met zich de her
innering aan een gejaagd en zenuwachtig ge
zichtje, waarin de gazellen-oogen, door het
■waas van tranen, wat twijfelachtig, maar toch
vol heerlijke liefde naar hem keken, terwijl
zijn meisje hem met van vrees bevende handen
wegduwde. Nog herhaalde ze eens, om niet te
rug te komen, om nooit terug te komen, als hij
haar lief broertje niet mee kon brengen, maar
zwijgend scheen ze hem te verzekeren, dat het
leven voor haar donker en zonder zon zou zijn,
totdat ze hem weer terugzag.
Wat een tegenstellingen! Hoop en wanhoop,
vertrouwen tegen verdenking, feiten die voch
ten tegen een groeiend Instinct. Do rede die
haar vrees opdrong, de liefde die over den twij
fel zegevierde.
Ook het hart van den jongen man klopte snol-
lor. Hij was reed3 uit het gehoor der naderende
.voetstappen, en dus vrij voor onmiddellijk ge
vaar. Dat een bezoek aan Balbury voortaan on-
JnogeJijk zou zijn, totdat Maurice Garlelgh te
ruggevonden wa3, beteekende minder voor hem,
daar hij nu gezworen had weg te gaan, en het
kind terug te vinden, aan welks veiligheid zijn
eigen kans op geluk gekoppeld was.
Ik zal hem terugvinden, zei Jack Armiston,
terwijl hij op een beschaduwde laan afstevende,
waar kamperfoelie en rozen geurden, al moet
ik er de heele wereld voor afzoeken.
Hij deed voorloopig maar geen moeite om
zich al te nauwkeurig af te vragen, waar die
onderzoekingstocht op uit zou loopen, Indien
John Hiden zijn wraakbelofte al te goed had
gehouden.
HOOFDSTUK XVI.
HET „KIND."
En voor wien verzamelt gij al clie wel
riekende rozen, mijn Phoebe? vroeg James
Marley, terwijl hij even stilstond, op zijn zwa-
ren stok rustte, en naar liet lieftallige figuurtje
keek in het duifgrijs cachemir, dat het pad op
kwam getrippeld, half bedekt door een keuri-
gen ruiker Junirozen, waar boven een blozend
gezichtje met een paar heerlijke oogen ver
soheen.
Maar die oogen zochten den grond, toen het
meisje stilstond en wat aarzelde met haar ant
woord.
Ik dacht, begon ze, ik dacht, dat het wel
mogelijk zou zijn, nou grootvader, zijn het
geen heerlijke rozen? Ik vond het werkelijk
zooido om er niet wat te plukken, en als mr.
Armiston thee komt drinken, zegt hij altijd dat
onze rozen zoo mooi zijn.
Haar wangen werden nu vuurrood onder den
zachten blik van opgewekte belangstelling van
haar grootvader.
Mijn dochter, antwoordde de Quaker, het
is waar dat Jack den wensch heeft uitgespro
ken ons nog eens te bezoeken. Ik zal het werke
lijk zeere aangenaam vinden hem welkom te
heeten. Maar wiï het euvele woord van zonde
niet samenkoppelen met een gepast genoegen
van wat bloemen plukken. Zeker, ik mag den
jongen graag lijden, ofschoon hij wat onstui
mig is, en naar het mij wel toe schijnt, gemak
kelijk om te praten. Maar och, een gewoon ge
brek, ean gewoon gebrek, Phoebe!
Hij was weer rond den tuin aan het wan
delen, en het meisje liep nu naast hem. Zij was
zoo gedwee, zoo vol aandacht, en was bereid
om steeds te luisteren, dat de oude man on
willekeurig de gewoonte had gekregen, om haar
soma toe te spreken alsof ze van zijn, ouder
dom was.
En Phoebe had nooit in de gaten hoe lang
dradig die gesprekken waren, zoolang het maar
over Jack ging.
"Toen verleden jaar het bericht ook tot ben
doorgedrongen was, waarom Jack Balbury had
verlaten, meende zij dat haar jonge hart zou
breken, en 's avonds werden er heel wat gebe
den onder tranen weggezucht, ais zij in de ven
sterbank van haar kamertje knielde, en keek
naar den met sterren bezaaiden hemel boven
haar.
Ik bemin hem, zend liem terug, Heere zend
hem terug, was haar dikwijls herhaald gebed
geweest, o, geef hém het geluk waarnaar hij
verlangt.
