Maandag 21 Mei 1928 Vierde Blad Pagina 1 VAN DE R. K. STAATSPARTIJ VERGADERING VAN DEN PARTIJRAAD BEHANDELING VAN HET KIESREGLEMENT EN „DE" PRAEADVIEZEN DE OPENINGSBIJEENKOMST RONDVRAAG. TWEEDE DAG \s *rr °V g(1' dat d<ï wetgever van liet be drijfsleven moet afblijven, om het in onderdee- leu te regelen, maar dan zal men tocli een andere instantie moeten hebben, die de rust in hiot bedrijfsleven, kan waarborgen.. Tenslotte beveelt spi liet destijds gegeven advies van den Hoogen Raad van Arbeid aan. NEDERLANDSCH TOONEELVERBOND Klachten over te weinig subsidie 's HERTOGENBOSCH' MANNENKOOR. (Vervolg). HET KIESREGLEMENT. Aanbieding had vervolgens plaats ran de definitieve redactie van het kiesreglement zoo als deze door de kiesreglement-commissie is vastgesteld. Op dit reglement waren eenige redactiewijzigingen van ondergeschikt belang voorgesteld, terwijl ook nog amendementen waren ingediend door de kieskringen Gelder land en Overijssel. De voorzitter leest de Ingekomen amende menten voor, die betrekking hebben op de arti kelen S, 17 en 18 van het kiesreglement. Zij betreffen de aanwijzing der candidaten voor de kwaliteitszegels en de vrije plaatsen. Door den heer v. d. Steen (Nijmegen) worden hierop enkele wenschen naar voren gebracht, ibeoogende redactieverduidelijking in enkele artikelen. Aan de commissie wordt voorts opgedragen de redactie van art. 8 zoodanig te veranderen, dat geen misverstand kan ontstaan omtrent de aanwijzing der candidaten voor de kwaliteits zetels en voor de vrije plaatsen. Het politiek advies. Behandeld wordt vervolgens het advies van de commissie voor het kiesreglement inzake het plaatsen op het stembiljet van een z.g. stem hokje „Politiek Advies". Dit advies luidt als volgt Bij handhaving van het ééne stembiljet géén hokje in te voeren om op het advies te kunnen stemmen; bij aan vaarding van de meervoudige stembiljetten wèl dit hokje in te voeren, doch daarachter niet te plaatsen „Politiek Advies", dat aan het oude centrale landelijke P. A. herinnert, doch de [Woorden Advies Kringvergadering. Het P.B. heeft zich met dit advies der Kies reglement-commissie vereenïgd. De leiding der vergadering wordt hierna overgenomen door den Voorzitter van het P.B. p'hr. Ruys de Beerenbroueli. In stemming wordt eerst gebracht de al of niet handhaving van het adviesbokjè. Met 40 tegen 15 stemmen wordt besloten het hokje te doen vervallen. Vervolgens besluit de vergadering om op liet stembiljet door onder streping de geadviseerde candidaten aan te Vijzen. De agenda der avondvergadering is hiermede afgehandeld. De voorzitter geeft nu gelegenheid ;vopr de rondvraag. Door den heer Brinkman (Haarlem) wordt aan het bestuur gevraagd of er geen maatrege len genomen kunnen worden, opdat in sommige Katholieke bladen niet op laatdunkende en schandelijke manier geschreven wordt over man nen, die de partij steeds hebben gediend. Spr. wenscht tegen een campagne van afslachting van een Kamerlid te protesteerèn en hoopt, dat ook het P.B. zijn stem daartegen zal doen hoor en. De voorzitter betreurt het den heer Brink man geen direct antwoord te kunnen geven op Zijn vraag of de Katholieke Staatspartij tegen de gequalificeerde manier van doen niet kan optreden. Die vraag had daartoe eerder moeten zijn ingediend. Doch al kan hij dan geen ant woord geven toch wil spr. wel de verklaring afleggen er nooit toe mee te zullen werken om over de pers censuur uit te oefenen. De vergadering wordt vervolgens geschorst tot Zaterdagmorgen 10 uur. In de Kathedrale Kerk werd Zaterdagmorgen een H. Mis opgedragen voor de Katholieke Staatspartij, waarhij vele afgevaardigden tegen woordig waren. Om 10 uur had heropening der vergadering plaats en werd na een korte inlei ding het eenig punt de agenda van dezen dag aan de