1 botterham in be jUItbbeleetitoeu Paginal II f Maandag 9 Juli 1928 OPKOMST EN EERSTE BLOEI. BT sss«?s DE BETEEKENIS VAN DEN VOORRECHTSBRIEF F .iWoti eööe Ceutofetót ban be ê>tab Eotterbam Nu Rotterdam zich. gereed maakt om den da3 te herdenken, waarop zij zes eeuwen ffeleclen, 25 Juli 1328, van graaf Willem III het recht verkreeg om zeven gezworenen uit de burgerij 'te kiezen, die met baljuw en schout recht zouden spreken en tevens de overige belangen der stad moesten be hartigen, verzocht de redactie van dit lad mij een schets te leveren van Rotterdam in de Middeleeuwen. Gaarne wil 'k als Rotterdammer van geboorte aan dien nensch voldoen, hoe bezwaarlijk dat ook 'ooge wezen. Want wij zullen ons daarbij Geheel loS moeten maken van liet aspect, at de tegenwoordige machtige havenstad aan de Maas ons biedt. En bovendien blijft ei> na al hetgeen men uit dat verre verleden van Rotterdam heeft trachten te achter- alen, nog veel in duisternis of schemering gehuld. Zonder een vertrouwbaren plattegrond ia op dit gebied niets aan te vangen. En hier "omt reeds aanstonds het bezwaarlijke van en opzet aan het licht: vertrouwbare kaar- en, welke het Middeleeuwsche Rotterdam ^eit.oonen, bestaan er niet. Niets is er meer over van die muren en evenmin van e Poorten; alleen leeft nog voort de naam Oostpoort, omdat de Spanjaarden in J' door die poort zijn binnen getrokken, ei wijl op de plek, waar thans de Delftsche 01 staat, achtereenvolgens twee andere poor en van denzelfden naam zich hebben be? vonc en. Wel daarentegen bleven de grachten binnen de wallen, maar grootendeeïs gedempt, bestaan: Oostvestplein, Goudschesingel, Stei- Gersgracht en Coolvest. In het hierboven vermelde schrijven van Willem III is er ePrake van een haven, welke ten diensta Van Rotterdam zal aangelegd worden: de nog bestaande Oudehaven. Eerst in 1412 kreeg zij beschikking over bet terrein, waar zich thans de Nieuwehaven bevindt. Het centrum der stad hare oor sprong tevens hebben wij te zoeken mid den op den Zeedijk, later Hoogstraat ge esten; daar is de dam, welke het water van de Rotte keerde, dat cloor middel van bikers naar de Kolk en zoo naar de Ouie- baven werd geleid, eerste bewoners- waren visschers.. an dat bedrijf herinnert nog de naam van één der oudste straten: het Visschers- in een rentebrief van 1336 wordt zij "^geduid als de Rietdijk, ongetwijfeld as gelieeten naar do rietlanden, welke Oostelijk daarvan bevonden en later het ®stnieuwland hebben gevormd.' De markt, velke die visschers noodig hadden om hun o aar aan den man te brengen, was gelegen P gelijke hoogte als de Dam, meer naar de 1 vier toe, derhalve op het deel der tegemvoor- '°e Groote Markt, dat zich tusschen Wijde aikts^eeg en Kolk bevindt. De plaats, waar siJ hunne haringen rookten, hebben wij te o eken m het Hang,' een nauwe, bochtige straat, in aanleg nog echt Middeleeuwsch,- Welke op het Vissehersdijk uitmondt; immers' «ie straatnaam beteekent in middel-Neder- 'andsch: een hokking-rookerij. Maar weldra za' een ander gedeelte der bevolking zich "het veeteelt en landbouw hebben afgegeven- de landerijen lagen buiten de stad, maar! f°°als -dat in Middeleeuwsche steden overal het geval was, binnen de muren trof men een aantal boerenwoningen aan met, stallen, 1Q°ischeiven en mestputten; de Meent is. v°or deze burgers oorspronkelijk de gèmëen- Scbappelijke weide geweest, j. an Deventer heeft do voornaamste ge- uwen op zijn plattegrond aangeteekend, eestal niet den naam erbij. Vooreerst de <>mus Civica", het Stadhuis, midden op b!..1To<^>straat. Men vindt bij oudere stads-, zhi'1"i''Vei'S' dat dit Raadhuis aanvankelijk ben- 'iclers Rotterdam zal bevonden