Vrijdag 15 Juni 1928 DE ONBEWAAKTE OVERWEGEN DE COMMISSIE VAN ONDERZOEK IS GEÏNSTALLEERD NIET TERUG NAAR DEN VROEGEREN TOESTAND DE MINISTER VAN WATERSTAAT GEEFT TWEE VORMEN VAN ONDERZOEK AAN Wat kan ter waarsclniwing van het publiek gedaan worden? ZEVENDE BINNENSCHEEPVAART- CONGRES DE SULTAN VAN KOETEI Aan den dood ontsnapt DE ARBEIDSMARKT TE NIÏXNDORF TN DB GEMEENTE- WITTMUNDwiefd e n groote stal bir.nen eenige oogenblikken door een windhoos in een ruïne herschapen. Gelukkig hadden geen persoon. lijke ongelukken plaats. DIKWIJLS IS ZORGELOOSHEID EEN OORZAAK VAN DE ONGELUKKEN De Minister van Waterstaat heelt gl.-teren In een der lokalen van zijn Departement ge ïnstalleerd de door hem benoemde commissie aan welke is opgedragen een onderzoek in te Stellen naar de veiligheid op openbare, niet- atgesloten overwegen van hoofd- en locaai- spoorwegen, en daarbij in het bijzonder na te gaan, of en in hoever de tot dusver aangelegde maatstaf wijziging behoeft, op welke wijze die overwegen voor het publiek behooren te morden aangeduid, alsmede of, en zoo ja, in welke ge vallen daarbij bijzondere inrichtingen, welke de nadering van een trein aankondigen, moge lijk en weuschelijk zijn. De Minister hield daarbij de volgende instal latie-rede: Rede van den Minister. Het vraagstuk der onafgesloten openbare overwegen, dat telken jare, zooals ook zeer begrijpelijk is, bij de Begrootingsdebatten aan heide zijden van het Binnenhof een groote plaats pleegt in te nemen, heeft ditmaal in de Tweede Kamer hot aanzien gegeven aan eene zonder hoofdelijke stemming aangenomen motie waar bij de Kamer van oordeel dat het vraagstuk van de veiligheid op onbewaakte overwegen aan een ernstig onderzoek behoort te worden onderwor pen mij verzocht een commissie van deskundi gen te benoemen om hierover rapport uit te brengen en zoo mogelijk maatregelen aan te geven, waardoor de veiligheid op die overwegen beter wordt verzekerd. Zooals reeds toenmaals door mij in de Kamer is medegedeeld, heb ik, hoewel van het nut van het gevraagde onderzoek niet overtuigd, ge meend om, waar het een zoo ernstige zaak geldt, niet te mogen aarzelen om aan den wensch der Kamer gevolg te geven en het is dan ook uitsluitend aan eenige bij de samen stelling der commissie gerezen moeilijkheden te wijten, dat ik eerst heden tot hare installatie kan overgaan. Noch in de motie, noen in hare toelichting is er op aangedrongen om terug te keeren tot bet stelsel om in het algemeen de openbare overwegen in de hoofdspoorwegen weder als voorheen afsluitbaar te maken en zeer terecht jn. i. Het zou van een zonderling beleid getuigen 4 'indien thans, nu in de sedert verloopen 6 jaren bij ruim 1400 der hier te lande helaas zeer tal rijke overwegen de afsluitboomen zijn wegge nomen en veelal ook de waehterswoningen ter verbetering van het uitzicht zijn gesloopt, dat alles grootendeels weer zon moeten worden her steld en het Inmiddels bij het publiek ook bij bet berijden van overwogen ontwaakte verant woordelijkheidsgevoel weer werd gedoofd. Zonde - het terrein ,an het onderzoek uwer commissie ook maar in het minst te willen be perken heb ik gemeend, bij de omschrijving van haar taak eenige punten nader te moeten aanduiden en wensch ik daaraan nog oen enkele opmerking toe te voegen. Zie ik goed, dan zal dat onderzoek in hoofd zaak in twee richtingen gaan. Eenerzijds zal waarschijnlijk getracht worden om ten aanzien van het verkeer over den overweg en van het uitzicht van den weg aan weerszijden Tan den overweg op den spoc-v/eg bepaalde normen te vinden, die kunnen dienen bij de beoordeeling of een ontheffing al dan niet moet worden toe ga-laten