HET GROEIEND ZELFBEWUSTZIJN VAN ROTTERDAM
r Maandag 11 Juni 1928
Derde Blad
Pagina 1
VREUGDE EN ANGST IN HET LUNAPARK
KUNST OP DE NENIJTO
DE NIJVERHEIDSENTHOUSIASTEN
en....
IJTO I
GLAS.
Nu wij hier over de kunst oip de Nenijto gaan
schrijven, beginnen wij maar dadelijk met het
oord, waar de kunstnijverheid het rijk alleen
heeft, d.w.z. met het fraaie gebouw aan het
einde van de breede midden-allée, links van
het paviljoen Caland. Daar hebben de Ver-
eeniging van Ambaehts- en Nijverheidskunst
en de nieuwe Bond Kunst in Industrie hun
tenten opgeslagen. Wel zijn er ook in de
groote hallen inzendingen op het gebied der
kunstnijverheid, maar we beginnen met de
eigen landgenooten: dat is voor een Neder-
1 an deck e Nijverheidstentoonstelling niet meer
dan redelijk. De gasten zijn trouwens nog niet
klaar en met name de Fransche sectie is nog
geheel in staat van wording.
In het paviljoen van de V.A.N.K. en de
B.I.K. Is het allereerst de Importante inzending
van de Glasfabriek „Leerdam" die de aandacht
vraagt. Leerdam is erin geslaagd voor de
lien intiem hoekje in het Senegaleezendorp op do Nelupa.
Jh.
r ,K
De 8-baan schittert met al haar serpent
achtige kronkels in electrisch licht. Hier is
geen gangmakerij noodig; de wagentjes zelf
maken voldoende reclame als ze langs de steile'
helling, met het geraas van een trein in een
tunnel, naar beneden stort.
Ervoor staat het zwart van de menschen.
Twee lieve bakvisschen, al wel tien minu
ten verslonden in de gedachte zelf 8-baanelaar-
sters te mogen zijn, worden plots bij d'r arm
gepakt door een paar vroolijke jongens.
„Gaan julie mee de rep, schatjes?"
,,Nee, hoor, ik durf. niet, dat enge ding!''
„Ik wel", zegt hetandere meiske, een ge
zellig brutaaltje met rond mopsneusje en kuil
tjes in d'r wangen.
't Is drie tegen een, het viertal verdwijnt
in de toegangspoort en zit al voor in het wa
gentje, dat langzaam de helling afschuift.
Plotseling een ruk en het ding glipt op het
sterk oploopende vlak, waartegen een kabel
het snel naar hoven trekt.
De meisjes kirren van pleizier. Wie doet
je wat? Het heele Lunapark zinkt onder hen
weg, het uitzicht wordt wijd en vol pinkelende
lichtjes. 0
Dan de bocht en ineens, zonder dat ze 't
hebben zien aankomen.... de afgrond!
Boven het lawaai van 't vallende wagentje
snerpt het meisjesgegil, maar de jongens heb
ben d'r stevig beet gepakt en 't karretje
scbiet weer bliksemsnel de hoogte in,
„Zalig, dat electrische gevoel in je lijf",
roept 't brutaaltje, maar d'er vriendinnetje
ziet al pips en is allerminst geestdriftig.
De afgronden volgen mu snel op elkaar; het
is een festijn van je welste; als de allerdiep
ste val hoont, wil 't vriendinnetje er uitsprin
gen, maar de ketting en de arm van haar
beschermheer beletten het.
Dan nog een paar vervaarlijke bochten,
waarin het heele Lunapark om je heen zwiept,
een koene duik, een dappere klimpartij en
de pret is op.
Mopsneusje opgetogen, de heiden triomphee-
rend, bleeksnuitje dolblij dat ze «yuit is en
bezield met vaste voornemens van „nooit meer".
,,£>it is 't hempje van die dame", schort de
meneer voor de Barpuih en Baily-tent, waar
voor de menigte, ook als voor een wilde bees
tenspel, zieh verdringt.
„Deze dame weegt 500 pond, geen beene en
geen botjes, niet echt, geld terug".
