Woensdag 11 April 1928 Vierde Blad Pagina 1 WERKGEVER NAAST WERKNEMER HOE DE VERHOUDING MOET ZIJN? DE WETGEVER HEEFT EEN TAAK TE VERVULLEN Kaar een betere regeling van HET BEDRIJFSLEVEN! praeadvies dr. j. van beurden PRAEADVIES C. J. KUIPER PRAEADVIES PROF. MR. DR. CH. RAAYMAKERS S. J. PRAEADVIES MR. M. P. L. STEENBERGHE EEN DRIETAL PRAE-ADVIEZEN Rekening honden met het alge m een welzijn dei- samenleving Verschenen zijn de praeadviezen van Dr. J. ifan Beurden Ord. Praem., C. J. Kuiper, lid der (Tweede Kamer, prof. mr, dr. Ch. Raaymakers S.J., hoogleeraar aan de R. K. Universiteit te Nijmegen, en mr. M. P. L. Steenberghe, indus trieel, over >(je taak van den wetgever in den tegenwoordigen tijd ten aanzien van de verhou ding tusschen werkgever en werknemer in het bedrijfsleven", welke praeadviezen zijn uitge bracht aan den Partijraad der R. K. Staatspartij tea- behandeling in diens vergadering van 19 Mei a.s. Alvorens met de behandeling van het onder werp een aanvang te nemen lijnt dr. v. Beur sen in een zeer summiere schets de beginselen Uit, welke, naar Katholieke opvatting, aan het draagstuk ten grondslag liggen. Na uiteengezet te hebben, wat men onder bet begrip „onderneming" heeft te verstaan, gaat de praeadviseur na, hoe de feitelijke verhouding tusschen werkgever en werknemer in de onder neming ig. Volgens dr. v. Beurden kan in het hlgemeen niet worden ontkend, dat de ver houding tusschen patroon en arbeider in de Bi verse ondernemingen zeer veel te wenscben Bverlaat. Op de vraag, hoe die verhouding dan jfel behoort te zijn, wijst praeadviseur erop, Bat de patroon zijn arbeiders, als z'n kostbare ®n onontbeerlijke medeproducenten, niet alleen Uiet achting en minzaamheid moet bejegenen, thaar dat hij ook zijn stage en volle aandacht heeft te wijden aan de economische, hygiëni sche en niet het minst aan de zedelijke belan- Een van zijn personeel. Daartegenover zal de arbeider in zijn patroon hebben te erkennen en te eerbiedigen den Techtmatigen leider der onderneming' en dlene- Volgens loyaal zich hebben te voegen naar diens aanwijzingen in verband met den gang der (onderneming. Aangezien wij terecht tegenover de sociaal- ftemocraten vasthouden aan de stelling, dat in Boorsnee en op den duur, de mensch zich niet ten volle geeft aan een taak, tenzij hij daartoe i door zijn persoonlijk belang wordt gedreven, lijkt het praeadviseur van groote practische Waarde èn voor den bloei der onderneming zelf Èn voor den patroon èn voor den arbeider, het persoonlijk belang van dezen laatste meer recht streeks te betrekken bij een gunstigeu gang Bh goede resultaten van de onderneming, waar- •lu hij werkzaam is. Voorts zou, bij een beleidvol doorvoeren van Bit denkbeeld, ook de verhouding en samen werking tusschen patroon en arbeider in de Ouderneming, beduidend winnen aan oprecht heid, innigheid en vruchtbaarheid. Vervolgens gaat dr. v. B. in zijn praeadvie3 Ua hoe de feitelijke verhouding tusschen werk gevers en werknemers in het bedrijf (het com plex van ondernemingen in een-zelfden tak Wan industrie, landbouw, handel en verkeer) Is. Zoowel de vakbonden van patroons als van rbeiders zijn krachtens hun oorsprong echte ..strijfV'.vereenigingen, die in den loop der jaren metterdaad tal van conflicten hebben ♦•uitgevochten". V ant al zijn onmiskenbaar groote voordeelen an het sluiten van collectieve arbeidscontrac- en verbonden, per saldo verzekeren zij toch clits e6n „tijdelijken" en „gewapenden" Wrede aan het bedrijf. Deze toestand lijkt praeadviseur in waarheid e spotten met de meest elementaire elschen ®ener christelijke opvatting van de economische Samenleving der mensch en. De collectieve arbeidsovereenkomst lean ter Sake geen uitkomst brengen en geen behoor- 'Wke stabiele organisatie aan het bedrijfsleven Verzekeren. Vanzelf dringt zich de vraag op, langs wei ten weg 't dan wèl mogelijk moet worden ge- ®ckt, een behoorlijke regeling van het