FEUILLETON
SIRENEN
MAANDAG 2 APRIL 1928
SCHAAKfHJBRIEK.
DAMRUBRIEK
FAILLISSEMENTEN.
ten verhaal uit de dagen van het
Engelsche socialisme
KadMtaor: P. A. KOETSHBÜD, Bln*el 88c.
flphltxtem,
Verso* ka iH* madadeeUngsa betreffend* dal
[fKfcrick een bovenstaand adres te richten.
PROBLEEM No. 3938.
ALBERTO MARI JANOV.
Narodni Osvobozeni 20-XI-1927.
Mat in twee zetten.
PROBLEEM No. 3939
H v. BEEK, Naaldwij!;
1ste plaatsing.
.,iat in drie zetten.
PROBLEEM No. 3940.
F. RDUCK.
2e prijs.
Chemnitzer Tageblattes (Thimo Pauly).
Mat in drie zetten.
Oplossingen over drie weken. Deze worden
i bfl ons ingewacht tot Dinsdag 17 April.
PROBLEEMOPLOSSINGEN
Ko. 3930. L Df7—e8 enz.
No. 3931. 1. La8—f8 a«, 2. Ke7! enz.
In dit driezetje ligt de voortzetting na
16 reeds klaar: n.l. 2. b4, Kd6; 8. b5± daar wit
trver geen afwachtlngszet beschikt moet hij wel
•ta anders verzinnen en de veranderde epeel-
poering, die nu is bedacht is werkelijk interes-
feut.
Verhindert Pe4 en dreigt andermaal met het
opspelen v/d. h-pion.
26.
Pf6h6
27.
Dd2e3
Lc8—<37
28.
De 8e5f
Ke7—b6
29.
De5d6f
Ld7c6
80.
Kei—d2
a7a 6
81.
Pg5Xe6
Kb6a.7
32.
Tal—gl
Ta8e8
83.
Tglg6
Te8c8
34.
Thl—gl
Da 5b5
S5.
Dd6—b4
Tc8—h8
86.
Db4Xb5
a6Xb5
37.
£4—f5:
Th8—h7
38.
f5—f6:
Lc6e8
39.
Pe6gS!
Nog
een kleine scherts:
40. Ph7, Lf7 Wit wint gemakkelijk met 41.
Tg 7!
39Th7c7
40. Tg6h6 Opgegeven.
Aanteekeningen van P. Johner
in de „Züricher Post".
No. 6. (1 April 1928.)
Alle correspondentie te richten aan den dam-
redacteur dezer courant.
rUDIE-EINDSPEL.
Wij geven hieronder een studie-eindspel van
den heer G. Beudin met een uitvoerige oplos
sing van den heer C. G. Vervloet. Het loont de
moeite, dit spel te volgen.
Zwart 16, 35. dam op 47.
Wit 19, 24 en 34, dam op 6.
Zwart's laatste zet was 3647.
Deze belangwekkende stand, die in een paruj
gevoeglijk kan voorkomen, werd als volgt af
gespeeld.
1. 343( 17 20
2. 6—14 35 13
3. 14 26 13—18
Op 1319 wint wit met 2534 en 3446 vrij
eenvoudig.
4. 25Sj 1520
Op 18—23 wint wit met 39—33.
5. 39—25 "0—24
6. 25—9
Alleen door dezen aanval in den rug wordt j
winst behaald.
6. 18—23
7. 9—13
De zwarte schijf 24 moet naar het midden wor
den gedreven.
7. 34—29
8. 13—9
Even merkwaardig als fijn berekend wordt
de aanval aan de achterzijde voortgezet.
8. 23—28
Op 2933 wint wit mot 9—14, 1420, enz.;
op 2984 wint wit 914, 1420 of 914 zw.
2328, wit 14 32; indien zwart 3430 wit
3228 en 2850; indien zwart 3439 wit 3249.
9. 914 2833
10. 1420 29—34
11. 20 38, wint.
In dezen winstgang draagt vooral de aanval
aan de achterzijde een gansch bijzonder karakter
en dient bekend te zijn bij alle bekwame oefe
naars van het spel.