„Dan" en de kerel heft een griezelig plaatje
omhoog, „de glou van de sjouw. Deze dame,
geboren in Boedapest, Hongarije, half dier,
half menseb, olifantsheenen, suiver door nar
tuurlijke daarstelling".
Nenijto een collectie samen te stellen, welke
ook voor dengene, die geen vreemdeling Is
op het gebied der kunstnijverheid en geen
onbekende met ons moderne kunstglas, veel
nieuws en verrassends heeft.
De goede, oude modellen, waarmee Leerdam
indertijd den strijd om het schoone geibrulks-
glas heeft ingezet, ontbreken hier. De Bazel
en de Lorm zijn niet meer vertegenwoordigd:
hun werk is nu ook wel algemeen hekend.
Berlage daarentegen is weer present en wel
met een nieuwe serie drinkglazen, waarvan
het model echter niet zoo heel veel verschilt
van dat van De Lorm. De bewonderaars van
Berlage zullen deze uiterst sobere en natuur
lijke vormgeving weten te waardeeren: ons is
dit werk In zijn stugge sierloosheid wat over
dreven vol van een beginsel, dat zeker gezond
heid gebracht heeft maar toch niet alles om
vat. Het is ons ronduit gezegd wat kaai, wat
buitensporig rechtvaardig. Maar het is óók
goedkoop en als glas voor dagelijksch gebruik
in zijn eenvoud en noblesse zeer te appre-
cieeren.
Jaap Gidding heeft hier een en ander van
zijn beschilderd glas: een fraai rond dek
schaaltje met siermotieven in rood en een
geestig waterstel met blauw en zwart. Ook is
er van hem een mozaïek-tableau.
Maar het meest heeft Copier hier te vertel
len, die dan ook als ontwerper geheel aan de
fabriek verbonden is. Van hem zagen wij
thans volledig zijn prachtige serie in rouw-
paars: zeven soorten voetglazen en drie soorten
karaffen met bijpassende vingerkommen,
messenleggers, vazen en servetringen, een
zeldzaam compleet servies dus. Het „motief"
dat Coipier hier aanwendt van een achtkantig
zwaar voetstuk met een komvormige cuppa
die naar hoven tee zich eenigszins vernauwt,
komt ook in ander werk terug: b.v. in een
bowlstel en in een heel mooi meerblauw z.g.
whisky-stel.
Dit is luxe-glas, dat thans bij de menschen
van modernen smaak de plaats zal gaan
ftsnemen van het geslepen kristal bij onze
ouders en grootouders. Van het moderne glas
kan men dikwijls zegssn, dat het wat te
schraal en te sïmpel is om op een feesttafel
evenzeer të voldoen als het deftige kristal,
maar voor dit werk van Copier gaat dat niet
meer op: het is even voornaam en even weel
derig als het oude luxe-product en het is veel
mooier en zuiverder van karakter.
-r-l «Altai ié£.lJÏU
Al op de Nenijto geweest?
'Tuurlijk, al vier keer!
Prachtig, die maquette van Bernard Ro
mein, vin je niet?
Watte?
Dat overzicht van de bedrijven langs de
rivier.
Weet ik niks van.
Niks van? Dat is 't voornaamste. Maar wat
heb Je dan wel gezien?
IKce, nou alles natuurlijk: de mnlzeval,
de shimmy, 't treintje van Oud-Heidelberg, 't
bierhuis, de juffrouw met de olifantspooten
ITet Is de ongetemde waarheid, al klinkt het
ook wonderlijk.
NeLuPa, 't Lunapark, dót beteekent de Nenij
to voor het meerendeel der bezoekers van de
witte fleurige stad.
Wie op een gewonen dag 's ochtends of 's
middags over het tentoonstellingsterrein wan
delt, zou medelijden krijgen met het Paviljoen
Rotterdam, waarin de stilte hoorbaar Is gewor
den, krijgt angst, dat de veldmuizen zich
zullen nestelen in het satijnen dekbed van de
Luxe-hut en ziet In, hoe zeer, zeer wijs de man
nen waren, die een lees-bihliotheek lieten in
richten om de exposanten in de gelegenheid te
stellen, gaap, slaap en snurk te weren tijdens
hun „werk".