In dezen v»rm goot zij telkens haar verzoe
ken, terwijl zij geen enkele zelfzuchtige bede
uitte, voor de vervulling van haar eigen ge
heimen droom en standvastige liefde.
En nu tobde James Marley voor het eerst
van zijn leven, over de beteekenis van die ver
legen schaamte, en de verzamelde rozen.
Zou zijn kleine Phoebe werkelijk vrouw ge
worden zijn? En had bij bet bewijs daarvan
niet in de neergeslagen oogleden en blozende
wangen gezien?
De oude man werd plotseling door een vrees
gegrepen.
Hoeveel hij ook van Jack Armiston hield,
kon hij hem zijn kostbaar petekind toevertrou
wen?
Laat ons in den zonneschijn wandelen,
Phoebe, zei hij, en zijn stem beefde een beetje,
het wordt vlug koel onder de boomen, zelfs al
is het Juni.
Is het koel? vroeg zij afwezig. Zij keek
naar de poort die gesloten werd door iemand,
die nu door de laan naar het huis kwam.
De rozen beefden in haar verslapten greep,
en een witte knop viel zelfs op den grond. Ter
wijl zij dien opraapte, bad vriend Marley den
aangekomene ontdekt.
Gij hadt gelijk, toen gij «w vermoeden uit
spraak!, Phoiebe, kijk, daar komt Jack Armiston
in eigen persoon.
Op dit moment was hét werkelijk te verge
ven, dat het meisje een onschuldig uiivlnchtje
zocht; want, inplaats dat zij toegaf, dat zij hem
reeds gezien had, keek zij naar alle kanten,
behalve naar den goeden, tot haar grootvader
met zijn stok naar Jack wees, die nu al vlak
bij hen was.
Ha, nu kon ze ook duidelijk zijn gezicht zien,
en 't hevige kloppen van haar hart scheen plot
seling op te houden, Hij keek zoo ernstig en zoo
strak, met iets krijgshaftigs in zijn oogen, waar
in de verwachte overwinning reeds schitterde.
Het was, dacht; Phoebe, met een teleurgesteld
hart, een nieuwe Jack Armiston, die nooit,
nooit haar minnaar zou kunnen zijn.
Zij zette haar rozen dus op een tafel- ter
wijl zij haar grootvader rustig volgde, en haar
begroeting uitsprak met een waardigheid, die
nog meer charme gaf aan de gebruikelijke kin
derlijke manieren.
Ik heet u welkom, vriend, zei ze.
Jack voelde niet waf een stormend geweld
in deze gewone begroeting lag.
Ik kom jullie goeden dag zeggen, zei hij,
terwijl hij zicli bijna onmiddellijk tot den ouden
Quaker wandde. Ik zou Balbury niet kunnc-n
verlaten zonder eerst alles te vertellen. Ik
weet dat jullie me zult gelooven.
Phoebe stond stil bij haar tafel met rozen,
terwijl haar zenuwachtige vingers de bloemen
schikten, en onder den rijken hoop van weel
derige schoonheid twee prachtige knoppen uit
zochten, om aan haar kraagje te steken.
Zij had Jack's woorden tot haar grootvader
opgevangen, en Kon nu geen woorden vinden.
Voor de arme Phoebe was de wereld nu donker
en koud geworden, ondanks het prachtig too-
neel van den zonsondergang.
Een doorn stak in haar zachte vleescflr, maar
zij gaf niet om de pijn, zij was blij dat ze 3en
excuus had om bier te blijven staan, binnen
den gehoorkring der twee mannen, die onder
een grooten cederboom zaten.
Jack gat er niet om dat zij luisterde, want zoo
wel l:ij als haar grootvader hadden haar steeds
in volle vertrouwen genomen; en nu moest zij
lioor-en wat de uitleg van dit slechte nieuws
kam zijn.
Zij had destijds uit medegevoel geweend bij
Jack's kort verhaal van den dood van zijn oom.
Doch zij had geen medelijden met den profes
sor gehad.
