m 1 1 Tweede BÈad Donderdag 14 Juni 1928 Pagina 1 r DEUGD IN CIJFERS f BIJGELOOF TWEEDE KAMER t BESCHERMING DE KLOMPENGESCHIEDENIS IN DEBAT EEN ZITTING MET V EEL BELANGSTELLING D£ KLOMPENMAKERS NOG NIET LIT DEN NOOD! ZAL'T BEDRIJF WEER LOONEND GEMAAKT WORDEN? OORLOG EN MARINE ->-s TWEEDE KAMER BEHANDELING DER DIENSTPLICHTWET MINISTER LAMBOOY AAN HET WOORD DE ON T W APEN AARS KUNNEN TEVREDEN ZIJN BENOEMINGEN Wij hebben eergisteren gewezen op de Duit- che studie, waarin de statistiek een onbruik ♦are graadmeter werd genoemd bij de bepa- ing van de zedelijkheid van een volk. Men kan den aard der misdaden niet af lezen uit cijfers. Kan men echter goede daden becijferenr Wij zien b. v. nationale statistieken over opbrengst van den Sint Pieterspenning. Vatuurlijk: geld kan worden geteld, al kan men uit de gezamenlijke opbrengst het pen- ingske der weduwe niet onderscheiden. Oo v 'erschillende werken van liefdadigheid kun- ren opgeteld worden (of het goed is, is wat inders) en de cijfers van verspreide boeken n boekjes. Maar de werking ervan? Men kan de reiskaartjes tellen van bede- aartgangers: maar wie maakt uit hoevelen goed ter bedevaart gingen? Men kan het aantal kerkbezoekers tellen naar wie splitst de farizeeërs en de tolle- i&flrs? Er worden dikwijls cijfers van bekeeringen legeven of van afval of van beide tegelijk, maar ieder begrijpt, dat er verschil is tus schen den overgang van een dr. van Eeden en een professor Valckenier Kips en en .overgang" van een of anderen jongeman, lie een nieuw geloof leest in de oogen van een andersdenkend meisje. Het Amerikaanseh getel van vrome gods dienstige handelingen bekoort ons niet. het Rijk Gods komt niet met gedruisch. Zonden kan men nog tellen maar op het gebied van het goede heeft men met het w e z e li 1 ij k e te doen en alle gecijfer is hier uit den booze. Feu vergelijking maken tusschen landen op grond der heiligen, is ook verkeerd. Men tolt dan de heilig- v er klaarde» maar niet alle heiligen, die men immers niet kent. Natuurlijk zijn officieele cijfers noodig en ""oed; maar zij moet een uiterlijke weten- ',chap blijven en alleen iemand die zeer goed ©p de hoogte is, kan die cijfers lezen en er mede gevolgtrekkingen uit maken. Wij moeten ons verzetten tegen den af- godsdienst van het aantal: het kan voor ommigen de dwaling bergen alsof de Ka tholiciteit der Kerk van het aantal afhing. Sommigen denken werkelijk, dat het ver schil tusschen Kerk en sectiën het getal aanhangers ligt. Dat is onjuist. Er was een Jjd, dat het grootste deel der Christenheid net de Ariaansche ketterij besmet was.. He „aantal" behoort niet tot het wezen •an het Christendom. Het is mogelijk, dat de deer een kleine groep terugvindt bij zijn wederkomst op de wereld. De Katholiciteit der Kerk is een innerlijke; zij rust op de verbinding met den Stichter en op de vol- ïeid Zijner Openbaring) niet op het aantal iergenen die in deze Openbaring gelooven. Zeker, cijfers trekken de aandacht; soms. zeggen ze meer dan gedachten; zij zijn mak- keiijker te overzien en men kan er zooveel 'n samenvatten. Getallen „overtuigen" ook; zij zijn het middel in handel en reclame. Wel laat men hen op dat terrein laten en ér geen heiligdom voor oprichten op het ge bied van godsdienst of moraal. Daar is er weinig mee te beginnen. „Ongeioovigen zijn de grootste bijgeioovr ten" schreef de beroemde Katholieke wis- en etterkundige Blaise Pascal. Inderdaad, de lui die het geloof de deur uitgooien, halen het bijgeloof door het raam binnen. In hoe handig op dit idiote bijgeloof ge speculeerd wordt, blijkt wel uit deze zaken- advertentie uit een Zwolsche krant: GEEN BANDENPECH GEEN PANNE GEEN ONGELUKKEN OP REIS waaneer u steeds één der onderstaande MASCOT'S meeneemt: Tony-Casar, Felix (wordt zeer aanbevo len) Dinkie, Blinkie, Dodo, Oio Misery, Bonne Chance (ook zeer goed) enz. De gebruikers van dit soort dingen zijn legehen, die minachtend smalen op het ge- •truik van scapuliers en soortgelijke gewij le voorwerpen. Zij