M
i
Sale
M
Erger dan kinderen
Een les
Woensdag 1! April 1928
Derde Blad
Pagina 1
Jf
V
Voor de zooveelsten keer was er onweer
a&!l de luciht.
Ia figuurlijken zin. bedoel Ik; want de
UcEt stond strak en het zonnetje glansde,
't een lust was.
He vijandige polen werden ook niet ge-
V0rmd door zwaar electrisdh geladen wol-
^en en aarde, doch bestonden voor de
V0randering uit een paar bejaarde twist-
l'eke zusters; en de bliksemschichten en
donderslagen waren niet anders dan venlj-
aif>e blikken en harde woordenstroomen;
die echter in hun uitwerking niet minder
Ver schrikkelijk waren dan 't hevigste na-
tuur ver schijnsel.
Vanzelf zou de imitatie niet volmaakt
ziin geweest, als op het hevigst der bui
een plassende stortvloed was losge-
7>arsten; doch de gezusters Bellemans, die
In alles een toonbeeld van nauwgezetheid
Machten te zijn, voelden zich gedrongen
°°k in dit opzicht niet te kort te schie-
*en; een stroom van tranen vergoten ze,
daarmee haar respectieve zakdoekjes ge
drenkt werden, tot men ze uitwringen kon.
He ramp had een dood-onnoozele oor
aak gehad; zooals trouwens gewoonlijk
het
geval is bij dergelijke binnenskamers-
°nweders. Ditmaal was ze het frappante
gevolg van het meer voorkomende feit,
dat een kleine broekeman een kat aan den
Maart had getrokken.
Dat zou voor de eerzame dames Anna
en Marie zeker niet een aanleiding zijn
Seworden om den helaas gewoonlijk
kortstondigen huiselijken vrede te ver
breken, ware het niet, dat ze ten nauwste
bij het, misdrijf waren betrokken geweest
Verband schuilde hierin, dat Anan d'r
kftrt had geschonken aan het jochie, dat
®ea telg was van den buurman, terwijl
^larie d'r liefde had gewijd aan de poes,
d'e 'r specifieke eigendom was.
Marie was hevig ontstemd op den
^eëjarigen delinquent, die den kater had
^Pijnigd, toen hij hem ontvluchten wilde;
•woa was niet minder verontwaardigd op
011 dakhaas, toen ze vernam, dat het
reest de goede bedoelingen van het ventje
a!' beantwoord met zijn handje open te
krabben.
Duiten bij de haag tusschen buurmans
tuin
0n den hare, was het begonnen. Anna
beklaagde den armen kleine, die zijn
®P0elzucht met z'n bloed had betaald;
arie deed 't zelfde ten aanzien der
at> die niet eens rustig een uitstapje
j®°cht maken. Doch toen Jantje het
"'d en Miesje de poes beide
tsaren gevlucht; de een naar z'n moeke,
e balsem en troost bracht, de ander
b0ar een luien stoel, waar ze zich be-
^aglijb te spinnen legde; en toen de on-
rok en dames in de Kijkers kregen, dat
'terse buren zich spitsten op een onge
mene sensatie; toen dropen ze haastig
^'ar binnen om, ongezien en ongehoord,
U'eeningsverschil uit te vechten.
Piet
kw
Waarom hou je dat valsc.be beest
op eigen terrein, zoodat het geen
'aad kan doen? heropende Anna den
Mrijd achter de gordijntjes.
le^ kl°0! ik Miesje soms aan een touwtje
lessen? pareerde Marie 't verwijt. Waarom
at die akelige jongen het diertje niet
hlet rust?
h Hij wilde lief met 'r spelen! zei Anna
a'"der dan noodig was.
En de poes wilde rustig wandelen!
°'ycie Marie 'r voorbeeld.
Ze hoeft in ieder geval het wicht
Piet.
d'r
te krabben! nijdigde Anna weer.
■Jacht je misschien, dat die bengel
zacht beii un'kid breit* Waai om
"auwde ze dan zoo smartelijk? veranderde
arie vurig van tactiek.
i' Eigen schuld, omdat ze wilde
''Sioopen! schoot Anna uit, die zich plots
dri aanvallende tot aangevallen partij zag
eRdegratleercl
Zou jij niet, de beenen nemen als jij
'P kat was en zoo'n wreedaard de handen
aur je uitstrekte? zweefde Marie over
ilar 't gebied der onmogelijkheden
a Als... gaf Anna heftig een doorslaand
^Ptwoord, als jij getrouwd was en kinde-
1 had, zou je wel anders er over
°Pken!
