Vrïjdap 15 Juni 1928
Tweede Blad
Pagina 1
DE DIENSTPLICHT
TWEEDE KAMER
HET WETSONTWERP AANGENOMEN
VRIJSTELLING DER GEESTELIJKEN
CS EEN VERLENGDE EERSTE OEFENINGSTIJ D VOOR ZEEMILITIE
-
mm
MIDDELEEUWSCHE
KLOOSTERS
HET DEPARTEMENT VAN
DEFENSIE
DE SAMENVOEGING VAN OORLOG
EN MARINE
DE N.V. IN DEN SENAAT
VERSCHILLENDE BEZWAREN
Zullen de verdedigers kunnen winnen?
DE ST. PIETERSPENNING IN HET
BISDOM HAARLEM
Een schrijven van Kardinaal Gasparrl
WAARSCHUWING
OPLEIDING HOOG ER PERSONEEL
DER POSTERIJEN EN TELEGRAFIE
HERDENKINGSFEEST TER GELEGENHEID van iiet 150-jarig beslaan der Willemstadselie
Paardenmarkt. Overzicht van het feestterrein.
Jaren geleden heeft de Leidsche profes
sor Pijper in zijn boek over de „Kloosters"
al geprobeerd wat opruiming te houden
onder de waandenkbeelden zijner geloofs-
gotiooten.
Maar degelijke boeken leest niet iedereen
en het duurt lang eer de daarin vervatte
gedachten gemeengoed worden. Langzaam
aan echter daagt het licht wel en zoo heb
ben de lezers van het „Handelsblad" van
10 Juni in hun liberaal orgaan het volgende
klinnen lezen over de kloosters uit de „don
kere middeleeuwen":
,,Wij zijn gewoon aan de voorstelling
van een middeleeuwsch kloosterling ala
©en hebzuchtigen monnik o£ abt, van een
tedelman uit dien tijd als een ridderlijke
weliswaar ruwej maar nobele figuur. Aan
deze voorstelling die men niet alleen
bij de meeste romanschrijvers, maar zelfs
bij vele serieuze geschiedschrijvers vindt
ligt waarschijnlijk het feit ten grond
slag, dat onze verbeelding de dingen met
©en romantisch waas omkleed wil zien,
naarmate ze verder in het verleden liggen.
/En voor romantiek leent het ridderwezen
zich bij uitstek
In het kloosterleven en de werkzaamheid
der kloosters vinden wij weinig, dat onze
behoefte aan romantiek bevredigen kan
en wellicht daardoor zijn de kloosters
©r in de literatuur, die de Middeleeuwen
tot onderwerp koos, zoo slecht afgekomen.
Toch vormen de kloos
ters den schakel, die onze
h e de ndaagsche cultuur
met die van het oude Grie
kenland verbindt; toch
zijn zij de oorzaak, dat in
de woeste eerste Middeleeuwen (pl.m. 900
tot pl.m. 1100) althans eenlge beschaving
bleef en ons werelddeel eco-
«omisch niet te gronde
gink.
Het waren de eeuwen toen naast het rid
derwezen met zijn onverbrekelijken aan
hang van lijfeigenen en hofhoorigen, het
geen met elkaar feitelijk een leger van be.
roepssoldaten vormde, slechts één categorie
zich met de ontwikkeling der economische
hulpbronnen bemoeide: de kloosterlingen.
Het land in handen van den adelwerd
in de eerste plaats gebruikt als jqpht- en
wei-terrein. Bebouwd werd het slechts
zuiver voor eigen behoeften. Van systema
tische cultiveering was geen sprake, even
min van indijking of irrigatie.
De kloosterlingen waren in de eerste mid
deleeuwen, doordat de klasse der vrije
boeren in een stand van hoorigen was
opgegaan de eenigèn, die zich met den
landbouw en het in cultuur brengen van
woeste gronden bezig hielden, waarnaast
ook de vrij primitieve nijverheid (bier.
i brouwerij b.v.) in de kloosters vlijtig be
oefend werd. Zoo waren deze
in de vroege middeleeuwen de een.
tra van het economisch
leven en van den econo-
mischen vooruitgang in
Noord - en Wes't-Europa.