PROBLEEM No. V
Zwart.
22. Lh5Xf71 PfóXgT
23. Lf7Xe8 Pg7XeS
24. Pg6—f7!
De pointe v dcombinatie. Zwart moet een
paard teruggeven om den h-pion tegen te kun
nen houden want na 24. Da 4 volgt eenvoudig
26. h6, Dd7, 26. b6 Df7, 27. h7 benevens h8D
en wint.
24Pg8—fC
25. e6XI6 ^e8Xf6
26. Pf7—g3
Wit
Wit 9 schijven op 15 24, 26, 32, 38, 87, 88
39 en 41.
Zwart 9 schijven op 4, 9, 12, 18, 14, 18, 22,
23 en 28.
PROBLEEM No. 12
Zwart.
Wit.
Wit 8 schijven op 16, 19, 20, 24, 28, 32,
33 en 34.
Zwart 6 schijven op 2, 6, 8, 12, 13 en 15;
en dam op 60.
OPLOSSINGEN:
Probleem No. 5 van Fabre.
Zw. 3/4, 6, 8, 11/15, 17, 18.
Wit 23/6, 29, 33, 37/9, 48/9.
Wit speelt 24—20 29 9 (zwart 3 14 gedwon
gen, want op 18 29 wit 9 16) 2520 (zw. 14
25 gedwongen om dezelfde reden) 2319, 26—
21, 37—31, 38—32 en 33 2.
Probleem No. 6 van P. Kleute Jr.
Zwart 8/10, dam op 25.
Wit 19, 20, 23/4, 40/2.
Wit 4238, 23—18 (zw. 14 34 over de schij
ven 20. 19, 42 en 40) 18—12 (zw. 35 46) en
12 5, wint.
Goede oplossingen ontvangen van: J. Lode-
wijkx, H. Borghardt, P. J. H. en J. J. alle Rot
terdam.
EEN LESJE IN HET SLAAN.
Het slaan is een van de verrassende elemen
ten van het damspel. Oudtijds werd men ge
straft, wanneer men willens of onwillens ver
gat te slaan, door de schijf of dam, waarmede
geslagen moest worden, van het bord te nemen,
of wel zoogenaamd te „blazen". Soms speelde
men op een mogelijke vergissing van de tegen
partij. Een aardig voorbeeld vindt men in dezen
stand: Wit 3 dammen op 19, 27 en 28; zwart 1
dam op 1. Wit speelde zoo, in de hoop, dat zwart
op 23 zou zetten, om dan 28 naar 46 terug te
trekken en na het slaan van zwart op 5 te
winnen met 27 op 32. Maar zwart slaat op 10!
en wit plaatst zonder kijken dadelijk 27 op 32.
Nu „blaast" zwart de dam op 46 en slaat de
andere! Tegenwoordig is men verplicht te slaan
en volgens deze vaste regels: 1. Men moet de
meeste schijven slaan, onverschillig of men met
een schijf of dam te doen heeft. 2. Bij gelijk
aantal heeft men slagkeuze. 3. Men mag geen
enkele schijf van het bord nemen, voor de slag
geheel afgeloopen is. Hier volgen 2 vraagstukjes
als toepassing.
Ch, v. d. S.
DE GROENZET.
in een partij komen vaak typeslagen of lag-
zetten voor. Alleen reeds in de opening der
partij, b.v. tot aan den 12en zet, zijn door den
bekenden Fransehen dammer E. Leclercq méér
dan 100 verschillende slagzetten aangetoond.
Nu nog vermeld, dat iedere slagzet zich in ver
schillende varianten kan voordoen en men krijgt
een idéé hoe scherp men moet uitkijken, om niet
in den een of anderen val te loopen. Het is der
halve noodig dat men de meest bekend slag-
zetten kent om ze in een partij te kunnen ont-
loopen of ze zelf toe te passen.
Als eerste tevens bij alle spelers wel bekende
slag komt de „Coup de Mazette" of hier te
lande genoemde Groenzet, een juiste naam, om
dat degene, die in dezen zet vliegt, zeker nog
„groen" is in het spel.
