Maandag 21 Mei 1928
Vierde Blad
Pagina 1
VAN DE R. K. STAATSPARTIJ
VERGADERING VAN DEN PARTIJRAAD
BEHANDELING VAN HET KIESREGLEMENT
EN „DE" PRAEADVIEZEN
DE OPENINGSBIJEENKOMST
RONDVRAAG.
TWEEDE DAG
\s *rr °V g(1' dat d<ï wetgever van liet be
drijfsleven moet afblijven, om het in onderdee-
leu te regelen, maar dan zal men tocli een
andere instantie moeten hebben, die de rust in
hiot bedrijfsleven, kan waarborgen.. Tenslotte
beveelt spi liet destijds gegeven advies van
den Hoogen Raad van Arbeid aan.
NEDERLANDSCH TOONEELVERBOND
Klachten over te weinig subsidie
's HERTOGENBOSCH' MANNENKOOR.
(Vervolg).
HET KIESREGLEMENT.
Aanbieding had vervolgens plaats ran de
definitieve redactie van het kiesreglement zoo
als deze door de kiesreglement-commissie is
vastgesteld. Op dit reglement waren eenige
redactiewijzigingen van ondergeschikt belang
voorgesteld, terwijl ook nog amendementen
waren ingediend door de kieskringen Gelder
land en Overijssel.
De voorzitter leest de Ingekomen amende
menten voor, die betrekking hebben op de arti
kelen S, 17 en 18 van het kiesreglement. Zij
betreffen de aanwijzing der candidaten voor de
kwaliteitszegels en de vrije plaatsen.
Door den heer v. d. Steen (Nijmegen) worden
hierop enkele wenschen naar voren gebracht,
ibeoogende redactieverduidelijking in enkele
artikelen.
Aan de commissie wordt voorts opgedragen
de redactie van art. 8 zoodanig te veranderen,
dat geen misverstand kan ontstaan omtrent de
aanwijzing der candidaten voor de kwaliteits
zetels en voor de vrije plaatsen.
Het politiek advies.
Behandeld wordt vervolgens het advies van
de commissie voor het kiesreglement inzake het
plaatsen op het stembiljet van een z.g. stem
hokje „Politiek Advies".
Dit advies luidt als volgt Bij handhaving
van het ééne stembiljet géén hokje in te voeren
om op het advies te kunnen stemmen; bij aan
vaarding van de meervoudige stembiljetten wèl
dit hokje in te voeren, doch daarachter niet te
plaatsen „Politiek Advies", dat aan het oude
centrale landelijke P. A. herinnert, doch de
[Woorden Advies Kringvergadering.
Het P.B. heeft zich met dit advies der Kies
reglement-commissie vereenïgd.
De leiding der vergadering wordt hierna
overgenomen door den Voorzitter van het P.B.
p'hr. Ruys de Beerenbroueli.
In stemming wordt eerst gebracht de al of
niet handhaving van het adviesbokjè.
Met 40 tegen 15 stemmen wordt besloten het
hokje te doen vervallen. Vervolgens besluit de
vergadering om op liet stembiljet door onder
streping de geadviseerde candidaten aan te
Vijzen.
De agenda der avondvergadering is hiermede
afgehandeld. De voorzitter geeft nu gelegenheid
;vopr de rondvraag.
Door den heer Brinkman (Haarlem) wordt
aan het bestuur gevraagd of er geen maatrege
len genomen kunnen worden, opdat in sommige
Katholieke bladen niet op laatdunkende en
schandelijke manier geschreven wordt over man
nen, die de partij steeds hebben gediend. Spr.
wenscht tegen een campagne van afslachting
van een Kamerlid te protesteerèn en hoopt, dat
ook het P.B. zijn stem daartegen zal doen
hoor en.