Op één talc van het economisch leven leg.
den zij zich echter niet toe en hiermede
konden zij zich ook moeilijk bezighouden
n.l. handel en verkeer. De producten van de
kloosternijverheid werden, voor zoover niet
noodig voor het gebruik der kloostermaat-
schappij, veelal voor charitatieve doeleinden
gebruikt.
Dit was de oorzaak, dat de sedert den
aanvang der kruistochten in macht en aan
zien groeiende steden langzamerhand de
economische functies van de kloosters over
namen. De steden werden niet slechts de
haarden der zich ontwikkelende middel-
eeuwsche nijverheid, waarvan wij in Vlaan
deren, Zuid-Duitschland en Noord-Italig
nog de overblijfselen bewonderen, maar
legden zich ook toe op den handel.
De eigenlijke ontwikkeling van den we
reldhandel dateert van, de kruistochten.
Tot die tijden was de handel in zijden
Stoffen, wapenen, edelgesteenten e.d. iif
Noord-Europa voornamelijk in handen van
de Joden of reizende vreemdelingen. In
de 12e eeuw neemt de Hansa den handel
In onze streken ter hand om de ruwe pro
ducten van het Noorden te ruilen tegen
de waren uit de Levant en de kunstvoort
brengselen van Zuid-Duitschlanid en de
Romaansehe landen.
De kloosternijverheid moest hierdoor wel
op den achtergrond worden gedrongen en
do rijkdom van vele kloosters door schen
kingen en erflatingen maakte, dat
verschillende insluipende misbruiken dat
de energie der kloosterlingen verslapte.
Niettemin mogen de kloosters in de
vroegste middeleeuwen niet alleen als de
centra der wetenschap worden beschouwd
maar ook wel degelijk als de ruggegraat
Van het toenmaals nog wel zeer primi
tieve economisch leven.
Merkwaardig blijft echter, dat deze ker
kelijke instellingen toenmaals zoo'n belang
rijke rol vervulden bij de voorziening in
materieele behoeften, terwijl juist de we
reldlijke macht de adel de econo-
mische belangen verwaarloosde.
Het doet ons genoegen zoo'n stukje his
torie te ontmoeten in een blad, waarvan
öe meeste lezers leven bij de traditie, dat
toosters holen van domheid en onzedelijk
heid waren en dat zij daarom werden uit
geplunderd en verwoest door oude en jonge
«hervormers."
He nuchtere feiten der historische waar
heid leèren wel anders en het kan geen
waad, dat er eens nota van genomen
iWordt.
Het dreigement van den voorzitter met een
avondzitting, waaraan door de talrijke amen
dementen, die op de Dienstplichtwet waren
ingediend, ook een evenredig aantal stemmin
gen was verbonden, waarvoor de leden aan
wezig zouden moeten zijn, heeft geholpen. Er
was zelfs reeds een soort recesstemming, waar
in voortdurend „stemmen" geroepen werd als
het te lang duurde.
Op deze wijze is de Kamer niet alleen met de
wijziging van de Dienstplichtwet klaar ge
komen, maar heeft deze zelfs met aigemeene
stemmen aangenomen. De Minister had het
misschien liever anders gehad in dien zin, dat
hij niet zoo bijzonder prijs stelde op de aige
meene stemmen, als wel op het behoud van
eenige wijzigingen door hem voorgesteld, maar
nu uit het ontwerp verdwenen.
Toch was deze stemming uit politiek oog
punt niet van belang ontbloot. De heer Ter
Laan, die fel gestreden had voor contingents-
vermindering en niet-vrijstelling van geeste
lijken van den dienstplicht, voor de S. D. A. P.
twee zaken van groot gewicht, liet zich ver
leiden tot de verklaring, dat alhoewel de
S. D. A. P. in deze haar zin niet had gekregen,
ze tegen het wijziging,sontwerp geen bezwaren
had, na de wijzigingen die waren aangebrach
Dan moeten ze ook voorstemmen meende Dr.