Wt) beginnen met een vol spel.
1. 33—28 1827
2. 39—33?
Wit verliest nu twee schijven, want zwart
speelt 2227 (indien wit 32 21, dan zwart
16 27) 19—23, 17 30, 20 25 en 13 24.
In plaats van 3933 had wit moeten spelen
88 33, of wat het meer en meer gebruikelijks
antwoord is 3127.
Indien de eerste zet van wit 3328 of 8228
is en zwart speelt als tegenzet 1822 of 1823,
dan komt deze slag steeds voor, wanneer wit
in dezelfde richting als de eerste zet opvult.
Om dus dezen slag te vermijden moet als 2s
zet dwars worden aangevuld b.v.wit 3328
zwart 18—22, wit 38—33. Of wit 33—28 zwart
18—23, wit 38—32.
Voor wit komt deze slag voor bü de volgende
opening:
1. 34-80 n_21
2. 4034 2126
3. 4540 77ij*
4. 50—45 823
5. 3329 i212?
en wit voert nu den groenzet uit men 29—24.
32—28, 34 21 enz.
Ook in het midden der partij:
Zwart 6/10, 13/4, 23 en 26.
Wit 27, 30, 32/5, 37, 49 en 50.
.Wit speelt 33—28, zwart 14—19? en met
27 21, 28 22, 3429 er 32 1 wint wit de
partij.
Een tweede voorbeeld.
Zwart 4. 6. 7, 9, 10. 14, 16 9, 24 5.
Wit 28, 30. 33/5, 37/9, 41, 43/4 en 46.
Zwart speelt 18—23 en wit 37—32? Zlvart laat
volgen 23—29, 25 34, 17—22 en 19 50.
Onze lezers laten zich nu door dezen „groen-*
zet" niet meer verschalken.
WIE BEGINT... DIE WINT
Stand
Wit 26/8, 30 32/5, 37/40, 42, 44 en 50
Zwit: 1, 2, 6, 7, 9. 10, 13, 14, 17/20 23/4 en 36,
Krelisoom en Jaopikbuur
Nao het pluugen en 't eggen,
Meugten graog 'n dammetje leggen
'tPiepke kwien daarbie ien vuur
Jong! w4 hong die rook en zwaor,
't Kos oe wei veraiterieren
En bie al 't prakkezieren
Wie aon schuuf was, wier onklaor.
Ma or deur 'n kier trekt haord de wind
Duut, perjen! de rook vortblaoze
En daor zien ze met verbaoze
Wier er nou begint. die wint!
Oplossing:
Wit wint met 26—21, 27—21, 8731, 32 18,
12 23, 30 8, 39 48 en 35 4.
Zwart wint met 36—41, 1722, 611 711,
23—29, 13—18, 19 48 en 48—43.
Opgegeven door Van der Graaf Co.
(afd. Handelsinformatiën.)
Uitgesproken.
ROTTERDAM, 30 Maart.
N.V. Nederlandsche Betonbouw O..,rneming
v/h Paul Kossel en Co, Nieuwe Haven S9. Cur,
Mr. D. B. W. Postma.
Clara Swaab, wonende Goudsche Singel 61,
Cur. Mr. F. A. Helleman.
E. A. Westerhout, kruidenier, Ru list raat 58o,
Cur. Mr. L. J. R, Kühn.
NIEÜWERKERK a. d. IJSSEL, 30 Maart.
J. Dijkstra, brandstoffenhandelaar. Cur. Mr.
J. L. J. A. van Mechelen te Gouda.
Rechtercomm. In deze faillissementen Mr. J.
G. Huyser.
GOEDE OPLOSSINGEN.
Beckers, Amstenrade no. 8930, no. 3931; H. V.
Gaaien, Rotterdam idem; D. de Jong, Soest
idem; Jos. Claassens en Jos. Willekens, Tilburg
no. 3930; W. H. Haring, Kethel idem.
CORRESPONDENTIE.
J. M. te V. Uw bijdrage achten we in orde.
Ontvang hiervoor onzen hartelflkecn dank.
PARTIJ No. 848.