!|ad, 2
En als jij getrouwd was en kinderen
z°u je de bloedjes niet zoo verwennen
Pu dit wildvreemde kind!
l0rmee was 't hoogtepunt van 't onweer
bereikt.
1 Had rampzalig doel getroffen; de
aicrlanders kwamen voor den dag;
Uien grienden ze een tragisch duet over
e V0rkeken kansen, die ze tegen elkaar
t 1 «'apen hadden gebezigd. En nu de
de bliksemflitsen verduisterden, ver-
leu ook de donderslagen aan kracht; tot
VAN DE TENTOONSTELLINO VAJN ARCHITECTUUR aan den Cool singel te Rotterdam
in de bovenzaal van Café de la Pais; hierboven een gedeelte der expositie: drie woonhuizen
van architect Stam.
de bui een onverwacht einde nam, door
dat Marie plots eclipseerde, en gewapend
met hoed, mantel en boodschappentasch, 't
tooneel des onheils achter zich liet.
Prijsgegeven aan de eenzaamheid, kwam
Anna spoedig tot bedaren; zette zich aan
de bereddering der wanorde, die expressief
getuigde hoe hevig 't noodweer had ge
woed; bracht de stoelen in 't gelid; legde
de kleedjes in de vouwen; schoof de kopjes
in 't theekastje en de snuisterijen op 't
étagère-tafeltje op 'r plaats. Bedacht dan
spijtig, hoe dom ze weer waren geweest.
Twee oude menschjes, die niets ter wereld
hadden dan elkaar; die altijd en in alles
op elkaar waren aangewezen, en die het
leven sleten door 't elkaar zuur te maken
met kibbelarijen zonder einde, die met de
jaren staag toenamen in bitterheid. Zoo
erg als vandaag was 't nog nooit de
spuigaten uitgeloopën. 't Meest wroegde 'r,
dat ze zelf 't eerst en 't hardst was van
leer getrokken; en nog wel om zoo'n
klungelig kleinigheidje. Ze zou er waar
achtig weer om kunnen huilen. Lieve
hemel, kon r zus 't gebeteren,' dat ze geen
kans had gehad, om 'n eigen gezin te
vormen? Enfin, 't was toch 'r eigen schuld,
dat t verwijt gekomen was. Wat deed ze
ook 'n kat de voorkeur te geven boven
een kind!
Heimelijk keek ze de straat op, door het
spionnetje. Daar ging ze, in de richting der
stad. O, maar dan kon 't lang duren voor
ze weer verscheen. En... goeie genade, daar
speelde warempel de guit van straks op
straat, druk, alsof er niets was gebeurd.
Een idee rijpte in haar.
IJlings beende ze naar de deur; keerde
terug met 't ventje aan de handtroonde
'm mee de kamer in; trok 'm op 'r schoot
of 't r bloedeigen zoon was; doodde den
tijd met den kleinen gast naar behooren
te verwennen.
Nu al terug? schrok ze in 't uitzicht
van een generale repetitie, toen ze haar
zuster verschijnen zag.
Zooals je ziet, zei deze koeltjes .Maar-...
wat is dat? Heb je dien rakker hier ge
haald? Hier in huis?
Haar vonkelende oogen schoten nieuwe
bliksemstralen in de richting van het
kereltje, dat op 't hooren van de vijandige
stem zijn koekje in den steek liet. en van
onder de tafel uit z'n toevlucht zocht bij
„tante".
Die zich te weer stelde voor z'n verdedi
ging. Ik moet jouw poes wel dag en nacht
in m'n nabijheid duiden! Licht, dat jij
ook eens een half uurtje...
En ons eigen miesje moest natuurlijk de
plaats ruimen voor dien bengel! Waar is
m'n lieveling?
In de keuken! wees Anna laconiek te
recht.
In de keuken zeg je? In de keuken,
waar de worst te grijp staat, en de melk?
Ze repte zich weg om spoedig terug (e
keeren, de kat op den arm.
Daar heb je 't al! plaatste ze zich in
krijgshaftige positie vlak voor Anna en t
kind. Ze heeft zich dik gegeten aan de lekker
nij!
Geef 't mormel dan 'n pak slaag! advi
seerde Anna boosaardig.
Mies, bedoel je? schreewde Marie ver
ontwaardigd. Kan 't stomme dier 't helpen,
dat jij ze in verleiding brengt? Die schavuit
daar verdient 't veel meeri Als hij niet hier
was gekomen, zou 't niet gebeurd zijn.