De voorzitter betreurt het den heer Brink
man geen direct antwoord te kunnen geven op
Zijn vraag of de Katholieke Staatspartij tegen
de gequalificeerde manier van doen niet kan
optreden. Die vraag had daartoe eerder moeten
zijn ingediend. Doch al kan hij dan geen ant
woord geven toch wil spr. wel de verklaring
afleggen er nooit toe mee te zullen werken om
over de pers censuur uit te oefenen.
De vergadering wordt vervolgens geschorst
tot Zaterdagmorgen 10 uur.
In de Kathedrale Kerk werd Zaterdagmorgen
een H. Mis opgedragen voor de Katholieke
Staatspartij, waarhij vele afgevaardigden tegen
woordig waren. Om 10 uur had heropening der
vergadering plaats en werd na een korte inlei
ding het eenig punt de agenda van dezen dag
aan de orde gesteld, n.l. de behandeling van het
vraagstuk: De taak van den wetgever in den
tegenwoordigen tijd ten aanzien van de verhou
ding tusschen werkgever en werknemer in het
bedrijfsleven. Over dit vraagstuk zijn prae-
adviezen uitgebracht door de heeren dr. J. van
Beurden, C. J. Kuiper, prof. mr. dr. Ch. Raay-
makers S.J. en mr. M. P. L. Steenberghe. Deze
prae-adviezen zijn reeds vroeger gepubliceerd.
DE WETGEVER EN DE VERHOUDING
TUSSCHEN WERKGEVER EN
WERKNEMER.
Discussies.
Do heer Andriessen (Den Haag, R.K. "Werk.
Jiedenverbond) noemt het van groote beteeke-
nis, dat het bestuur der Kath. Staatspartij
dit onderwerp aan de orde heeft gesteld. Die
duidt er op, zegt spreker, dat het bestuur da
problemen van den tijd niet wil ontgaan, maar
aanstuurt op de oplossing daarvan.
De vraag rijst nu of wanneer een partij
als de onze afzijdig zou blijven de groote vraag
stukken aan te roeren, of wij dan niet Oosten,
rijksehe en Belgische toestanden zouden be
leven. Toch ontbreekt in ons land nog veel
aan do verhoudingen. De arbeid heeft wel een
bepaalde positio veroverd, maar nog niet de
plaats gekregen, waarop liij moet staan.
Het systeem van mr. Steenberghe moet naar
jspreker's meening uiteindelijk toch leiden tot
piachtsformatie. Op een gegeven moment zal de
jbom harsten en dat zal van grooten Invloed
zijn op de verhouding. Door de publiekrechte
lijke bedrijfsorganisatie daarentegen wordt geen
afbrei '- aan den eigendom gedaan. Met prof.
Raaymakers is spreker van oordeel, dat er niets
onredelijks in is gelegen, dat aan de arbei
ders een deel van het medezeggenschap in het
bedrijf wordt -gegeven.
De heer A. v. d. Meys (Utrecht, R.K. Verk-
Jiedenverbond) zal zich bepalen tot het prae-
Jidvioz van mr. Steenbefihê en maakte de op
merking, dat deze prae-adviseur zoo groote
vrees schijnt te koesteren voor bedrijfsorgani
satie, dat hij daarbij allelei spookbeelden op
roept.
Spr. ziet hierin een groote zwakheid. De be
zwaren, door mr. Steenberghe tegen het oe-
drijfsrad-ensteLsel aangevoerd, acht spreker van
grond ontbloot.
Ook d-e polemische toon, waarin dit prae-
advies is geschreven, toevalt spreker slechte
matig.
De conclusie waartoe mr. Steenberghe komt,
acht spreker niet geëigend om den toestand op
te lossen.
De heer P. J. M. Verschure, Amsterdam,, ad-
vi-seerend lid der R. K. Werkgevers-vereenl-
ging, vraagt waardeering voor de goede ge
dachte, waarbij de R. K. S. P. in deze verga
dering gelegenheid geeft zich te uiten over net
voor en tegen van maatregelen, om te komen,
tot het verkrijgen van vrede in de bedrijven.