begrijpen niet eens meer hoe veel dom- ner zij zelf zijn dan de simpelste boerin, Jie haar vertrouwen stelt niet op Dinkie i Blinkie maar op den zegen van den Imachtigen God. I-Iet Engelsch Lagerhuis heeft het voorstel er regeering goedgekeurd om voor den tijd jan vijf jaar een invoerrecht van 25 pro- jent te heffen op geëmailleerde staal- en ■jzerwaren. Van de in Engeland ingevoerde emaille- rtikelen komt 12 procent uit Nederland en 10 procent uit Duitschland Maar de Engelschen vinden, dat ze hun Jgen industrie kapot laten maken door con- urrenten die lager loonen betalen dan de rbeiders in Engeland genieten. Dus: wordt de eigen industrie beschermd. „Tegen den geest van Genève", noemen Je Nederlandsche socialisten en liberalen <at. Intusschen gaat een deel van onze in dustrie fijn naar den kelder. r. bi Dank zij het vdorstel van den voorzitter om de algemeene beschouwingen over het initia tief-voorstel van de heeren Fleskens en Smeenlc te houden bij artikel 1 van het voorstel, was de heer Snoeck Henkemans dadelijk in de ge legenheid het amendement daarop door de Christelijk-Historische fractie ingediend, te ver dedigen. De heeren Fleskens en Smeenk wensch- ten artikel 108 van de Tariefwet 1924 in dien zin te wijzigen, dat van klompen tot 1 Januari 1933 een invoerrecht zou worden geheven van 12 procent der waarde. De Christelijk-Histori- schen wilden, dat zou worden afgezien van iederen bijzonderen maatregel van protectionis- t.ischen aard, ook ten opzichte van de klompen. Ontkend kon niet worden, dat er in de klom penindustrie een noodtoestand heerscht, daar om stelden zij bij amendement voor, dat de klompen niet zouden worden belast voor 3 jaar met 12 procent, maar blijvend met het gewone recht van 8 procent. Bij de behandeling van de Tarlefwet-Colijn in November 1924 had de heer Fleskens een gelijkluidend amendement ingediend, maar dat is toen verworpen mede met de stemmen van de Christelijk-Historischen, waarover nu de heer Bakker openlijk zijn spijt betuigde. Het amendement geeft natuurlijk niet geheel wat de heer Fleskens vraagt, maar het toont den goe den wil en de tegemoetkomendheid van da Christelijk-Historischen, die ongetwijfeld in onze gelederen op prijs zal worden gesteld. Voor de linkerzijde was dat iets verschrik kelijks en daarom moest een poging onderno men om dat amendement te weren. Een voor stel van den heer van Gijn om het ontoelaat baar te verklaren was daartoe de aangewezen weg. De vrees van de heeren, o.a. geuit bij in terruptie door den heer Marchant, dat aanne ming van dit amendement zou bijdragen tot herstel van de coalitie, was wat al te naïef. Terecht kwalificeerde de heer Beumer deze opmerking over de bedoeling van het amende ment van verderfelijken politieken aard. Het argument voor de ontoelaatbaarheid was dan ook wel ver gezocht. De parlementaire geschiedenis kent heel wat gevallen, waarin de materleele samenhang tusschen wetsvoorstel en amendement aanmerkelijk minder was en waarbij de Kamer het amendement toch toeliet. De heer Vliegen, die ook de ontoelaatbaar heid verdedigde, had daartoe wel het minsto recht, want tot tweemaal toe zijn van hem amendementen toegelaten, waarbij de zaak heel wat meer twijfelachtig was, dan in dit gevai. Met de scherpte, den heer Beumer eigen, heeft hij dat den rooden tegenstander onder het oog gebracht, ook al was hij persoonlijk om formeele redenen tegen de toelaatbaarheid. Vreemd was ook de poging van de linkerzijde om de regeering in dit debat te betrekken. Het is in den laatstèn tijd meer en meer gewoonte geworden, dat bij de behandeling van initiatief-voorstellen de betrokken minister blijk geeft van belangstelling. Een zuivere be leefdheid, meer is dat niet. Wanneer men nu echter probeert den minister in dat debat te betrekken, dan is het begrijpelijk, dat deze voortaan zich niet meer laat zien, zelfs als men zich beperkt tot de vraag of hij dergelijke initiatief-voorstellen wel oirbaar acht. Hij heeft daar geen meeniug over te geven. Het is het