Donderdag 31 Mei 1928 Derde Blad Pagina 1 VIERDE NEDERLANDSCHE KATHOLIEKENDAG HET KONINGSCHAP VAN CHRISTUS DOOR, MIDDEL VAN HET ONTSPANNINGSWEZEN ALG. R. K WERKGEVERS- VEREENIGING. DE SECTIE- EN NEVh NVERGADERINGEN EENIGE GEDAC HTENWISSELING SET KONINGSCHAP VAN CHRISTUS DOOR MIDDEL VAN HET LEEKENAPOSTOLAAT Mgr. zeide, dat zijn tegenwoordigheid inder daad een bewijs is van zijn belangstelling voor het leekenapostolaat. De inleider heeft gespro ken van officieren en soldaten onder ons Ka tholieken Dat is juist, want in dat leger moe ten allen plaats nemen. Hier is werkelijk alge- toeene dienstplicht. (Applaus). Het groeiend leekenapostolaat strekt tot steun en stemt tot bemoediging en in zijn bisdom heeft Mgr. ook aangedrongen op het stichten van propaganda- clubs om naast den arbeid van de priesters aan de verbreiding van het geloof mede te werken. Zelfs de kleine jongens op de scholen moeten apostelen zijn. Speciaal op de jeugd, op de jongeren, deed Mgr. tenslotte een beroep om krachtig mede te werken aan de verbreiding van Christus' Koningschap. Gedachtenwisseling. Bij de gedachtenwisseling, die op de lezing volgde, voerde het woord de heer Zwetsloot, Utrecht, die opmerkte, dat het leekenapostolaat, Zooals het werd uiteengezet, te veel een pole miek karakter heeft. Moet het niet meer een charitatieve arbeid zijn? We moeten in elke Parochie een kleine kern hebben, die niet zoo zeer een parate kennis heeft om dwalingen te ■weerleggen, dan wel het geloof practiseli beleeft. Spr. wijst vooral ep het St. Franciscus Liefde- Werk. De inleider wil volstrekt niet ontkennen, wat de heer Zwetsloot heeft gezegd, maar dat neemt niet weg dat naast het practisch beleven van het geloof ook het bijbrengen van meer kennis van bet geloof noodzakelijk is. Daardoor Wordt de maatschappelijke positie van de Kerk in onze samenleving bevestigd en versterkt. De heer Meenens, Amsterdam, vroeg naar de mogelijkheid van een ochtendblad voor het ka tholieke volk. Waar andere volksbladen wel een ochtendblad hebben, waarom kan dat dan Ibij ons niet. De heer Kasteel antwoordde, dat een ochtend blad voor het katholieke volk gewenscht is, doch voor iemand, die per se een ochtendblad wenscht is er toch het ochtendblad van „de Maasbode". Verder vergete men niet, dat de uitgave van een ochtendblad voor het katho lieke vSik veel geld zal kosten en het bekomen daarvan brengt zijn eigenaardige moeilijkheden mede. En ook is spr. er van overtuigd, dat deze moeilijkheden zullen worden overwonnen In bet bijzonder door het gebed. De heer Kanen, Amsterdam, zou om een prac tisch doel te bereiken niet zoover willen mik ken en de vraag willen stellen of we niet te Veel versnipperen. Als bij voorbeeld tn Brabant, Gelderland of Limburg alle gewestelijke blaad jes eens worden teruggebracht tot enkele groo- tero bladen. Naar spr.'s overtuiging is dat niet onmogelijk. De inleider is het met den heer Kanen niet eens, dat het zoo gemakkelijk wezen zou om gewestelijke bladen in één blad om te zetten. Bovendien meent spr. te weten, dat het Ned. Episcopaat dit In zijn algemeenheid ook niet Baarne tot werkelijkheid zou zien worden. De heer Hermans meende, dat het gevaar van onzen tijd door den Inleider niet genoemd is nl. bet communisme. In dit verband wees hij op tic laatst gehouden verkiezingen in Frankrijk «h Duitschland. Het communisme is sterk Broeiend ook in de Scandinavische landen en België. In ons land ls de officieele communis tische partij van niet veel invloed, doch dat is maaT camouflage. De communistische cellen- bouw werkt overal sterk door. We