orde gesteld, n.l. de behandeling van het vraagstuk: De taak van den wetgever in den tegenwoordigen tijd ten aanzien van de verhou ding tusschen werkgever en werknemer in het bedrijfsleven. Over dit vraagstuk zijn prae- adviezen uitgebracht door de heeren dr. J. van Beurden, C. J. Kuiper, prof. mr. dr. Ch. Raay- makers S.J. en mr. M. P. L. Steenberghe. Deze prae-adviezen zijn reeds vroeger gepubliceerd. DE WETGEVER EN DE VERHOUDING TUSSCHEN WERKGEVER EN WERKNEMER. Discussies. Do heer Andriessen (Den Haag, R.K. "Werk. Jiedenverbond) noemt het van groote beteeke- nis, dat het bestuur der Kath. Staatspartij dit onderwerp aan de orde heeft gesteld. Die duidt er op, zegt spreker, dat het bestuur da problemen van den tijd niet wil ontgaan, maar aanstuurt op de oplossing daarvan. De vraag rijst nu of wanneer een partij als de onze afzijdig zou blijven de groote vraag stukken aan te roeren, of wij dan niet Oosten, rijksehe en Belgische toestanden zouden be leven. Toch ontbreekt in ons land nog veel aan do verhoudingen. De arbeid heeft wel een bepaalde positio veroverd, maar nog niet de plaats gekregen, waarop liij moet staan. Het systeem van mr. Steenberghe moet naar jspreker's meening uiteindelijk toch leiden tot piachtsformatie. Op een gegeven moment zal de jbom harsten en dat zal van grooten Invloed zijn op de verhouding. Door de publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie daarentegen wordt geen afbrei '- aan den eigendom gedaan. Met prof. Raaymakers is spreker van oordeel, dat er niets onredelijks in is gelegen, dat aan de arbei ders een deel van het medezeggenschap in het bedrijf wordt -gegeven. De heer A. v. d. Meys (Utrecht, R.K. Verk- Jiedenverbond) zal zich bepalen tot het prae- Jidvioz van mr. Steenbefihê en maakte de op merking, dat deze prae-adviseur zoo groote vrees schijnt te koesteren voor bedrijfsorgani satie, dat hij daarbij allelei spookbeelden op roept. Spr. ziet hierin een groote zwakheid. De be zwaren, door mr. Steenberghe tegen het oe- drijfsrad-ensteLsel aangevoerd, acht spreker van grond ontbloot. Ook d-e polemische toon, waarin dit prae- advies is geschreven, toevalt spreker slechte matig. De conclusie waartoe mr. Steenberghe komt, acht spreker niet geëigend om den toestand op te lossen. De heer P. J. M. Verschure, Amsterdam,, ad- vi-seerend lid der R. K. Werkgevers-vereenl- ging, vraagt waardeering voor de goede ge dachte, waarbij de R. K. S. P. in deze verga dering gelegenheid geeft zich te uiten over net voor en tegen van maatregelen, om te komen, tot het verkrijgen van vrede in de bedrijven. Voor spr. rijst de vraag, of het in 1928 nood zakelijk is, dat op een streng doorgevoerde wijze moet worden Ingegrepen, in de verhou dingen zooals die er zijn, wat betreft de loons voorwaarden en de wijze, waarop deze tot stand kwamen. In verband daarmede behandelt spreker de vragen: Zijn de verhoudingen op heden van dien aard, dat het gewettigd is, van een toe stand van een gewa-penden vrede te spreken? Is het juist, dat de tegenwoordige toestand spot met de meest elementaire eischen eener christelijke opvatting van de economische sa menleving der menschen Is het juist, dat men moet spreken van het faillissement van de tegenwoordige methode van het vaststellen der arbeidsvoorwaarden? Besluitend zegt spreker, dat iiit de genoem de feiten geconcludeerd mag worden, dat het overleg tu-ssohen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden en de loonen regelmatig plaats vindt en dat thans nog groote groepen van werkgevers- en -nemers niet tot overeenstemming kunnen komen en gereed staan of althans er op het eerste oogenhiik toe komen om een conflict te gaan uitvechten met de harde vuist, maar dat in tegendeel een collectieve arbeidsovereenkomst in al deze gevallen