mm
Woensdag? 14 Maart 1928
Derde Blad
De verbeelding
van ,,Niemands'
Duinroosje.
NOG EEN PANTSERAUTO-IDEE VAN DF.N AVONTUREN-LIEFHEBBER „NIEMAND"
r xi.
om.
IIOE „NIEMAND" ZICII EEN PANTSERAUTO VOORSTELDE.
De vorige maand heeft de pers van een
geheele wereld met lof en enthousiasme her
innerd aan een Jules Verne, die 50 jaar ge
leden verhalen schreef op wetenschappelijk,
avontuurlijk en vooruitstrevend gebied, in
de vaste overtuiging dat zulke avonturen in
de toekomst verwezenlijkt gouden worden. In
de jaren 1892'94 werdénuli duizenden Arno-
rikaansche nieuws- en ilïustratiebladen vér
halen opgedisclit, waarin als hoofdpersoon
optrad een zekere „Frank jl-eact Jr." die vele
avonturen beleefde, waarin hij te doen kreeg
mot gewapende vcchtwagcps (pantser-auto's)
ijsbooten en andere moordtuigen. De auteur
was afkomstig uit Brookiijn en schreef on
der deir schuilnaam „Niemand". De verhalen
over deze machinemonsters werden over hot
geheele land gelezen.
Nu bijna 40 jaar later is het wel eigen
aardig te moeten constateeren, dat aan meer
dere van die machines, welke door mijn
heer „Niemand" werden beschreven en
waarvan de schrijver zich in zijn verbeel
ding een voorstelling maakte, cloor een ge
heele wereld een danig gebruik wordt ge
maakt. Wij herinneren slechts aan de ge
wapende pantserauto's en tanks, die in den
laatsten oorlog werden gebruikt.
Geeuwend rekte zij haar armen boven
haar hoofd uit, zocht links en rechts met
haar oogon eenige afleiding, trok een te
leurgesteld gezicht en plofte lusteloos weer
in het. zand. Ongeduldig schuivelde zij haar
knieön op en neer zonder medelij met haar
ruige rokje, richtte liet bovenlijf een beetje
op en stutte haar kin in d'r handen, de
voorarmen gerecht op haar stevig geplante
ellebogen. Zoo staarde zij met ontevreden
heid op het gezicht over den duinrand naar
do triestige wateroppervlakte.
Was ik maar (lood zei ze opeens- Toon
lag ze stil en roerde haar knieën zelfs niet
meer. De klank van dat woord scheen haar
te hebben verbaasd.
Dood! Zou ze dat Werkelijk willen? Zou
ze wenschen in den grond te liggen tusschen
zes plankon, heelemaal alleen, net als ze
bu is in de duinen, of in den schoot van
die miezerige val golven evenals zoo menig
Varensgezel?
Het was wel gauw gezegd, dood, maar
nu huivert ze toch en voelt ze plotseling
dat do grond alles-b halve koesterend is
Ze gaat er maar liever bij zitten, schuift
ten ietsje omlaag, omdat die wind zoo duch
tig blaast.
En zoo kwam ze te denken aan het eigen
aardige woord, waarmede het einde van
klle leven beteelcend wordt: dood. Dat be-
Sint en eindigt met dezelfde letters. Daar-
tusschen die twee klinkers als twee galmen
van do uitvaartsklolc. Hoe men het draait
°f keert, het woord blijft eender en er i3
geen verandering in te brengen, zooals geen
verandering meer mogelijk is na het
einde.
Maar clan wil ze ook niet dood zijn! O,
h>ei, neen! Haar frissche jonge bloed wil
öiet stilstaan, niet stollen. Haar spieren
Peigeren te berusten in verlamming en
°ntbinding. Haar onbevredigde jeugdige ziel
k°mt in opstand tegen de mogelijkheid, dat.
2ij nu reeds deze forsche mooie leden
zou verlaten. Opgewonden klopt haar
hort, doet gloeien haar wangen.
Neen, niet dood zijn, protesteert zij wild.
Leven wil ik, veel cn lang, voor Jaap en
Zbezelf.
Jaap had ze geroepen. In dien naam lag
Lot geheim van haar mistroostigheid- Want
°°k de winter, al was die nog zoo nat en
Vreugdeloos, had nooit vermogen haar zoo
eLendig te maken, dat ze, zij het 'n seconde,
baar den dood zou hebben verlangd. Jaap
^as haar ongeluk
^Vie blies haar dat leelijke woord nu weer
b? En grinnikte er niet iemand achter
aar? Werktuigelijk wendde zij haar hoofd
JaaP haar ongeluk? Had ze dat zelf dan
gezegd? Meende zij dat ook? Maar waarom,
Zoo dit was, kuste zij zijn portret, wanneer
k® Mleen was op de vliering boven de huis
eer of 's avonds als Mies naast haar
°ds lang sliep en zij maar niet kon schei-
eb van zoete herinneringen en wakker
®ef uren achtereen?