zijn door ®ulke cellen omringd. We leven te midden van Verraders. Wat is daartegen de taak van het leekenapostolaat? We moeten hun methode overnemen en eveneons aan zulken eellenbouw Wer' r dé jongeren moet stelselmatig Tijdens de rede van majoor van Nijnatten was Mgr. A. F. Diepen de vergadering bin nengekomen, waar hij, na door den voorzitter te zijn welkom geheeten, aan de bestuurstafel plaats nam. Alvorens gelegenheid werd gegeven, naar aanleiding van het gesprokene, van gedachten te wisselen, wenschte Mgr. Diepen eenige woor den tot de vergadering to richten. Toespraak Mgr. Diepen. Mgr. getuigde met groote voldoening naar den spreker te hebben geluisterd en hoopte, dat hetgeen hier gezegd is, zal doordringen tot alle sportliefhebbers en sportbeoefenaars. Vooral door de ouders moet begrepen wor den, dat men als goede Katholieken do neu trale sport niet moet steunen. Onze beter ge situeerden en intelteetueelen vooral moeten be grijpen, dat bun plaats in de Katholieke bewe ging ls, op elk terrein. Wanneer zulks bereikt mag worden door hetgeen hier is gezegd, dan is er voor de Katholieke sportbeweging reeds veel gewonnen. Mgr. Diepen verliet hierna de vergadering. Discussie- Tijdens de hierop volgende discussies zegt kapelaan Hellegers, Venlo, groote gevaren te duchten van neutrale organisaties, met aJs leiders vooraanstaande Katholieken. De heer Rijpkema, Maastricht, vraagt meer aandacht voor de meisjes-gymnastiek. Baron do Wijk de Wenne betreurt het, dat de Katholieke voethalbeweging zoo laat is be gonnen. Majoor van Nijnatten beantwoordde de spre kers en zeide de woorden van kapelaan Hel legers en van baron de Wijk te onderschrijven. Met hetgeen de heer Rijpkema verlangt, moet men voorzichtig zijn. Evenals Pater Victorius zegt ook de inleider te wenschen dat het systeem der competitie zóó wordt g wijzigd, dat steeds gelegenheid moet worden gage ven de Zondagsplichten behoorlijk te vervullen, TIJDENS DE PONTIFICALE HOOGMIS, door Z. D. H. Mgr. II. van de Wetering, in do kerk van den H. Servatius opgedragen. RICHTIG KAPITALISME. In afwijking van de tijdsaanduiding in den gids van den Katholiekendag ving deze ver gadering om 2 uur, in plaats van om 3 uur, aan. Zeer velen werden daardoor gedupeerd en konden slechts het slot der rede hooren. Niettemin was de foyer van den schouw burg, waar de R.K. Werkgevers vergaderden, om 2 uur reeds geheel bezet, zoodat men de gan gen en een deel der nevenzaal in beslag moest nemen, toen om drie uur nog vele belangstel lenden een staanplaats trachtten te verwer ven. De voorzitter der Alg. R.K. Werkgeversver., de heer J. C. J. Asselbergs, te Bergen op Zoom, had den spreker ingeleid en een welkomst woord gesproken en daarna hield Pater Bor- ret de volgende rede: REDE MR- DR. A. BORRET S.J. Men zou In den tegenwoordigen tijd bijna huiverig worden het woord: kapitalisme, nog langer te gebruiken. Mocht men van den eenen kant zich er toe bemoedigd gevoelen, door het feit, dat iedereen het er over heeft, van den EEN GROEP VAN DEN BIDWEG, die door de straten van Maastricht trok. anderen kant voelt men zich ontmoedigd, om dat, ondai.i'ks dit veelvuldig gebruik, de betee- kenis nog lang niet vast staat. De voornaamste oorzaak dezer verwarring is volgens Passow. hierin gelegen, dat „Kapi talisme" en de andere woorden, die daarmede samenhangende begrippen aanduiden, in den tegenwoordigen tijd, niet meer op de eerste plaats een wetenschappelijke gedachte bedoe len uit te drukken, maar een propagandisti- schen bijsmaak hebben gekregenzo ziin tot een politiek „Schlagwort" verworden, ze