Voor spr. rijst de vraag, of het in 1928 nood
zakelijk is, dat op een streng doorgevoerde
wijze moet worden Ingegrepen, in de verhou
dingen zooals die er zijn, wat betreft de loons
voorwaarden en de wijze, waarop deze tot stand
kwamen.
In verband daarmede behandelt spreker de
vragen: Zijn de verhoudingen op heden van
dien aard, dat het gewettigd is, van een toe
stand van een gewa-penden vrede te spreken?
Is het juist, dat de tegenwoordige toestand
spot met de meest elementaire eischen eener
christelijke opvatting van de economische sa
menleving der menschen
Is het juist, dat men moet spreken van het
faillissement van de tegenwoordige methode
van het vaststellen der arbeidsvoorwaarden?
Besluitend zegt spreker, dat iiit de genoem
de feiten geconcludeerd mag worden, dat het
overleg tu-ssohen werkgevers en werknemers
over de arbeidsvoorwaarden en de loonen
regelmatig plaats vindt en dat thans nog
groote groepen van werkgevers- en -nemers
niet tot overeenstemming kunnen komen en
gereed staan of althans er op het eerste
oogenhiik toe komen om een conflict te gaan
uitvechten met de harde vuist, maar dat in
tegendeel een collectieve arbeidsovereenkomst
in al deze gevallen leidt, tot behoorlijke sta
bilisatie in het bedrijfsleven.
Laat de Kath. Staatspartij daarom rustig
doorgaan met hetzelfde artikel in haar pro
gram, dat in het tegenwoordige tijdperk vol
doening heeft gegeven en niet verder in het
volgende tijdperk gaan.
Mr. Kortenhorst ('s-Gravenhage), secretaris
der R. K. Werkgeversv-ereenigi-ng wil een
enkel woord zeiggen over het prae-advies van
Prof. Raay-makers. De rechtsgrond van het
ingrijpen der overheid zou volgens Prof. Raay
makers hierin gezocht moeten worden, dat de
sociale vrede niet gewaarborgd is door het
huidige systeem.
De stakingen en uitsluitingen, waaTvan Prof.
Raaymakers een droevig beeld ophangt, noemt
spr. niet zoo verschrikkelijk. Wanneer men
de statistiek daarvan vergelijkt met die der
werkloosheidsd-agen. Naar sprekers beschou
wing is dit niet meer dan drie arbeiders per
duizend. In de jaren '26 en '27 zijn niet meer
dan 6 a 700 arbeiders door staking onttrok
ken aan de productie. Van een atonormalen
omvang der staking-en is naar sprekers mee
ning in de laatste jaren dan ook geen sprake.
Ook ten aanzien der C. A. O. is de toestand
niet zoo ongunstig als in het prae-advies van
prof. Raaymakers wordt voorgesteld.
Het aantal arbeiders vallende onder de coll.
arbeidsovereenkomsten is nog altijd veel groo-
ter -dan het -aantal van hen, die in de vakbe
weging zijn vereenigd. De vakbeweging be-
teekent in ons land minder dan de C. A. O.
Mr. B. v. Spaendonck (Secr. der Tilburgsche
Fabrikantenver.) heeft zich eveneens gericht
op het prae-advies van prof. Raaymakers.
Dit praeadvies heeft spreker teleurgesteld,
wijl hij er geen antwoord in heeft gevonden op
de vragen: Zijn de huidige toestanden van dien
aard, dat de vooi'gestelde maatregelen moeten
worden genomen?
Zullen die maatregelen tot het gewensclite
doel leiden?
Spreker kan de meening van den prae-advi
seur niet deelen, dat, in het huidige bedrijfs-
stelsel het vuistrecht beslist.