En'C.' bieisje lachte stilletjes voor zich heen.
vj1 ,!6t scLcen haar nu toe, dat er meer
'end ''ivLeid heersebte tusschen die aanrol-
Laren. Zij voelde weer geen koude en
«re i 111 6n luisterde met geluk in de schit-
j6 °°gen naar het lied van den wind
'e gras en over de zee, dat als de klank
eener aangestreken viool over haar kwam.
Het was een melodie, die rustig vertelde
van vele dingen uit een vol leven. Toen
sneden er klachten doorheen, als van oen
groote ziel, die zich aan alle kanten stootte
en kwetste! En eindelijk snerpten jammer
kreten door haar, felle zielsnijdonde gil
len
Verschrik' onttrok zij haar aandacht aan
die angstwekkende illusie- Zij lachte reeds
lang niet meer, maar was zeer bleek ge
worden, terwijl toch haar hersens gloeiden
en klokten.
Desondanks kon het voor haar omgeving
zcr onbegrijpelijke droomstertje niet beslui
te-' (fit. tooneel van grillige gewaarwordin
gen te verlaten. Zij hechtte aan deze plek
waar zoo diepe beslommeringen haar be
roerd hadden. En het streelde onbevvst haar
fantasie, dat zij, zoo jong cn zoo arm, in
gedachten kon dalen tot in de ingewanden
van de aarde, ons tijgen tot cle hoogte der
hemeien, dat ze hooren kon muziek, die
niet gespeeld werd, en zien kon dingen
en personen, die hier alleen in haar bin
nenste waren.
Maar was zb dan toch niet ongelukkig?
Zij zuchtte. Het moest, wel zoo wezen, nu
ze had kunnen wenschen dood te zijn. Maar
hoe zat het dan, dat ze ook tegenwoordig
nog zoo vaak kon lachen, evenals vroeger,
toen ze nooit verdriet had?
Eensklaps tintelden haar oogen weer on
verlichtte een glimlach opnieuw haar '<e-
weeglijke trekken. Eon denkbeeld was in
haar gerezen, zoo mooi, dat ze het meende
aan haar goeden Engel verschuldigd te
zijn. Ze was nu een groote meid, flink on
sterk met opgespeld haar cn lange rok
ken die niet meer blootsvoets door de dui
nen rende en er netjes uitzag als ze naar
het dorp moest om boodschappen te doen.
Dat had ze zoo maar ineens gekregen, toen
Jaap vertrokken was. Iloe on waarom wist
ze natuurlijk niet. Daarin had ze zich ook
nimmer verdiept. Nu had moeder vanmor
gen hij cle boterham gezegd, en vader was
het er heelemaal mee eens, dat het. mis
schien niet zoo verkeerd zou zijn, als ze
eens ging dienen. Ze was tegenwoordig zoo
teruggetrokken cn in zich zelve gekeerd. De
wereld moest ze maar eens in, met de men-
schen in aanraking komen. Dan werd ze
wel weer levenslustig.
Levenslustig wilde ze ook wel zijn. Daar
had ze zelf groote behoefte aan. Vanoch
tend in bed nog waren toevallig deze vra
gen in haar geest gekomen: Koba, waar
zijn je beenen, waar je voeten, waar je
liedjes, waar je lachen?
Toch was ze heelemaal niet ingenomen
met moeders voorstel. Integendeel meende
zo bij dc menschen juist nog stiller ver
drietiger te zullen worden. Als ze daar-
tusschcn was zou ze voortaan niet meer
kunnen zuchten en schreien cn haar hart
luchten, gelijk ze nu nog deed voor de zee,
het strand, de duinen den wind, die nooit
met haar spotten of er ooit ook iets van
verklapten. In de menschen, die een jong
dwaas meisje toch niet begrijpen, zou ze
geen vertrouwen hebben. Misschien kwam
zij er dan toe ze te haten en dan was ze nog
ongelukkiger dan nu.
Dat alles had ze vanmorgen gedacht en
daarom niets gezegd, doch slechts een ge-
ziï htje-van-niet-graag-willen getrokken.
En nu opeens dacht ze heel anders over
de zaak. Ja zeker ze zou gaan dienen. En
als Jaap dan een groot man was, dan kon
ze zich bij hem aanmelden in de groote
stad, waar hij woonde i beroemd was cn
zou hij haar als zijn dienstbode in huis ne
men. In alles zou ze hem bedienen, heipon
en nadragen, steeds in zijn omgeving, steeds
dicht bij hem. En als hij dan avond hield
dat doen de kunstenaars immers, zooals
hij haar verteld had en hij speelde voor
zijn voorname gaston, dan kon zij stilletjes
luisteren aan de deur en genieten net als
de anderen!