geven niet slechts een objectieven maatschappelijken toestand weer, maar ze bevatten tevens een zedelijke beoordeeling, welke dan doorgaans op een scherpe afkeuring uitloopt. Het lijkt derhalve een vermetel pogen om hier in deze vergadering voor u een inleiding te komen houden ever het kapitalisme, en nog wel een, die „Het richtig kapitalisme" als titel voert. Gelukkig komt Paul Jostock ons een riem onder het hart steken, althans voor zoover de bruikbaarheid van het woord: kapitalisme in het geding is. In zijn hoek: Der Ausgang des Kapitallsmus, dat in den loop van dit jaav verscheen, houdt hij tegenover Passow het goed recht van den naam: kapitalisme vol. Het woord heeft im mers nu eenmaal burgerrecht verkregen en over dien naam en over het eigenaardig ka rakter van dit begrip zijn hoogstaande hoeken van eerste-klas-schrijvers verschenen: men kan er eenvoudig niet meer buiten, da alge- meene discussie dringt hem op. Wanneer een term eenmaal zijn bruikbaarheid en doelma tigheid voor denken en spreken heeft bewezen, dan kan men hem niet uit wetenschappelijk oogpunt blijven veroordeelen, alleen omdat zijn oorsprong en gebruik niet geheel van bijbe doelingen vrij is. Al mogen wij krachtens deze uiteenzetting van Jostock hesluiten tot ecu onbeschroomd gebruik van het woord: kapitalisme, er ligt tevens in besloten, dat men het niet zonder nadere aanduiding ec vooral niet zonder het te ontdoen van eenzijdige en verwarrende bij- beteekenissen, zal kunnen aanwenden, wan neer men van een richtig kapitalisme spreken wil. Want alleen reeds het feit, dat voornamelijk door toedoen van Marx, het kapitalisme een zoo overwegende plaats in de economische literatuur is gaan innemen, dwingt tot voor zichtigheid. Het is niet te verwonderen, dat door den opgang, dien de theorieën en daarmede de ter minologie van Marx hebben gemaakt, voor velen het kapitalisme gewoTden ls de incarna tie van het allerverderflljkete en alterocrecht- vaardigste, wat op economisch en sociaal ge bied zich denken laat. Met voorbijzien van hetgeen het huidig kapitalistisch productie stelsel ongetwijfeld aan goeds bevat, zoowel voor de hij de productie betrokkenen als voor de consumenten, valt dezer volle aandacht slechts op de inderdaad niet te ontkennen mo gelijkheid, dat het algemeen welzijn en in het hijzonder de belangen der arbeiders wereld aan het persoonlijk voordeel der kapitaalbezitters dreigt te worden opgeofferd. En zóó eenzijdig wordt daardoor hun kijk op bet kapitalisme, dat zij er niets goeds van te zeggen weten en den naam nog elechts willen gebruiken als een gemakkelijk parool van propaganda van re- volutionnaire politiek. Evenwel, al is het kapitalisme niet krach tens wezen en natuur een uitbuitingssysteem, het is van den anderen kant niet te loochenen, dat het in handen van hen, die al te zeer van individualistische strevingen zijn doordron gen. een gemakkelijk middel wezen kan om, met misbruiking hunner machtspositie, zich zelf te verrijken en te bevoordeelen, ten koste der arbeiders en consumenten. Ook dit is een te eenzijdige opvatting die van het begrip moet worden afgesneden, alvorens men een kapitalisme construeeren kan, dat naar waar heid het epitheton: richtig verdient. Om u niet langer dan noodig is met deze inleidende beschouwing bezig te houden, moge ik u even in 't kort weergeven, hoe Heinrich Pesch, in het tweede deel van zijn Lehrbuch der Nationalökouomie, dit mammanisme in zijn oorsprong en gevolgen omschrijft. Wanneer Pater Pesch zoo scherp veroordee- lend optreedt tegen het mammonisttsch kapi talisme, dan