Vrïjdap 15 Juni 1928 Tweede Blad Pagina 1 DE DIENSTPLICHT TWEEDE KAMER HET WETSONTWERP AANGENOMEN VRIJSTELLING DER GEESTELIJKEN CS EEN VERLENGDE EERSTE OEFENINGSTIJ D VOOR ZEEMILITIE - mm MIDDELEEUWSCHE KLOOSTERS HET DEPARTEMENT VAN DEFENSIE DE SAMENVOEGING VAN OORLOG EN MARINE DE N.V. IN DEN SENAAT VERSCHILLENDE BEZWAREN Zullen de verdedigers kunnen winnen? DE ST. PIETERSPENNING IN HET BISDOM HAARLEM Een schrijven van Kardinaal Gasparrl WAARSCHUWING OPLEIDING HOOG ER PERSONEEL DER POSTERIJEN EN TELEGRAFIE HERDENKINGSFEEST TER GELEGENHEID van iiet 150-jarig beslaan der Willemstadselie Paardenmarkt. Overzicht van het feestterrein. Jaren geleden heeft de Leidsche profes sor Pijper in zijn boek over de „Kloosters" al geprobeerd wat opruiming te houden onder de waandenkbeelden zijner geloofs- gotiooten. Maar degelijke boeken leest niet iedereen en het duurt lang eer de daarin vervatte gedachten gemeengoed worden. Langzaam aan echter daagt het licht wel en zoo heb ben de lezers van het „Handelsblad" van 10 Juni in hun liberaal orgaan het volgende klinnen lezen over de kloosters uit de „don kere middeleeuwen": ,,Wij zijn gewoon aan de voorstelling van een middeleeuwsch kloosterling ala ©en hebzuchtigen monnik o£ abt, van een tedelman uit dien tijd als een ridderlijke weliswaar ruwej maar nobele figuur. Aan deze voorstelling die men niet alleen bij de meeste romanschrijvers, maar zelfs bij vele serieuze geschiedschrijvers vindt ligt waarschijnlijk het feit ten grond slag, dat onze verbeelding de dingen met ©en romantisch waas omkleed wil zien, naarmate ze verder in het verleden liggen. /En voor romantiek leent het ridderwezen zich bij uitstek In het kloosterleven en de werkzaamheid der kloosters vinden wij weinig, dat onze behoefte aan romantiek bevredigen kan en wellicht daardoor zijn de kloosters ©r in de literatuur, die de Middeleeuwen tot onderwerp koos, zoo slecht afgekomen. Toch vormen de kloos ters den schakel, die onze h e de ndaagsche cultuur met die van het oude Grie kenland verbindt; toch zijn zij de oorzaak, dat in de woeste eerste Middeleeuwen (pl.m. 900 tot pl.m. 1100) althans eenlge beschaving bleef en ons werelddeel eco- «omisch niet te gronde gink. Het waren de eeuwen toen naast het rid derwezen met zijn onverbrekelijken aan hang van lijfeigenen en hofhoorigen, het geen met elkaar feitelijk een leger van be. roepssoldaten vormde, slechts één categorie zich met de ontwikkeling der economische hulpbronnen bemoeide: de kloosterlingen. Het land in handen van den adelwerd in de eerste plaats gebruikt als jqpht- en wei-terrein. Bebouwd werd het slechts zuiver voor eigen behoeften. Van systema tische cultiveering was geen sprake, even min van indijking of irrigatie. De kloosterlingen waren in de eerste mid deleeuwen, doordat de klasse der vrije boeren in een stand van hoorigen was opgegaan de eenigèn, die zich met den landbouw en het in cultuur brengen van woeste gronden bezig hielden, waarnaast ook de vrij primitieve nijverheid (bier. i brouwerij b.v.) in de kloosters vlijtig be oefend werd. Zoo waren deze in de vroege middeleeuwen de een. tra van het economisch leven en van den econo- mischen vooruitgang in Noord - en Wes't-Europa. Op één talc van het economisch leven leg. den zij zich echter niet toe en hiermede konden zij zich ook moeilijk bezighouden n.l. handel en verkeer. De producten van de kloosternijverheid werden, voor zoover niet noodig voor het gebruik der kloostermaat- schappij, veelal voor charitatieve doeleinden gebruikt. Dit was de oorzaak, dat de sedert den aanvang der kruistochten in macht en aan zien groeiende steden langzamerhand de economische functies van de kloosters over namen. De steden werden niet slechts de haarden der zich ontwikkelende middel- eeuwsche nijverheid, waarvan wij in Vlaan deren, Zuid-Duitschland en Noord-Italig nog de overblijfselen