leven in edoren tak van bedrijf te benaderen. En <jan gteit praeadviseur voorop, dat uiter- dit niet doenlijk is door overleg en onder- andeliug van alle betrokken patroons met "'le betrokken arbeiders. Daartoe is noodig een college of orgaan, aarin beide partijen door haar respectieve e'Vrouwensmannen zijn vertegenwoordigd. Aan deze vertegenwoordigende organen dan ou theoretisch bezien de taak moeten "'orden opgedragen, om ten aanzien van nader j bepalen aangelegenheden, die het leven van j betrokken bedrijf raken, in onderling orer- *8 regelingen te ontwerpen en die aan het Kansche bedrijf op te leggen, behoudens be- uachtiging door een hoogere instantie, met et oog op het welzijn der gemeenschap. De vraag of de wetgever „in beginsel" een uk heeft te vervullen ten aanzien der ver- miding tusschen de samenwerkende werkge- ers en werknemers in het bedrijfsleven, be- utwocmit praeadviseur bevestigend. De aanvullende werkzaamheid van den wet- 1 Inoe,t er op gericht zijn, zooveel mogelijk 6" 'edrijfsgenooten zelf, in de samenstelling uitvoering der gewenschte regelingen te strekken. laatste jaren hebben zich gebeurtenis- r gespeeld, die beslist en krachtig heen- "aar een groeiend besef, dat werkgevers "^'kuemers niet langer als vijandige maeh- h hebben te staan tegenover elkaar, doch in- - gendeel als bevriende en onderling onmis- bari kaar, e Partijen zich hebben te stellen naast el- °m in loyale en eerlijke samenwerking jy^ in ii/jauc cu cciujnc oftuiounciamg bi e";aar, aan het bedrijfsleven een vrueht- ll'e ontwikkeling en gezonde regeling te ver- Bakeren. zouijer nu de jjeteekenls dier verschijnselen WUleu overschatten, meent praeadviseur toch te mogen zeggen, dat daaruit een zekere ten- denz spreekt, die onmiskenbaar wijst op een verandering in de mentaliteit van groote groe pen van werkgevers. Door welke middelen de wetgever zijn hier- voren geschetste taak naar beliooren kan vol brengen? In 't algemeen kan op deze vraag worden geantwoord, dat een der meest doeltreffende middelen, om werkgevers en werknemers be reid te maken en er praktisch toe te bewegen, op een toenemend aantal punten de onderlinge verhouding in het bedrijfsleven zelf te regelen, gelegen ia in een duurzaam contact, een ge regeld samenkomen der betrokken partijen, om ten aanzien van verschillende bedrijfsaangele- genheden onderling overleg te plegen en daar over min of meer uitvoerig van gedachten te wisselen. Nochtans zal wel niejnand willen beweren, dat het aan werkgevers en werknemers ooit praktisch mogelijk zal zijn, geheel alleen en over de gansche lijn de onderlinge verhouding behoorlijk vast te stellen. Dit vooropgezet, wordt door praedaviseur, nader bezien, door welke concrete en bijzon dere middelen de wetgever zijn taak ten aan zien der verhouding van werkgevers en werk nemers kan vervullen. Hiervoor verwijzen we naar punt IV van zijn conclusies. CONCLUSIES. I. De wetgever heeft van nature een taak te vervullen ten aanzien der verhouding van werkgever en werknemer in het bedrijfsleven. II. Deze taak stelt den wetgever tot plicht, toe te zien op die verhouding, ten einde te kunnen beoordeelem of zij beantwoordt aan zoodanige ei.sehen, als door het gemeene wel zijn der samenleving worden gesteld. III. Blijkt aan deze eisehen niet voldaan, zoo rust oip den wetgever de plicht: a. door positieve maatregelen te bevorderen, dat die verhouding door de bedrijfsgenooten zelf, a;ls de daartoe allereerst en» van nature aangewezen partijen, behoorlijk worden gere geld; b. dwingend in te grijpen waar, en voor zoo ver, én voor zoolang de bedrijfsgenooten zelf praktisch niet in staat blijken, eigenmachtig een goede regeling dier verhouding te ontwer pen en door te voeren. IV. In den tegenwoordigen tijd behoort de wetgever ziju vorenoinschreven taak te ver vullen- a. door in aansluiting op den Hoogen Raad van Arbeid, voor iedereu afzonderlijken tak van bedrijf, die