De heer A. J. Loerakker (R. K. Werklieden-
bond) wenscht hier uitdrukkelijk vast
te leggen, dat hetgeen door mr. Steenberghe
in het praeadvies wordt voorgesteld niet zijn
meening is. Zijns inziens moet het bedrijfsleven
niet worden overgelaten aan het spel der vrije
krachten, al heeft hij zich dan ook een voor
stander der coll. contracten verklaard. In den
landbouw, vervolgt spreker, is ook nog vegl
goed te maken, maar met de voorstelling, die
mr. Kortenhorst heeft gegeven, dat slechts 2
pet. der landarbeiders voor collectieve contrac
ten is gevonden, is spreker het niet eens. Spr.
De lieer Spit ('s-Gravenhage, vorzitter R K
Wei'kliedenbond) vraagt of onze staatspartij er
naar moet streven, dat, doelbewust, van boven
af georganiseerde bedrijfgverhoudingen wor
den opgelegd.
De heer Hendrikx, Haarlem, zet 0p,
dat de arbeider zelf heeft te bepalen, onder
welke voorwaarden hij wenscht te werken, ter
wijl de wetgever te bepalen heeft aan welke
voorwaarden moet worden voldaan, om het
bedrijf in stand te houden.
De heer mr. H. W. E. Brandsma, Zwolle, Is
van oordeel, dat door dr. van Beurden, die het
bedrijf een zedelijke eenlieid ziet, de grond
slag niet goed gelegd is.
De heer Kuiper steunt zijn prae-advies op een
volwaardige positie van den arbeider, hetgeen
door spreker wordt betwist. Prof. Raaymakers,
die bij ziju prae-advies uitgaat van de tran-
quillitas ordinata roert daarbij niet het begin
sel van het staatsrecht aan, zoodat naar spre
kers inzicht, ten aanzien van de rechtvaardig
heid nog een aanvullende taak door anderen
moet worden verricht. Aan mr. Steenberghe
wenscht spr. de vraag te stellen, welke de ge
volgen zullen zijn van het door hem voor
gestane systeem.
De heer M. L. A. Klein (Haarlem) zag gaarne,
dat hetgeen de vier prae-adviseurs hebben voor
gesteld, tezamen tot één conclusie zal worden
vereenigd. Spr. hoopt, dat het nu niet zal
blijven bij theoretiseeren, doch dat het in de
practijk zal worden omgezet.
Den heer mr. v. Hellenberg Hu,bar (Rijswijk)
is hét opgevallen, dat de adviezen van de
debaters niet met elkaar overeenstemmen. Men
heeft zich niet gehouden aan de gestelde taak
en uit het oog verloren, wat in de toekomst
praetisch mogelijk is. Bij het advies van den
Hoogen Raad van Arbeid kunnen al de prae-
adviseurs zich neerleggen, zoodat hier een basis
voor een overeenkomst is gevonden.
Hierna wordt gepauzeerd.
De praeadviseurs aan het woord.
Na de heropening der vergadering is het
woord aan de praeadviseurs.
Dr. van Beurden acht het moeilijk te
debatteeren over de appreciatie van de ver
houdingen in het bedrijfsleven. Het aantal
stakingen en uitsluitingen is beduidend hoog
en het zou nog hooger zijn geweest, als ^r niet
bij een der partijen onmacht in het spel ware
geweest.
Spr. handhaaft zijn stelling, dat het bedrijf
een zedelijke eenheid moet worden genoemd.
Die eenheid blijkt uit de natuur van het be
drijf en demonstreert zich ook heden ten dage
in verschijnselen als de C. A. O. en de ver
bindendverklaring.
De heer Kuiper zegt, dat men dichter bij
elkaar staat, dan soms zou worden gemeend.
We moeten ons afvragen: als de verhoudin
gen in het bedrijfsleven blijven als ze zijn en
zich zelfs toescherpen door wederzijdsche
machtsvorming, waar .gaan we dan naar toe?
In de laatste jaren zijn vele conflicten uit
gesloten door de onmacht der vakorganisaties
van arbeiders, de enorme werkloosheid enz.
We hebben bij den huidigen machtsstrijd niet
alleen te doen met een Katholieken geest bij
de betrokkenen maar met 'n overheerschenden
liberalen geest bij de werkgevers en een dito
socialistischen geest bij de arbeiders.