In de aanteekeningen van deze partij kwamen
een paar foutjes voor, waarvan hier de verbete
ringen volgen.
Bü den negenden zet wordt gesproken over
e6e4, dit moet zün e3e4 terwül er gewag ge
maakt wordt van zwakte op f5 dit moet na-
tuurlük zün op f4, verder vindt men bü den
27sten zet aangegeven Td5: dat is van zelf
Td4:, omdat daar het w. P ls geposteerd.
PARTIJ No. 841
Fransche verdediging. Meestertornooi tc
Berlüo 1927.
Wit:
L. Steiner.
Zwart:
A. Nimzowitsch.
1. o2e4 e 7 c6
2. d2d4 d7dB
3. Pblc3 Lf8—b4
4. e4e5
In verbinding met Wit's volgenden zet een
goede aanbeveling van Bogoljubow.
4c7—c6
5. Leld2 Pg8e7
Spielmann houdt hier cd4, 6. Pb6, Ldi2:t, Dd2;
Pc 6 voor speelbaar.
6. a2a3 Lb4XcS
7. b2Xc3 c5c4
Hiermede heft Zwart den druk op d4 op, om
den witten Dame-vleugel te blokkeeren.
8. h2—h4
Richt zich tegen den zet Pf5.
8h7—h6
Op onmiddellük Pf5 zou h6 volgen.
9. Lfle2 Pe7—f5
10. g2g3
Noodzaakt tot den volgenden zet die de zwarte
positie ernstig verzwakt.
10g7—g6
11. L<22go -as—a5
12. Ddld2 Pb8cC
13. Lg5—f6 Th 8g8
14. Pgl—h8 KeS—d7
Anders is de Damevleugel niet te ontwikkelen,
15. Ph3—g6 Pf5—h6
16. f2—f3!
Met de kleine rochade kon Wit zich 'n ge-
makkelük spel verschaffen. Steiner evenwel
prefereert het op den koningsvleugel door te
breken waai' zijn overmacht zich geldend moet
maken.
16Kd7—c7
17. g3g4! Tg8—e8
18. Lf6g7 Ph6—g8
19. g4XhS g6Xh5
20. f3—f4 Pe6—e7
21. Le2Xh6 Pe7—f5
Daarop moet Nlmzowiuscn in zün berekening
gefaald hebben. De dubbele dreiging Fg7 en
Pg3 wordt nu echter door een mooi offer ge
pareerd.
Stelling na den 21sten zet van Zwart.
Wat zou ie me uit het menu
adviseeren, ober? 'n Kalfskop?
Ik durfde het u niet ?oed te
zeesren. meneer
door MAY WYNNE.
jU.)
Red me, verzuchtte hij. Red me, daar is
bh® Hiden, hij hij wil me weghalen. Thistle-
jood en....
De man met de zandkleurige haren keek
rtomfantelijk ln bet rond.
Daar heb ik Je! verraderrr! schreeuwde
U, terwijl hij opsprong, en bijna den hoogen
ped van het hoofd van een ouden heer, die er
Tg vriendelijk en beschaafd uit zag, in zijn
loole Quaker costuum, en juist de koets was
tnnengekomen stootte. Thistlewood! Hiden!
Jfe namen zweefden vanmorgen op aller lippen.
Arthur Thistlewood is de vuile schurk, die
bijna dien lagen moord had bod reven. Als Hi
den niet als redder ln den nood was opge
daagd, zou heel het volk nu treuren om den
koning en zijn raadgevers. Er is een belooning
Tan duizend pond gesteld op Thistlewood's
hoofd, en het kan best, dat hij het is, niemand
anders dan hij die daar zit. Hoorde je niet wat
hij zei? Hiden wil Thistlewood meenemen,
•n ik roep u allen tot getuige, dat ik op het
oogenblik ontmasker cn gevangen neem,
duizend pond ik zeg nog eens, dat ik de
eerste ben die hier dien schurk ontdekt heb.
Tot aller verwondering viel de oude Quaker
den heetgebakerdeu kruidenier op streng ver
manenden toon in de rede.
