FEUILLETON SIRENEN MAANDAG 2 APRIL 1928 SCHAAKfHJBRIEK. DAMRUBRIEK FAILLISSEMENTEN. ten verhaal uit de dagen van het Engelsche socialisme KadMtaor: P. A. KOETSHBÜD, Bln*el 88c. flphltxtem, Verso* ka iH* madadeeUngsa betreffend* dal [fKfcrick een bovenstaand adres te richten. PROBLEEM No. 3938. ALBERTO MARI JANOV. Narodni Osvobozeni 20-XI-1927. Mat in twee zetten. PROBLEEM No. 3939 H v. BEEK, Naaldwij!; 1ste plaatsing. .,iat in drie zetten. PROBLEEM No. 3940. F. RDUCK. 2e prijs. Chemnitzer Tageblattes (Thimo Pauly). Mat in drie zetten. Oplossingen over drie weken. Deze worden i bfl ons ingewacht tot Dinsdag 17 April. PROBLEEMOPLOSSINGEN Ko. 3930. L Df7—e8 enz. No. 3931. 1. La8—f8 a«, 2. Ke7! enz. In dit driezetje ligt de voortzetting na 16 reeds klaar: n.l. 2. b4, Kd6; 8. b5± daar wit trver geen afwachtlngszet beschikt moet hij wel •ta anders verzinnen en de veranderde epeel- poering, die nu is bedacht is werkelijk interes- feut. Verhindert Pe4 en dreigt andermaal met het opspelen v/d. h-pion. 26. Pf6h6 27. Dd2e3 Lc8—<37 28. De 8e5f Ke7—b6 29. De5d6f Ld7c6 80. Kei—d2 a7a 6 81. Pg5Xe6 Kb6a.7 32. Tal—gl Ta8e8 83. Tglg6 Te8c8 34. Thl—gl Da 5b5 S5. Dd6—b4 Tc8—h8 86. Db4Xb5 a6Xb5 37. £4—f5: Th8—h7 38. f5—f6: Lc6e8 39. Pe6gS! Nog een kleine scherts: 40. Ph7, Lf7 Wit wint gemakkelijk met 41. Tg 7! 39Th7c7 40. Tg6h6 Opgegeven. Aanteekeningen van P. Johner in de „Züricher Post". No. 6. (1 April 1928.) Alle correspondentie te richten aan den dam- redacteur dezer courant. rUDIE-EINDSPEL. Wij geven hieronder een studie-eindspel van den heer G. Beudin met een uitvoerige oplos sing van den heer C. G. Vervloet. Het loont de moeite, dit spel te volgen. Zwart 16, 35. dam op 47. Wit 19, 24 en 34, dam op 6. Zwart's laatste zet was 3647. Deze belangwekkende stand, die in een paruj gevoeglijk kan voorkomen, werd als volgt af gespeeld. 1. 343( 17 20 2. 6—14 35 13 3. 14 26 13—18 Op 1319 wint wit met 2534 en 3446 vrij eenvoudig. 4. 25Sj 1520 Op 18—23 wint wit met 39—33. 5. 39—25 "0—24 6. 25—9 Alleen door dezen aanval in den rug wordt j winst behaald. 6. 18—23 7. 9—13 De zwarte schijf 24 moet naar het midden wor den gedreven. 7. 34—29 8. 13—9 Even merkwaardig als fijn berekend wordt de aanval aan de achterzijde voortgezet. 8. 23—28 Op 2933 wint wit mot 9—14, 1420, enz.; op 2984 wint wit 914, 1420 of 914 zw. 2328, wit 14 32; indien zwart 3430 wit 3228 en 2850; indien zwart 3439 wit 3249. 9. 914 2833 10. 1420 29—34 11. 20 38, wint. In dezen winstgang draagt vooral de aanval aan de achterzijde een gansch bijzonder karakter en dient bekend te zijn bij alle bekwame oefe naars van het spel. PROBLEEM No. V Zwart. 