De wetgever moet partijen dringen tot we
derzijdsche waardeering en vreedzame bestre-
ving'van het recht.
Mén bedenke toch, dat niemand er aan denkt,
a.s. Maandag een bindende publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie in té voeren. Langzamer
hand moet dit groeien en moet de bodem wor
den bereid voor het solidarisme. Spr. beveelt
nogmaals het advies Van den Hoogen Raad van
Arbeid aan.
Prof. D r. Ch. Raaymakers S. J., de
derde praeadviseür, zal het kort maken, wijl
het geen nut heeft op de te berde gebrachte
detailkwesties in te gaan.
Onder de lamp van de studeerkamer overziet
men weliswaar niet het praetisch leven, doch
men heeft toch dok zijn dagbladen en tijd
schriften en men komt er toch ook wel eens
uit.
Wat spr. niet gehoord heeft is een ingaan
op de groote beginselen die hij in zijn prae
advies naar voren heeft gebracht (zeer juist)
Wel een enkelen keer spreekt inleider met ar
beidersleiders en dan ervaart hij dat er nog
veel onrust heeeecht-fEr is werkelijk niet veel
noodig om tot een uitbarsting te komen. Dat
men dan eerst wil gaan praten over bedrijfs
organisatie heeft spr. „van flen kant der werk
gevers wel een weinig teleur gesteld. Het fiasco
van de Kamers van Arbeid erkent spr., doch
hij is het daarom nog niet eens met degenen
die zeggen, dat men aan de bedrijfsraden al
leen adviseerende bevoegdheid moet geven.
Doet men dit dan zal het gaan evenals met de
Raden van Arbeid.
Omtrent de collectieve arbeidsovereenkom
sten zegt spr, dat deze geen oplossing brengen,
omdat daarvoor nog steeds de gedachte aan
machtsontwikkeling door het yormen van
strijdkassen blijft voortleven.
Het heeft spr. verbaasd, dat hetgeen door
hem als een stelsel is geformuleerd, door dr.
Kortenliorst als een socialistisch stelsel wordt
beschouwd. Het doel der productie is toch
steeds te voorzien in de behoeften der men
schen. Daarmede komt in de huidige maat
schappij het individueele winststreven dikwijls
in conflict. Spr. is zich dan ook niet bewust een
gewaagde stelling te hebben verkondigd te
meer niet waar hij daarbij de beste Katholieke
sociologen op zijn zijde heeft. De critiek van
dr. Kortenhorst kan spr. daarom langs zich
heen laten gaan en eveneens de verbazing van
mr. Van Spaendonck, die wederkeerig is.
Ter adstrueering van zijn praeadvies beroept
spr. zich ten slotte op een autoriteit aan wiens
oordeel hij groote waarde hecht en die nie
mand minder blijkt te zijn dan dr. Korten
horst in het tijdschrift „Sociale voorzorg."
De vierde praeadviseür Mr. van Steen
berghe, zal enkele voorname punten in de
critiek behandelen. Het heeft spr. onaangenaam
getroffen dat de scheidingslijn tusschen spr.
en de drie andere praeadviseurs ook getrokken
is ten aanzien van het standpunt dat hij in
neemt ten opzichte van het bereiken van den
socialen vrede. Spr. kan verklaren, dat ook
door de werkgevers ieder middel zal worden
aangegrepen om den socialen vrede te verzeke
ren. Wat de opmerkingen van den heer v. d.
Meys aangaat merkt spr. op, dat hij nergens
de wenschelijkheid ontkent van medezeggen
schap der arbeiders inzake arbeidsvoorwaar
den, doch alleen in de leiding van het bedrijf.
Verder heeft het spr. getroffen dat men het
doet voorkomen alsof hij alles wil ophangen
aan de collectieve arbeidscontracten. Spr. ver
wijst hiervoor naar zijn derde stelling, waarin
veel wordt overgelaten aan de belanghebbenden
zelf.