Jonge man, sprak hij, terwijl nij zich tot
den zandharige^ richtte, die dreigend zijn vin
ger navi- Armiston had uitgestoken, indien gij
duidt op den heer dien lk ginds bemerk, als
«oude hij zijn Thistlewood, dan kan ik de plech
tige verzekering gaven, dat hü noch is Arthur
Thistlewood, noch een zijner medeplichtigen,
doch Iemand, dien ik reeds vele jaren door de
genade van den Heers mag noemen, mijn vriend
John Arml3tcn, een jongman sch uit Sucscx.
De beele houding van den spreker was zoo
vol waardigheid, zijn toon was zoo rustig
pathetisch, dat niemand h-em durfde tegen-
Bpreken.
Integendeel, de eenige die hem antwoord
gaf, was de sportman met zijn Engelsch ge
boorterecht, die den spreker luidruchtig bü-
Kerel, riep hij den verbaasden Quaker
toe, laat ik je daarvoor de hand drukken! En
Je bent maar juist op tijd gekomen. Ik vind
het fijn, dat mijn eerste veronderstelling juist
geweest is. Die arme kerel ls verschrikkelijk
ziek en niet ln staat om alleen verder te rei
zen, vooral niet als er zooveel Pharizeërs in
de buurt zitten. Een geniepig stelletje benepen
kwezels, die eerst Iemand dronken noemen,
omdat hij zwak is, en dan voor een laaghartig
moordenaar uitsohelden, omdat hij toevallig
een gewonden schouder heeft, en ln zijn koorts
wat onsamenhangende woorden uitbrengt. Maar
het doet me verduiveld veel plezier, dat jij
hem weer recht doet, en, als er soms nog eens
iemand wat te vertellen heeft hier.
Hij sloeg v-eelbeteekenend op zijn borst, en
keek naar den zandharigen kruidenier, die
nog maar steeds niet gerustgesteld scheen,
met dezen nieuwen loop van zaken, en iets
tegen zichzelf, de dikke boerin, en de nog
steeds verontwaardigde oude vrijster zat te
brommen, over wolven in schaapskleeren, en
soort zoekt soort.
De Quaker trok echter met een vriendelijke
doortastendheid die strijdlustige vuist naar be
neden, en sprak:
Zeker, mijn zoon, verheugt het mij, dat
ik hier uw edele vermoedens mocht komen be
vestigen. 't Spijt me echter, dat gij den geza
genden naam des Heeren al te vaak hebt wil
len bezigen, om den lof te verkondigen van
de merkbaar werkende Voorzienigheid. En hoe
zeer ik uw ijver op prijs stel, om den onrecht
vaardig beschuldigde te helpen en bij te staan,
toch verhoede Cod, dat daardoor anderen leed
geworde.
Zoo zakte de stemming weer tot de vervelen
de sfeer van een lange koetsreis, tiaar niemand
aan de uitdaging van dan geboren Engeiscben
sportman meer aandacht schonk, en deze zelf
nog wat beduusd de vermaningen van den
Quaker zat te verwerken. Oudertussohen had
James Marley met één arm de magere gestalte
van dtu bewustelooze omvangen. Hij had lang
getobd over de vraag, wat er van zijn jongen
vriend terecht sou zijn gekomen, gedurende
die ,ange maanden dat hij afwezig was ge
weest, en had gezwegen.
Arme jongen, mompelde hij zachtjes, als een
stoot van den wagen een verzuchting van pijn
op d-e bleeke lippen bracht. Ge hebt wel veel
moeten lijden, om de greote les te lecron
maar tooh heb je ze nu tenslotte ook goed ge
leer Ik dank den hemel tenminste, dat hij
mij gezonden heeft, om u in uwe noodwendig
heid te hulp te komen, zoodat ik u thuis kan
brengen, om In dézen zorgelijken toestand naar
behooren verpleegd te worden.
Hij keek vol medelijden op het uitgeteerde,
bleeke gezicht, de baveOooze kleeding, en de
bloed bevlekte jas van den lijder.
Zeker, John Armiston was door da spitsroe
den van de ondervinding geloopen.