oi' bestendigd. Daarbij zou ik, ter voldoening aan een door mij onlangs in de Eerste Kamer gedane toe zegging, uw commissie willen verzoeken om bot daartoe uit den aard de.r zaak noodige plaatselijk onderzoek ook te willen uitstrek ken tot de bekende onafgesloten overwegen bij Kethel Akkrum on Rilland-Bath, en mij afzon- derlijk! zoo mogelijk zelfs eenigsztns spoedig baar. oordeel omtrent het al of niet toelaatbare van de voor die overwegen verleende onthef fingen te doen kennen. Anderzijds zal vermoedelijk worden nagegaan wat termeerdere beveiliging van de onafge- Blot-en overwegen, meer bepaaldelijk ter waar echuwing va.n het den overweg naderend pu bliek, dat een trein in aantocht is, kan wor den gedaan. Daarbij zullen ongetwijfeld de automatische overwegseineu een hoofdpunt van uw onder zoek uitmaken. Met de vragen van teohnisdhen en juridl- schc-n aaTd, welke zullen rijzen bij de beoor deeling van de wensohelijkiheid van de invoe ring van dergelijke seinen waardoor nevens de bewaakte en de onbewaakte overwegen als het wa,re een tussohen-soort zou worden gescha pen,- is bij de samenstelling der Commissie re kening gehouden. Ik m-een thans te mogen eindigen met de verzekering, dat ik het zeer o-p prijs stel, dat gij, die elk op uw gebied zoozeer deskundig zijt in dit belangrijke verkeers- en veiligheids vraagstuk, U hebt willen beschikbaar stellen Voor dezen belangrijken arbeid en dat de re sultaten daarvan door mij en, ik mag gerust er bij voegen, door allen in den lande met groo te belangstelling worden tegemoet gezien. Antwoord ir. van der Vegt. De Voorzitter der Commissie, Ir. A. H-. M. van der Vegt, oud-hoofdiifspecteur-generaal der Spoor- en Tramwegen beantwoordde 's Minis ter's rede als volgt: Dit onderzoek is vooral omvangrijk In een land als het onze, waar door den aard van den bodem en het vlakke terrein, overbruggingen en onderdoorgangen behalve bij groote ste den en in zeer drukke wegen tot de uitzon deringen behooren, waar derhalve zoovele ge- lij kvl-oersefhe overwegen zijn en dientengevol ge ook het aantal onbewaakte overwegen naar (Verhouding belangrijk is. Zooals Uwe Excellentie heeft opgemerkt, kenden wij in ons land; reeds vóór de totstand koming van de wijziging van artikel 33 van de Spoorwegwet, den on/bewaakten overweg op de loeaalspoorwegen, waarover zich dikwijls zware goederentreinen bewegen en met snel heden tot 60 K.M. per uur gereden wordt. Op die spoorwegen waren toen van de 1200 aan wezige overwegen circa 950 onbewaakt. Thans nu ook op de hoofdspoorwegen onbewaakte overwegen voorkomen, is dit aantal met meer dan 1400 toegenomen. Natuurlijk zijn daar vele overwegen onder met zeer onbeteekenend verkeer, die, nu zij onbewaakt zijn, naar mijne meening zeker niet minder veilig gepasseerd kunnen worden dan vroeger vóór de wetswijziging toen zij op gebrekkige wijze op afstand werden bediend. Maar er zijn toch ook overwegen onder met min of meer belangrijk snelverkeer, welke in verband met daarop plaats gehad hebbende ongevallen, de aandacht getrokken hebben. Bij de beoordeeling van de veiligheid van het verkeer op de onbewaakte overwegen is het van groot gewicht de omstandigheden te Ieeren kennen, waaronder verschillende onge vallen op die overwegen hebben plaats gehad, met dien verstande evenwel, dat ongevallen, hoe betreurenswaard ook op zich zelf, welke blijkens de op waarheid berustende rapporten uitsluitend aan zorgeloosheid der weggebrui kers zijn toe te schrijven, bij die beoordeeling van minder beteekenis zijn. Gaat men de sta tistiek van de ongevallen na, dan blijkt maar al te dikwijls, dat die zorgeloosheid een groote rol gespeeld