daarvoor in aanmerking komt, een parite bis cli samengesteld bedrijfsorgaan in 't leven te roepen, dat bevoegd is en tot taak heeft, gevraagd en ongevraagd aan den wet gever te aflvlöéeren omtrent regelingen, die den bete-okken tak van bedrijf raken; b. door in aansluiting op de Land- en Tum bo u wo nge v allen wetde uitvoering' der sociale wetten, met name der verzekeringswetgeving, geleidelijk en zooveel mogelijk bedrijfsgevvijze, onder Rijkstoezieh-t op te dragen aan organen, voortgekomen uit de kringen der bedrijfsge nooten zelf; c. door in de lijn der wettelijke mogelijkheid- van bindend verklaring der coil, arbeidsovereen komst en van art. 2S, lid 7 der Arbeidswet, aan de sub a. bedoelde bedrijfsorganen de bevoegd heid te verleene-n, om binnen nader door den wetgever vast te stellen grenzen, bedrijfsrege lingen te ontwerpen en die al dan niet na voorafgaande goedkeuring door de bedrijfsge nooten zelf ter bindendverkl-aring voor te dragen; d. door de berechting van geschillen omtrent ^bestaande" bedrijfsregelingen op te dragen aan, of te doen uiUyoeren met medewerking van de belanghebbende groepen; door conflic ten, welke dreigen of reeds zijn uitgebroken in verband met geschillen omtrent „te treffen" bedrijfsregelingen, zooveel mogelijk tegen te gaan door een naderen uitbouw der Arbeidsge schillen wet. De heer Kuiper wijst erop, dat men in dit praeadvies practisch staat voor het vraagstuk der bedrijfsorganisatie, lioe de R.K. Staats partij dit probleem heeft te bezien en wat kan en dient te worden gedaan, om de oplossing te bevorderen. Als de wetgever bij elke aanraking met de verhouding tusschen werkgevers en arbeiders de oplossing zoovee! mogelijk naar het terrein der bedrijfsorganisatie verlegt, en deze aldus naar vermogen uitbouwt en consolideert, is spoedig een vaste ontwikkelingsgang in de ge wenschte richting te verwachten. Wat. thans aan de orde is, gaat bóven bescherming van de sociale positie der arbei ders uit, en richt zich meer op de zedelijke rechtspositie der arbeiders in het bedrijfs leven, op hun wezenlijke erkenning als onmis bare medewerkers in de goederenproductie, en op de aanspraken die zij als zoodanig rechtens kunnen doen gelden. In den grond der zaak gaat het thans om een geleidelijk herstel der natuurlijke orde, die den arbeid stempelt tot den primairen produc tiefactor, en den arbeiders dus aanspraak geeft op een meer volwaardige positie in het bedrijfsleven. Hier is naar het oordeel van den prae adviseur voor de R.K. Staatspartij een taak gelegen, die haar, wellicht méér dan alle andere partijen, ook voor ernstige verplichtin gen stelt. De positie tusschen werkgever er, werknemer wordt mèèr door machts- dan door rechts verhoudingen bepaald. Wederzijds is men steeds bedacht, en bereidt men zich regelmatig en daadwerkelijk voor, op de industrieele botsingen, die met bijna mathe matische zekerheid uit den gang der feitelijke verhoudingen moeten voortvloeien. De zedelijke en materieele verliezen, welke daaruit noodzakelijk en in stijgende mate moe ten voortvloeien, nopen tot de ontegenspreke lijke conclusie, dat er thans tusschen werk gevers en werknemers een verhouding bestaat, die hoogst bedenkelijk moet -heeten, en aan de Overheid den strengen plicht oplegt, naar doel treffende middelen uit te zien, die kans bieden op correcties ten goede. De ernst der zaak gebiedt bier voorop te stellen, dat de verhouding tusschen werk gevers en werknemers voornamelijk en wel licht in hoofdzaak een kwestie van mentaliteit moet worden geacht, die niet automatisch wordt opgewekt door het enkele feit alleen, dat bepaaldo wettelijke regelen in werking treden. Een wezenlijke samenwerking, gegrond op het inzicht en de mentaliteit van te zijn elkan ders medewerkers, is volgens praeadviseur langs den contract ueelen weg niet te ber-eiiken. De contractueele weg brengt partijen feite lijk telkens in een gevechtspositie tegenover