22. Lh5Xf71 PfóXgT 23. Lf7Xe8 Pg7XeS 24. Pg6—f7! De pointe v dcombinatie. Zwart moet een paard teruggeven om den h-pion tegen te kun nen houden want na 24. Da 4 volgt eenvoudig 26. h6, Dd7, 26. b6 Df7, 27. h7 benevens h8D en wint. 24Pg8—fC 25. e6XI6 ^e8Xf6 26. Pf7—g3 Wit Wit 9 schijven op 15 24, 26, 32, 38, 87, 88 39 en 41. Zwart 9 schijven op 4, 9, 12, 18, 14, 18, 22, 23 en 28. PROBLEEM No. 12 Zwart. Wit. Wit 8 schijven op 16, 19, 20, 24, 28, 32, 33 en 34. Zwart 6 schijven op 2, 6, 8, 12, 13 en 15; en dam op 60. OPLOSSINGEN: Probleem No. 5 van Fabre. Zw. 3/4, 6, 8, 11/15, 17, 18. Wit 23/6, 29, 33, 37/9, 48/9. Wit speelt 24—20 29 9 (zwart 3 14 gedwon gen, want op 18 29 wit 9 16) 2520 (zw. 14 25 gedwongen om dezelfde reden) 2319, 26— 21, 37—31, 38—32 en 33 2. Probleem No. 6 van P. Kleute Jr. Zwart 8/10, dam op 25. Wit 19, 20, 23/4, 40/2. Wit 4238, 23—18 (zw. 14 34 over de schij ven 20. 19, 42 en 40) 18—12 (zw. 35 46) en 12 5, wint. Goede oplossingen ontvangen van: J. Lode- wijkx, H. Borghardt, P. J. H. en J. J. alle Rot terdam. EEN LESJE IN HET SLAAN. Het slaan is een van de verrassende elemen ten van het damspel. Oudtijds werd men ge straft, wanneer men willens of onwillens ver gat te slaan, door de schijf of dam, waarmede geslagen moest worden, van het bord te nemen, of wel zoogenaamd te „blazen". Soms speelde men op een mogelijke vergissing van de tegen partij. Een aardig voorbeeld vindt men in dezen stand: Wit 3 dammen op 19, 27 en 28; zwart 1 dam op 1. Wit speelde zoo, in de hoop, dat zwart op 23 zou zetten, om dan 28 naar 46 terug te trekken en na het slaan van zwart op 5 te winnen met 27 op 32. Maar zwart slaat op 10! en wit plaatst zonder kijken dadelijk 27 op 32. Nu „blaast" zwart de dam op 46 en slaat de andere! Tegenwoordig is men verplicht te slaan en volgens deze vaste regels: 1. Men moet de meeste schijven slaan, onverschillig of men met een schijf of dam te doen heeft. 2. Bij gelijk aantal heeft men slagkeuze. 3. Men mag geen enkele schijf van het bord nemen, voor de slag geheel afgeloopen is. Hier volgen 2 vraagstukjes als toepassing. Ch, v. d. S. DE GROENZET. in een partij komen vaak typeslagen of lag- zetten voor. Alleen reeds in de opening der partij, b.v. tot aan den 12en zet, zijn door den bekenden Fransehen dammer E. Leclercq méér dan 100 verschillende slagzetten aangetoond. Nu nog vermeld, dat iedere slagzet zich in ver schillende varianten kan voordoen en men krijgt een idéé hoe scherp men moet uitkijken, om niet in den een of anderen val te loopen. Het is der halve noodig dat men de meest bekend slag- zetten kent om ze in een partij te kunnen ont- loopen of ze zelf toe te passen. Als eerste tevens bij alle spelers wel bekende slag komt de „Coup de Mazette" of hier te lande genoemde Groenzet, een juiste naam, om dat degene, die in dezen zet vliegt, zeker nog „groen" is in het spel. Wt) beginnen met een vol spel. 1. 33—28 1827 2. 39—33? Wit verliest nu twee schijven, want zwart speelt 2227 (indien wit 32 21, dan zwart 16 27) 19—23, 17 30, 20 25 en 13 24. In plaats van 3933 had wit moeten spelen 88 33, of wat het meer en meer gebruikelijks antwoord is 3127. Indien de eerste zet van wit 3328 of 8228 is en zwart speelt als tegenzet 1822 of 1823, dan komt deze slag steeds voor, wanneer wit in dezelfde richting als de eerste zet opvult. Om dus dezen slag te vermijden moet als 2s zet dwars worden aangevuld b.v.wit 3328 zwart 18—22, wit 38—33. Of wit 33—28 zwart 18—23, wit 38—32. Voor wit komt deze slag voor bü de volgende opening: 1. 