heeft. Bij het passeeren van den spoorweg over een onbewaakten overweg moet het publiek voor eigen veiligheid zorgen, maar dan moe ten zoodanige maatregelen genomen zijn dat de weggebruiker door duidelijke waarschuwing weet, dat een overweg genaderd wordt en door voldoende uitzicht van den weg op den spoor weg ook in staat is die verantwoordelijkheid te dragen. In verband daarmede, Excellentie, is de vraag, wat onder voldoende uitzicht te 10 verstaan is, van groote beteekenis en is het van groot belang te trachten daarvoor vaste normen te verkrijgen, afhankelijk van het ge bruik, hetwelk van den weg gemaakt wordt. Excellentie, wij zuilen ons met toewijding aan het werk zetten en bij het onderzoek naar de veiligheid van het verkeer op de onbe waakte overwegen zeker onze aandacht aan de belangrijke door Uwe Excellentie naar voren gebrachte vraagpunten wijden, in de hoop, dat wij ons advies binnen niet te langen tijd zul len kunnen uitbrengen De samenstelling der commissie. De thans geïnstalleerde commissie bestaat uit: Ir. A. H. W. van der Vegt, oud-hoofd- inspecteurgeneraal der Spoor- en Tramwegen te 's-Gravenliage, lid en voorzitter; ir. W. L. C. Brunings, hoofdingenieur bij het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland, te Bloomendaal; ir. H. P. Maas Geesteranus, hoofd-ingenieur, chef van den dienst van Weg en Werken der Nederlandsche Spoorwegen te Utrecht; prof. mr. E. M. Meyers, hoogleeraar van de Rijksuniversiteit te Leiden; E. W. van Weideren baron Rengers, secretaris van de Motorcommissie van den A. N. W. B. Touris- tenbond voor Nederland, de Koninklijke Ne derlandsche Automobielclub en de Koninklijke Nederlandsche Motorwielrijdersvereeniging te 's-Gravenhage; L. H. Wigman, machinist bij de Nederlandsche Spoorwegen te Eindhoven, leden. treden ir. J. G. Ravenek, rijkshoofdingenieur voor de Spoorwegen te 's-Gravenhage. Ais lid-secretaris van de commissie zal op- PRINSES JULIANA. Haar verblijf te Katwijk. H. If. H. Prinses Juliana heeft het voor nemen, in verhand met do Universiteits- vacantie, Zaterdag a.s. Katwijk te verlaten, na Vrijdagavond in de Stadsgehoorzaal te Leiden het concert van het Zweedsche Studentenkoor uit Upsala {,,Orfei Dranger) te hébben bijge woond. H. K. H. zal zich bij den aanvang van den nieuwen Academischen cursus wederom voov een jaar te Katwijk vestigen. EEN PRACIJT-EXEMl'LAAR. Bij een onlangs in Oost-Afrika gehouden groote jachtpartij werd door Mr. en Mrs. Cron van Johannesstad een zeldzaam exemplaar van een dikhuid neer gelegd. Mr. Cron (rechts) pakt het beestje bij eeii van zijn ooren. Behandeling der prae-adviezen. TWEEDE DAG. Aan de orde kwamen de prae-adviezen over: „IJsbestrijding", uitgebracht door de heeren J. H. Bergmann, reeder te Amsterdam en Prof. dr. E. Cohen, hoogleeraar te Utrecht. Door den heer ir. A. A. Mu&sert, ingenieur van den Provincialen Waterstaat te Utrecht waren bij wijze van prae-advies eenige mededeelingen geformuleerd betreffende de belemmering van de Nederlandsche binnenscheepvaart tengevolge van ijsbezetting. Den korten inhoud dezer prae-adviezen eii mededeelingen hebben wij reeds eerder gepubliceerd. De heer Bergmann gaf een uiteenzetting van de moeilijkheden, die het ijs aan de binnenscheepvaart in den weg legt, vooral bij ijsperiodes op de Zuiderzee in de maanden December tot Maart. Spr. noemde het van groote beteekenis voor Nederland om proeven te nemen met het systeem Barnes en drong aan op de aanneming zijner conclusies. Bij de hierop volgende discussie weès prof. Cohen op de sterke tegenstelling' 'tusschen Amerika en Canada en ons'werelddeel, wat de ijsbestrijding betreft'. Spr1. is van