leidt, tot behoorlijke sta bilisatie in het bedrijfsleven. Laat de Kath. Staatspartij daarom rustig doorgaan met hetzelfde artikel in haar pro gram, dat in het tegenwoordige tijdperk vol doening heeft gegeven en niet verder in het volgende tijdperk gaan. Mr. Kortenhorst ('s-Gravenhage), secretaris der R. K. Werkgeversv-ereenigi-ng wil een enkel woord zeiggen over het prae-advies van Prof. Raay-makers. De rechtsgrond van het ingrijpen der overheid zou volgens Prof. Raay makers hierin gezocht moeten worden, dat de sociale vrede niet gewaarborgd is door het huidige systeem. De stakingen en uitsluitingen, waaTvan Prof. Raaymakers een droevig beeld ophangt, noemt spr. niet zoo verschrikkelijk. Wanneer men de statistiek daarvan vergelijkt met die der werkloosheidsd-agen. Naar sprekers beschou wing is dit niet meer dan drie arbeiders per duizend. In de jaren '26 en '27 zijn niet meer dan 6 a 700 arbeiders door staking onttrok ken aan de productie. Van een atonormalen omvang der staking-en is naar sprekers mee ning in de laatste jaren dan ook geen sprake. Ook ten aanzien der C. A. O. is de toestand niet zoo ongunstig als in het prae-advies van prof. Raaymakers wordt voorgesteld. Het aantal arbeiders vallende onder de coll. arbeidsovereenkomsten is nog altijd veel groo- ter -dan het -aantal van hen, die in de vakbe weging zijn vereenigd. De vakbeweging be- teekent in ons land minder dan de C. A. O. Mr. B. v. Spaendonck (Secr. der Tilburgsche Fabrikantenver.) heeft zich eveneens gericht op het prae-advies van prof. Raaymakers. Dit praeadvies heeft spreker teleurgesteld, wijl hij er geen antwoord in heeft gevonden op de vragen: Zijn de huidige toestanden van dien aard, dat de vooi'gestelde maatregelen moeten worden genomen? Zullen die maatregelen tot het gewensclite doel leiden? Spreker kan de meening van den prae-advi seur niet deelen, dat, in het huidige bedrijfs- stelsel het vuistrecht beslist. De heer A. J. Loerakker (R. K. Werklieden- bond) wenscht hier uitdrukkelijk vast te leggen, dat hetgeen door mr. Steenberghe in het praeadvies wordt voorgesteld niet zijn meening is. Zijns inziens moet het bedrijfsleven niet worden overgelaten aan het spel der vrije krachten, al heeft hij zich dan ook een voor stander der coll. contracten verklaard. In den landbouw, vervolgt spreker, is ook nog vegl goed te maken, maar met de voorstelling, die mr. Kortenhorst heeft gegeven, dat slechts 2 pet. der landarbeiders voor collectieve contrac ten is gevonden, is spreker het niet eens. Spr. De lieer Spit ('s-Gravenhage, vorzitter R K Wei'kliedenbond) vraagt of onze staatspartij er naar moet streven, dat, doelbewust, van boven af georganiseerde bedrijfgverhoudingen wor den opgelegd. De heer Hendrikx, Haarlem, zet 0p, dat de arbeider zelf heeft te bepalen, onder welke voorwaarden hij wenscht te werken, ter wijl de wetgever te bepalen heeft aan welke voorwaarden moet worden voldaan, om het bedrijf in stand te houden. De heer mr. H. W. E. Brandsma, Zwolle, Is van oordeel, dat door dr. van Beurden, die het bedrijf een zedelijke eenlieid ziet, de grond slag niet goed gelegd is. De heer Kuiper steunt zijn prae-advies op een volwaardige positie van den arbeider, hetgeen door spreker wordt betwist. Prof. Raaymakers, die bij ziju prae-advies uitgaat van de tran- quillitas ordinata roert daarbij niet het begin sel van het staatsrecht aan, zoodat naar spre kers inzicht, ten aanzien van de rechtvaardig heid nog een aanvullende taak door anderen moet worden verricht. Aan mr. Steenberghe wenscht spr. de vraag te stellen, welke de ge volgen zullen zijn van het door hem voor gestane systeem. De heer M. L. A. Klein (Haarlem) zag gaarne, dat hetgeen de vier prae-adviseurs hebben voor gesteld, tezamen tot één conclusie zal worden