Maar 's avonds, als de late zon de witte ge
bouwen in teere kleur zet en de eerste electri
sche lampjes aanflitsen, dan ontwaakt de Nenij
to. De trams en autobussen zijn vol, de loketten
druk en het gezellige, het eeuwig-knusse lawaai-
makertje, laag op de ronde, rollende pootjes,
het troeteltrcintje, blaast helderwitte rookwol
ken uit z'n pedant loconiotiefje en fluit, als
een groep straatjongens op hun vingers, voor
en in de bochten.
Dan komen ze van t' allen kant de Nelupes-
sen en Neiupers, de Nijverheids-enthousiasten;
in lange rijen door de hoofd-allée, waar de slga-
Indian-love song van Rose Mary Caland la
ten ze voorloopig liggen, ze drommen om de
spullen en tenten, luisterend met groote oogen
naar de machtige voorspiegelingen uit schorre
kermiskeien.
„Atnt she sweet" jubelt het pierement van de
dubbeltjes-draaimolen.
„Eventjes gelukkig zijn?", roept 't lieve
meisje in de touwtjes-kraam, waar de listig9
trekker een gigantische wollen teddybeer kan
bemachtigen.
„Nieuw uit Amerika, de wilde ezel", krijseht
de gangmaker voor dit „etablissement".
Tusschen de mechanische orgels, de arme
Jut, de bobsleebaan, love the birds, de vette
dame en andere enormiteiten, ligt de kaffer-
kraal.
Uit de hutten klinkt doffe krijgsmuziek, de
lange neger aan den ingang staart zwijgend,
onheilspellend voor zich uit.
.„Village senegalais" is het eenige en onbe
grepen opschrift, slechts omlijst door een rij
lampjes.
„Samme es gaan kijke", vraagt een opgewon
den juffrouw giechelend aan d'r verkeerling,
die, kluivend op een sigarenpeuk, zich ver
baast over de zwartheid van den portier.
„Pijn an me haar", repliceert de bruidegom
(die gehoord heeft, dat 't nog altijd een gulden
kost) vriendelijk maar afwijzend: „Wat hei je
<an die kanienefate" en hij pakt z'n schat onder
d'r arm om naar den zweefmolen te koersen.
Andere nieuwsgierigen stroomen te hoop
ivoor de rietenschutting, het rumoer uit het
Kraalingewand wordt wilder en twee nette
&®eren, vergezeld van hun voortreffelijk opge-
Het pleit is al gewonnen, het publiek wil
graag de „daarstelling" zien (uit zuiver p(hy-
siologisoke belangstelling). De dikzak, de arme
vergroeide beenen, de juffrouw van 2 M. 30
en ,,dat kleine vrouwtje" worden voorzichtig
en daarna brutaal beloerd.
Langs de tent met het schijvenspel. Kin
derlijk eenvoudig, maar als je 't eenmaal pro
beert, onzegbaar moeilijk om te winnen, wordt
een van de toppunten van modern vermaak
bereikt: „Oud-Heidelberg". De Zuid-Duitsche
gemoedelijkheid, samengesmolten met de mach
tige Germaansche constructie, boeien terstond.
Een wachthuisje, een rondetje rails, locomo
tiefje en een paar wagentjes.
't Lijkt poover, doch boven een deel van de
rails staat, onzegbaar diep en zwart: de tun
nel.
Men denke zich de emotie in, te Rotterdam,
al is het dan ook in 't Lunapark, In een trein
door een echten tunnel te rijden! Maar het
publiek is luimig en onredelijk, geen passa-
giers stappen gehaast en nerveus afscheid ne
mend in.
Ach Heidelberg, die schone..,.
In d'Oud-Hollandsche Poffertjeskraam is het
tjokvol, de poffers sissen kwaadaardig als dó
dikke kok ze met een vaartje wentelt in de
holletjes van de zwarte plaat. De hupsche boe
rinnetjes draven af en aan, er wordt met eelt
20 K.M. vaartje gegeten en gelachen, want dé
klok wordt al bijna 24 uur.
De kramen beginnen al te sluiten, de groofi
„spullen" hebben de lichten gedoofd.