34-80 n_21 2. 4034 2126 3. 4540 77ij* 4. 50—45 823 5. 3329 i212? en wit voert nu den groenzet uit men 29—24. 32—28, 34 21 enz. Ook in het midden der partij: Zwart 6/10, 13/4, 23 en 26. Wit 27, 30, 32/5, 37, 49 en 50. .Wit speelt 33—28, zwart 14—19? en met 27 21, 28 22, 3429 er 32 1 wint wit de partij. Een tweede voorbeeld. Zwart 4. 6. 7, 9, 10. 14, 16 9, 24 5. Wit 28, 30. 33/5, 37/9, 41, 43/4 en 46. Zwart speelt 18—23 en wit 37—32? Zlvart laat volgen 23—29, 25 34, 17—22 en 19 50. Onze lezers laten zich nu door dezen „groen-* zet" niet meer verschalken. WIE BEGINT... DIE WINT Stand Wit 26/8, 30 32/5, 37/40, 42, 44 en 50 Zwit: 1, 2, 6, 7, 9. 10, 13, 14, 17/20 23/4 en 36, Krelisoom en Jaopikbuur Nao het pluugen en 't eggen, Meugten graog 'n dammetje leggen 'tPiepke kwien daarbie ien vuur Jong! w4 hong die rook en zwaor, 't Kos oe wei veraiterieren En bie al 't prakkezieren Wie aon schuuf was, wier onklaor. Ma or deur 'n kier trekt haord de wind Duut, perjen! de rook vortblaoze En daor zien ze met verbaoze Wier er nou begint. die wint! Oplossing: Wit wint met 26—21, 27—21, 8731, 32 18, 12 23, 30 8, 39 48 en 35 4. Zwart wint met 36—41, 1722, 611 711, 23—29, 13—18, 19 48 en 48—43. Opgegeven door Van der Graaf Co. (afd. Handelsinformatiën.) Uitgesproken. ROTTERDAM, 30 Maart. N.V. Nederlandsche Betonbouw O..,rneming v/h Paul Kossel en Co, Nieuwe Haven S9. Cur, Mr. D. B. W. Postma. Clara Swaab, wonende Goudsche Singel 61, Cur. Mr. F. A. Helleman. E. A. Westerhout, kruidenier, Ru list raat 58o, Cur. Mr. L. J. R, Kühn. NIEÜWERKERK a. d. IJSSEL, 30 Maart. J. Dijkstra, brandstoffenhandelaar. Cur. Mr. J. L. J. A. van Mechelen te Gouda. Rechtercomm. In deze faillissementen Mr. J. G. Huyser. GOEDE OPLOSSINGEN. Beckers, Amstenrade no. 8930, no. 3931; H. V. Gaaien, Rotterdam idem; D. de Jong, Soest idem; Jos. Claassens en Jos. Willekens, Tilburg no. 3930; W. H. Haring, Kethel idem. CORRESPONDENTIE. J. M. te V. Uw bijdrage achten we in orde. Ontvang hiervoor onzen hartelflkecn dank. PARTIJ No. 848. In de aanteekeningen van deze partij kwamen een paar foutjes voor, waarvan hier de verbete ringen volgen. Bü den negenden zet wordt gesproken over e6e4, dit moet zün e3e4 terwül er gewag ge maakt wordt van zwakte op f5 dit moet na- tuurlük zün op f4, verder vindt men bü den 27sten zet aangegeven Td5: dat is van zelf Td4:, omdat daar het w. P ls geposteerd. PARTIJ No. 841 Fransche verdediging. Meestertornooi tc Berlüo 1927. Wit: L. Steiner. Zwart: A. Nimzowitsch. 1. o2e4 e 7 c6 2. d2d4 d7dB 3. Pblc3 Lf8—b4 4. e4e5 In verbinding met Wit's volgenden zet een goede aanbeveling van Bogoljubow. 4c7—c6 5. Leld2 Pg8e7 Spielmann houdt hier cd4, 6. Pb6, Ldi2:t, Dd2; Pc 6 voor speelbaar. 6. a2a3 Lb4XcS 7. b2Xc3 c5c4 Hiermede heft Zwart den druk op d4 op, om den witten Dame-vleugel te blokkeeren. 8. h2—h4 Richt zich tegen den zet Pf5. 8h7—h6 Op onmiddellük Pf5 zou h6 volgen. 