vereenigd. Spr. hoopt, dat het nu niet zal blijven bij theoretiseeren, doch dat het in de practijk zal worden omgezet. Den heer mr. v. Hellenberg Hu,bar (Rijswijk) is hét opgevallen, dat de adviezen van de debaters niet met elkaar overeenstemmen. Men heeft zich niet gehouden aan de gestelde taak en uit het oog verloren, wat in de toekomst praetisch mogelijk is. Bij het advies van den Hoogen Raad van Arbeid kunnen al de prae- adviseurs zich neerleggen, zoodat hier een basis voor een overeenkomst is gevonden. Hierna wordt gepauzeerd. De praeadviseurs aan het woord. Na de heropening der vergadering is het woord aan de praeadviseurs. Dr. van Beurden acht het moeilijk te debatteeren over de appreciatie van de ver houdingen in het bedrijfsleven. Het aantal stakingen en uitsluitingen is beduidend hoog en het zou nog hooger zijn geweest, als ^r niet bij een der partijen onmacht in het spel ware geweest. Spr. handhaaft zijn stelling, dat het bedrijf een zedelijke eenheid moet worden genoemd. Die eenheid blijkt uit de natuur van het be drijf en demonstreert zich ook heden ten dage in verschijnselen als de C. A. O. en de ver bindendverklaring. De heer Kuiper zegt, dat men dichter bij elkaar staat, dan soms zou worden gemeend. We moeten ons afvragen: als de verhoudin gen in het bedrijfsleven blijven als ze zijn en zich zelfs toescherpen door wederzijdsche machtsvorming, waar .gaan we dan naar toe? In de laatste jaren zijn vele conflicten uit gesloten door de onmacht der vakorganisaties van arbeiders, de enorme werkloosheid enz. We hebben bij den huidigen machtsstrijd niet alleen te doen met een Katholieken geest bij de betrokkenen maar met 'n overheerschenden liberalen geest bij de werkgevers en een dito socialistischen geest bij de arbeiders. De wetgever moet partijen dringen tot we derzijdsche waardeering en vreedzame bestre- ving'van het recht. Mén bedenke toch, dat niemand er aan denkt, a.s. Maandag een bindende publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in té voeren. Langzamer hand moet dit groeien en moet de bodem wor den bereid voor het solidarisme. Spr. beveelt nogmaals het advies Van den Hoogen Raad van Arbeid aan. Prof. D r. Ch. Raaymakers S. J., de derde praeadviseür, zal het kort maken, wijl het geen nut heeft op de te berde gebrachte detailkwesties in te gaan. Onder de lamp van de studeerkamer overziet men weliswaar niet het praetisch leven, doch men heeft toch dok zijn dagbladen en tijd schriften en men komt er toch ook wel eens uit. Wat spr. niet gehoord heeft is een ingaan op de groote beginselen die hij in zijn prae advies naar voren heeft gebracht (zeer juist) Wel een enkelen keer spreekt inleider met ar beidersleiders en dan ervaart hij dat er nog veel onrust heeeecht-fEr is werkelijk niet veel noodig om tot een uitbarsting te komen. Dat men dan eerst wil gaan praten over bedrijfs organisatie heeft spr. „van flen kant der werk gevers wel een weinig teleur gesteld. Het fiasco van de Kamers van Arbeid erkent spr., doch hij is het daarom nog niet eens met degenen die zeggen, dat men aan de bedrijfsraden al leen adviseerende bevoegdheid moet geven. Doet men dit dan zal het gaan evenals met de Raden van Arbeid. Omtrent de collectieve arbeidsovereenkom sten zegt spr, dat deze geen oplossing brengen, omdat daarvoor nog steeds de gedachte aan machtsontwikkeling door het yormen van strijdkassen blijft voortleven. Het heeft spr. verbaasd, dat hetgeen door hem als een stelsel is geformuleerd, door dr. Kortenliorst als een socialistisch stelsel wordt beschouwd. Het doel der productie is toch steeds te voorzien in de behoeften der men schen. Daarmede komt in de huidige maat schappij het individueele winststreven dikwijls in conflict. Spr. is zich dan ook niet bewust een gewaagde stelling