elkander. Van katholiek standpunt bezien, is het ook zonder veel redeneermg duidelijk, dat we mot dezen gang van zaken op den verkeerden weg zijn, dat we van de realiseering der chTistelijik- solidaristische gedachte steeds verder afdwalen, en op den duur moeten aanlanden in het rijk van den praotischen klassenstrijd. Het algemeen welzijn vraagt metterdaad een doelbewusten ommekeer, omdat de gangbare praktijk in de "toekomst'onhoudbaar zal wor den. Daar komt nog een zeer belangrijk element bij, met name het alleszins gerechtvaardigde streven der arbeiders naar méér invloed en medezeggenschap, ten 'aanzien der arbeidsver houdingen in bedrijf en onderneming. Do middelen, welke daartoe geleidelijk kun nen bijdragen, zullen een ordelijke maatschap pelijke ontwikkeling in niet geringe mate kun nen bevorderen. Dan moet de contractueele weg, waarop wederzijdsche achterdocht en wantrouwen levendig worden gehouden, geleidelijk maar systematisch worden prijsgegeven, en onder ge- lijkelijke verantwoordelijkheid de richting der verordende bevoegdheden worden ingeslagen. Het zoo funeste vuistrecht in de verhouding tusschen werkgever en werknemer is pas ge heel op te heffen, zoodra de bedrijfsorganisatie het volle terrein der arbeidsverhoudingen gaat beheerschen, met name geleidelijk zal zijn toegerust met: a. verordenende bevoegdheid ten aanzien der arbeidsvoorwaarden en alles wat daarmede verband houdt; b. rechtsprekende bevoegdheid in geschil len betreffende de arbeidsvoorwaarden, en in gevallen, welke in de betreffende verordenin gen nader zullen worden bepaald; c. uitvoerende bevoegdheid, waar het betreft de arbeidswetgeving. Prof. Raaymakers heeft zich bepaald tot een uiteenzetting der beginselen zonder zich te begeven op het terrein der practische politiek en zonder zich te verdiepen in dêtallkwesties. Aan dit praeadvies is het volgende ontleend: Kort samengevat, heeft de Staat ten doel het algemeen welzijn. Hij moet voor alle stan den gelijkelijk zorg dragen, maar in het bij zonder voor de zwakkeren, de armen, de bezit- ioozen, de arbeiders. De rijken kunnen veel gemakkelijker voor zich zelf zorgen. De voor naamste taak van den wetgever is de zorg voor vrede en rust. De taak van den Staat is dus niet uitslui tend het eonsolideeren of registreeren van het geen in de vrije maatschappij van zelf ge groeid is, maar hij moet ook positief bevorde ren wat in het algemeen belang is, vaak daar toe het initiatief nemen. Geen gewaagde proef nemingen natuurlijk- Thans komende tot de vraag: welke in den tegenwoordigen tijd de taak van den Staat is ten opzichte vau de verhoudingen tusschen werkgevers en arbeiders in het bedrijfsleven, meent praeadviseur op grond van het boven staande te mogen zeggen, dat deze voorname lijk bestaat in het bevorderen van den vrede tusschen deze beide groepen. Die vrede, die „tranquillitas ordinata", die geordende rust, is op het oogenbiik ver te zoe ken. Als vijandige machten staan de vakvereeni- giugen van werkgevers eu arbeiders tegen over elkaar. Uitsluitingen en werkstakingen zijn aan de orde van den dag. Bij beide partijen leeft de overtuiging, dat rechtvaardige eisehen ten slotte slechts 'kun nen worden afgedwongen door middel van werkstaking of uitsluiting. Zulk een toestand kan op den duur niet stand houden. Er moet verandering komen. Daar is, naar de meening van den praeadvi seur, maar één uitweg: het instellen van publiekrechtelijke bediijisraden, die evenals de gemeenteraden, verordenende bevoegdheid zui len bebbeu eu regels zullen stellen voor de arbeidsvoorwaarden voor heel het bedrijf. Naar katholieke beginselen is de volksge meenschap niet een raderwerk of een machine, maar een organisme. De organische staatsge- dachte was gemeengoed in de middeleeuwen en wordt gehuldigd door alle katholieke sociolo gen. Alle katholieke sociologen betreuren het een parig, dat de Fransche revolutie aan dat organische leven een