bewonderen, maar legden zich ook toe op den handel. De eigenlijke ontwikkeling van den we reldhandel dateert van, de kruistochten. Tot die tijden was de handel in zijden Stoffen, wapenen, edelgesteenten e.d. iif Noord-Europa voornamelijk in handen van de Joden of reizende vreemdelingen. In de 12e eeuw neemt de Hansa den handel In onze streken ter hand om de ruwe pro ducten van het Noorden te ruilen tegen de waren uit de Levant en de kunstvoort brengselen van Zuid-Duitschlanid en de Romaansehe landen. De kloosternijverheid moest hierdoor wel op den achtergrond worden gedrongen en do rijkdom van vele kloosters door schen kingen en erflatingen maakte, dat verschillende insluipende misbruiken dat de energie der kloosterlingen verslapte. Niettemin mogen de kloosters in de vroegste middeleeuwen niet alleen als de centra der wetenschap worden beschouwd maar ook wel degelijk als de ruggegraat Van het toenmaals nog wel zeer primi tieve economisch leven. Merkwaardig blijft echter, dat deze ker kelijke instellingen toenmaals zoo'n belang rijke rol vervulden bij de voorziening in materieele behoeften, terwijl juist de we reldlijke macht de adel de econo- mische belangen verwaarloosde. Het doet ons genoegen zoo'n stukje his torie te ontmoeten in een blad, waarvan öe meeste lezers leven bij de traditie, dat toosters holen van domheid en onzedelijk heid waren en dat zij daarom werden uit geplunderd en verwoest door oude en jonge «hervormers." He nuchtere feiten der historische waar heid leèren wel anders en het kan geen waad, dat er eens nota van genomen iWordt. Het dreigement van den voorzitter met een avondzitting, waaraan door de talrijke amen dementen, die op de Dienstplichtwet waren ingediend, ook een evenredig aantal stemmin gen was verbonden, waarvoor de leden aan wezig zouden moeten zijn, heeft geholpen. Er was zelfs reeds een soort recesstemming, waar in voortdurend „stemmen" geroepen werd als het te lang duurde. Op deze wijze is de Kamer niet alleen met de wijziging van de Dienstplichtwet klaar ge komen, maar heeft deze zelfs met aigemeene stemmen aangenomen. De Minister had het misschien liever anders gehad in dien zin, dat hij niet zoo bijzonder prijs stelde op de aige meene stemmen, als wel op het behoud van eenige wijzigingen door hem voorgesteld, maar nu uit het ontwerp verdwenen. Toch was deze stemming uit politiek oog punt niet van belang ontbloot. De heer Ter Laan, die fel gestreden had voor contingents- vermindering en niet-vrijstelling van geeste lijken van den dienstplicht, voor de S. D. A. P. twee zaken van groot gewicht, liet zich ver leiden tot de verklaring, dat alhoewel de S. D. A. P. in deze haar zin niet had gekregen, ze tegen het wijziging,sontwerp geen bezwaren had, na de wijzigingen die waren aangebrach Dan moeten ze ook voorstemmen meende Dr. Deckers terecht en vroeg hoofdelijke stemming. Het resultaat was verrassend. De ontwapenaars, waaronder ook de heeTen van Zadelhoff en Albarda, stemden nn voor een wet, waarbij het jaarcontiugent voor het leger op 19.500 man werd bepaald. Hoe zij dat in overeenstemming kunnen brengen met hun ontwapenlngs-propa- ganda is onbegrijpelijk. Men Is tegen een leger of er voor, maar den eenen dag het geheele land In rep en roer brengen, omdat men ontwapening noodig oordeelt en bet leger een gevaar vindt en den anderen dag stemmen voor een wet waarin tegen hun beginsel jaarlijks 19.500 man aan dat leger worden toegevoegd, die kunst schijnen alleen de sociaal-democraten te ver staan. Als deze partij weder haar actie begint voor directe nationale ontwapening, zullen we nooit mogen vergeten, dat zij nu voor deze wet heeft gestemd, want daardoor is toch wel onomstootelijk komen vast te staan, dat die ontwapeningspropaganda alleen maar gevoerd wordt voor de kiezers. Het langst is er gedebatteerd over het amen dement Ter Laan, dat ten doel had om uit