te hebben verkondigd te meer niet waar hij daarbij de beste Katholieke sociologen op zijn zijde heeft. De critiek van dr. Kortenhorst kan spr. daarom langs zich heen laten gaan en eveneens de verbazing van mr. Van Spaendonck, die wederkeerig is. Ter adstrueering van zijn praeadvies beroept spr. zich ten slotte op een autoriteit aan wiens oordeel hij groote waarde hecht en die nie mand minder blijkt te zijn dan dr. Korten horst in het tijdschrift „Sociale voorzorg." De vierde praeadviseür Mr. van Steen berghe, zal enkele voorname punten in de critiek behandelen. Het heeft spr. onaangenaam getroffen dat de scheidingslijn tusschen spr. en de drie andere praeadviseurs ook getrokken is ten aanzien van het standpunt dat hij in neemt ten opzichte van het bereiken van den socialen vrede. Spr. kan verklaren, dat ook door de werkgevers ieder middel zal worden aangegrepen om den socialen vrede te verzeke ren. Wat de opmerkingen van den heer v. d. Meys aangaat merkt spr. op, dat hij nergens de wenschelijkheid ontkent van medezeggen schap der arbeiders inzake arbeidsvoorwaar den, doch alleen in de leiding van het bedrijf. Verder heeft het spr. getroffen dat men het doet voorkomen alsof hij alles wil ophangen aan de collectieve arbeidscontracten. Spr. ver wijst hiervoor naar zijn derde stelling, waarin veel wordt overgelaten aan de belanghebbenden zelf. Hoe spr. denkt over den Hoogen Raad van Arbeid heeft hij in ziju praeadvies duidelijk aangegeven. Voor hem gaat het alleen om de verordenende bevoegdheid. Wanneer men die aan colleges gaat overdragen dan schept men absoluut het gevaar van het verdwijnen der industrie. Zoodra men voor de bedrijven belas ting kan heffen zooals men dat nu voor de instandhouding der gemeenten kan doen, kan spr. zich verklaren voor publiekrechtelijke be drijfsorganisatie. Ten slotte maakt spr, nog duidelijk dat de bezwaren, die hij tegen bedrijfsorganisatie heeft, niet gelden voor de bindend verklaring der collectieve Arbeids Overeenkomsten, die toch ook een soort publiekrechtelijke regeling zijn. Dupliek. In tweede instantie wordt hierop het woord DE BERlhJNSCHE ELECTRISCHE STADS-TRAM. Langzajnerhaqid zijn alle Stoomtrams door c-lectrische vervangen. Een nieuw apparaat, dat zeer dienstig is voor de veiligheid, lieeft men bij die nieuwe trams aangebracht Als een halte-signaal achteloos gepasseerd, wordt, wordt een op de foto zichtbare luditdrukrem automatisch in werking gesteld# zoodat de tram onmiddellijk tot stilstand komt. Botsingen worden op deze wijze voorkomen. verleend aan dr. Kortenhorst: De aan lokkelijkheid om hier nog eens te spreken is voor spr. niet groot na als een listig advocaat te zijn voorgesteld. Toch moet hij verklaren, dat men er met exclamaties en het opwekken van sentiment niet komt. Allen willen den socialen vrede, doch waar hier de verhoudingen moeten bezien worden in verband met de politiek, daar had men een antwoord mogen verwachten op de vraag, hoe kunnen wij de politiek te hulp roepen om den socialen vrede te waarborgen? Een antwoord op die vraag heeft spr. niet ver nomen. Daarna repliceerde prof. Raaymakers die zegt dat de vragen die hem worden gesteld ook te stellen zijn aan de' voorstanders der col lectieve arbeidscontracten. De voorzitter Mgr. Nolens kan niet op zijn beurt de praeadviseurs gaan bespreken. Men heeft te onderscheiden beweringen en conclu sies. Met vele der bewéringen kan spr. het niet eens zijn. Hij gaat er daarom niet op in. Deze bespreking heeft geleerd, dat het iets- verlokkends heeft mooie formules op te bou wen en er propagandamee te maken. Maar ideale formules zijn altijd moeilijk overeen te brengen met hetgeen de toestand oogenblik- kelijk vordert. -Uit al hetgeen spreker hier heeft gehoord, zal hij geen bepaalde conclusie