Deckers terecht en vroeg hoofdelijke stemming.
Het resultaat was verrassend. De ontwapenaars,
waaronder ook de heeTen van Zadelhoff en
Albarda, stemden nn voor een wet, waarbij het
jaarcontiugent voor het leger op 19.500 man
werd bepaald. Hoe zij dat in overeenstemming
kunnen brengen met hun ontwapenlngs-propa-
ganda is onbegrijpelijk. Men Is tegen een leger
of er voor, maar den eenen dag het geheele land
In rep en roer brengen, omdat men ontwapening
noodig oordeelt en bet leger een gevaar vindt
en den anderen dag stemmen voor een wet
waarin tegen hun beginsel jaarlijks 19.500 man
aan dat leger worden toegevoegd, die kunst
schijnen alleen de sociaal-democraten te ver
staan.
Als deze partij weder haar actie begint voor
directe nationale ontwapening, zullen we
nooit mogen vergeten, dat zij nu voor deze
wet heeft gestemd, want daardoor is toch wel
onomstootelijk komen vast te staan, dat die
ontwapeningspropaganda alleen maar gevoerd
wordt voor de kiezers.
Het langst is er gedebatteerd over het amen
dement Ter Laan, dat ten doel had om uit
de wet te schrappen de vrijstelling van dienst
plicht op grond van het bekleeden van een
geestelijk of godsdienstig menschlievend ambt,
of opleiding tot zoodanig ambt. De heer Ter
Laan mocht verklaren, dat het niet het minst
zijn bedoeling was hierdoor den katholieken
onaangenaam te zijn, maar hij weet wel beter.
De rede van dominéé Lingbeek, de eenige
man, die 't roode voorstel steunde, bewees wel
anders. Zelden is er nog in de Kamer een
zoo anti-papistische rede gehouden als door
dezen dominéé. Dr. de Visser heeft dit on
omwonden verklaard, Deze Christelijlc-Histo
rtsche leider is voor het behoud van de vrij
stelling in de wet op grond van het historisch
recht. Geen kabinet heeft een eeuw lang het
gewaagd dit recht aan te tasten. Bovendien
moeten de geestelijken en bedienaren van den
godsdienst in tijd van nood, dus bij oorlog in
hun parochie en gemeente zijn. Juist in die
tijden heeft men behoefte aan geestelijken bij
stand. Minister Lambooy kenschetste het zoo
goed, toen hij herinnerde aan het bekende
spreekwoord: „Nood leert bidden".
Het slot van de rede van Dr. de Visser was
bovendien vernietigend voor het amendement
en voor dominé Lingbeek, die buiten zich zelf
raakte van woede en al maar schreeuwde: „U
hebt voor de ordebroeders gestemd". Dr. de
Visser had namelijk een variatie gemaakt op
de slotwoorden van do rede van Dr. Schaep-
man in 1898, toen deze tegen het amendement
Pyttersen Troelstra t.ot opheffing van de vrij
stelling pleitte. Deze had doelende op de
noodzakelijkheid van vrijstelling van dienst
plicht voor geestelijken op grond van het ker
kelijk beginsel gezegd, dat hij het liever hield
bij den Ouden St. Pieter, dan bij den jongen
Pytter in de persoon van den heer Pyttersen.
Dr. de Visser maakte daarvan dat hij het liever
hield bij het oude historische recht, dan bij
het nieuwe recht van de combinatie Ter Laan
Lingbeek.
Dr. De Visser bleef in deze volkomen trouw
aan zijn standpunt reeds in 19ii ingenomen.