wil hij dit stellen tegenover het technisch kapitalisme, waarmede bedoeld wordt het hedendaagsch productiestelsel, in zoover het tot kenmerk heeft een overgroote aanwen ding van kapitaalgoederen. Daartegen geldt zijn verweer niet, daarvoor heeft hij geen af keuring. En inderdaad, onder dezen gezichtshoek be schouwd, valt er geen reden aan te wijzen, waarom tusschen een richtig en een onrich- tig kapitalisme onderscheid zou moeten wor den gemaakt. Het feit alleen, dat de ontwik keling van het productieproces heeft medege bracht en noodzakelijkerwijze moest medebren gen, dat de kapitaalgoederen daarin een over wegende rol zijn gaan spelen, bevat in zich niets, wat den toets der zedelijkheid niet zou kunnen doorstaan. Zelfs zou deze overwegende beteekenls der kapitaalgoederen in het produc tieproces niet meer ongedaan kunnen worden gomaakt, zonder aan de materieele welvaart een zoo gevoeligen knak toe te brengen, dat ook het zedelijke en sociale leven er een ern stig nadeel van zouden ondervinden. Om verwarring te voorkomen, zullen wij der halve bij onze verdere beschouwingen ook dit technisch kapitalisme moeten uitsluiten. Het kapitaal, voor zoover het ten grondslag ligt aan het technisch kapitalisme, wordt be schouwd in zijn maatschappelijke functie van product, dat dient tot verdere productie. Wel licht is er geen economische toestand denkbaar, waarin, naast de oorspronkelijke productiefac toren, natuur en arbeid, niet een of ander ka pitaalgoed, al was het maar een primitief werktuig, als onmisbaar hulpmiddel, moet worden aangewend. Het merkwaardige van het kapitaal in zijn hoedanigheid van produceerend product, is hierin gelegen, dat aan zijn totstand brenging natuur en arbeid in onsplitsbare sa menwerking hebben deelgenomen. Hoeveel aan ieders werkzaamheid moet worden toegeschre ven, is onmogelijk mathematisch vast te stel len; beide zijn even onmisbaar geweest, al zal, naar gelang van den aard van bet kapitaal goed, nu eens de werkzaamheid der natuur dan weer die van den arbeid, het meest er toe hebben bijgedragen. Het kapitaalgoed staat daar dus als het gezamenlijk voortbrengsel van de stoffen en krachten, die de natuur ver schaft en van den doelbewusten geestelijken en lichamelijken arbeid van den mensch, zoodat ook het product van het kapitaal zelf in zeke ren zin, aan de werkzaamheid der twee oor spronkelijke productiefactoren moet worden toegeschreven. Vervolgens mag niet over het hoofd worden gezien, dat bij de productiviteit van het kapitaalgoed, toch altijd natuur en arbeid hunne medewerkzaamheid moeten blij ven verleenen, de natuur door het leveren der in stand houdende en der motorische krachten in de bewerkte stoffen, de arbeid door het hanteeren der instrumenten en het regelen der uit zich zelf ongetemde natuurkrachten. Zoo moet b.v. bij een werktuig, met de hardheid of de scherpte van het metaal, de bekwame hand van den arbeider medewerken, een machine moet door stoom of electriciteit of anderszins in beweging worden gezet en door mensclielijk toedoen worden gereguleerd en gecontroleerd. Daarom dan ook, al moge ..e groote voort brengingskracht der kapitaalgoederen en de overwegende beteekenis, die deze, beven den arbeid, in het hedendaagsch productieproces hebben verworven, voor sommigen een aan leiding zijn geweest om het kapitaal als derden productiefactor, naast de natuur en den arbeid te stellen, verdient een dergelijke beschou wingswijze toch geen aanbeveling. Want ten eerste is zij niet juist, omdat, zooals we zagen, het kapitaal, in zijn oorsprong en werkzaam heid, altijd