bieb- 1. doch zij kunnen niet op deugdelijken bèn"1'1 aa^Seven wiar het zal gestaan heb- Overigens pleit voor die meening wel 8p' 11 f' Stadhuis op de Hoogstraat oor- ge el'jk 'alleen een gasthuis schijnt te zijn zjfsu°eS'' noG in de eerste helft van de 'en-de eeuw wordt het aldus genoemd, 'ijl- 'r C'en voe' van de Hoogstraat, Wèste- 8jjn' 'st 0:P een uitgestrekt plein, dat door heel rass'®beid voor den houw van het koor ,T> tl'a* htoeilijkheden heeft bezorgd, de ^'e hoofdkerk, aan Sint Lanrens Wl Van baa.r oudste geschiedenis is niet hekend. Noordelijk van Rotterdam be- vond zich het dorpje Rotte, 't latere Hille- gersbeng. Van daar uit moet het bouwen dezer Kerk zijn uitgegaan. Het patronaats- recht van dit plaatsje behoorde aan den abt van Sint Pauw el te Utrecht; de Benedictijnen van dat convent moeten de bouwkosten van hef kerkje in Rotterdam gedragen hebben; derhalve bleef ook aan hen het recht een pastoor ter benoeming aan den Domproost voor te dragen. In oude beschrijvingen leest men, dat die kerk aanvankelijk van hout zal geweest zijn. Geen bewijs wordt echter voor dit bericht aangevoerd, en, daar 't kerkje eerst op het eind van de dertiende eeuw of in het begin van de veertiende moet opgetrokken zijn, klinkt zulks ook minder waarschijnlijk; meest al bouwde meii toen onze kerken reeds in steen. Dit oudste kerkje zal volgens de Romaansche bouworde zijn gebouwd; later, naarmate de behoefte dat vorderde, meerdere malen vergroot. Eerst in het begin van de vijftiende eeuw kreeg Rotterdam zijn tegen woordig gothiek kerkgebouw. In 1439 kwam het driebeukig schip, na vier-en-twintig jaren arbeids, gereed; tot het bouwen van den machtigen toren, welke aanvankelijk vóór de kerk stond en eerst later werd inge bouwd, ging men tien jaren later over; op het einde van de vijftiende eeuw bez-at Sint Laurens ook haar koor met omgang. Het „Beginagium", het Bagijnenhof, was niet ver de hoofdkerk, in de thans nog aan wezige Bagijnenstraat gevestigd; omstreeks 1379 moeten de Bagijnen naar Rotterdam ge komen zijn. Zooal-s bij al dergelijke, half burgerlijke en half kloosterlijke, inrichtin gen, welke wij alleen in den Nederlanden aantreffen, waren de huisjes, door de Bagijnen bewoond, in een kring om het plein geschaard, waarop de ka.pel stond. Alvorens de kloosters te vermelden, moeten nog een paar kerkgebouwen besproken worden, welke op de kaart staan aangegeven als: „Sacellum", kapel, ofwel zonder naam op de kaart zijn geteekend. Vooreerst de kapel van liet gilde der wevers, toegewijd aan Sint Severijn, bisschop van Keulen, ge legen in de „Nyepoort", den Oppert, een weg, loopende van de Sint Laurenskerk naar de Deiftsche poort, welke tusschen 1328 en 1339 bij Rotterdam moet getrokken zijn, en daarom met de omgeving de Nieuwe stad werd geheeten. VervoTgen-S da kapel van de Zeven slapers op het Roodeizand. Wij hebben haar te zoeken in het Westelijk deel der stad. Vóór de stichting van Rotterdam lag daar een zandplaat, naar de roodachtige kleur het Roode zand geheeten. Na te zijn aange plempt, werd het Roodezand een afzonderlijk ambacht, aan de Heeren van Bulgers tein toebehoorend, die op een hofstede van dien naam woonden, welke aan het einde van de Hoogstraat was gelegen, ter plaatse waar deze Noordwaarts met een scherpen hoek ombuigt, en thans Korte Hoogstraat begint. Tenslotte nog de Sint Sebastiaanskapel. In 1404 hadden de Dominicanen van het Voor hout in den Haag een stuk grond in de Lom bardstraat gekregen om er hun termijnhuis te bouwen; reeds in 1417 bevond zich daar een kapel, welke in 1467 aan de Stad werd overge dragen. Nadat in 1510 de handboogschutters voor hunne oefeningen