einde heeft gemaakt en dat de gilden, in plaats van hervormd, een voudig radicaal vernietigd zijn. Eenparig zijn zij met Leo XIII vnn weening, dat op een of andere wijze, aangepast aan den modernen tijd, het gildewezen moet hersteld worden Naar katholieke beginselen behoort de maat schappelijke productie gericht te zijn op de behoeftebevrediging van heel het volk. zoo dat eerst de voor allen noodzakelijke goederen worden voortgebracht, dan de nuttige,''en daar na pas luxe-artikelen die alleen voor weinigen bestemd zijn. De tegenwoordige productiewij ze kent echter alleen het winstbeginsel. Niet die goederen worden voortgebracht, waaraan het meest behoefte bestaat, maar die waaraan het meest te verdienen valt. Naar katholieke beginselen behoort de ver deeling der goederen te geschieden overeenkom stig de verdeelende en ruilende rechtvaardig heid. Wedervergelding overeenkomstig de maat schappelijke waarde der gepraesteerde diensten behoort het beginsel te zijn van de prijsvorming voor arbeid en goederen en dus van de grootte van het inkomen. Naar katholieke beginselen behoort in de mensch olijke samenleving tot uiting te komen de hooge waarde van den arbeid, van allen nuttigen arbeid, geestes- en handenarbeid, lei denden en uitvoerenden arbeid. Aan den arbeid moet in de volkshuishouding de eereplaats wor den verzekerd, welke hem naar christelijke beginselen toekomt, Nog altijd geldt de arbeider niet al3 mede producent, maar als aanbieder van een waar, welker prijs door vraag en aanbod dient be paald. De eerste de beste oude juffrouw, die een paar aandeden heeft gekocht, kan invloed oefenen op de leiding eener onderneming, de arbeider, die dag in dag uit, jaar in jaar uit vijn levenskracht verbruikt in het productie proces, heeft absoluut niets te vertellen en moet zich vergenoegen met een louter passive rol. Het is niet te verwonderen dat dit ontevre denheid wekt. De arbeidersstand verlangt naar een positie in de maatschappij in overeenstem ming met de belangrijkheid van zijn functie en den adel van zijn stand. De arbeiders be seffen tegenwoordig, dat er geen luilekkerland voor hen te veroveren valt, dat de oudere socialisten welke hun gouden bergen beloofden utopisten waren, dat de groote massa van het volk met een bescheiden bestaan tevreden zal moeten zijn. Maar des te vuriger verlangen zij, eu terecht, erkenning van hun menschelijke waardigheid en van hun groote beteekenis in het productieproces. Ook voor het bedrijfsleven geldt wat Thomas van Aquine zegt dat noodig is voor een goede inrichting van den Staat, n.l. „ut omnes ali quant partem babe-ant in principatu; per boe enim conservatur pax popull; dat allen eenig aandeel moeten hebben in de regeering, want daardoor wordt de vrede onder het volk be waard en allen zijn gesteld op zulk een regeling en houden ze in stand." (1. 2. q 105, a. 1). Dat is wat de arbeiders ook in het bedrijfsleven verlangen. Ze verlangen een zeker medezeggen schap door middel van door hen gekozen ver tegenwoordigers. Van al wat praeadviseur hoven noemde, zal volgens hem weinig of niets langs ordelijken weg verwezenlijkt worden, indien niet op een of andere wijze de bedrijven georganiseerd worden en indien deze niet de bevoegdheid krij gen om bindende regels te stellen. Bedrijfsorganisatie is niet voldoende. Hoofd zaak is een vernieuwing van den ehristelijken geest. Maar zonder bedrijfsorganisatie komt er van een redelijke productie, welke op de behoeftebevrediging van heel het volk gericht is, van een billijke verdeeling der goederen, van een opheffing van den arbeidersstand, van een waarlijk organische inrichting der samen leving practisch niets terecht. Ook van de Collectieve Arbeidsovereenkomst is geen afdoende verbetering te verwachten. Om wille van den vrede, in het algemeen be lang, het „bonum commune iustitiae ac pacis" dat het doel is van den Staat (S. Th. 1. 