recht van de Kamer om initiatief-voorstellen in te dienen en als deze door de beide Kamers zijn aangenomen, dan zal wel blijken uit de al of niet onderteekening door den minister, hoe deze er over denkt. Zooals nu reeds geschiedt door reclame en technische voorlichting, wil de minister gaarne helpen, maar hoe hij het moet doen op de wijze, als de metie aangeeft, is niet duidelijk. Met de benoeming van een man, die tot op dracht heeft de klompenmakers te organisme- ren, is de zaak niet opgelost, want dat is een werk van jaren én wat voor een organisatie moet dat worden? Men denkt zich toch niet een vereeniging, gesticht door de regeering. Het is hierbij echter het oude liedje. Iedereen wil de klompenmakers helpen, maar op zijn wijze, met het gevolg, dat er niets gebeurt. Voor toeslag op het loon is in de Kamer zeker geen meerderheid te vinden. Nu is er een voor stel, dat, na overname van het amendement der Christelijk-Historischen door den heer Fles kens, toch zeker niet protectionistisch kan worden genoemd, want het is het gewone ta rief, dat voor alle goederen geldt en nog houdt men vast aan het principe van vrijhandel en bestrijdt het op dien grond. Het voorstel ondervond alleen steun van de rechterzijde, waar het verdedigd werd door de heeren Bulten, van Voorst tot Voorst, Bak ker en Loenst ra. Het was een zure bestrijding, want niemand beter dan de beer Drop weet, dat de klompenmakers op geen an dere wijze te helpen zijn dan langs den weg door de heeren Fleskens en Smeenk aangege ven. De heer Fleskens stond wel heel sterk bij zijn verdediging. Met kracht protesteerde hij tegen de verdachtmaking, alsof zijn voorstel ten doel had stemming in het Zuiden te ma ken. Men kon heter weten, want de klompen industrie is niet enkel een Zuidelijke industrie, zooals ook wel bleek uit de verdediging van de heeren Bulten en van Voorst tot Voorst, die in het bijzonder opkwamen voor de in dustrie in Gelderland en Overijssel. In Gelder land is zelfs een grooter aantal ondernemingen gevestigd, dan in Noord-Brabant. Om ten minste toch iets te bereiken voor de noodlijdende klompenmakers heeft de heer Fles kens het amendement van de Christelijk-Histo rischen overgenomen en als gevolg daarvan ook de omschrijving van het voorstel gewijzigd. Na tuurlijk zijn, als het voorstel eenmaal wet mocht zijn geworden, daarmede de klompen makers niet duidelijk uit den nood, maar dat het hen helpen zal het bedrijf wat meer loonend te maken, daarvan zijn we ten volle overtuigd. Voor de behandeling was er in verband met de stemming over de ontoelaatbaarheid van het amendement enorme belangstelling. Acht en tachtig leden in een avondvergadering is een aantal, dat maar zelden voorkomt. Na het comitê--generaal ter raming van de benoodigde uitgaven voor de Kamer in 1929, het voorspel van het komende zomer-reces, kon te kwart over een begonnen worden met stemming over de motie-Drop en het initiatief voorstel FleskensSmeenk. Na verwerping van de motie-Drop werd het initiatief-voorstel, zoo als het gewijzigd was na overneming van het amendement der Christelijk-hlstorischen, aan genomen in een stemming van bijna rechts tegen links. De heer Arts stemde met rechts en prof. Hugo Visscher natuurlijk tegen. Zo<u deze anti-revoiuffohair, die niet meer in het gareel van zijn partij wil loopen, het volgende jaar een derde dominé's partijtje stichten? Hot heeft er alles van, want zooals het nu is kan het onmogelijk blijven. De heeren Fleskens en Smeenk mogen tevreden zijn met het resultaat van hun poging om de klompenmakers te helpen. Het voorstel is, dank zij de wijziging, die het heeft onder gaan, voor de klompen-industrie van groote beteekenis en geeft, als het eenmaal wet zal zijn geworden, op den duur meer, dan de heeren Fleskens en Smeenk vroegen. Nu bestaat er kans dat deze industrie blijvend beschermd wordt, terwijl zij slechts bescherming vroegen voor drie jaar. De vereeniging van de departementen. HET KON. BESLUIT BINNEN ENKELE DAGEN TE VERWACHTEN. Naar