oordeel, dat het systeem, dat prof. Barnes in Amerika toe past,! ook in ons land kan worden aangewend. Ir. Mussert verklaart dat de mededeelingen door hem gegeven uit den aard der zaak niet volledig konden zijn en misschien zijn zij ook niet ten volle juist. Er is echter een begin door gemaakt om tot ijsbestrijding te komen, want als aan de overheid daarvoor eenmaal steun zal worden gevraagd, dan zal men cijfers moeten overleggen De congressisten gingen hierop naar een der kleine zalen van de stichting de Stuers, waar dr. Barnes door lichtbeelden het Ameri- kaanselie systeem aanschouwelijk voorstelde. Nadat aan dr. Barnes dank was gezegd voor zijn demonstratie en toelichting, begaven de congressisten zich wederom naar de voormalige Kruisheerenkerlc om dé praeadviezen over: Schade bij aanvaring te behandelen. Dit onder werp is ingeleid door de lieeren mr. W. A. C. van Dad, advocaat te Rotterdam en J. C. de Roever, oud-ambtenaar bij de scheepvaart inspectie. Ook van deze praeadviezen hebben wij reeds e&n résumé gepubliceerd. Mr. van Dam lichtte zijn praeadvies in het kort toe, waarna gelegenheid word gegeven tot bespreking. De heer Meilema kwam verklaren, dat de toepassing van het binnenscheepvaartregle- ment nog zeer onvoldoende is, maar tocli^kan hij de conclusies waartoe de tweede prae- adviseur de heer Roever komt niet onvoor waardelijk aanvaarden. Door de examencom missie ingesteld door de vereeniging van ge zagvoerders is inmiddels reeds getracht een modus vivendi te vinden om aan ervaren schip pers een bewijs van bekwaamheid uit te rei ken. Spr. pleit voor beter onderwijs aan het schipperskind. De heer Veerman beweerde, dat thans de practisohe opleiding voor kapiteins fe water nog niet deugt. Uit het verloop van het aan tal leerlingen op de vakscholen is op te inaken, dat aan de schippers de tijd ontbreekt om cur sussen te volgen. De voorzitter protesteerde tegen deze uit lating ©n verklaarde, dat het onderwijs goed is, maar dat aan de schippers dikwijls de lust ontbreekt om het te volgen. De lieer Veerman drong er op aan er voor te waken dat al te bindende eischen voor de diploma's zullen worden- gesteld. Mr. Hellema zou gaarne weten hoe de usance te Rotterdam is voor de berekening der reparatJedagen. De heer Van Zijl komt op tegen de onver antwoordelijke wijze, waarop door de reeders onbekwaam personeel voor de binnenvaart wordt aangenomen.. Onbekwaam personeel is de grootste oorzaak der ongelukken. Mr. Nolst Trinité gelooft niet dat het bin- nenscheepvaartcongres heit aangewezen lichaam is om een model expertise rapport te formulee ren en zeker zouden daarbij ook de assurantie maatschappijen gehoord moeten worden. De voorzitter dankte de praeadviseurs en de sprekers en sloot het congres na machti ging te hebben gevraagd tot vaststelling der conclusies, om deze aan de eerstvolgende leden vergadering ter goedkeuring voor te leggen. In den namiddag maakten de congressisten een excursie naar de Staatsmijn Maurits, waar zij het bovengrond sch bedrijf konden bezichti gen. Bij het auto-ongeluk dat de Sultan van Koetel verhinderd heeft, tijdig hij de opening der I. T. A. aanwezig te zijn, is de Sultan, en zijn de hem vergezellende personen, rakelings aan den dood door vermorzeling- ontsnapt, vertelt het Hbld. In den auto (een groote Minerva) zaten achterin d-e Indische heerschar en den heer Riaedt van OMenbarneveld, oud-resident van Ambon en vroeger assistent-resident in Koetei (waar hij voor den tegenwoordigen Sul tan, die toen een jongen van 10 jaar was, een vadei'lijke vriend was geweest weshalve Z. H. hem verzocht had, dezen tocht mede te maken). Daarvoor zaten