trekken, wijl dit zeer moeilijk zou zijn. Alleen wenscht hij eenige opmerkingen te maken, waartoe hij de arbeidsverhoudingen eertijds en thans nagaat. Op den huidigen dag ziet men in alle landen een streven om te komeii tót den bedrijfsvrede, tusschèn de beide groepen van werkgevers en1 werknemers. Nu is het de vraag zegt spr.: Wat moet er. thans gebeuren? Er móet een streven bestaan naar meer vastheid bij de onderneming en het bedrijf; naar meer deelnemers in het bedrijf en ten slotte naar meer invloed uitoefenen op het bedrijf. Het wil spr. dan ook voorkomen dat de basis voor dat alles moet zijn de onderlinge samen werking en de neiging om mee te werken tot het bereiken der oplossing. Doet men dat niet dan zal altijd een derde beslissen. Besluitend zegt spr. dat rekening gehouden zal moeten worden met het advies van den Hoogen Raad van Arbeid, dat wij in geen ge val mogen terug krabbelen en te overwegen hebben of wijziging van het program 1924 noodig is om de ontwikkeling der beweging te leiden. Met den Christelijken groet sluit de voor zitter hierop de vergadering. In „Artis" te Amsterdam had Vrijdag plaats de algemeene vergadering van het Neder- landsch Tooneelverbond, onder voorzitter schap van professor P. H. van Moerkerken, die een openingsrede hield, waarin hij den al-gemeenen secretaris den heer H. de Goede, die wegens andere drukke werkzaamheden zijn taak aan een opvolger moet overlaten, dankte voot hetgeen hij voor -helt belang van het Tooneelverbond en van het tooneel heeft ge daan. Vervolgens besprak bij de taak van de Tooneelschool. Hij wees er op dat de Tooneel- school een belangrijken invloed heeft gehad op de ontwikkeling onzer acteuTS en actrices, hoezeer dan ook later de leiding en het voor beeld van eenige sterke persoonlijkheden onder de directeurs van eenige gezelschappen deze entwikkeling verder heeft gevoerd of in andere banen geleid. Was het daarom, en is het daarom nóg wenschelijk, vroeg spr., dat het onderwijs altijd op den zelfden voet door gaat? Niemand zal deze vraag bevestigend be antwoorden. Wij weten allen, dat vernieuwing steeds noodig is, dat elke sleur ten slotte doodemd zou werken. In verband hiermede stond spr. uitvoerig stil bij de opvattingen, rlie Jacques C-opeau heeft weerlegd in zijn geschrift "I'Ecole du Vieux Colombie", waarin hij sterk den nadruk er op legt, dat kunst en ambacht (of vak) geen 'twee gescheiden dingen zijn, en dat verbeeldingskracht en genialiteit niet kunnen leven zonder kennis en methode. Maar zelfs dan nog zal men geen duuTzaam werk kunnen doen, als men niet er op bedacht is, deze kennis en deze methode door onderwijs te laten voortleven in anderen. Prof. Moerkerken eindigde met deu wenscli uit te spreken, dat de Amsterdamsche Tooneelsohool moge groeien en bloeien als middel om aan de tooneelkunst een sterker grondslag te geven. In behandeling kwamen hierna de jaar verslagen. In het jaarverslag van den algemeencn secretaris, den heer H. de Goede, wordt het overlijden herdacht van mevrouw Willielmine van der Horst—van der Lugt Mëlsert en van Jean Louis Pisuisse. Voorts wordt herinnerd aan het 40-jarig jubileum van Adriaan van der Horst; aan het optreden van Noord- en Zuid Nederlanders te Parijs tijdens het festival in 1927, aan het optreden van Louis de Vries en zijn gezelschap in de Comédie des Champs Elysées te Parijs tijdens het festival in 1927 en aan zijn successen in Denemarken en ten slotte aan den arbeid van het Vlaamsche Volks- tooneel te Parijs onder leiding van Johan de Meester. Het Verbond heeft thans 12 a£dee.lingeu met totaal 1379 leden. Versterking van het ledental ls nog altijd dringend noodig en wel In de eerste plaats voor de Tooneelschool, die nog altijd met financieele moeilijkheden te kampen heeft. De