2. q 96, a. 3), moet de Staat hier ingrijpen. Hoe? Door het scheppen van organen, welke de twee groepen der bedrijfsgenooten, werkgevers en arbeiders, vertegenwoordigen en door aan dia orgauen geleidelijk die bevoegdheden toe te kennen, welke noodig zijn, om de verschillende punten van het solidaristische program te ver wezenlijken, m.a.w. door te doen wat de Hooge Raad van Arbeid in ziju Advies van 1923 (met 20 tegen 7 stemmen) voorstelde, n.l. de bedrij ven welke daarvoor vatbaar zijn, te organisee- ren in publiekrechtelijke lichamen en bedrijfs- raden in te stellen als vertegenwoordigers van die bedrijven. Aan die bedrijfsraden kunnen dan geleidelijk, naar gelang het mogelijk en wenscheiijk blijkt, ruimere bevoegdheden worden toegekend. Na bevestigend de vraag, of de wetgever een taak ten opzichte van de verhouding tusschen patroon en arbeider in het bedrijfsleven heefl te vervullen, te hebben beantwoord, worden door mr. Steenberghe de stelsels van bedrijfs organisatie 'besproken, zooals deze voorgestaan worden door lo. de socialisten; 2o. Prof. Veraart (2 stelsels); 3o. den R. K. Centralen Raad van bedrijven; 4o. de meerderheid van den Hoogen Raad van Arbeid en 5o. het R. K. Werkliedenverbond. Volgens praeadviseur ver dienen de verschillende kunstmatige stelsels geen aanbeveling. Integendeel kan volgens mr. Steenberghe een ingrijpen in deze richting door den wetgever de meest ernstige gevolgen hebben. Bij een beschouwing van wat in de naaste toekomst moet gebeuren, moet rekening ge houden worden met de normale historische ontwikkeling. Deze ontwikkeling kenmerkt zich hier te lande na den tijd van de vrije loonsbepaling door den werkgever, door het collectief overleg tusschen vakvereenlglng van werkgevers en werknemers. Hoe langer hoe meer geschiedt deze loonsbepaling bij collectief contract. De normale en geleidelijke ontwikkeling van deze loonvorming eischte ingrijpen van den wetgever. De collectieve overeenkomsten dienden wette lijk nader geregeld te worden. Dit is in de af£eloopen regeeringsperiode geschied door de civielrechtelijke regeling der Collectieve Ar beidsovereenkomst, welke wet op 1 September a.s. in werking treedt. Thans behoort nog de verbindendverklaring der C. A. mogelijk ge maakt te worden, om op deze wijze het gebouw vau de C. A. te voltooien. Is de verbindendverklaring biertoe noodig? Dit is inderdaad het geval. Wanneer in een bepaalden bedrijfstak door de patroons en ar beiders in en door hun organisaties een be paalde regeling (C. A.) in gemeen overleg tot stand is gebracht, welke regeling in dien be drijfstak een overwegende beteekenis heeft, mag het in het algemeen belang niet mogelijk zijn, dat door de buiten de C. A. staande be drijfsgenooten deze regeling onmogelijk wordt gemaakt. Dit geldt, hoewel in hoofdzaak toch niet alleen de loonbepaling. Een C. A. toch kan het geheele terrein der arbeidsvoorwaar den bestrijken. Verschillende sociale bepalingen zullen mede worden opgenomen. Regeling der ziekteverzekering, pensioens- verzekering, kindertoeslagfondsen enz. kunnen op deze wijze aan een geheelen bedrijfstak ten goede komen. Ook zal de wetgever door de verbindend verklaring der C, A. in staat zijn verschillende regelingen, zoowel liggend op het gebied der arbeidswetgeving, als op het terrein der socialo verzekeringswetgeving, aan partijen eener C. A, ter uitvoering over te laten, -'ms 'W - TIET NADEREN VAN DEN GLORIETIJD van Holland, het inbloei-zijn der bollenvelden. Een verkoopstertje, dat op den 2en Paaschdag aan de duizenden bezoekers Ikaar bloemfoosjes te koop bood. Men zou de vraag kunnen stellen: kunnen al deze voordeeie-n niet beter bereikt worden door publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in den geest van een der door mij genoemde stelsels? Het antwoord hierop zou ontkennend moeten luiden, daar deze stelsels geen voldoen de rekening houden met wat in de vrije maat schappij is ontstaan en daardoor minder effect