wij vernemen kan thans binnen enkele dagen verwacht worden een Koninklijk Besluit, waarbij, met ingang van 1 September 1928, de Departementen van Oorlog en van Marine tot een Departement van Defensie worden ver- eenigd. HET TWEEDE REGIMENT VERD-ARTILLERIE TERUG IN DEN HAAG. Na een verblijf van ca. 2 maanden in de legerplaats Oldebroek, keerde het 2e Regiment Veld-Artillerie 12 Juni per t rein terug. OP DE WEST HAVENPLAATS TE VLAARDINGAAN zagen wij bovenafgebeelde ladder, welke het grind in wagons laadt. Deze machine, die geheel werkt als een baggermachine, is door de machinefabriek Griffijn te Vlaardingen gemonteerd op een Ford-traotor. Het behoeft na tuurlijk geen betoog, dat deze vreemde machine bij de VlaaTdingens veel bekijks en beiang- stelli ng trekt. Met de behandeling van de Dienstplichtwet schiet het nog niet hard op. Wel zijn de alge meene beschouwingen geëindigd, maar wil men klaar komen, dan zal er toch anders gewerkt moeten worden, tenzij de voorzitter zijn plan om oök heden een avondvergadering te hou den, doorzet. Een wijziging van een Dienst plichtwet is altijd een belangrijke gebeurtenis, niet alleen in ons land, maar in alle landen en heel wat ministers hebben daarmee hun portefeuille verloren. Niet dat daar nu gevaar voor bestaat, maar dat neemt niet weg dat de strijd over de wet toch altijd nog hevig is. Het is trouwens begrijpelijk, want deze wet raakt het geheele volk en legt aan een deel daarvan dikwijls heel zware lasten op. Geen wonder dus dat de volksvertegenwoordiging zich met hand en tand verzet tegen intrek king of vermindering van eenmaal verkregen verlichting, zoolang niet onomstootelijk vast staat, dat deze niet meer gehandhaafd kun nen worden, met het oog op de defensie- belangen. Een groot deel van den strijd gaat dan ook om de verkorting van den eersten oefeniugstijd voor hen die voorgeoefend zijn. De A.R. en C.H.-fractie zijn daarover Ver deeld. De reddingsplank door den heer van Rappard uitgeworpen door zijn amen dement om de verkorting ep drie-en-een-halve maand te brengen, zal niet helpen. De minis ter heeft in zijn antwoord toegezegd dat amen dement over te nemen, maar daarmede nemen de voorstanders van de 4 maanden geen ge noegen. Uit het antwoord van Dr. Deckers, die wel namens alle Katholieken sprak, bleek dat maar al te duidelijk. Bij de vorige wijzi ging van de Dienstplichtwet heeft de Katho lieke Kamerfractie slechts afgezien van ver mindering van het contingent, nadat er 4 maanden verkorting van eersten oefeningstijd voor de voorgeoefendeu verkregen was. Wil de minister vast houden aan de verkorting van 3% maand, dan kan met zekerheid een voor stel worden verwacht om het contingent met 3250 man te verminderen. Dat is voor de regee ring in deze tijden onaanvaardbaar, zij kan er niet over denken om dat toe te staan. Minister Lambooy heeft in zijn repliek nog een ernstig beroep gedaan op steun voor zijn 3% maand- verkorting, maar als we de stemming goed peilen, dan is dat beroep tevergeefsch. Zooals de toestand nu is kan niet ontkend worden, dat vier maanden verkorting wel wat veel is voor de militaire kennis die de voorge oefendeu hebben. De Kamer wil echter niets weten van verkorting en dan is er maar één middel, de verbetering van het vooroefenings instituut. De organisatie is uitstekend, maar aan de opleiding ontbreekt nog wel wat. Er wordt met lust en ijver geoefend want van de 3476 die examen deden werd dadelijk aan 3171 man het bewijs uitgereikt, terwijl 145 nog eens examen mogen doen; slechts 331 werden er afgewezen. We zullen hier nu niet nagaan op welke wijze het instituut verbeterd kan wor den, maar het is ook hierbij een kwestie van geld en kader. Minister Lambooy, die het vooroefeningsinstituut zeer sympathiek gezind is en zelf wenscht dat het goed zal zijn, zal daar zijn krachten aan moeten geven wil hij zijn wijziging Dienstplichtwet binnenhalen. Het tweede belangrijke punt de aftrek van de vrijwillige dienstplichti gen van het contingent, waarvoor de