de pangéran en de assistent- resident van Koetel en op de voorste bank zat de chauffeur. Even voor Doorn maakt de weg een bocht vlak voor de (onbewaakte) kruising niet de eleetrfSclie tram, zoodat er slecht zicht is op den spoorweg. Ttolen de wagen over de,n haan reed zag men plotseling een aandravende tramtrein op slechts enkele meters afstand. Doordien de chaufEeur de tegen woordigheid van geest had om snel het stuur om te gooien, suisde de trein nog juist rake lings langs den auto. Deze reed echter tegen een boom hetgeen echter geen ernstige gevolgen had. De chauffeur werd uit den wagen -geworpen maar bleef ongedeerd, de Sultan en de heer Raedt kregen slechts onbeduidende kneu zingen. Alleen de pangéran en de assistent resident werden door glasscherven in het gezicht gewond en moesten te Doorn wor den verbonden. Het was dit dat het lang durige oponthoud veroorzaakte waardoor het aan den dood ontsnapte gezelschap pas zeer laat op Zijpendaal aankwam. In het eerste kwartaal van 1928- BEMOEDIGENDE TEEKENEN VOOR DE NIJVERHEI.D Blijkens het in de Mei-aflevering van het maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek opgenomen overzicht van den stand der arbeidsmarkt in het 1ste kwartaal, wijzen verschillende statistische gegevens, aan do hand waarvan eenig inzicht kan worden ver kregen omtrent den gang van zaken in de nij verheid, in deze richting dat de in de nijverheid als geheel genomen, reeds geruimen tijd lang zaam vorderende verbetering verderen voort gang maakt. Zoo was de uitvoer van vele fa brikaten grooter dan in het eerste kwartaal van 1927 (in totaal gestegen met bijna 10 pet. naar het gewicht en ruim 15 pet. naar de waarde). De index-eijfers naar de koersen van aandeelen van nijverheidsondernemingen (Jan., Febr. en Maart resp. 111, 115 en 116) vertoonen bij toen vergeleken (resp. 94, 101 en 105) een vrij belangrijke stijging. Het bedrag der aanbe stede werken voor fabrieksbouw en -verbouw was in dit kwartaal 2.37 millioen gulden, tegen 0.95 millioen gulden in de overeenkomstige periode van het vorige jaar. Met deze bemoedigende teekenen voor oogen mag men wel zeggen, dat 1928 zich niet ongunstig en beteT dan zijn voorganger beeft ingezet, een conclusie, welke wordt bevestigd door het meerendeel der ontvangen rapporten, aangevend dat de fabrieken, waarop zij betrek king hebben, goed of althans vrij goed van werk waren voorzien. Tot op zekere hoogte valt hierbij ongetwijfeld de gunstige invloed te onderkennen van de technische en andere ver beteringen, welke in de laatste jaren in onder scheidene fabrieken waren aangebracht. In- tusschen is het, ten einde het beeld van den toe stand der industrieele bedrijven, dat zich uit het vorenstaande afteekent, niet te flatteeren; stellig niet overbodig ook op de schaduwzijden de aandacht te vestigen. Nog menig verslag ge tuigde van moeilijkheden van allerlei aard, waarmede het bedrijfsleven te kampen had. En dit betrof dan niet alleen een weliswaar op den langen duur verminderd, maar toch nog altijd tamelijk groot aantal ondernemingen, waar on voldoende werk was, doch tevens vele der fa brieken, welke zich door een min of meer be vredigende bedrijvigheid kenmerkten. Een groot deel der klachten had wederom in hoofd zaak betrekking op het nog altijd te zeer ge drukte prijspeil, als gevolg van scherpe onder linge en buitenlandsche concurrentie. Treden wij in eenige bijzonderheden voor een aantal industrieën, dan valt omtrent de groote aardewerk- en glas-industrie in het Zui den des lands o.a. op te merken dat in dit kwartaal geen noemenswaardige verdere in krimping van personeel is waargenomen, maar wel in enkele