op natuur en arbeid is aangewezen en ten tweede dreigt het gevaar, dat de mede. werking van den arbeid bij het totstandbrengen en het aanwenden van het kapitaalgoed daar door in het vergeetboek geraakt en het product van het kapitaal uitsluitend als zijn eigen pro duct gaat beschouwd worden. Naast de eigenschap van produceerend pro duct te zijn, heeft het kapitaal ook de hoe danigheid van een bron van inkomen te wezen voor den bezitter. Hiermede komen wij aan het eigenlijk onderwerp onzer uiteenzetting. Wat wij nu willen doen, dat is eenige kenteckenen aangeven, welke naar alge- meene opvatting, het hedendaagsch productie stelsel zoodanig typeeren, dat bet volkomen terecht met den naam van kapitalisme kan worden aangeduid. Deze kenteckenen worden door Paul Jostock tot een drietal teruggebracht: 1. Er wordt geproduceerd met het doel winst te maken door middel van ruiling der voortgebrachte goederen. 2. De productie heeft slechts plaats door de op overeenkomst berustende samenwerking van twee groepen, waarvan de eene in het bezit is van alle benoodigde, op geld waardeer bare goederen, terwijl de andere slechts haar persoonlijke arbeidskracht bezit en ter beschik king stelt. 3. De fundamenteel© mogelijkheid, dat ieder dezer beide groepen als richting gevende leider de andere aan zich ondergeschikt maakt en dan naar eigen wil en belang de voortbrenging regelt, is feitelijk ten gunste der kapitaalbezit, ters beslist. Wanneer men den toon, die in de formule©, ring dezer drie punten doorklinkt, beluistert, dan hoort men er onwillekeurig een geluid van afkeuring uit opstijgen. Dit wijst er reeds aan stonds op, dat in het kapitalistisch productie stelsel, waarbij het kapitaal als bron van in komen domineert, zooals het heden ten dage i feitelijk in onze maatschappelijke verhoudingen zich voordoet, niet zonder meer uit zedelijk, heidsoogpunt onder elk opzicht, aanbevelens waardig is, m.a.w, dat hier wel degelijk grond bestaat voor het onderscheiden tusschen een richtig en een onrichtig kapitalisme. Reeds Ratzinger heeft in zijn in 1881 ver. schenen boek: Die Volkswirtschaft in i'bren sittlichen Grundlageu, er op gewezen, dat de kapitalistische productie absoluut noodzakelijk en onontbeerlijk is, dat het zinloos is haar te bestrijden, maar dat de uitwendige vornt, voor. al wegens de afhankelijkheid en onzelfstandig, heid der arbeiderswereld, te verwerpen is. Maar dit doet aan de juistheid van het systeem in zich. niets af of zooals Pater Pesch zegt, het kapitaalbezit als zoodanig, het streven naar winst als zoodanig, en de organisatie naar privaat-ondernemingen als zoodanig, be hoeven geenszins te doelen in de veroordeeling van het mammonistisch kapitalisme. Omdat het sociaal-economisch leven den mensch in aanraking brengt met zijn mede- menscben en met de stoffelijke goederen der natuur, zullen zijn zedelijke grondslagen die gene wezen, welke de algemeeme gedragslijn be vatten, waarnaar de mensch, behalve zijn indi- vidueelen levensregel, ook zijn verhouding tot den evenmensch en tot de stoffelijke goederen heeft af te meten; bovendien zullen de om standigheden van heit sociaal-economisch leven zoodanig moeten wezen, dat het inrichten van het menschelijk leven maar die zedelijke grond slagen, niet een feitelijke onmogelijkheid wordt. De individueete zedelijkheidsplicht brengt mede, dat de persoonlijke vrijheid van hande len niet moer wordt ingekort dan voor het leven in een. sociale gemeenschap volstrekt noodza kelijk is; de zedelijkheidsplicht jegens den evemmensch brengt mede, dat een geest van so lidariteit