Wel ja! schamperde Anna, die zich de
hoofdschuldige voelde, 'k Zal 'm wel weg
brengen, hij mocht je gebreken 'ns over
nemen I
En de daad bij 't woord voegend, zette ze
den dreumes op eigen beenen; liet 'na echter
op 'n haartje onzacht kennis maken met
den harden vloer door 'r schrikbeweging,
toen ze 'r zus hoorde uithalen.
Want op 't zelfde moment slaakte Marie 'n
gillenden noodkreet, en „pats, pats, pats
regende 'n dracht slagen op den rug van den
kater, die, angstig geworden door de plotse
nadering van z'n kwelgeest, z'n nagels diep
in 't vleesch van z'n meesteres drdeef en nu,
na z'n afstraffing, hals over kop de wijk nam
om, hoog gerugd, en blazend en sissend,
schuil te gaan onder'de kast.
Nu heeft ze me ook gekrabd, jammerde
de beklagenswaardige.
En Jantje draagt natuurlijk de verant
woording, voorkwam Anna vinnig, onderwijl
ze 'r beschermeling buiten de deur in vei
ligheid stelde.
Ik zeg vandaag geen woord meer tegen
je! beet, Marie 'r zus na.
Prachtig! antwoordde die, dan heb 'k
heerlijk rust!
'n Paar uren mokten ze tegen elkaar op.
Toen keek Anna toevallig door 't raam en
uitte 'n kreet van verrassing.
Wat nu weer? bralc Marie 'r woord,
terwijl ze zich uit 'r zetel heesch.
Kijk! wees Anna naar buurmans tuin,
waar de poes bezig was r vacht te strijken
langs de beenen van 't jongske en willig 'r
kopje rekte voor z'n liefkozingen.
Wel, bewonderde Marie, verteederd door
't schouwspel. En daarvoor hebben we 'n
heelen middag in onmin geleefd.
Ja, beaamde Anna goedwillig, 'n Kind
en 'n kat vergeten en vergeven; maar wij,
groote menschen
Ze zweeg, zooals ook r zus 't zwijgen be
waarde omtrent de conclusie. Want beiden
wisten ze, dat ze zwakke menschen waren, en
dat de vrede ook ditmaal van korten duur
zou zijn.
Kom, Marcelle, laten wij zwijgen.
Neen, "ge hebt ongelijk, dat houd ik
vol.
Wat? Heb ik ongelijk? Dat is toch te
veell
Best mogelijk, maar 't is zoo.
Jij belet mij, je uit te leggen
Wat wil je uitleggen? Telkens als je
thuis komt is het dezelfde boodschap. Je ont
moet Jan of Jacques, maar wie bewijst mij
dat?
Dus ik lieg? Zeg het ronduit.
- Dat zeg ik nog niet, maar ik begrijp niet
wat dat laatkomen beteekent.
Dat beteekent dus eenvoudig dat ik mijn
best doe om te slagen. Dat wordt met den
dag moeilijker. Weet je waarom ik vandaag
te laat aan tafel ben? Omdat ik bijna een uur
heb moeten wachten bij Vardin, den intiemen
vriend van den grooten fabrikant Morland.
Ik heb een zaak waarvoor ik Morland wou
interesseeren en ik heb de geheele week moe
ten wachten eer ik VarcLin te spreken kon
krijgen. Nu ben ik vandaag eindelijk bij hem
geweest, en ziedaar de waarheid. En je mocht
wel blij zijn; want Vardin heeft mij zijn
steun beloofd. Maar in plaats daarvan ga je
schelden en mij beschuldigen, alsof je niet
wist van hoeveel belang die conferentie voor
mij was-
Ei zoo. Ik bon dus niet meer in staat
om iets te begrijpen! Zeg liever ronduit, dat
ik idioot ben!
Hoor eens je bent vandaag erg prikkel
baar
Ik ben heel gewoon, je moet mij ne
men zooals ik ben. 't Is nu wel wat laat voor
verwijten.
Maar ik doe geen verwijten.
O, neen, het zijn complimentjes zeker.
Kom Marcelle wees nu wijzer.
Na u!
Marcelle!
Neen, neen, ik heb geen ongelijk. Houd
dat voor gezegd.
Goed ik stem toe; je hebt altijd gelijk.
O, je kunt me voor den gek houden
zooveel je wilt! Jij bent de baas. Jij moogt
doen wat je verkiest-
Als je mij liefhad, Marcelle, zou je zoo
niet spreken.
Laten we maar zéggen, dat ilc ook geen
hart heb.
Pierre Noliet maakte een ongeduldig
gebaar.
't Is genoeg, zei hij.