behandeling van het ontwerp zelfs een paar maanden is uitgesteld, zal hij intrekkeu. Men ziet gevaren waar die niet zijn en men heeft het voorstel reusachtig opgeblazen. Toch zóu het nog wel in de wet zijn gekomen, dat is onze vaste overtuiging als de heer van Rappard hij zijn verdediging geen voet had gegeven aan al de angstige vermoedens die de ontwapenaars koesterden. Bif repliek heeft hij dat alles wel verzacht maar het was te laat. De minister heeft het voorstel eerst nog krachtig verdedigd. Van de vrijwillige aanmelding hadden we geen hooge verwachtingen, maar nu de zaak zoo was opgeblazen bestond er groot gevaar, dat bet een wapen zou worden in handen van de ontwapenaars, om het leger impopulair te ma ken tot schade van de defensie. Het was dan ook zeer goed gezien van Dr. Hackers, dat hij In deze omstandigheden de bepmliag liever niet in de wet had, dan wel. De minister dacht er blijkbaar evenzoo over en deelde mede ze té zullen intrekken. De ontwapenaars kunnen tevreden zijn. Het gevaar dat er niet was, maar dat zij toch meen den te zien, is nu voor hen ook onzichtbaar ge worden. De minister is hun hierbij wel zeer tegemoet gekomen. Afgewacht moet nu worden of zij nu ook iedere poging op zullen geven om hem bij de verdere wijziging der wet den voet dwars te zetten. Over de loting heeft de heer WinteTmans neg gesproken. Hij wenscht dat er in het net geen enkel maasje blijft, waardoor iemand die er vermoedelijk ingeloot is, door het latea verhuizen van anderen zich toch vrij maakt. De minister denkt dit te voorkomen, door ver schillende gemeenten bijeen te voegen voor de indeeling en inlijving. Hij wenscht do loting le omgeven met zooveel waarborgen, dat corruptie is uitgesloten. Een zeer te prijzen streven, waar voor de minister alles voelt, maar dat eerst bij de uitvoeringsbepalingen van de loting aan de orde is, waarbij bepaald zou kunnen worden dat men ingedeeld wordt voor het district waar men woont in de maand waarin de loting te Amsterdam plaats heeft' gehad. DE MILITAIRE WACHTGELDEN Klachten over willekeur EEN MILDERE HOUDING VAN HERPLAAT STE WACHTGELDERS VERWACHT Door deat heer K. ter Laan zijn aan den ml. nister van Oorlog de volgende vragen gesteld: 1. Is toet den minister bekend, dat telkens klachten worden vernomen over een schriele toepassing van art. 9 der wachtgeldregeling voor militairen der landmacht heneden den rang van officier? 2. Is de minister niet van oordeel, dat de redactie van bedoeld artikel dusdanig ruim U gesteld, dat elke willekeur in de toepassing mogelijk isï 3. Kan de minister mededeelen, wélke rege len in toet algemeen worden gevolgd en welk standpunt in toet algemeen wordt ingenomen hij de beslissing op aanvragen om toekenning van een bedrag, als in het artikel bedoeldi en of wordt voldaan aan de voorwaarde: ..indien bij gebreke van die toekenning die arbeid of dat bedrijf door hem redelijkerwijze niet zou zijn te aanvaarden?" 4. Is de minister niet van oordeel, dat een militaire wachtgelder, die vaak geruimen tijd met zijn gezin heeft moeten leven van 'n in komen dat 30 tot 40 pet. lager is dan het loon, dat hij in actieven dienst genoot, redelijkerwijs bijna nooit in staat kan worden geacht, exira kosten voor gedwongen varhuizing te maken, vooral wanneer hij door plaatsing in tijdelijke betrekkingen meer dan eens wordt herplaatst en telkens moet verhuizon? 5. Wordt bij de beslissing ook rekening ge houden met het feit, dat toet herplaatsen van wachtgelders ook in toet geldelijk belang van toet Rijk is? 6. Zou de minister willen bevorderen, dat teu aanzien van de toekenning van verhuis kosten aan herplaatste militaire wacbtsgeldera een mildere houding wordt aangenomen? In het bisdom Haarlem De Hoogw. Vicaris Kapltulaar van het Bis dom Haarlem heeft eervol ontslag verleend aan den weleerw. pater R. van der Heijden O.P. als kapelaan te Alkmaar, H. Dorainicus en in diens plaats benoemd den weleerw. pater N. van Rijn O.P.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 5