de wet te schrappen de vrijstelling van dienst plicht op grond van het bekleeden van een geestelijk of godsdienstig menschlievend ambt, of opleiding tot zoodanig ambt. De heer Ter Laan mocht verklaren, dat het niet het minst zijn bedoeling was hierdoor den katholieken onaangenaam te zijn, maar hij weet wel beter. De rede van dominéé Lingbeek, de eenige man, die 't roode voorstel steunde, bewees wel anders. Zelden is er nog in de Kamer een zoo anti-papistische rede gehouden als door dezen dominéé. Dr. de Visser heeft dit on omwonden verklaard, Deze Christelijlc-Histo rtsche leider is voor het behoud van de vrij stelling in de wet op grond van het historisch recht. Geen kabinet heeft een eeuw lang het gewaagd dit recht aan te tasten. Bovendien moeten de geestelijken en bedienaren van den godsdienst in tijd van nood, dus bij oorlog in hun parochie en gemeente zijn. Juist in die tijden heeft men behoefte aan geestelijken bij stand. Minister Lambooy kenschetste het zoo goed, toen hij herinnerde aan het bekende spreekwoord: „Nood leert bidden". Het slot van de rede van Dr. de Visser was bovendien vernietigend voor het amendement en voor dominé Lingbeek, die buiten zich zelf raakte van woede en al maar schreeuwde: „U hebt voor de ordebroeders gestemd". Dr. de Visser had namelijk een variatie gemaakt op de slotwoorden van do rede van Dr. Schaep- man in 1898, toen deze tegen het amendement Pyttersen Troelstra t.ot opheffing van de vrij stelling pleitte. Deze had doelende op de noodzakelijkheid van vrijstelling van dienst plicht voor geestelijken op grond van het ker kelijk beginsel gezegd, dat hij het liever hield bij den Ouden St. Pieter, dan bij den jongen Pytter in de persoon van den heer Pyttersen. Dr. de Visser maakte daarvan dat hij het liever hield bij het oude historische recht, dan bij het nieuwe recht van de combinatie Ter Laan Lingbeek. Dr. De Visser bleef in deze volkomen trouw aan zijn standpunt reeds in 19ii ingenomen. Het Katholieke standpunt wijkt daar van af. want wij vragen die vrijstelling niet in de eerste plaats op grond van practische nood zakelijkheid, maar omdat de Kerk in beginsel bezwaar heeft tegen het dragen van wapenen door de geestelijken. Dr. Deckers heeft namens do Katholieken het amendement krachtig be streden. Vrijstelling van den dienstplicht is inhaerent aan de waardigheid en het beroep van den geestelijken stand. Voor ons Katholie ken is het een beginsel en daarom blijft het amendement ten spijt van iedere toelichting om het tegendeel te bewijzen, anti-clericaal. Ook de heer Oud heeft het amendement knap bestreden en zeer terecht merkte hij op, dat men het aan de Katholieken zelf maar moest overlaten om te beoordeelen, wat voor hen be ginsel is of niet. Nadat het amendement verworpen was heef: de heer Ter Laan later alsnog een poging gedaan om dit Vrijstellingsrecht te ondermijnen. Hij diende hiertoe plotseling een amendement In dat ten doel had om het jaarcontingent te verminderen met een aantal gelijk aan dat van de jaarlijks aan geestelijken verleende vrijstel lingen. Hierdoor meende hij te voorkomen, dat voor de vrijgestelde geestelijken anderen zou den moeten opkomen, want dat waren volgens hem dikwijls personen, die evengoed bezwaren hadden. Alhoewel dit amendement zonder eenige discussie verworpen werd, meenen we toch te mogen opmerken, dat de zaak niet zoo eenvoudig is als hij die voorstelt. Waar onze Dienstplichtwet slechts dienstplicht oplegt aan één zoon per gezin en de anderen vrij zijn op j grond van broederdienst, daar is het in bijna Jalle gevallen de broeder van den op grond van een geestelijke 'bediening Vrijgestelde, die de dupe er van wordt. Een bekend feit is liet toch dat. maar zelden een eenige zoon zich tot den geestelijken stand geroepen voelt; meestal zijn het personen uit groote gezinnen. Alhoe wel het nu de vierde maal is, dat de