kunnen sorteeren. Ook ten opzichte van de uitvoering der sociale wetgeving wijkt de prae-adviseur van de systemen der z.g. bedrijfsorganisatie af. Volgens zijn meening moet ook bij de uit voering der wetgeving geen kunstmatig stelsel gevolgd worden, doch moet worden gebouwd op wat op nor-male wijze tot stand is gekomen. Ook door den wetgever moet rekening worden gehouden met de tendenz, dat hoe langer hoe meer door de vrije organisaties de uitvoerings taak van den Staat wordt overgenomen; zeifs heeft de wetgever de positieve taak deze tendenz te bevorderen. De wetgever moet, niet door een aigemeene wet colleges stichten met aigemeeue doelstel ling, doch in de verschillende sociale wetten aan de samenwerking van patroons en arbei ders, van hun organisaties en van eventueel door dezen te stichten organen een groote plaats inruimen. Ten opzichte van de samenwerking tusschen den individueelen patroon en zijn arbeiders heeft de wetgever een positieve en een nega tieve taak. Negatief in zooverre hij de bestaande samen werking in kernen of falbriekscommissies ten opzichte van de Interne organisatie van de fabriek moet eerbiedigen. Een jarenlange er varing over de gunstige resultaten dezer kernen in groote en kleinere bedrijven elscht deze houding van den wetgever. De goede verstand, houding tusschen patroon en arbeider wordt door deze instellingen ten zeerste bevorderd, Positief moet de wetgever ten opzichte van deze samenwerking optreden, in zooverre hij aan instellingen van de iudividueele onder nemingen, opgericht en beheerd in samen werking tusschen patroons en arbeiders, in de sociale wetgeving een plaats moet inruimen. Zoo zal men zonder schokken of dwang het goede bevorderen, dat zonder staatsinmenging is ontstaan en ons nader brengen tot de orga nische inrichting van den Staat. Ook de rechtsprekende bevoegdheden zullen op vrijwillige samenwerking moeten berusten, Verplichte arbitrage zonder meer acht prae adviseur verwerpelijk. En wel op dezelfde gron den, waarop hij de loonbepaling bij verordening afkeurt. Voert men toch verplichte arbitrage in, zoo wordt langs een omweg de loonbepaling in handen van derden, in casu der arbiters, gelegd. Doch ook zonder verplichte arbitrage blijft er op dit terrein een taak voor den wetgever over. Ten onzent heeft de wetgever zich reeds deze zaak aangetrokken door het instellen van de Arbeidsgeschillen wet. Voortbouwend op de C. A. zal de wetgever bijzondere regelen moeten stellen voor de op lossing van rechts- en belangenconflicten tijdens den duur eener C. A. Gedurende dien tijd moeten alle geschillen, op basis der C. A. aan arbitrage worden onderworpen. Aan de uitspraak der door partijen in te stellen arbitrage-colleges moet rechtskracht c vea worden, ook, bij verbindend-verl:!a:ea opzichte van degenen, die, geen parit ..Je, wel onder de werking der C. A. vallen. Op deze wijze wordt wederom voortgebouwd op wat in de vrije maatschappij gegroeid is, ter wijl bovendien de goede tendenzen bevorderd worden. Mr. Steeniberghe komt tot de volgende conclusies: CONCLUSIES. 1 I. De wetgever heeft tot taak de goede ver- houding tus&chen patroon en arbeider te be* vorderen. II. Bij eiken maatregel zal, behalve mot sociale en economische eisehen, rekening ga- houden moeten worden met de normale histo rische ontwikkeling. III. De sociale wetgeving dient zich te baseeren op de uit de vrije maatschappij ont stane organisaties van patroons en arbeiders, In de sociale wetten worde een groote plaats aan de samenwerking van patroons en arbei ders, van hun organisaties en van eventueel door dezen te stichten organen ingeruimd. IV. De wetgever dient de verbindend-ver klaring der Collectieve Arbeidsovereenkomst mogelijk te maken. V De wetgever bevordere het instituut der arbitrage. Deze praeadviezen zullen worden behandeld op de Partijraadsvergadering van 19 Mei a.s,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 13