O, wou je mij nog het spreken belet
ten?
Ik zeg je, dat ik niet meer redetwist; jij
praat als eeen verkeerde vrouw.
Ook die beleediging! De maat is vol.
Pierre stond van tafel op en wierp zijn
servet neer.
Ik ga heen, zei hij; zoo'n belachelijke
scène kan ik niet langer voortzetten.
Doch op dit oogenblik zag hij de kleine
Susanne, een aardig kindje van vier jaar,
dat, in een hoek der kamer gezeten, het spe
len had gestaakt en met een ernstig gezicht
je luisterde naar den woordentwist van
papa en mama. De blanke oogjes keken on
rustig rond.
Pierre nam zijn dochtertje in de armen
en gaf haar een langen kus- Toen zag hij
Marcelle aan. Een enkel woord van zijn
jonge vrouw zou voldoende geweest zijn om
haar te zeggen, dat hij spijt had over zijn
drift.
Maar dat woord sprak Marcelle niet uit.
Zij bleef zwijgen met een harde uitdrukking
op het gelaat. Toch voerde zij inwendig strijd
zij had haar Pierre lief en gevoelde wel, dat
hij de waarheid sprak. Maar de ti'ots over
won.
Pierre had haar een smeekenden blik toe
geworpen zij verroerde zich niet. Alleen
beefden haar lippen door innerlijke ontroe
ring.
Pierre, tot het uiterste getart, verliet de
kamer en sloeg de deur achter zich dicht.
Het was niet de eerste keer dat zulk een
twist den huiselijken vrede verstoorde van de
jongelui, die vijf jaar getrouwd waren. Ja,
't was een huwelijk uit liefde geweest, doch
achter haar liefelijk uiterlijk schuilden twee
overheerschende gebreken: jalouzie en een
belachelijke eigenliefde, die haar belette, on
gelijk te erkennen, ook wanneer dit duide
lijk was.
Daar ook Pierre allesbehalve een engel
van geduld was, kwamen er telkens oogen-
blikken van slécht humeur. In den beginne
duurden die niet lang en Pierre deed al
tijd de eerste stap tot verzoening; doch lang
zamerhand vielen er heftiger woordden die
dieper hartewonden sloegen.
De geboorte van Suzamie had hun zie
len een poosje tot vrede gestemd en samen
hadden zij zich gebogen over de wieg, band
in hand.
Doch eensklaps barstte het onweer opnieuw
los en telkens herhaalde 't zich. Pierre leed
er vreeselijk onder en soms kwamen ieelijke
gedachten bij hem op.
Marcelle heeft geen hart, dacht hij, zij ge
bruikt wreede uitdrukkingen, waarover zij
nooit berouw toont. Nooit hééft zij eenigen
aandrang om goed te maken, wat zij aan
mij beeft misdaan.
Het geluk stond op het punt zijn huis te
ontvluchten, waar het altijd had moeten blij
ven wonen.
Dien dag de trap afgaande, zeide Pierre
tot zichzelf: „Neen ik had nooit kunnen
denken, dat Marcelle zóó was, als ik van
avond thuis kom zal ik haar nog vinden
met een boos gezicht".
Hij ging de straat op en liep maar voort
zonder te weten waarheen. Opeens echter
herinnerde hij zich, dat hij een afspraak had
met een heer voor een zaak van groot be
lang. Hij bleef staan.
Maar de papieren, zei hij tot zich zelf.
In zijn woede was hij het huis uitgeloopen
zonder de documenten mee te nemen, welke
hij noodig had; hij moest dus terugkeeren.
De trap weer opklimmend, voelde hij zijn
hart kloppen. Welke verwijten hij ook in
gedachten zijn vrouw deed, hij hield toch
van haar. O, als Marcelle slechts een weinig
berouw toonde, hoe gaarne zou hij haar ver
geven. Maar natuurlijk zou zij geen woord
spreken zooals gewoonlijk. Hij zelf zou ook
het initiatief niet nemen. Zwijgend zou hij
zijn papieren nemen en weer heengaan.
Toch wilde hij nog een kus geven aan
Suzanne, het lieflijk onschuldig wezen.
Boven gekomen opende hij zacht de deur
der huiskamer. Suzanne was er alleen en
had haar spel hervat- Zij was zoo druk be
zig met haar poppen, dat ze papa niet
hoorde binnenkomen.
Pierre wilde naar binnen stappen, maar
hij ving een paar woorden op, die de kleine
tot haar poppen sprak en bleef onbeweeg
lijk staan.
Jij bent papa, zei Suzanna, jij mama.