Hoe spr. denkt over den Hoogen Raad van
Arbeid heeft hij in ziju praeadvies duidelijk
aangegeven. Voor hem gaat het alleen om de
verordenende bevoegdheid. Wanneer men die
aan colleges gaat overdragen dan schept men
absoluut het gevaar van het verdwijnen der
industrie. Zoodra men voor de bedrijven belas
ting kan heffen zooals men dat nu voor de
instandhouding der gemeenten kan doen, kan
spr. zich verklaren voor publiekrechtelijke be
drijfsorganisatie.
Ten slotte maakt spr, nog duidelijk dat de
bezwaren, die hij tegen bedrijfsorganisatie
heeft, niet gelden voor de bindend verklaring
der collectieve Arbeids Overeenkomsten, die
toch ook een soort publiekrechtelijke regeling
zijn.
Dupliek.
In tweede instantie wordt hierop het woord
DE BERlhJNSCHE ELECTRISCHE STADS-TRAM. Langzajnerhaqid zijn alle Stoomtrams
door c-lectrische vervangen. Een nieuw apparaat, dat zeer dienstig is voor de veiligheid,
lieeft men bij die nieuwe trams aangebracht Als een halte-signaal achteloos gepasseerd,
wordt, wordt een op de foto zichtbare luditdrukrem automatisch in werking gesteld#
zoodat de tram onmiddellijk tot stilstand komt. Botsingen worden op deze wijze
voorkomen.
verleend aan dr. Kortenhorst: De aan
lokkelijkheid om hier nog eens te spreken is
voor spr. niet groot na als een listig advocaat
te zijn voorgesteld. Toch moet hij verklaren, dat
men er met exclamaties en het opwekken van
sentiment niet komt. Allen willen den socialen
vrede, doch waar hier de verhoudingen moeten
bezien worden in verband met de politiek, daar
had men een antwoord mogen verwachten op
de vraag, hoe kunnen wij de politiek te hulp
roepen om den socialen vrede te waarborgen?
Een antwoord op die vraag heeft spr. niet ver
nomen.
Daarna repliceerde prof. Raaymakers die
zegt dat de vragen die hem worden gesteld
ook te stellen zijn aan de' voorstanders der col
lectieve arbeidscontracten.
De voorzitter Mgr. Nolens kan niet op zijn
beurt de praeadviseurs gaan bespreken. Men
heeft te onderscheiden beweringen en conclu
sies. Met vele der bewéringen kan spr. het niet
eens zijn. Hij gaat er daarom niet op in.
Deze bespreking heeft geleerd, dat het iets-
verlokkends heeft mooie formules op te bou
wen en er propagandamee te maken. Maar
ideale formules zijn altijd moeilijk overeen te
brengen met hetgeen de toestand oogenblik-
kelijk vordert.
-Uit al hetgeen spreker hier heeft gehoord,
zal hij geen bepaalde conclusie trekken, wijl
dit zeer moeilijk zou zijn. Alleen wenscht hij
eenige opmerkingen te maken, waartoe hij de
arbeidsverhoudingen eertijds en thans nagaat.
Op den huidigen dag ziet men in alle landen
een streven om te komeii tót den bedrijfsvrede,
tusschèn de beide groepen van werkgevers en1
werknemers.
Nu is het de vraag zegt spr.: Wat moet er.
thans gebeuren? Er móet een streven bestaan
naar meer vastheid bij de onderneming en het
bedrijf; naar meer deelnemers in het bedrijf
en ten slotte naar meer invloed uitoefenen op
het bedrijf.
Het wil spr. dan ook voorkomen dat de basis
voor dat alles moet zijn de onderlinge samen
werking en de neiging om mee te werken tot
het bereiken der oplossing. Doet men dat niet
dan zal altijd een derde beslissen.