Deze vooruitzichten vervulden het meisje
met dolle vreugde. Ze vloog op haar beenen,
stak heiden handen uit, naar den grauwen
plas en stormde de duinen, af op gevaar
dat haar neerklappende voeten de snelheid
van den val niet bij konden houden cn ze
kopverloren tegen den grond te ploffen
kwam. Maar ze kende dat spelletje en ze
spotte met de kwade kansen. Do losgewoelde
haren achter zich aan wapperend als de
gescheurde banen ecnor woestbewogen vlag
het wakkére hoofd in den nek, de oogen
blij-vlammend, den mond geopend, tot het
uitgieren van triomfale gillen, tuimelde zij
over de stijle glooiing, draafde zoo over
het vlakke strand cn belandde zoo adem
loos, maar immer lachend aan de eerst#
schuimzoomon van de opkomende zee. Een
baar was daar juist neergevallen en trok
zich als verwonderd over het plotse eindigen
van het gerol langzaam terug. Zij holde
het water na tot daar waar een nieuw aan-
schui mende golf het weer landwaarts dreef-
Toen snelde zij even rap terug en herhaalde
dit spelletje vele malen, steeds cle opgewon
denheid van haar borst uitschreeuwend.
Op een afstand stonden de meeuwen stok
stijf dat ongewone werk te bezien. Zij ver
gaten er hun herfstklachten bij on schenen
zich af te vragen of dan werkelijk het zon
nige leven reeds thans weer een aanvang
ging nemen? De menschpunt in cle verte
tusschen duinen en zee doolde niet meër
Blijkbaar hadden de echo's tot hem de kre
ten overgebracht cn volgde hij even ver
baasd als de zeevogels de woeste gangen
van Koba, Ver hem ook niet meer dan een
rap verschitendo stip.
Koba was er niet het meisje naar om
in één vlaag al het overmatige gevoel te
DE ONTWIKKELING VAN HET DAGBLAD-
CfTr.
„PASSING SHOW".
172S: één pagina 1828: twee pagina's -
1928: 16 pagina's 2028: duizend pagina'ss
verwerken. Midden in haar sprongen bleef
ze staan, stil en zwijgend van de zee af
gekeerd en met beide handdon op de rug
Al dartelend was ze op het denkbeeld ge
komen aan Jaap van Stralen een brief te
schrijven. Nooit had ze daar ernstig over
durven prakkezeeren.. Er waren zooveel
dingen die haar terug hielden. Ten eerste
cle afstand tusschen zijn grootheid en haar
eenvoud. Een visschersdochter die aan een
beroemd kunstenaar nou ja beroemd
hij zou het tenminste worden schrijft!
Wie zou daarmee niet lachen? En dan haar
stijl, ze wist nlot pens hoe een brief naar
een deftig persoon er uit zag. Natuurlijk
zou ze niets dan fouten schrijven, de een
al grooter dan dc ander. En tenslotte, ja,
wat moest ze schrijven? Dat ze verdriet had?
Dat ze zoo dikwijls naar hem zocht op de
duinen? Dat ze zijn portret kuste, stiekem
op de zolder? Allemachies, dat nooit! Ilij
zou het besterven van pret. Misschien ook
en dat vreesde ze wel het meest van die
intimiteiten werd hij geweldig boos op
liaa en zond een boozen brief terug om
haar te beduidon, dat ze van zijn portret
ten moest afblijven en cle foto, die ze daar
enboven cloor list van Cor Duursteen be
machtigd had, naar zijn moeder moest bren
gen. Zooiets ware het grootste ongeluk, dat
haar overkomen kon en waaraan ze zich dan
ook niet wilde blootstellen.
Maar nu kon, mocht en moest ze hem
toch schrijven- Dat kwam door dat heer
lijke idee orn zijn dienstbode te worden
Het stond haar immers vrij, evengoed als
een ander te solliciteercn, al was het nog
maar voor de toekomst? Ze zou hem clan
berichten, dat hij spoedig och, het was
maar een ronde draai, dien ze aan den brief
wilde geven beroemd moest worden rijk
en gevierd, omdat zij van plan was alsdan
bij hem te komen dienen. En hoe zou hij
dat vinden? De gelegenheid was dan te
vens schoon om hem van cle rest, behalve
van het portret te vertellen. Hoe zij verlangde
hem in die groote stad tusschen zijn vrien
den terug te zien. IIoo eenzaam ze de dui
nen nu soms kon vinden. En misschien
nog vele zaken meer, waaraan ze nu geen
tijd had te donken.