aan de wederzijdscbe betrekkingen tot richtsnoer moet dienen; de zedelijkheidsplicht uit de verhouding tot do stoffelijke goederen ontsproten, brengt mede, dat men niet zijn 1®- vensoinddoel mag gaan zoeken in het opeen- hoopen van zooveel mogelijk rijkdommen en dat het uitoefenen van het recht van den particu lieren eigendom, zoowel wat de handhaving van' rechtmatig verkregen aanspraken betreft, als wat de mogelijkheid zich op rechtmatige wijze particulieren eigendom te verwerven aangaat, niet door machtsmisbruik mag worden belem merd. Thans hebben wij na te gaan, in hoeverre de drie genoemde kenteekemen der hedendiaagsche kapitalistische maatschappij in zoover het ka pitaal als bron van inkomen er den grondslag van vormt, al of niet aan de zoo juist genoemd® zedelijke vereischten en de uitwendige omstan digheden hunner verwezenlijking, beantwoordt. Het eerste kembeekeu is, dat er geproduceerd wordt met het doel winst te maken door mid del van ruiling der voortgebrachte goederen. In het bekende rondschrijven van Kard. Schutte van 15 Dec. 1926, dat tot do erkenning der goede zijde van het kapitalistisch productiestel sel een zoo machtigen stoot heeft gegeven, wordt uitdrukkelijk betoogd, dat het feit der ontwikkeling van de voortbrenging tot een stel sel, waarin hot kapitaal, dat naar zijn natuur goederen voortbrengt, bij wier verkoop winst behaald wordt, een overwegende rol vervult, terwijl de behaalde winst zelve weer als kapi taal in bet bedrijf wordt gestoken, wat geteld heeft tot vorming van omvangrijker onderne mingen en tot bijeenvoeging van meerder© on dernemingen tot één geheel, op zich zelf een vooruitgang In hst economisch leven be teekent en van zedelijkheidsstandpunt geen veroordee- leud vonnis verdient. Maar van den anderen kant waarschuwt Zijne Eminentie toch ook tegen de geyaren, weilke daarmede onloochenbaar zijn ver 1 jonden en in onze hedendaagsch© maatschappij zich reeds dreigend hebben vertoond. Om U eemige voorbeelden te noemen, waarin inderdaad het streven naar winst een verhou ding heeft aangenomen, die de perken eener redelijke najaging van het eigenbelang te bul ten gaat, zou ik U willen wijzen op het tegen woordig zoo onrustbarend toenemen der mono- poliseering in zeer vete takken van bedrijf, op het meedoogenteos concurreeren met het voor- opgezette doel den mededinger in zijn onafhaa- kelijk bestaan te fnuiken, op het groot aamtal ondernemingen, dite zich met het voortbrengen In aansluiting op onze berichten van gisteren Vver de sectie- en nevenvergaderingen diene leden nog het volgende: Be zeer druk bezochte vergadering werd ge- Jurende eenigen tijd bijgewoond door Z. D. II. Vlgr. A. F. Diepen, die, alvorens wederom heen e gaan, nog enkele oogenblikken het woord roerde. Toespraak Mgr. Diepen. gewerkt worden. Het communisme bouwt zijn cellen ook omdeu' de inbellectueeilen. Met alles, wat uit Rusland komt op het gebied van kunst en literatuur wordt gedweept. Hiertegenover moet staan onze eellenbouw. Do heer Kasteel was het ermee eens, doch vraagt zich af, of zulk een eellenbouw ook on der ieder deel der katholieke bevolking moge lijk zou zijn. Onze katholieken staan dikwijls te ver af van alleswat niet katholiek is. Hoe zijn eellenbouw en ons bekend separatisme met elkander te vereenigen? De heer Vermeulen, Maastricht, was het vol komen eens met den heer Hermans, en wees op een voorbeeld uit eigen omgeving. Na beantwoording van de sprekers en een dankwoord van den voorzitter werd deze geani meerde vergadering gesloten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 9