Het Katholieke standpunt wijkt daar van af.
want wij vragen die vrijstelling niet in de
eerste plaats op grond van practische nood
zakelijkheid, maar omdat de Kerk in beginsel
bezwaar heeft tegen het dragen van wapenen
door de geestelijken. Dr. Deckers heeft namens
do Katholieken het amendement krachtig be
streden. Vrijstelling van den dienstplicht is
inhaerent aan de waardigheid en het beroep
van den geestelijken stand. Voor ons Katholie
ken is het een beginsel en daarom blijft het
amendement ten spijt van iedere toelichting
om het tegendeel te bewijzen, anti-clericaal.
Ook de heer Oud heeft het amendement knap
bestreden en zeer terecht merkte hij op, dat
men het aan de Katholieken zelf maar moest
overlaten om te beoordeelen, wat voor hen be
ginsel is of niet.
Nadat het amendement verworpen was heef:
de heer Ter Laan later alsnog een poging
gedaan om dit Vrijstellingsrecht te ondermijnen.
Hij diende hiertoe plotseling een amendement
In dat ten doel had om het jaarcontingent te
verminderen met een aantal gelijk aan dat van
de jaarlijks aan geestelijken verleende vrijstel
lingen. Hierdoor meende hij te voorkomen, dat
voor de vrijgestelde geestelijken anderen zou
den moeten opkomen, want dat waren volgens
hem dikwijls personen, die evengoed bezwaren
hadden. Alhoewel dit amendement zonder
eenige discussie verworpen werd, meenen we
toch te mogen opmerken, dat de zaak niet zoo
eenvoudig is als hij die voorstelt. Waar onze
Dienstplichtwet slechts dienstplicht oplegt aan
één zoon per gezin en de anderen vrij zijn op
j grond van broederdienst, daar is het in bijna
Jalle gevallen de broeder van den op grond
van een geestelijke 'bediening Vrijgestelde, die
de dupe er van wordt. Een bekend feit is liet
toch dat. maar zelden een eenige zoon zich tot
den geestelijken stand geroepen voelt; meestal
zijn het personen uit groote gezinnen. Alhoe
wel het nu de vierde maal is, dat de S. D. A. P.
een poging gewaagd hééft, om 'd vrijstelling
van de geestelijken uit de wet te lichten en het
steeds mislukte zal zij volger, den heer Ter
Laan niet nalaten een volgende maal bet weer
te probeeren, "Wij Katholieken weten dus wat
we van de 'S. D. A. P. te wachten, hei-ben.
Over de andere zaken kunnen wé kort zijn.
De héér Duymaer van Twist wilde in de wet
handhaven de keuring voor alle ingeschreve
nen. Dank zij de krachtige bestrijding van den
minister trok bij zijn amendement in. De wij
ziging van de wet, waarbij alleen degenen die
dienstplichtig' zijn, gekeurd worden, beteekent
een hesparing van 40.000 per jaar. De loting
werd alleen bestreden door den heer Win ter
mans.
Zooals te verwachten was zijn de vier maan
den verkorting van den eersten oefen.ings.tijd
voor hen, die het diploma van voorgeoefend-
heid hebben in de wet gebleven. Hier staat
echter tegenover, dat voortaan alleen zij die
werkelijk dienstplichtig zijn, zioh bij het voor-
oefenings instituut Zullen aanmelden en dat
zij dadelijk nadat ze het diploma behaald heb
ben In werkelijken dienst zullen komen. Vroe
ger was dat wet eens anders, voorat toen zoo'n
diploma nog twee jaar geldig was.
De voorgestelde wijzigingen voor de dienst
plichtigen bestemd voor de zeemacht beeft de
minister niet geheet gekregen. Wat den dienst
tijd aangaat was zijn voorstel ten hoogste acht
maanden voor de dienstplichtigen, die bestemd
zijn voor den dienst bij de kustwacht, en ten
hoogste veertien maanden voor de overige
dienstplichtigen van de zeemacht.
Hiertegen kwam vooral verzet van een zijde
waarvan men het anders niet zou verwachten.