ondernemingen eenige uitbrei ding, zij het voor een deel ten behoeve van de in de laatste jaren meer en meer toegenomen fabricage van sanitair aardewerk. In de fles- schen-industrie heeft het machinale bedrijf ge regeld gewerkt. In de spiegelglasfabriek, was het thans veeleer druk dan slap (vrij belang rijke toeneming van liet personeel). In de bak steen-industrie trekt o.a. de in den laatsten tijd voorkomende ombouw van ringovens tot vlam ovens (gunstigtjr positie van de fabricage van straatklinkers in verband met de verdere uit voering van het Rijkswegenplan) de aandacht. De kalkzandsteen-industrie bleef, hoewel er na afloop van het winterseizoen wel eenige ople ving der vraag is gekomen, in een gedrukte po-- sitie verkeeren. Van Belgische zijde concur reerde men met een prijs welke nog pl.m. 10 pet. lager was dan aan het eind van 1927. In de diamant-industrie werd de toestand bij de brillantbranebe geleidelijk gunstiger, zoodat drukte heerschte en de vraag naar werkkrach ten het aanbod overtrof, in het bijzonder wat het slijpen betreft. In de typografische vakken werd, evenals gewoonlijk in deze periode een zekere toeneming van werk geconstateerd, maar versterking van personeel geschiedde in beperkte mate (hierbij houde men in het oog dat door in de laatste jaren sterk verbeterde outillage met minder arbeiders meer werk wordt verricht dan voorheen) om een belang rijke vermindering van het groote surplus van werkkrachten te kunnen teweegbrengen. In liet bouwbedrijf liet de werkgelegenheid, ook afgezien van stagnatie in het begin van het jaar door de vorst, in een aantal plaatsen min of meer te wenschen over, doch overwegend was de stand der werkzaamheden (als gewoon lijk door het seizoen belangrijk toenemend) ten slotte bevredigend en veelal beter dan ver leden jaar. Vermelding verdient de te'Eind hoven ontstane bijzondere drukte (gebrek aan werkkrachten) zoowel door fabrieks als door woningbouw. Het eindigen van den strijd met het Europeesch Lijmsyndicaat bracht voor de lijm-, gelatine- en beenzwartfabricage verlich ting der moeilijkheden met de grondstoffen. In de verf- en vernisfabricage achtte men deels de voorjaarsverlevendiging voor het binnen land beneden de verwachting of kleiner dan verleden jaar, maar daarbij viel dan in ver schillende gevallen niet over onvoldoenden export te klagen. Voor zoover omtrent de meu bel-industrie slapte of een ongunstiger toestand dan in 1927 gemeld werd, betrof dit, al waren daarop ook uitzonderingen, vnl. de fabricage van massa-artikelen (buitenlandsche concur rentie). Dit voorop stellende kan worden ge wezen op verschillende berichten van opleving (afnemende werkloosheid, echter ook door werk voor scheepsbetimmeringen), voldoende werk of drukte. In de confectie-industrie was over het geheel voldoende, in sommige rappor- teerende fabrieken (o.a. enkele van heeren- en kinderkleeding), van welke er zijn of worden uitgebreid, zelfs veel werk omtrent dames- confectie werd gedeeltelijk minder bevredigend werk (tijdelijk ingekrompen bedrijf) gemeld, zij het in een aantal gevallen toch beter dan in 1927. Door de daling der huidenprijzen ver kreeg in Februari de ledermarkt een weifelend karakter, waarin echter later door hernieuwde prijsstijging verbetering kwam (volgens som mige berichten bleven de koopers echter toch nog zeer gereserveerd), zoodat einde Maart in de leerlooierijen over het geheel weer flinker gewerkt werd dan een maand tevoren, hoewel de leerprijzen nog niet op het huidennivean waren gekomen. De bedrijvigheid in de schoe nenindustrie gaf in het algemeen geen reden tot klagen. Terwiil slapte maar weinig voor