S. D. A. P. een poging gewaagd hééft, om 'd vrijstelling van de geestelijken uit de wet te lichten en het steeds mislukte zal zij volger, den heer Ter Laan niet nalaten een volgende maal bet weer te probeeren, "Wij Katholieken weten dus wat we van de 'S. D. A. P. te wachten, hei-ben. Over de andere zaken kunnen wé kort zijn. De héér Duymaer van Twist wilde in de wet handhaven de keuring voor alle ingeschreve nen. Dank zij de krachtige bestrijding van den minister trok bij zijn amendement in. De wij ziging van de wet, waarbij alleen degenen die dienstplichtig' zijn, gekeurd worden, beteekent een hesparing van 40.000 per jaar. De loting werd alleen bestreden door den heer Win ter mans. Zooals te verwachten was zijn de vier maan den verkorting van den eersten oefen.ings.tijd voor hen, die het diploma van voorgeoefend- heid hebben in de wet gebleven. Hier staat echter tegenover, dat voortaan alleen zij die werkelijk dienstplichtig zijn, zioh bij het voor- oefenings instituut Zullen aanmelden en dat zij dadelijk nadat ze het diploma behaald heb ben In werkelijken dienst zullen komen. Vroe ger was dat wet eens anders, voorat toen zoo'n diploma nog twee jaar geldig was. De voorgestelde wijzigingen voor de dienst plichtigen bestemd voor de zeemacht beeft de minister niet geheet gekregen. Wat den dienst tijd aangaat was zijn voorstel ten hoogste acht maanden voor de dienstplichtigen, die bestemd zijn voor den dienst bij de kustwacht, en ten hoogste veertien maanden voor de overige dienstplichtigen van de zeemacht. Hiertegen kwam vooral verzet van een zijde waarvan men het anders niet zou verwachten. De A. R. en C. H. partij meende echter, maar volkomen ten onrechte, dat de minister deze wijziging noodig had voor de fusie der departementen. Dat is een misvatting. De mi nister heeft de wijziging ingetrokken, zoodat de diensttijd nu voor allen acht maanden blijft. Het gevolg hiervan zal zijn, dat er op de marinebegrooting meer gelden zullen moe ten worden aangevraagd voor het beroepsper- soneel. Een verhooging van het contingent heeft de minister wel gekregen door de bepa ling dat voor de zeemacht ten hoogste 1000 man mogen worden ingelijfd, vermeerderd met bet getal van hen, die bij de voorvorige lichting als gewoon dienstplichtige voor de zee macht zijn bestemd, doch op het tijdstip van eindiging van het jaar dier lichting ontbra ken. Hierdoor wordt het jaar contingent toch 100 tot 200 man grooter dan tot nu toe. Ver melden we ten slotte, dat de derde herhalings oefening is afgeschaft, behalve voor lien, die er persoonlijk om vragen en dat voortaan de ziekendragers ook een herhalingsoefening heb ben gekregen, dan zijn daarmede de voornaam ste Wijzigingen aangegeven. Het Koninklijk besluit betreffende de samen voeging der Departementen van Oorlog en Marine tot een Département van Defensie is gedagteekend 11 Juni 1928 no. 35 en luidt; Wij Wilhelmina, enz., Op de voordracht van onze Ministers van Oorlog, van Marine a.i., van Buitenlandsche Zaken, van Justitie, van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, van Financiën, van Waterstaat, van Koloniën, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Arbeid, Handel en Nijverheid van 5 Juni 1928 le Afd. no. 2, Gelet op punt V van Ons Besluit van 27 September 1920 (Stbl. no. 759) en op artikel 4 van de Wet van 20 Februari 1926 (Stbl. no. 38), Hebben goedgevonden en verstaan: te bepalen dat Ons Besluit van 27 September 1920 (Stbl. no. 759) en de wet van 20 Februari 1928 (Stbl. no. 38) in werking treden op 1 September 1928. Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn belast met de uitvoering van dit Besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst. Het' Loo, den llen Juni 1928. (get.) WILHELMINA. De Minister van Oorlog, (get.) Lambooy. De Minister van Marine a,l., Xget.) Lambooy. De Minister van Buitenlandsche Zaken, (get.) Beelaerts van Blokland. De Minister van Justitie, (get.) J. Donner. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, (get.) J. B. Kan. De Minister van Financiën, (get.) De Geer. De Minister van Waterstaat, (get.) H. van der Vegte. De Minister van Koloniën, (get.) Koningsberger, De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (get.) Waszink. De Minister van Arbeid, Handel en Nijver heid, (get.) J. II. Slotemaker de Bruïne. Veel nieuws heeft de tweede dag van het senatorial© vennootsohapsdebat niet gebracht. De oppositie van welke gisteren vooral de heeren van den Bergh en Michiels van Kesse- nieh de woordvoerders waren concentreert zich in bezwaren tegen de verplichte publici teit bij de besloten vennootschappen, het enquête recht en de beperking der oligarchische clau sule. De voorstanders er spraken gisteren drie: de heeren Mendels, Slingenberg en Jan sen betoogden terecht de noodzakelijkheid van een herziening van ons N.V.-reöht. Zij wezen terecht op de vele vooral juridische baten, die het ontwerp oplevert, en op bet 0verdrevene en gefingeerde in tal van gebreken en nadeelen, die het ontwerp worden aangewre ven. Maar de voorname bezwaren hebben zij o.i. niet kunnen ontzenuwen. We gelooven niet, dat t.a.v. de drie hoofd bezwaren de verdedigers van hot ontwerp de tegenstanders zullen kunnen overtuigen. Die bezwaren zijn bij uitstek van practischen aard. Men ziet ze en men veelt ze, of teen ziet ze niet. Maar wie ze ziet, dien zijn ze moeilijk uit. het hoofd te praten. Overigens zijn verschillende voorstanders ook volkomen er van doordrongen, (lat het ontwerp enkele groote bezwaren heeft. Er is o.i. al zeer weinig kans, dat de Minis ter de gevraagde concessies zal doen. Nog daar gelaten, of hij er eventueel in zou slagen de betreffende novelles door de Eerste Kamer aangenomen te krijgen. Ouder de overdreven bezwaren is ook hot misverstand, dat het ontwerp alle macht in de N.V. aan de.aandeelhouders geeft. Nogmaals: daarvan is geen sprake. Het ontwerp kent in het algemeen aan de aandeelhouders alle macht toe, die in de statuten niet aan anderen is toe bedeeld. Maar: welke bezwaren er ook zijn tegen het ontwerp, we wèttschen het zuiver te zien beoordeeld. Het kan nergens goed voor zijn, als dit ontwerp, dat slechts de aandeelhou ders-beleggers door toekenning van controlee- rende bevoegdheden wil beschermen, zal wor den verworpen, „omdat het alle macht aan aandeelhouders geeft" of omdat het zou pre- tendeeren „alle misbruiken uit te sluiten". Toén de heer de Jong er bij den Minister op aandrong, (lat deze bij verwerpin an bet ontwerp spoedig met een nieuv her- zieningsvoorstel zoti komen, ging er onder de voorstanders eer.ig minder instemmend ge lach op. O.i. ten onrechte. Over vele dingen in het ontwerp volgens (le voorstanders over het belangrijkste der.l is men liet al gemeen eens. De drie hoofdbezwaren ziju dui delijk aangewezen. We zien niet in, waarom bij verv ping een nieuw ontwerp niet bin nen afzienbaren tijd bij de Tweede Kamer en in liet Staatsblad zou kunnen zijn. We hebben gistèren heel wat sprekers afge werkt. Heden is eerst de grand old man uit Amster dam aan het woord. En dan de Minister. LOSSE WERKLIEDEN IN HET LEGER Een kennisgeving betreffende aan neming In een binnenkort te verwachten leger-order is opgenomen een ministerieele kennisgeving betreffende hot aannemen, van losse werk lieden. Ten einde te voorkomen, dat de comman danten van korpsen en hoofden van inrichtin gen voor elke vervanging van een tijdelijk aan den dienst onttrokken burger werkman een aanvraag aan het departement van Oorlog fn dienen, wordt het volgende vastgesteld. Bedoelde commandanten en hoofden zijn ge rechtigd tot het aannemen van een hulpkracht, indien een van hun burgerwerklieden door ziekte verhinderd is zijne bezigheden te ver richten en de dienst tengevolge van die ver