James Marley vroeg zich verwonderd af
wat zijn kleindochter Phoebe zou zeggen, als
ze haar ouden makker ln dezen deernis weltken-
den toestand zou ontmoeten. De oude man had
wellicht in de laatste maanden een glimp op
gevangen van Phoebe's gevoelen tegenover den
vriend uit haar kinderjaren. Als hij dus goed
gezien had, zou ze werkelijk met veel genoegen
Armiston welkom heeten op Dalstone House,
hoe hij er ook uit zag, terwijl hü och,
hij had den jongen altijd graag mogen lijden,
wiens hart steeds op de goede plaats zat, hoé
dikwijls zijn meening ook afdwaalde.
Hoe oud hij ook was, toch kon Marley nog
wel een kleinen roman schetsen, terwijl de
koets verder naar zün bestemming rolde, en
Armiston zuchtte en kreunde.
En die arme Phoebe was den laateten tijd
zoo bleek geweest, en heelemaal niet opge
wekt. Hoe kwam het toch, dat hij die heele
geschiedenis niet doorzien had, voordat Jack
wegging?
Maar nu kwam Jacl. terug, en Phoebe was
een zeldzaam goede verpleegster.
Marley glimlachte eens tevreden, en dacht
boa heerlijk de rozen zouden bloeien in zijn
ouden, ommuurden tuin, als de door hem opge
zette roman, tot in alle perfectie zich daar af
zou spolcn.
HOOFDSTUK XXXIII.
HET LOT VAN VERRADERS.
Verdwenen:
Maar waar kan hij toch uithangen?
Hiaen vloekte, terwijl hij die woorden voor
zichzelf herhaalde. Vergeefs had hij de schuur
afgezocht, waar hij Armiston hoogstens een
uur geleden had achtergelaten.
Hij kan niet alleen weggegaan zijn, mompel
de fü, daar was hij te zwak voor. Iemand moet
hem hier gevonden hebben. Zou die schoft vau
een Thistlewood hem ontdekt hebben? Ik zou
het haast gelooven.
Hij keerde weer terug naar het westen, ter
wij] hij over alles nadacht. Zeker, Armiston
was vertrokken, zonder een enkel spoor achter
te laten, waar hij zich ophield. En Hiden kon
geen enkele reden vinden, waarom hij in zijn
zwakken en zorgelijken toestand heengegaan
kon zijn.
Daar hij natuurlijk geen rekening hield met
de ongelooflijke daden, waartoe iemand, ln zijn
hevige koortsen, in staal; is, viel hij tenslotte
maar terug tot zijn geloof, dat Thistlewood
of een der andere samenzweerders hen ge
volgd had, en toen Armiston bad weggehaald.
Met een zeer beklemd gevoel verscheen Hi
den weer in Bowstreet, en toen hij daar vernam,
dat er enkele aanwijzingen binnen gekomen
waren, betreffende Thistlewood, gaf hij zich
onmiddellijk op, als lid van den troep, die den
hoofdman zou arresteeren.
Daar men meende, dat hij wel van nut kon
zijn, om nadere aanwijzingen te geven, of hen
In te lichten of ze werkelijk den goede voor
hadden, werd zijn aanbod met blijdschap aan
vaard. De troep vertrok onder commando van
Ruthven, naar no. 8, White Street Little Moor-
fields. Toen ze daar aankwamen, zette Ruth
ven drie mannen van zijn patrouille ter bewa
king van den voorkant van het huis, en drie
voer de achterzijde, terwijl hij. Hiden en ser
geant Bishop naar binnen gingen.
Er was een kamer op den beganen grond
links, waarvan Bishop de deur trachtte te ope
nen, wat hem niet gelukte. Ruthvcn riep tegen
een vrouw die in een kamer daar tegenover
woonde, om don sleutel te halen, wat ze na
eenige aarzeling deed. Heel stiekum word de
sleutel in het slot gestoken, en met alle voor
zichtigheid opende men de deur. Het was bin
nen stikdonker, daar de blinden gesloten
waren.