De A. R. en C. H. partij meende echter,
maar volkomen ten onrechte, dat de minister
deze wijziging noodig had voor de fusie der
departementen. Dat is een misvatting. De mi
nister heeft de wijziging ingetrokken, zoodat
de diensttijd nu voor allen acht maanden
blijft. Het gevolg hiervan zal zijn, dat er op
de marinebegrooting meer gelden zullen moe
ten worden aangevraagd voor het beroepsper-
soneel. Een verhooging van het contingent
heeft de minister wel gekregen door de bepa
ling dat voor de zeemacht ten hoogste 1000
man mogen worden ingelijfd, vermeerderd
met bet getal van hen, die bij de voorvorige
lichting als gewoon dienstplichtige voor de zee
macht zijn bestemd, doch op het tijdstip van
eindiging van het jaar dier lichting ontbra
ken. Hierdoor wordt het jaar contingent toch
100 tot 200 man grooter dan tot nu toe. Ver
melden we ten slotte, dat de derde herhalings
oefening is afgeschaft, behalve voor lien, die
er persoonlijk om vragen en dat voortaan de
ziekendragers ook een herhalingsoefening heb
ben gekregen, dan zijn daarmede de voornaam
ste Wijzigingen aangegeven.
Het Koninklijk besluit betreffende de samen
voeging der Departementen van Oorlog en
Marine tot een Département van Defensie is
gedagteekend 11 Juni 1928 no. 35 en luidt;
Wij Wilhelmina, enz.,
Op de voordracht van onze Ministers van
Oorlog, van Marine a.i., van Buitenlandsche
Zaken, van Justitie, van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw, van Financiën, van Waterstaat,
van Koloniën, van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen en van Arbeid, Handel en
Nijverheid van 5 Juni 1928 le Afd. no. 2,
Gelet op punt V van Ons Besluit van 27
September 1920 (Stbl. no. 759) en op artikel 4
van de Wet van 20 Februari 1926 (Stbl. no. 38),
Hebben goedgevonden en verstaan:
te bepalen dat Ons Besluit van 27 September
1920 (Stbl. no. 759) en de wet van 20 Februari
1928 (Stbl. no. 38) in werking treden op
1 September 1928.
Onze Ministers van Oorlog en van Marine
zijn belast met de uitvoering van dit Besluit,
hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Het' Loo, den llen Juni 1928.
(get.) WILHELMINA.
De Minister van Oorlog,
(get.) Lambooy.
De Minister van Marine a,l.,
Xget.) Lambooy.
De Minister van Buitenlandsche Zaken,
(get.) Beelaerts van Blokland.
De Minister van Justitie,
(get.) J. Donner.
De Minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw,
(get.) J. B. Kan.
De Minister van Financiën,
(get.) De Geer.
De Minister van Waterstaat,
(get.) H. van der Vegte.
De Minister van Koloniën,
(get.) Koningsberger,
De Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen
(get.) Waszink.
De Minister van Arbeid, Handel en Nijver
heid,
(get.) J. II. Slotemaker de Bruïne.
Veel nieuws heeft de tweede dag van het
senatorial© vennootsohapsdebat niet gebracht.
De oppositie van welke gisteren vooral de
heeren van den Bergh en Michiels van Kesse-
nieh de woordvoerders waren concentreert
zich in bezwaren tegen de verplichte publici
teit bij de besloten vennootschappen, het enquête
recht en de beperking der oligarchische clau
sule. De voorstanders er spraken gisteren
drie: de heeren Mendels, Slingenberg en Jan
sen betoogden terecht de noodzakelijkheid
van een herziening van ons N.V.-reöht. Zij
wezen terecht op de vele vooral juridische
baten, die het ontwerp oplevert, en op bet
0verdrevene en gefingeerde in tal van gebreken
en nadeelen, die het ontwerp worden aangewre
ven. Maar de voorname bezwaren hebben zij o.i.
niet kunnen ontzenuwen.