in het bezit waren gekomen van een nieuw terrein, dat aan deze kapel grensde, kregen zij tenslotte de beschikking over dit heiligdom en v-ierden jaarlijks binnen zijn muren bet feest van hun patroon, Sint Setoastiaam. De ouderen onder onze lezers hebben de kapel, hoewel ia desolaten toestand, no-g gekend; in 1909 werd bet z.g. Schotsche kerkje afgebroken. Een enkel woord ten slotte over de kloosters. Het voornaamste was dat der Dominicanen op de Hoogstraat, het grootste in omvang van de gansche Predikheeren-Provincie in de Nederlanden, en ook het belangrijkste. Ddt klooster werd gesticht in 1444; de eerste bewoners kwamen uit bet eon vent van den Haag. De hervorming, welke de Orde in de eerste helft van de 15de eeuw beeft door gemaakt, ging van dit convent uit, waarom de Congregatie der hervormde Predikheeren kloosters in de Nederlanden, ook wel do Rotterdamscbe Congregatie werd geheeten. Vervolgens wordt op de kaart van Van Deventer ook met name aangegeven de kapel der „Cellefratres", dat zijn de klooster broeders, die zieken verpleegden en dooden begroeven. Sinds 1441 hadden zij zich ge vestigd op een stuk grond, aan de Delftsche- vaart grenzend; de steeg, weilke tusschen het Bagijnenhof en dat water was gelegen, ver kreeg daarom den naam van Cellebroeder- steeg en heet thans Broederstee®. In 1592 la het vroegere convent ingericht tot Latijnsdhs school, het Exasmjaemech gymnasium, dat wij, ouderen, daar nog hebben gekend. Twee vrouwenkloosters vindt men op de kaart vermeld met den a! gemeen en naam var) „Sorores", Zusters. In het Westelijk deel dei- stad, en wel op een terrein, dat aan de Westewagenstraat grensde (evenals Vi-s- scherdfjk en Hang één der oudste straten, en, gelijk de naam dat aangeeft, de rijweg voor hen, die met hun wagen uit Delft kwamen) lag het Sinte Aechtenklooster, bewoond door Auigustinessen, om de kleur van het habijt gewoonlijk de Witte Zusters geheeten; later ls op dat terrein de Sinte Rosaliekerk ge bouwd. Het andere vrouwenklooster, 't Sinte Agnietenconvent, stond aan de Öoter- sloot, oorspronkelijk oen wetering, en was Bet eigendom van Tertiarissen, Welke tot het z.g. Utrechtsehe kapittel behoorden; om de kleur van het habijt noemde men ze ge woonlijk de Grauwe Zusters. De middelbeuk van de thans verdwenen Prinsenkerk, is oorspronkelijk hare kloosterkapel geweest. En hiermede hebben wij naar vermogen onze taak pogen te volbrengen. Rotterdam bleef tot diep in de zestiende eeuw één dar kleinere steden van Holland; baar bevolking zal toen niet meer dan zeven of acht duizend zielen Kobben geteld. Maar aan durf en vastberadenheid ontbrak het haar ook gedurende de Middeleuwen geenzins. Daar voor getuigt de bouwgeschiedenis in do Sint Laurens, zooals men dat in den bundel van monograficn „Rotterdam in den loop der eeuwen" kan lezen: zóó was het ook mogelijk, dat zij een oudere en veel meer gefortuneerde zuster als Delft en ook Schie dam, naar de uitspraak van Johan van Oldenbarnevelt, heeft kunnen overvleugelen. Dr. A. HENSEN. Al wordt in den voorrechtsbrief niet expressies verbis melding gemaakt van het verkenen van stadsrechten aan Rotter dam, zoo moet men, volgens het oordeel der deskundigen, als vaststaand aannemen, dat het privilege van 1328 toch als zoodanig bedoeld is. Weliswaar komen in het char ter 4® woorden „stad", „poort", „poort recht" h'eelemaal niet voor, maar daar staat In den kop geven wij de oudst bekende,^ afbeelding van de Groote Öf St. Laurens Eerie, met den bouw waarvan in ljl% werd begonnen; én Waarmee men in i486 gereed kwam. De iomo van de toren werd in ij'/O begonnen. In ÏÉ'iè verkreeg de toren haar tweede verdiepingy Dé voorstelling