Besluitend zegt spr. dat rekening gehouden
zal moeten worden met het advies van den
Hoogen Raad van Arbeid, dat wij in geen ge
val mogen terug krabbelen en te overwegen
hebben of wijziging van het program 1924
noodig is om de ontwikkeling der beweging
te leiden.
Met den Christelijken groet sluit de voor
zitter hierop de vergadering.
In „Artis" te Amsterdam had Vrijdag plaats
de algemeene vergadering van het Neder-
landsch Tooneelverbond, onder voorzitter
schap van professor P. H. van Moerkerken,
die een openingsrede hield, waarin hij den
al-gemeenen secretaris den heer H. de Goede,
die wegens andere drukke werkzaamheden zijn
taak aan een opvolger moet overlaten, dankte
voot hetgeen hij voor -helt belang van het
Tooneelverbond en van het tooneel heeft ge
daan.
Vervolgens besprak bij de taak van de
Tooneelschool. Hij wees er op dat de Tooneel-
school een belangrijken invloed heeft gehad
op de ontwikkeling onzer acteuTS en actrices,
hoezeer dan ook later de leiding en het voor
beeld van eenige sterke persoonlijkheden onder
de directeurs van eenige gezelschappen deze
entwikkeling verder heeft gevoerd of in
andere banen geleid. Was het daarom, en is
het daarom nóg wenschelijk, vroeg spr., dat
het onderwijs altijd op den zelfden voet door
gaat? Niemand zal deze vraag bevestigend be
antwoorden. Wij weten allen, dat vernieuwing
steeds noodig is, dat elke sleur ten slotte
doodemd zou werken. In verband hiermede
stond spr. uitvoerig stil bij de opvattingen, rlie
Jacques C-opeau heeft weerlegd in zijn geschrift
"I'Ecole du Vieux Colombie", waarin hij sterk
den nadruk er op legt, dat kunst en ambacht
(of vak) geen 'twee gescheiden dingen zijn,
en dat verbeeldingskracht en genialiteit niet
kunnen leven zonder kennis en methode. Maar
zelfs dan nog zal men geen duuTzaam werk
kunnen doen, als men niet er op bedacht is,
deze kennis en deze methode door onderwijs
te laten voortleven in anderen.
Prof. Moerkerken eindigde met deu wenscli
uit te spreken, dat de Amsterdamsche
Tooneelsohool moge groeien en bloeien als
middel om aan de tooneelkunst een sterker
grondslag te geven.
In behandeling kwamen hierna de jaar
verslagen.
In het jaarverslag van den algemeencn
secretaris, den heer H. de Goede, wordt het
overlijden herdacht van mevrouw Willielmine
van der Horst—van der Lugt Mëlsert en van
Jean Louis Pisuisse. Voorts wordt herinnerd
aan het 40-jarig jubileum van Adriaan van
der Horst; aan het optreden van Noord- en
Zuid Nederlanders te Parijs tijdens het festival
in 1927, aan het optreden van Louis de Vries
en zijn gezelschap in de Comédie des Champs
Elysées te Parijs tijdens het festival in 1927
en aan zijn successen in Denemarken en ten
slotte aan den arbeid van het Vlaamsche Volks-
tooneel te Parijs onder leiding van Johan de
Meester.
Het Verbond heeft thans 12 a£dee.lingeu met
totaal 1379 leden. Versterking van het ledental
ls nog altijd dringend noodig en wel In de
eerste plaats voor de Tooneelschool, die nog
altijd met financieele moeilijkheden te kampen
heeft.
De jaarverslagen van de secretarissen der af-
deelingen (Amsterdam, Rotterdam, Haarlem,
's Gravenhage, Zutpheu, Leiden, Zwolle, Arn
hem, Utrecht, Amersfoort, en Nijmegen) ver
hielden over het algemeen weinig belangrijks-
Voorts kwam ter sprake dat de Kunstkrin
gen meer tooneelavonden organiseeren dan
het Verbond; gewenscht is het, meer contact
te zoeken met de Kunstkringen en Volksuni
versiteiten in verschillende steden.