We gelooven niet, dat t.a.v. de drie hoofd
bezwaren de verdedigers van hot ontwerp de
tegenstanders zullen kunnen overtuigen. Die
bezwaren zijn bij uitstek van practischen aard.
Men ziet ze en men veelt ze, of teen ziet ze
niet. Maar wie ze ziet, dien zijn ze moeilijk
uit. het hoofd te praten.
Overigens zijn verschillende voorstanders ook
volkomen er van doordrongen, (lat het ontwerp
enkele groote bezwaren heeft.
Er is o.i. al zeer weinig kans, dat de Minis
ter de gevraagde concessies zal doen. Nog daar
gelaten, of hij er eventueel in zou slagen de
betreffende novelles door de Eerste Kamer
aangenomen te krijgen.
Ouder de overdreven bezwaren is ook hot
misverstand, dat het ontwerp alle macht in
de N.V. aan de.aandeelhouders geeft. Nogmaals:
daarvan is geen sprake. Het ontwerp kent in
het algemeen aan de aandeelhouders alle macht
toe, die in de statuten niet aan anderen is toe
bedeeld.
Maar: welke bezwaren er ook zijn tegen
het ontwerp, we wèttschen het zuiver te zien
beoordeeld. Het kan nergens goed voor zijn,
als dit ontwerp, dat slechts de aandeelhou
ders-beleggers door toekenning van controlee-
rende bevoegdheden wil beschermen, zal wor
den verworpen, „omdat het alle macht aan
aandeelhouders geeft" of omdat het zou pre-
tendeeren „alle misbruiken uit te sluiten".
Toén de heer de Jong er bij den Minister
op aandrong, (lat deze bij verwerpin an
bet ontwerp spoedig met een nieuv her-
zieningsvoorstel zoti komen, ging er onder de
voorstanders eer.ig minder instemmend ge
lach op. O.i. ten onrechte. Over vele dingen
in het ontwerp volgens (le voorstanders
over het belangrijkste der.l is men liet al
gemeen eens. De drie hoofdbezwaren ziju dui
delijk aangewezen. We zien niet in, waarom
bij verv ping een nieuw ontwerp niet bin
nen afzienbaren tijd bij de Tweede Kamer
en in liet Staatsblad zou kunnen zijn.
We hebben gistèren heel wat sprekers afge
werkt.
Heden is eerst de grand old man uit Amster
dam aan het woord. En dan de Minister.
LOSSE WERKLIEDEN IN HET LEGER
Een kennisgeving betreffende aan neming
In een binnenkort te verwachten leger-order
is opgenomen een ministerieele kennisgeving
betreffende hot aannemen, van losse werk
lieden.
Ten einde te voorkomen, dat de comman
danten van korpsen en hoofden van inrichtin
gen voor elke vervanging van een tijdelijk aan
den dienst onttrokken burger werkman een
aanvraag aan het departement van Oorlog fn
dienen, wordt het volgende vastgesteld.
Bedoelde commandanten en hoofden zijn ge
rechtigd tot het aannemen van een hulpkracht,
indien een van hun burgerwerklieden door
ziekte verhinderd is zijne bezigheden te ver
richten en de dienst tengevolge van die ver
hindering ernstig dreigt te worden geschaad.
Voor de tijdelijke vervanging van een zieke
moet bij voorkeur worden aangenomen een
wegens personeelsvermindering ontslagen werk
man van het leger (de ieger-inrichtingen) of
een op wachtgeld gesteld rijksdienaar; slaagt
men op die wijze niet in bet vinden van een
geschikte kracht, dan moet een beroep worden
gedaan op de plaatselijke arbeidsbeurs.
Naar „St. Bavo" meldt, ontving de Hoogeerw.
Heer Mgr. H. J. M. Taskin, Vicaris Capitularia
van het diocees Haarlem het volgend schrijven
van Z.Em. Kardinaal Gasparrl:
Hoogeerwaarde Heer.