9. Lfle2 Pe7—f5 10. g2g3 Noodzaakt tot den volgenden zet die de zwarte positie ernstig verzwakt. 10g7—g6 11. L<22go -as—a5 12. Ddld2 Pb8cC 13. Lg5—f6 Th 8g8 14. Pgl—h8 KeS—d7 Anders is de Damevleugel niet te ontwikkelen, 15. Ph3—g6 Pf5—h6 16. f2—f3! Met de kleine rochade kon Wit zich 'n ge- makkelük spel verschaffen. Steiner evenwel prefereert het op den koningsvleugel door te breken waai' zijn overmacht zich geldend moet maken. 16Kd7—c7 17. g3g4! Tg8—e8 18. Lf6g7 Ph6—g8 19. g4XhS g6Xh5 20. f3—f4 Pe6—e7 21. Le2Xh6 Pe7—f5 Daarop moet Nlmzowiuscn in zün berekening gefaald hebben. De dubbele dreiging Fg7 en Pg3 wordt nu echter door een mooi offer ge pareerd. Stelling na den 21sten zet van Zwart. Wat zou ie me uit het menu adviseeren, ober? 'n Kalfskop? Ik durfde het u niet ?oed te zeesren. meneer door MAY WYNNE. jU.) Red me, verzuchtte hij. Red me, daar is bh® Hiden, hij hij wil me weghalen. Thistle- jood en.... De man met de zandkleurige haren keek rtomfantelijk ln bet rond. Daar heb ik Je! verraderrr! schreeuwde U, terwijl hij opsprong, en bijna den hoogen ped van het hoofd van een ouden heer, die er Tg vriendelijk en beschaafd uit zag, in zijn loole Quaker costuum, en juist de koets was tnnengekomen stootte. Thistlewood! Hiden! Jfe namen zweefden vanmorgen op aller lippen. Arthur Thistlewood is de vuile schurk, die bijna dien lagen moord had bod reven. Als Hi den niet als redder ln den nood was opge daagd, zou heel het volk nu treuren om den koning en zijn raadgevers. Er is een belooning Tan duizend pond gesteld op Thistlewood's hoofd, en het kan best, dat hij het is, niemand anders dan hij die daar zit. Hoorde je niet wat hij zei? Hiden wil Thistlewood meenemen, •n ik roep u allen tot getuige, dat ik op het oogenblik ontmasker cn gevangen neem, duizend pond ik zeg nog eens, dat ik de eerste ben die hier dien schurk ontdekt heb. Tot aller verwondering viel de oude Quaker den heetgebakerdeu kruidenier op streng ver manenden toon in de rede. Jonge man, sprak hij, terwijl nij zich tot den zandharige^ richtte, die dreigend zijn vin ger navi- Armiston had uitgestoken, indien gij duidt op den heer dien lk ginds bemerk, als «oude hij zijn Thistlewood, dan kan ik de plech tige verzekering gaven, dat hü noch is Arthur Thistlewood, noch een zijner medeplichtigen, doch Iemand, dien ik reeds vele jaren door de genade van den Heers mag noemen, mijn vriend John Arml3tcn, een jongman sch uit Sucscx. De beele houding van den spreker was zoo vol waardigheid, zijn toon was zoo rustig pathetisch, dat niemand h-em durfde tegen- Bpreken. Integendeel, de eenige die hem antwoord gaf, was de sportman met zijn Engelsch ge boorterecht, die den spreker luidruchtig bü- Kerel, riep hij den verbaasden Quaker toe, laat ik je daarvoor de hand drukken! En Je bent maar juist op tijd gekomen. Ik vind het fijn, dat mijn eerste veronderstelling juist geweest is. Die arme kerel ls verschrikkelijk ziek en niet ln staat om alleen verder te rei zen, vooral niet als er zooveel Pharizeërs in de buurt zitten. Een