hindering ernstig dreigt te worden geschaad. Voor de tijdelijke vervanging van een zieke moet bij voorkeur worden aangenomen een wegens personeelsvermindering ontslagen werk man van het leger (de ieger-inrichtingen) of een op wachtgeld gesteld rijksdienaar; slaagt men op die wijze niet in bet vinden van een geschikte kracht, dan moet een beroep worden gedaan op de plaatselijke arbeidsbeurs. Naar „St. Bavo" meldt, ontving de Hoogeerw. Heer Mgr. H. J. M. Taskin, Vicaris Capitularia van het diocees Haarlem het volgend schrijven van Z.Em. Kardinaal Gasparrl: Hoogeerwaarde Heer. Geen ongewoon of nieuw bewijs vau geloot en toewijding hebt gij zoo juist uit naam ook van dat Diocees gegeven, toen gij de St. Pie terspenning ten bedrage van 19.000 aan den H. Vader met godvruchtige bedoeling hebt gezonden. Het is geenszins onbekend, hoeveel en hoe groote nooden den H. Stoel bezwaren om over de heele wereld (le katholieke zaak te bevor deren. Daarom moge de ondersteuning, die alle goedgeloovigen aan den T'laatsbekleeder van Christus geven, strekken tot bevordering van het geloof en vermeerdering van den chris- telijken godsdienst. Daarom smeekt Z. H. over u en al de uwen onder dankzegging, den rijkateu zegen van God af, waarvan tot onderpand strekke de Pauselijke Zegen, welke Hij aan en aan al de gevers gaarne in den Heer verleent. Van deze gelegenheid maak ik gebruik mijn gevoelens vau hoogachting jegens U uit te spreken, en U mijn toegenegenheid te beves tigen. P. Card. GASPARRL De Oosterschc priesters St. Bavo bevat het volgend schrijven van Mgr. H. J. M. Taskin, vicaris kapttulaar van het bisdom Haarlem: Bij de congregatie voor de Oostersche Kerk zijn meermalen klachten ingekomen, dat per sonen, die zich Oosterlingen noemen of ook wel onder oen valscli© naam doen voorkomen, alsof zij tot de Oostersche geestelijkheid be lmoren, gelden inzamelen of Misintenties vragen. Om des te gemakkelijker de monschen te kunnen bedriegen, vertoonen zij valsche bewijs, stukken en soms ook fotographieën. De H. Congregatie voor de Oostersche Kerk verklaart en waarschuwt, (lat zij aan niemand verlof heeft gegeven om te bedelen of Mis- intentles t© vragen, en verzoekt den Bisschop pen opnieuw dringend toe te zien, dat de Pastoors, de religieuze Oversten en ook de geloovigen aan personen, die zich als Ooster sche priesters aandienen, geen aalmoezen zul len geven, hen niet zuilen ontvangen en nog veol minder Misinteutie- willen toevertrouwen. Naar aanleiding van deze waarschuwing verm e een wij dringend onze priesters rell- gieuseu en geloovigen, dat zij personen, die beweren Oostersche priesters te zijn, niel ui len ontvangen, geen aalmoezen zullen geven en zeker geen Mlsintcmties daar de gevers zelf in geweten verplicht blijven voor iet lezen der H. H. Missen te zorgen. Het spreekt vanzelf, dat de Oostersche pries ters piet. zullen toegelaten worden tot het lezen der H. Mis. De Vicaris Kapitulaar, 12 Juni 1928 H. J. M. TASKIN. Aanvulling van het corps commiezen. NA EENIGE JAREN VAN STILSTAND In 1924 slaagden 5 ambtenaren voor adspl- rant-commies. Volgens de bestaande opklim, miugsregeling kwamen deze ambtenaren in aan- merking voor opleiding tot commies. Kort na dat het examen had plaats gehad schijnt de cen trale Postdirectie tot het inzicht gekomen ia zijn dal zo voldoende (of te veel) commiezen had; althans, de zes geslaagden werden, het geen een unicum was, tot hun groote teleurstel- ling niet in opleiding genomen. Thans is beslist, dat deze ambtenaren toch voor commies opgeleid zullen worden. Na eeni ge jaren van stilstand zal liet corps hooger per soneel dus weer een kleine aanvulling onder gaan. MAAT OP SCHAR EN SCHOL. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft bepaald, dat tot en met 31 December 1928 geen maat op schar en schol zal zijn gesteld.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 5