Over het Lunapark host een zingende, geest*
driftige menigte. Elk meisje heeft nu haar rid
der gevonden. Weer i3 de hoofdallee vol elf
druk.
„Geru hab ich die Frau'n geküsst" zlnjrt
een jolige dikkerd het Reyereche orkest na,
„Parti c'est mourir un peu", zucht de maa
van Toetie, die nog aan de Black Bottom den
kende, 't Caland-paviljoen uitkomt.
Buiten Is de nacht koel en mild!
TEVO.
Er zijn van Copier verder prachtige unlcat
(vazen en schalen waar maar één exemplaar
van bestaat) en serioa (waar een beperkt aan
tal genummerde exemplaren van voorhanden
ls). We noteerden tw'ee heel mooie blauwe
vazen en een kom met zwarte schilfers zeer,
eigenaardig versierd. Ook de reeds eerder be
sproken Olympiade-beker moet hier worden
genoemd.
Maar de groote verrassing was een collectie'
glaswerk voor liturgisch gebruik, door Doui
Gregorius de Wit O.S.B. in samenwerking met
Copier ontworpen. Het is naar wij meenen
thans voor het eerst tentoongesteld
Aan vensterglas vindt men hier de nieuwe»
„vitrica" van Copier, een interessant raam van
Joep Nicolas en een van Lou Asperslagh.
Of er geen ander gebruiksglas was dan dab
van Leerdam? We vonden thans alleen nog;
drinkglazen naar ontwerp van W. J. Rozen-
daal vervaardigd voor de Kristal-Unie.
JAN N.
De hooge Gebiegsbaan op de Nelupa.
De glas-industrie. Houtsnede van Copier in
het gedenkboek van „Leerdam", -rj
tuigde dames, lachen trlomphantelijk in de
richting der omstanders, treden zonder
schroom voor het loket en betalen.
„Zeg, André, zijn 't geen vieze mensehen",
uit zich de echtgenooto van den eersten def-
tlgaard op vrij luiden toon.
„Welnee, mins, lekker fris, ze baje eiken
dag in mensebloed", roept een kwajongens-
stem uit ét publiek.
„O, grutte, nee", piept de tweede mevrouw,
„is dat een gewezen kanibalenstam".
„Tais toi Toetie" fluistert de tweede meneer,
die in Den Haag' woont, op geshockeerden
toon.
De dames moeten beiden, een duwtje krijgen
voor ze binnen de ompaling van de kraal zijn
gekomen.
Met dezelfde oogen, die sommige menschen
plegen op te zetten als ze voor het eerst een
nijlpaard zien, loopen de vier gedistingeerden
langs de hutjes, waarin de Senegambiers zit
ten te spelen op hun primitieve instrumenten,
houtsnijwerk laten zien of op de meest hygië
nische wijze met alle tien vingers hun won
derlijk maaltje verorberen.
Een der hoofdwegen op de Nelupa.
„Nee, sêg, hoe leuk, 't lijken heusch achte
wilden", kirt de eerste dame en geeft met de
lieve glimlach van een beschaafd mensch een
„duppeitje" aan het negermeisje, dat al tien
keer om een kwartje gesmeekt heeft.
„Comme lis sont sales", roept de tweede me
vrouw tegen haar echtvriend, niet wetende
dat de zwartjes heter Fransch verstaan dan
zij zelve.
„Cigarro, s'il vous plait", bedelt een oude
neger, die op houten plankjes de Jazz-band
verzorgt.
Een negerin ls plotseling overeind gescho
ten; ze laat al haar rijen tanden zien, neemt
do Centraal-Afiika stand aan en danst een
vurige Black Bottom.
De Haagsche meneer grinnikt zoowaar,,
steekt een gehandschoende vinger in zijn vest
zakje en laat een geldstuk glijden in de poe
zele zwarte hand.
„Toetie" is het niet eens met deze toena
dering tusschen blank en bruin, ze hakkelt iets
als een Fransch verwijt en trekt den zich
encanailleerendein echtvriend aan zijn wel
versneden revers naar den uitgang. De twee
anderen, welker dierentuin-belangstelling in
middels bevredigd ls, volgen.