geniepig stelletje benepen kwezels, die eerst Iemand dronken noemen, omdat hij zwak is, en dan voor een laaghartig moordenaar uitsohelden, omdat hij toevallig een gewonden schouder heeft, en ln zijn koorts wat onsamenhangende woorden uitbrengt. Maar het doet me verduiveld veel plezier, dat jij hem weer recht doet, en, als er soms nog eens iemand wat te vertellen heeft hier. Hij sloeg v-eelbeteekenend op zijn borst, en keek naar den zandharigen kruidenier, die nog maar steeds niet gerustgesteld scheen, met dezen nieuwen loop van zaken, en iets tegen zichzelf, de dikke boerin, en de nog steeds verontwaardigde oude vrijster zat te brommen, over wolven in schaapskleeren, en soort zoekt soort. De Quaker trok echter met een vriendelijke doortastendheid die strijdlustige vuist naar be neden, en sprak: Zeker, mijn zoon, verheugt het mij, dat ik hier uw edele vermoedens mocht komen be vestigen. 't Spijt me echter, dat gij den geza genden naam des Heeren al te vaak hebt wil len bezigen, om den lof te verkondigen van de merkbaar werkende Voorzienigheid. En hoe zeer ik uw ijver op prijs stel, om den onrecht vaardig beschuldigde te helpen en bij te staan, toch verhoede Cod, dat daardoor anderen leed geworde. Zoo zakte de stemming weer tot de vervelen de sfeer van een lange koetsreis, tiaar niemand aan de uitdaging van dan geboren Engeiscben sportman meer aandacht schonk, en deze zelf nog wat beduusd de vermaningen van den Quaker zat te verwerken. Oudertussohen had James Marley met één arm de magere gestalte van dtu bewustelooze omvangen. Hij had lang getobd over de vraag, wat er van zijn jongen vriend terecht sou zijn gekomen, gedurende die ,ange maanden dat hij afwezig was ge weest, en had gezwegen. Arme jongen, mompelde hij zachtjes, als een stoot van den wagen een verzuchting van pijn op d-e bleeke lippen bracht. Ge hebt wel veel moeten lijden, om de greote les te lecron maar tooh heb je ze nu tenslotte ook goed ge leer Ik dank den hemel tenminste, dat hij mij gezonden heeft, om u in uwe noodwendig heid te hulp te komen, zoodat ik u thuis kan brengen, om In dézen zorgelijken toestand naar behooren verpleegd te worden. Hij keek vol medelijden op het uitgeteerde, bleeke gezicht, de baveOooze kleeding, en de bloed bevlekte jas van den lijder. Zeker, John Armiston was door da spitsroe den van de ondervinding geloopen. James Marley vroeg zich verwonderd af wat zijn kleindochter Phoebe zou zeggen, als ze haar ouden makker ln dezen deernis weltken- den toestand zou ontmoeten. De oude man had wellicht in de laatste maanden een glimp op gevangen van Phoebe's gevoelen tegenover den vriend uit haar kinderjaren. Als hij dus goed gezien had, zou ze werkelijk met veel genoegen Armiston welkom heeten op Dalstone House, hoe hij er ook uit zag, terwijl hü och, hij had den jongen altijd graag mogen lijden, wiens hart steeds op de goede plaats zat, hoé dikwijls zijn meening ook afdwaalde. Hoe oud hij ook was, toch kon Marley nog wel een kleinen roman schetsen, terwijl de koets verder