genomen uit den merk', ivaardigen plattegrond, van Haestens van 1599, Men, niet hier de tweede verdieping nog afge dekt met een stompen spits. Van 16211645^ heeft de toren een scherpen, hoogen spits ge- kregen, waarna tenslotte de derde verdieping in den tegenwoordigen vorm Voorgoed hef, bouwwerk kwarri afsluiten. tegenover, dat de rechten, die door Willem, van Henegouwen aan Rotterdam in 1328 werden toegekend als: het kiezen van zeven gezworenen, bet uitoefenen van recht van politie, de rechtspraak door en de rechts-, pleging voor schout en gezworenen, hel berechten van handelsgeschillen, de behan-t deling van vreemdelingen, het bepalen der, strafmaten enz., dat dit alles die rechten zijn, welke men, mutatis mutandis, aap? I treft in menig handvest, waarbij voor he{ eerst stad- of poortrecht wordt verleend. Rotterdam kwam in 1328 onder een eigen bestuur. Het ie mogelijk, dat reeds in 129$ Rotterdam van Jan I poortrecht beeft ver-i kregen. Die voorrechten gesteld, dat di( charter van 1299 echt is, hetgeen niet doof, ieder wordt erkend zijn dan echter zonder effect gebleven of hebben maar béeï j kort geduurd. Het zelfstandig bestaan van Rotterdam i vangt dus eenst aan in 1328, in weik jaar; j echter de in het privilege genoemde rechten niet aanstonds voor heel Rotterdam begopi j nen te gelden. Het grondgebied van Roti terdam was namelijk in dien tijd verdeel^ j in twee ambachten (rechtsgebieden). Wal ten Oosten van de Rotte lag, behoorde aatj den Graaf, wat zich ten Westen van de-! Rotte tot het Roode Zand uitstrekte, kwa: toe aan den slotheer van Weena, t)l Bokel. In 1327, één jaar dus, voordat d< graaf zijn privilege aan Rotterdam vi leende werd tusschen deze twee een ovi eenkomst gesloten, waarbij na den doo van Dirk Bokel zijn Rotterdamsch gebl aan den Graaf zou vervallen. Omstr 1335 moet Bokel overleden zijn en konde; de beide ambachten onder één bestu yereeni'gd worden. Bij charter van 25 Jul 1328 verkreeg dit vereenigde, nieuwe R terdam van Graaf Willem III, graaf val Henegouwen, een nadere omschrijving va^| zijn grenzen en uitbreiding v.»n voorrecht* I>jt is dan de beteökenis van de oorkon* van 1340 geweest. (51 I V» -'7 J7.. at ESN BEELD VAN HET MIDDELEEUWSCH ROTTERDAM. De eerste betrouwbare plattegrond is die van den landmeer Jac^jan Devoter qg gaijgrt uit het miijtlen der 'zestiende eeuw. Aan de genoemde kaart van Jacob van Deventer is toegevoegd een klein plattegrondje, waarop de landmeter dé voornaamste géboüiuen, die tóen in Rotterdam, wet der aangetroffen, heeft aangegeven. Van dit plattegrondje 'plaatsen wij hierboven een af beelding. Ter verduidelijking hebben wij rond dén plattegrond o.m. eenige afbeeldingen geplaatst van de door van Deventer KLOOSTER (gesticht in liet midden der 15de eeuw), hetwelk was gcleget\ aan de Delftschèvaart én door een steeg, thans 2) de SEBASTIAANSKAPEL (bij van Deventer aangegeven met Sebastiani sacellum), later genaamd hef Schotsche 'kerkje Lombardsjrqgt cn Meent; S) is St. Andrieskapel of de KAPEL DER ZEVEN SLAPERS, aan het Roode Zand gelegen; 4) is het BAGIJNHOP naar een teekeninp uit midden *J$r cëuig. jcan stichting herinnert nog de Bagijnenstraat, waar zich de hoofdpoort hl>t si net STATKfïTIH3éfcö van DeHgnfgt aangegeven met 'ciVicd domus): éieh 'bevindend op de plaats van het oude stadhuis aan de Hoogstraat; 6J is het te zoeken op de plaats, waar zich thans het magazijn der fa. Ter Meuten Prinsenkerk stond én zich than-s de Gem. Bibliotheejc ,eh de Niéuwe even voorbij de St. Jacobstraat; 9J is het .ST. AECHTEKLOOSTER, dat zich uitstrekte fangs de~ ifeste" agenstraat

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 9