jaarverslagen van de secretarissen der af- deelingen (Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, 's Gravenhage, Zutpheu, Leiden, Zwolle, Arn hem, Utrecht, Amersfoort, en Nijmegen) ver hielden over het algemeen weinig belangrijks- Voorts kwam ter sprake dat de Kunstkrin gen meer tooneelavonden organiseeren dan het Verbond; gewenscht is het, meer contact te zoeken met de Kunstkringen en Volksuni versiteiten in verschillende steden. Aan de orde was vervolgens de begrooting en rekening en verantwoording. Prof. Scholten betoogde dat goede tooneel- toestanden worden gebaat, Indien de tooneel school slechts weinig leerlingen telt, wat me vrouw van Itallie deed opmerken, dat dit alleen waar zou zijn ais alleen leerlingen van de Too neelschool bij de gezelschappen zouden worden aangenomen. Mr. J, de Vrieze liet een krachtig woord van protest hooren, dat de Staat der Neder landen geen voldoenden steun geeft aan do eenige school, waar het mogelijk is, tooneel- ouderwijs te ontvangen. Een subsidie van 3000 is belachelijk. Als leden van het Hoofdbestuur werden ver- volgens gekozen het aftredend lid, mr. B. I. D. Zubli te 's Gravenhage, W. Onnes te De Punt (bij Groningen) en mr. J. de Vrieze te Amster dam. Voort Rotterdam blijft de vacature voor- loopig open. Van de drie leden der Commissie van Be heer en Toezicht waren periodiek aftredende de heeren mr. J. van Schevichaven (die zich niet herkiesbaar stelt) en Herman Kloppers, terwijl voorts de heer Jhr. A. W. G. van Riems dijk besloten had de commissie te verlaten. Het Hoofdbestuur stelde voor alleen den heer Herman Kloppers te herbenoemen en ln de beide andere vacatures niet te voorzien, zulks om tot een kleinere commissie te komen. Uit de vergadering kwamen verscheidene sympathiebetuigingen aan het adres van de heeren Van Schevichaven en Van Riemsdijk, hetgeen prof. Scholten aanleiding gaf om op te merken dat van de commissie geen aandrang was uitgegaan om het lodental te verminderen; alleen omdat het Hoofdbestuur dit wilde, had de commissie gemeend, aan den wenscli van dit bestuur geen moeilijkheden in den weg te moeten leggen. Bij de discussies bleek dat behalve de af- deeling den Haag alle afdeelingen voor inkrim ping van bet aantal leden van negen op zeven waren. Bij acclamatie werd tenslotte de heer Herman Kloppers herkozen verklaard. In behandeling kwam vervolgens het voor stel tot het opnieuw benoemen van een propa- gandacommissie ingevolge art. 24 der statuten. Deze commissie zal o.a. 't recht krijgen, personen, of lichamen te benoemen tot lid van het „Fonds voor de Tooneelschool". Tot leden dezer commissie benoemde de ver gadering mr. J. de Vrieze te Amsterdam, D. G, A. van den Berg te Amsterdam, mevrouw W. van Itallie-van Embden te Leiden, C. C. M, van Hees te Haarlem en H. Evers te Rotter dam. De aanwezigen vereenigden zich vervolgens aan een noenmaal, dat was aangeboden door de afdeeling Amsterdam, Het laatste punt der agenda, de rondvraag, kwam aan het desseTt ter sprake. Het voornaamste daarvan was da vraag van den kant van het Hoofdbestuur om aan de gemeentebesturen van Rotterdam en Den Haag te verzoeken bet Verbond een subsidie te willen verstrekken. Te drie uur woonde bet gezelschap een voor stelling bij, in den Hollandschen Schouwburg gegeven door de leerlingen van de Tooneel school. Daarna had een gemeenschappelijke maaltijd plaats. Een huldiging hij het zilveren feest Er heeft zich te 's Hertogenboseh een comité gevormd, bestaande uit afgevaardigden der, meest vooraanstaande vereeniglngen op ver schillend gebied uit Den Bosch en omstreken, teneinde de Kon. VeTeeniging 's Hertogen* bosclis' Mannenkoor te huldigen ter gelegen^ lieid van haar 25-jarig bestaan op 1 Juli a.s.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 13