naar zün bestemming rolde, en Armiston zuchtte en kreunde. En die arme Phoebe was den laateten tijd zoo bleek geweest, en heelemaal niet opge wekt. Hoe kwam het toch, dat hij die heele geschiedenis niet doorzien had, voordat Jack wegging? Maar nu kwam Jacl. terug, en Phoebe was een zeldzaam goede verpleegster. Marley glimlachte eens tevreden, en dacht boa heerlijk de rozen zouden bloeien in zijn ouden, ommuurden tuin, als de door hem opge zette roman, tot in alle perfectie zich daar af zou spolcn. HOOFDSTUK XXXIII. HET LOT VAN VERRADERS. Verdwenen: Maar waar kan hij toch uithangen? Hiaen vloekte, terwijl hij die woorden voor zichzelf herhaalde. Vergeefs had hij de schuur afgezocht, waar hij Armiston hoogstens een uur geleden had achtergelaten. Hij kan niet alleen weggegaan zijn, mompel de fü, daar was hij te zwak voor. Iemand moet hem hier gevonden hebben. Zou die schoft vau een Thistlewood hem ontdekt hebben? Ik zou het haast gelooven. Hij keerde weer terug naar het westen, ter wij] hij over alles nadacht. Zeker, Armiston was vertrokken, zonder een enkel spoor achter te laten, waar hij zich ophield. En Hiden kon geen enkele reden vinden, waarom hij in zijn zwakken en zorgelijken toestand heengegaan kon zijn. Daar hij natuurlijk geen rekening hield met de ongelooflijke daden, waartoe iemand, ln zijn hevige koortsen, in staal; is, viel hij tenslotte maar terug tot zijn geloof, dat Thistlewood of een der andere samenzweerders hen ge volgd had, en toen Armiston bad weggehaald. Met een zeer beklemd gevoel verscheen Hi den weer in Bowstreet, en toen hij daar vernam, dat er enkele aanwijzingen binnen gekomen waren, betreffende Thistlewood, gaf hij zich onmiddellijk op, als lid van den troep, die den hoofdman zou arresteeren. Daar men meende, dat hij wel van nut kon zijn, om nadere aanwijzingen te geven, of hen In te lichten of ze werkelijk den goede voor hadden, werd zijn aanbod met blijdschap aan vaard. De troep vertrok onder commando van Ruthven, naar no. 8, White Street Little Moor- fields. Toen ze daar aankwamen, zette Ruth ven drie mannen van zijn patrouille ter bewa king van den voorkant van het huis, en drie voer de achterzijde, terwijl hij. Hiden en ser geant Bishop naar binnen gingen. Er was een kamer op den beganen grond links, waarvan Bishop de deur trachtte te ope nen, wat hem niet gelukte. Ruthvcn riep tegen een vrouw die in een kamer daar tegenover woonde, om don sleutel te halen, wat ze na eenige aarzeling deed. Heel stiekum word de sleutel in het slot gestoken, en met alle voor zichtigheid opende men de deur. Het was bin nen stikdonker, daar de blinden gesloten waren. In een hoek van de kamer ontdekte men echter een bed, en toen het licht door de geopen de deur binnen filterde, bemerkte men, dat vanuit de lakens voorzichtig een hoofd naar boven kwam, en dit aan Thistlewood toebe hoorde. Bishop trok onmiddellijk zijn revolver, en riep: Arthur Thistlewood, ik ben Van Bow street. Ge zijt mijn gevangene. Om elke verdere poging tot ontsnappen on mogelijk