En jij ben ik, kleine Suzanna... Nu gaan
we kibbelen spelen.
Pierre sloeg het kind aandachtig gade.
Zij vervolgde haar toespraak fot de poppen
twee groote en een kleintje.
Zoo zoo, nu zitten we aan tafel, mama
en Suzanne-... nu huil ik, omdat ze zoo
hard begint te praten, dat ze mij niet kun
nen hooren. Jij, papa, gaat opstaan en ioopt
wegjij, mama gaat huilen, heel lang...
en Suzanne vindt het zoo naar als mama
huilt, waarom huilt mama?
Mama luistert niet meer, gaat weg, met
den zakdoek voor de oogenNu is Su
zanne alleen. Dat moet u niet doen mama.
De daad bij het woord voegend, had zij
de twee groote poppen doen verdwijnen en
hield 't kleintje vast, dat Suzanne verbeeldde.
Pierre was heel bleek geworden. Het too
neel dat zij met haar poppen vertoonde, was
de juiste afspiegeling van hetgeen er zoo
even was voorgevallen. Zij had alles waar
genomen: de woordentwist, 't overhaast v, cg-
loopen van den vader en 't vervolg? Ja. dat
moest ook in waarheid zoo geweest zijn. Dus,
toen hij weg was verdween alle hardheid bij
Marcelle. Ook zij leed. Waarom dan toch,
toonde ze hem dat koud en trotsch gezicht?
Het kindje belastte zich met de verklaring
en ging voort:
Nu is het te iaatnachtmama
komt weer binnen... zij huilt niet meer...
Zij heeft de oogen afgewischt, want papa
mag het niet merkenzij zijn boos op el
kaar, mijn papa en mamaZe geven elkaar,
nooit weer een zoen.
Pierre was geschokt tot in 't diepst van
zijn ziel.
Hoor eens Toto, hoor eens Lily! ver
volgde Suzanne, nu tot de twee groote pop
pen, jullie kibbelt niet meer hoor, Suzanne
wil het niet hebben! Goed zijn, dadelijk.
Pierre ging zachtjes heen, naar de voor
kamer. Daar vond hij Marcelle, op de cana
pé zittend. Zij sprong overeind, snel den zak
doek over de oogen wissend. Het kind had,
niet gelogen!
Marcelle, zei hij vriendelijk, kom eens
mee.
Hij was naderbij gekomen en had zacht
haar hand gevat.
Kom, hernam hij, maar stil geen leven
maken.
Hij geleidde haar tot den drempel van de
huiskamer, daar bleven ze beiden staan-
Suzanne was nog bezig met haar spel.
Zwijgend hoorden de ouders hun eigen
woorden herhalen, begeleid door hun eigen
gebaren, die bet kind had afgekekenk Hun
harten klopten hevig.
Toen het kind ophield, zagen ze elkaar,
ontroerd in de oogen. Hand in hand- ston
den ze daar. Welk een les voor hen, dat
poppenspel van hun dochtertje.
Den vrijen loop latend aan haar tranon,
die ze niet meer wilde verbergen, liet Mar
celle haar hoofd rusten on den schouder van
haar echtgenoot.
Op dit oogenblik hoorende snikken, keelt
Suzanne om. Een seconde was het kind ver
steld, wist ze niet, wat ze doen moest. Toen
ziende dat papa en mama vriendelijk glim
lachten, kwam zij aanloopen, klapte in de
handjes en riep:
O ik ben zoo blij, zoo blij.
En om haar vreugde te verhoogen en om
de belofte, welke zij eikaar zwijgend hadden
gedaan, te bezegelen, omhelsdon Pierre en
Marcelle elkaar ten aanschouwe van hun
kind en ze hernieuwden hun liefde in een
langen kus.
DE FIJNGEVOELIGE.
Vrouw: „Wil je dat ik dezen hoed koop?"-
Man zegt niets. Zij legt haar armen om z'n
hals.
„Voor mijn part", zegt de man.
Vrouw: „Neen mannetje, je moet 't zelf
willen".
„Goed, ik wil 't", zucht de man.
Het vrouwtje klapt in haar handen: „Zié
je nou wel, hoe ik altijd je wensehen ken
en voorkom. Dien hoed heb ik vanmiddag al
gekocht".
HET RAADSEL.
„Hoor eens, een man trouwt de tante van
de stiefzuster vam zijn eerste vrouw. In welke
relatie staat hij dan tot haaT?
De „tantevan de stiefzustervan
z'n eerste vrouwIk weet 't waarlijk niet",
„Dat is toch heel eenvoudig. Hij is haatj
man".