Geen ongewoon of nieuw bewijs vau geloot
en toewijding hebt gij zoo juist uit naam ook
van dat Diocees gegeven, toen gij de St. Pie
terspenning ten bedrage van 19.000 aan den
H. Vader met godvruchtige bedoeling hebt
gezonden.
Het is geenszins onbekend, hoeveel en hoe
groote nooden den H. Stoel bezwaren om over
de heele wereld (le katholieke zaak te bevor
deren. Daarom moge de ondersteuning, die
alle goedgeloovigen aan den T'laatsbekleeder
van Christus geven, strekken tot bevordering
van het geloof en vermeerdering van den chris-
telijken godsdienst.
Daarom smeekt Z. H. over u en al de uwen
onder dankzegging, den rijkateu zegen van
God af, waarvan tot onderpand strekke de
Pauselijke Zegen, welke Hij aan en aan al
de gevers gaarne in den Heer verleent.
Van deze gelegenheid maak ik gebruik mijn
gevoelens vau hoogachting jegens U uit te
spreken, en U mijn toegenegenheid te beves
tigen.
P. Card. GASPARRL
De Oosterschc priesters
St. Bavo bevat het volgend schrijven van
Mgr. H. J. M. Taskin, vicaris kapttulaar van
het bisdom Haarlem:
Bij de congregatie voor de Oostersche Kerk
zijn meermalen klachten ingekomen, dat per
sonen, die zich Oosterlingen noemen of ook
wel onder oen valscli© naam doen voorkomen,
alsof zij tot de Oostersche geestelijkheid be
lmoren, gelden inzamelen of Misintenties
vragen.
Om des te gemakkelijker de monschen te
kunnen bedriegen, vertoonen zij valsche bewijs,
stukken en soms ook fotographieën.
De H. Congregatie voor de Oostersche Kerk
verklaart en waarschuwt, (lat zij aan niemand
verlof heeft gegeven om te bedelen of Mis-
intentles t© vragen, en verzoekt den Bisschop
pen opnieuw dringend toe te zien, dat de
Pastoors, de religieuze Oversten en ook de
geloovigen aan personen, die zich als Ooster
sche priesters aandienen, geen aalmoezen zul
len geven, hen niet zuilen ontvangen en nog
veol minder Misinteutie- willen toevertrouwen.
Naar aanleiding van deze waarschuwing
verm e een wij dringend onze priesters rell-
gieuseu en geloovigen, dat zij personen, die
beweren Oostersche priesters te zijn, niel ui
len ontvangen, geen aalmoezen zullen geven
en zeker geen Mlsintcmties daar de gevers zelf
in geweten verplicht blijven voor iet lezen der
H. H. Missen te zorgen.
Het spreekt vanzelf, dat de Oostersche pries
ters piet. zullen toegelaten worden tot het lezen
der H. Mis.
De Vicaris Kapitulaar,
12 Juni 1928 H. J. M. TASKIN.
Aanvulling van het corps commiezen.
NA EENIGE JAREN VAN STILSTAND
In 1924 slaagden 5 ambtenaren voor adspl-
rant-commies. Volgens de bestaande opklim,
miugsregeling kwamen deze ambtenaren in aan-
merking voor opleiding tot commies. Kort na
dat het examen had plaats gehad schijnt de cen
trale Postdirectie tot het inzicht gekomen ia
zijn dal zo voldoende (of te veel) commiezen
had; althans, de zes geslaagden werden, het
geen een unicum was, tot hun groote teleurstel-
ling niet in opleiding genomen.
Thans is beslist, dat deze ambtenaren toch
voor commies opgeleid zullen worden. Na eeni
ge jaren van stilstand zal liet corps hooger per
soneel dus weer een kleine aanvulling onder
gaan.
MAAT OP SCHAR EN SCHOL.
De Minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw heeft bepaald, dat tot en met 31
December 1928 geen maat op schar en schol
zal zijn gesteld.