te maken, wierpen de twee anderen zich op hem. Maar Thistlewood, de bloeddorstige revolu- tionnair van den vorigen avend, was nu een vreesachtig en bevend vluchteling. Geheel van zijn stuit gebracht door dezen on verwachten overval, beloofde hij onmiddellük, geen weer stand te bieden. Men stond hem toe, om op te staan, en zich te Ideeden. In de zakken van zijn broek vond men tiog enkele handgranaten, een zwarten riem, en een zijden militairen sjerp. Toen men hem de boeien aandeed, kwam Hi den naderbij, en tikte htm op zijn schouder. Zeg eens Thistlewood, vroeg hij, waar is John Armiston? Het gezicht van den gevangene vertoonde onmiddellijk trekken van hevige woede. Hij begon verschrikkelijke vloeken uit te braken tegen al de verraders, die hem ln zijn plan nen gedwarsboomd hadden. Hiden was echter i absoluut ongevoelig voor al deze verwenscihin- i genj bij bad slechte één doel /waarvoor btj hier gekomen was den mar te vinden, die' zoo vaak zijn weldoener was geweest. Nu hij zich tenslotte overtuigd had, dat Thistlewood niets wist, en sinds dien korten strijd in de stai-vliering niets meer van Ar- miSton gezien had, wilde hij onmiddellijk veis trekken. Maar Ru'hven belette hem dat, en verklaar- de, dat hij mee terug moest naar Browstreet om verklaringen tegenover den gevangene af te leggen. Er werd een rijtuig aangeroepen, en Thistle wood werd naar buiten gebracht. Hij slo-eg een allerbelabberdst figuur, in zijn havelooze, zwar te kleeding, zijn bombazijnen broek, en zijn slecht gestopte sokkeu. Hiden bemerkte wel, hoe hü heelemaal in een hoek kroop, om niet door de menigte gezien te worden, die tot aan Bowstreet het rijtuig vergezelde, en een zeer dreigende houding aannam, tegen den bloed- dorstigen moordenaar. Heit was zeer laat dien avond, voordat Hi den eindelijk bij miss Arkvale aanklopte. Bes sie vroeg onmiddellük zeer gejaagd, of mr, Armiston in veiligheid was. Hü is vertrokken, snikte hij, terwijl hij in een stoel viel. Er is geen spoor, geen tee lten, van hem te vinden. In ieder hospitaal heb ik naar hem gevraagd. Overal waar ik maar dacht dat ik hem vinden kon, ben lk geweest; nergens iets van hem gezien. Bessie begon te weenen. Helaas, zuchtte ze, en dat terwijl hü er zoo erg aan toe is. Wat kan er voorgevallen zün, misschien is hü vvel in de rivier gevallen en verdronken; ik moet er niet aan denken. Hij had veel te veel koorts, en was veel te zwak om zoover te gaan zei Hiden, terwijl hü met zijn mouw zün tranen wegveegde. Ik vrees, dat we hem nooit meer levend terug zullen zien, en.en. De spreker sprong plotseling op. Bessie, riep hij, met zoo'n scherpen gil, dat miss Arkvale uit de keuken kwam geloo pen om te vragen wat er aan de hand was, Bessie, meisje, het is terug gekomen! Het ia moeder Blaggs van Hammersmith. Moeder Blaggs heeft den jongen gekregen. Bessie verbleekte, wat ze altijd deed, als er, hoe indirect dan ook, een toespeling werd gemaakt, op Squire Garleigh. Bedoel je, hakkelde ze. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 12