Aan de orde was vervolgens de begrooting
en rekening en verantwoording.
Prof. Scholten betoogde dat goede tooneel-
toestanden worden gebaat, Indien de tooneel
school slechts weinig leerlingen telt, wat me
vrouw van Itallie deed opmerken, dat dit alleen
waar zou zijn ais alleen leerlingen van de Too
neelschool bij de gezelschappen zouden worden
aangenomen.
Mr. J, de Vrieze liet een krachtig woord
van protest hooren, dat de Staat der Neder
landen geen voldoenden steun geeft aan do
eenige school, waar het mogelijk is, tooneel-
ouderwijs te ontvangen. Een subsidie van 3000
is belachelijk.
Als leden van het Hoofdbestuur werden ver-
volgens gekozen het aftredend lid, mr. B. I. D.
Zubli te 's Gravenhage, W. Onnes te De Punt
(bij Groningen) en mr. J. de Vrieze te Amster
dam. Voort Rotterdam blijft de vacature voor-
loopig open.
Van de drie leden der Commissie van Be
heer en Toezicht waren periodiek aftredende
de heeren mr. J. van Schevichaven (die zich
niet herkiesbaar stelt) en Herman Kloppers,
terwijl voorts de heer Jhr. A. W. G. van Riems
dijk besloten had de commissie te verlaten.
Het Hoofdbestuur stelde voor alleen den
heer Herman Kloppers te herbenoemen en ln
de beide andere vacatures niet te voorzien,
zulks om tot een kleinere commissie te komen.
Uit de vergadering kwamen verscheidene
sympathiebetuigingen aan het adres van de
heeren Van Schevichaven en Van Riemsdijk,
hetgeen prof. Scholten aanleiding gaf om op te
merken dat van de commissie geen aandrang
was uitgegaan om het lodental te verminderen;
alleen omdat het Hoofdbestuur dit wilde, had
de commissie gemeend, aan den wenscli van
dit bestuur geen moeilijkheden in den weg
te moeten leggen.
Bij de discussies bleek dat behalve de af-
deeling den Haag alle afdeelingen voor inkrim
ping van bet aantal leden van negen op zeven
waren. Bij acclamatie werd tenslotte de heer
Herman Kloppers herkozen verklaard.
In behandeling kwam vervolgens het voor
stel tot het opnieuw benoemen van een propa-
gandacommissie ingevolge art. 24 der statuten.
Deze commissie zal o.a. 't recht krijgen, personen,
of lichamen te benoemen tot lid van het
„Fonds voor de Tooneelschool".
Tot leden dezer commissie benoemde de ver
gadering mr. J. de Vrieze te Amsterdam, D. G,
A. van den Berg te Amsterdam, mevrouw W.
van Itallie-van Embden te Leiden, C. C. M,
van Hees te Haarlem en H. Evers te Rotter
dam.
De aanwezigen vereenigden zich vervolgens
aan een noenmaal, dat was aangeboden door
de afdeeling Amsterdam, Het laatste punt der
agenda, de rondvraag, kwam aan het desseTt
ter sprake. Het voornaamste daarvan was da
vraag van den kant van het Hoofdbestuur
om aan de gemeentebesturen van Rotterdam
en Den Haag te verzoeken bet Verbond een
subsidie te willen verstrekken.
Te drie uur woonde bet gezelschap een voor
stelling bij, in den Hollandschen Schouwburg
gegeven door de leerlingen van de Tooneel
school. Daarna had een gemeenschappelijke
maaltijd plaats.
Een huldiging hij het zilveren feest
Er heeft zich te 's Hertogenboseh een comité
gevormd, bestaande uit afgevaardigden der,
meest vooraanstaande vereeniglngen op ver
schillend gebied uit Den Bosch en omstreken,
teneinde de Kon. VeTeeniging 's Hertogen*
bosclis' Mannenkoor te huldigen ter gelegen^
lieid van haar 25-jarig bestaan op 1 Juli a.s.