In een hoek van de kamer ontdekte men
echter een bed, en toen het licht door de geopen
de deur binnen filterde, bemerkte men, dat
vanuit de lakens voorzichtig een hoofd naar
boven kwam, en dit aan Thistlewood toebe
hoorde.
Bishop trok onmiddellijk zijn revolver, en
riep:
Arthur Thistlewood, ik ben Van Bow
street. Ge zijt mijn gevangene.
Om elke verdere poging tot ontsnappen on
mogelijk te maken, wierpen de twee anderen
zich op hem.
Maar Thistlewood, de bloeddorstige revolu-
tionnair van den vorigen avend, was nu een
vreesachtig en bevend vluchteling. Geheel van
zijn stuit gebracht door dezen on verwachten
overval, beloofde hij onmiddellük, geen weer
stand te bieden. Men stond hem toe, om op te
staan, en zich te Ideeden. In de zakken van
zijn broek vond men tiog enkele handgranaten,
een zwarten riem, en een zijden militairen
sjerp.
Toen men hem de boeien aandeed, kwam Hi
den naderbij, en tikte htm op zijn schouder.
Zeg eens Thistlewood, vroeg hij, waar is
John Armiston?
Het gezicht van den gevangene vertoonde
onmiddellijk trekken van hevige woede. Hij
begon verschrikkelijke vloeken uit te braken
tegen al de verraders, die hem ln zijn plan
nen gedwarsboomd hadden. Hiden was echter i
absoluut ongevoelig voor al deze verwenscihin- i
genj bij bad slechte één doel /waarvoor btj
hier gekomen was den mar te vinden, die'
zoo vaak zijn weldoener was geweest.
Nu hij zich tenslotte overtuigd had, dat
Thistlewood niets wist, en sinds dien korten
strijd in de stai-vliering niets meer van Ar-
miSton gezien had, wilde hij onmiddellijk veis
trekken.
Maar Ru'hven belette hem dat, en verklaar-
de, dat hij mee terug moest naar Browstreet
om verklaringen tegenover den gevangene af
te leggen.
Er werd een rijtuig aangeroepen, en Thistle
wood werd naar buiten gebracht. Hij slo-eg een
allerbelabberdst figuur, in zijn havelooze, zwar
te kleeding, zijn bombazijnen broek, en zijn
slecht gestopte sokkeu. Hiden bemerkte wel,
hoe hü heelemaal in een hoek kroop, om niet
door de menigte gezien te worden, die tot aan
Bowstreet het rijtuig vergezelde, en een zeer
dreigende houding aannam, tegen den bloed-
dorstigen moordenaar.
Heit was zeer laat dien avond, voordat Hi
den eindelijk bij miss Arkvale aanklopte. Bes
sie vroeg onmiddellük zeer gejaagd, of mr,
Armiston in veiligheid was.
Hü is vertrokken, snikte hij, terwijl hij
in een stoel viel. Er is geen spoor, geen tee
lten, van hem te vinden. In ieder hospitaal
heb ik naar hem gevraagd. Overal waar ik
maar dacht dat ik hem vinden kon, ben lk
geweest; nergens iets van hem gezien.
Bessie begon te weenen.
Helaas, zuchtte ze, en dat terwijl hü er
zoo erg aan toe is. Wat kan er voorgevallen
zün, misschien is hü vvel in de rivier gevallen
en verdronken; ik moet er niet aan denken.
Hij had veel te veel koorts, en was veel
te zwak om zoover te gaan zei Hiden, terwijl
hü met zijn mouw zün tranen wegveegde. Ik
vrees, dat we hem nooit meer levend terug
zullen zien, en.en.
De spreker sprong plotseling op.
Bessie, riep hij, met zoo'n scherpen gil,
dat miss Arkvale uit de keuken kwam geloo
pen om te vragen wat er aan de hand was,
Bessie, meisje, het is terug gekomen! Het ia
moeder Blaggs van Hammersmith. Moeder
Blaggs heeft den jongen gekregen.
Bessie verbleekte, wat ze altijd deed, als
er, hoe indirect dan ook, een toespeling werd
gemaakt, op Squire Garleigh.
Bedoel je, hakkelde ze.
(Wordt vervolgd).