Het had haar toen een mooie hereenigiug
van twee zielen toegeschenen, die gelukkig
geweest waren in een volmaakt wederzijds ge
geven en ontvangen liefde, maar nu, juist toen
zij begon te hopen dat Jack meer en meer naar
Dalstone House zou komen, vooral sinds het
bericht van een mogelijke verloving tusschen
Pamela Garleigh en sir Philip Heyslake al
sterker werd, was deze gekoesterde hoop in den
knop reeds gebroken. Haar polsen gingen lang
zaam en zwaar, ln afwachting wat aan haar
grootvader verteld zou worden als reden van
Jck's vertrek.
Het volgend oogenblik waren de rozen ver
geten, an had zij een stap naar voren gedaan.
Met één hand tegen den cederstam geleund, en
haar blauwe oogen wijd open stonden van
schrik, luisterde zij naar het verhaal van Hi-
den's verdere'wraakneming, de ontvoering van
den erfgenaam van squire Garleigh.
Oek James Marley schudde het hoofd.
Het is werk des duivels, zuchtte hij. Wat
kan men anders verwachten, indien het ver
gif door den mond wordt binnengegoten? Wat
voor andere gevolgen kunnen wij zien dan
smart, verwoesting en dood? Het zijn slecht©
tijden voor Engeland, Jack, droeve tijden.
En juist al die slechtheid, riep Jack, ma
ken hervormingen des te noodzakelijker. Daar
om is het verlangen, om de armen op te heffen,
uit hun laag gezonken bestaan, dat hen gelijk
maakt met de beesten van het veld, om hun de
rechten van den mensch terug te geven, het
recht om te leven, en een loon dat het moge
lijk maakt hum gezin te voeden, en een leven te
lelden, waarin zij zichzelf leeren eerbiedigen.
Jack, Jack, antwoordde Marley ernstig,
luister naar mij. Niemand kan oprechter wen
schen of verlangen dan ik, dat dit alles een
einde moge nemen. Zeker, de wet van de tegen
woordige gemeenschap is verkeerd. Engeland,
Europa, de heele wereld zelfs, kaïn niet vrij en
gelukkig worden, tot het Evangelie van do
Broederschap der Menschen gepredikt en aan
genomen wordt.
Dan stemt met ons in, riep Jack ver
heugd, dan bent i: ook voor hervorming.
De grootste hervorming, zei Marley, ter
wijl hij het hoofd boog, die van hot hart. Over
tuig de rijken en de zoogenaamde grooten der
aarde, dat zij de broeders der armen zijn, cn
gij zult het geheim vinden van die Wet der
Goddelijke Liefde, die door den Zaligmaker
der wereld gepredikt is. Maar waar is de Wet
der Liefde in het zoogenaamde socialisme?
Inplaats van het leven der menschen te ver
beteren, maken deze hartelooze demagogen het
nog honderd maal erger te dragen. Zij breken
af, zij halen omver, maar ze bouwen niet op
en waarom? Omdat zij de Goddelijke Wet van
universeel© Liefde en Broederschap vergeten,
ja, die zelfs beschimpen.
En toch, riep Jack, die des te vinniger
werd met argumenten, naarmate l:ij zelf min
der overtuigd was, waar zien wij deze Wet
van Liefde en Broederschap in de bestaande
OTde der maatschappij? Of zelfs in de verrich
tingen der zoogenaamde Justitie? Een rijk man
mag een bestaan leiden als een vrijgeest en
schurk, en ails hij geld genoeg heeft, kan hij
zich alle ongepaste genoegens koopen, zonder
aangeklaagd of gestraft te worden, terwijl een
arm man, die een schaap steelt, of een ver
kleumde vrouw die een paar el goed verduistert,
opgehangen worden als een booswicht die niet
langer in de maatschappij thuis hoort.
Toegegeven, stemde de Quaker in, maar
hiernamaals zullen allen voor een Hoogere
Rechtbank verschijnen, waaraan alle dwalingen
vreemd zullen zijn. Niemand zal de ware recht
vaardigheid ontlo'open, vriend, zelfs al werd
zij nu uitgesteld, wees daar zeker van! Laat
ons ondertusschen ons deel nemen, opdat zij,
die liier lijden door een onvolmaakte wetge
ving, him kruis zóó zullen dragen, dat zij zon
der vreeze voor dien Rechterstoel zullen ver
schijnen. Door de armen te sterken, door hun
lijden te dragen, door hen te wijzen op de God
delijke hulp en vertroosting, doet gij oneindig
beter dan door .passies op te roepen, die hen
hier slechts tot grooter ellende brengen, en tot
verdoeming hiernamaals.
(Wordt vervolgd). J