kwam, constateerde men in veel meer andera gevallen drukte, of althans voldoende of matig werk, zij het dat daarbij klachten over slechte of onbevredigende prijzen van sommige zijden niet achterwege bleven. Voor den scheepsbouw valt, alhoewel een aantal ondernemingen in de laatste maanden opdrachten voor nieuwbouw verkreeg en vooral bepaalde werven ruiin' van werk voorzien waren, toch in het algemeen zeker nog niet van een roosklenrigen toestand te gewagen, als men bedenkt, dat er nog voor een belangrijk deel der bouwcapaciteit geen werk is en dat het bedrijf te zeer blijft aange wezen op orders voor Nederl. rekening, welke dan bij de scherpe concurrentie slechts kunnen worden bemachtigd door zeer laag in te schrij ven. Bij de machinefabricage, constructiewerk plaatsen en ijzergieterijen vormen de berichten van slapte maar een betrekkelijk kleine min derheid, welke wordt overstemd door de veel talrijker rapporten, welke wezen op voldoende werk 'of zelfs bepaald drukte (het laatste voor al in verschillende machinefabrieken en con structiewerkplaatsen, maar toch ook wel in sommige ijzergieterijen). Werd dan ook de toe stand overwegend beter geacht dan een jaar ge leden. de gunstige beteekenis hiervan wordt echter verzwakt als men o.a. rekening houdt met de van verschillende zijden vernomen klachten over het nog altijd niet bevredi gende prijspeil, waarop zoowel bitfnen- als bui tenlandsche concurrentie een druk uitoefenen. Het lioogovenbedrijf werkte op volle capaciteit. Bij de vlieg-industrie hadden de drie fabrieken aan het eind van Maart een totale personeels sterkte van 750 man tegen 580 aan het eind van December. De rijwielindustrie kenmerkte zich door een over het geheel zeker niet oninder flinke bedrijvigheid dan verleden jaar. De hooge vlucht, welke de radio-industrie in kor ten tijd heeft genomen, komt wel beel bijzonder tot uitdrukking in de sterke stijging der per- soneelsterkte in de voornaamste onderneming op dit gebied, de fabriek van gloeilampen en radio-artikelen te Eindhoven, welke einde Maart alle afdeelingen te zamen genomen, ruim 12.500 man omvatte, d.i. bijna 4.100 meer dan een jaar geleden. De totale personeel- sterkte In de kunstzijde-industrie was plm. 1200 grooter dan eind Maart 1927. De katoen industrie vertoonde over het algemeen geen gebrek aan bedrijvigheid (mede in verband met deels vroegereuitbreiding een tekort aan geschoold of bruikbaar personeel), maar in verschillende verslagen toonde men zich over de vraag en (of) de prijzen (b.v. minder loo- nend dan in 1927 of nog niet voldoende verbe terd) niet of weinig tevreden, o.a. door buiten landsche concurrentie. Vergeleken bij eind Maart 1927 beoordeelde men den toestand, vooral voor de weverijen en ververijen, nogal uiteenloopend. Overwegend beter dan toen was de toestand in de wolindustrie. Zoo in het be langrijke centrum Tilburg, waar in verschil lende ondernemingen ruimschoots werk en een levendige vraag naar personeel (moeilijk te krijgen) was, hoewel het werk in eenige fa brieken wel verminderde door prijsstijging van grondstoffen. De spinnerij-afdeelingen had den, door het aanhouden der vraag naar kam. garenweefsels, nog altijd egn tekort aan werk. Van de verslagen over de mavgarine-fabrieage constateerden de meeste (w.o. die over do grootste fabrieken) voldoende bedrijvigheid, doch sommige luidden minder bevredigend o.a. klaagde men in een dezer over onvoldoenden en niet-loonenden export). De ongunstige toe stand in de rijstpellerijen onderging geen ver betering, eer het tegendeel (nog altijd bleef in krimping van personeel voorkomen).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 13