Vol van do groote gebeurtenis, die zich
ging voltrekken, holde zij er vandoor huis
toe.
Foei meicl wat doe je weer wild!
Moeder Langeveld, die naar huiten wilde
stappen met in haar hand een tot den boord
gevulden aschla en door baar onbesuisd
aanrennende dochter op het kantje af om
ver geloopen was, had die woorden in den
mond, maar hield ze in, toon zij zich be
dacht, dat Koba zoo beter te zien was dan
in haar neerslachtige buien.
Mies was op haar eene zijde gaan lig
gen, had nog iets gemurmeld van .,ik
zeg nou niks meer. Wel te rusten" en
toefde, thans minstens dertig uur van deze
koude, donkere vliering verwijderd.
Daarop wachtte Koba, die zich voor
den schijn dichter dan ooit in haar dekens
en ander verwarmingsmateriaal had ge
rold, zoodat Mies naar het land van
Klaas Vaak vertrokken moest zijn met
de overtuiging, dat haar zus de eerste
twaalf uren niet uit de wol te krijgen was.
Zij sloeg haar dekens op cn huiverde.
Het was er nog niet zoo koud geweest als
vannacht. En hoe zou het anders? Buiten
gromde de zware Noord-Westenwind en
wrong aan de pannen der hut teneinde
ze stuk voor stuk tegen den grond te
kwakken. De bekoring was voor het mei3je
dan ook groot om stilletjes er onder te
blijven en morgen aan den brief te be
ginnen. Ze moest toch eerst naar Cor
Duursteen om het adres cn een postzegel.
Het wondere kind werd hoos op zich
zelve, dat ze een oogenblik ooren bad
voor dergelijke influisteriugen van de ge
makzucht. Was het met. uitstel en afstel,
dat ze haar geluk zou terugvinden en ooit
verdienen kon hij Jaap te komen?
Vastberaden kwam ze uit de wol halver
wege te voorschijn, tastte naar een doosje
lucifers onder haar stroozak, deed een
vlammetje opspringen en stak haar kaars-
stompje aan. Een spookachtige vale en dan
sende schijn doortrok deze ruimte vol
hancbalkcn en overtolligen rommel, ver
sleten netton en kreupel huisraad. Zwarte
en onrustige schaduwen speelden daar-
tusschen rond.
Zouden vader cn moeder niet door een
of andere spleet in den vloer vanuit hun
bedstede er erg in krijgen dat ze licht
op had? Zij boog buiten den zijwand van
haar krib en gluurde langs de rauwe vcel-
bespijkerde en gerepareerde planken.
De reten schenen door -tofaanlariing vol
doende gedicht. Daarenboven, ais ze 't wel
had, zoefden er van beneden door het
hijgen van don wind heen geluiden om
hoog, die er op duidden, dat vader en
moeder even ver als Mies naar beter ge
westen waren afgezeild.
Wat snorkte die meid ook al. Net een
jongen zoo krachtig kon ze met haar koel
zwoegen en schuren. Mocht Koba, die
tegenwoordig nog wel eens met slapeloos
heid kampte, soms ongeduldig worden en
dit handtastelijk aan Mies haar verstand
brengen, wanneer deze het met haar onaan
gename muziek al te bont maakte, thans
kon ze haar oudste zus geen grooter plei-
zier doen dan er maar dapper op los ta
zagen.
Koba keek glimlachend dien kant uit.
Mies lag met den rug naar haar toe. Dia
werd zeker niet'wakker van het dansonda
licht en 't geschuur van oen potlood op
wat krakend papier. En al zou ze even
ontwaken, dan wist Koba er wei eens
smoesje op.
Buiten sloeg de klok. De slagen dreun
den erg dof tot hier cloor, nu de wind
zich meester maakte van de galmen en
ze Zuidwaarts het land in droeg. Toch on
derscheidde ze en telde een, twee... elf uur.
Zou Jaap in de groote stad ook alreeds
naar bed zijn? Och neen, daar gaan ze niet
zoo vroeg slapen. Om twaalf uur zijn
er immers nog alle lichten aan, die van
den nacht een dag maken. Had ze niet
gelezen, dat sommige Amsterdammers en
Hagenaars pas bij het vallen van den
avond hun dag beginnen? Jaap moest dan
wel ergens in een prachtige zaal of
kamer zijn in vol gezelschap en misschien
spelen...
't Was er natuurlijk voel warmer dan
hier. Ach, die wind, wat blies die grim
mig met zwaarmoedige geluiden. Het meis
je rilde weer en trok een deken over haar
schouders, terwijl ze bleef zitten op een
hand geleund.
CWordt vervolgd.) i