Verjaardag Een ommekeer ïh^l Jas Hei zonneke boorde door het dichte loof 11 "en- hoogen zvvaren kastanjelaar, boorde honderd fijne, glinsterende staalpriem- er-s door de dikke bladertrossen die flit- 11 en trilden terwijl de donkere schaduw- Een vol glanzend gouden licht stroomden P ieder blaadje roerde een witte weerschijn 01 tte een gulden boordje. Meteen stond de kastanjelaar met. zijn witte bloem- eei'skens in de volle glorie van het mid- athieht, overgezond, heerlijk en feestelijk, h het zonneke kwam verder over 't groene °r®eske en het donkere koerke geschoven ot 'ogen het witgekalkte hofmuurke waar Ze r|e oudjes droomend vond. Bei zaten ze P hun stoel- achterover geleund en hun kop- ®ve scheef op de borst geheld soezend hun et hoenedutje. En het zonneke legde een /hlje warm koesterend licht over hun oude r"Pel-gezichtjes en kricvelde hun oogkens p®n allebei tegaar. 11 d rneêke greep meteen haar breikous den schoot en keek met een verrasten 2^ndelijken glimlach oud peek» in het ge- Zie wat een slaapkop. HiJ' giechelde Ja, met zoo'n weertje! En dead een trek an zijn uitgedoofde pijp. G& zoudt er uw pijp bij vergeten. !-n gij uw kous, deed hij plagend, lachte blij, tevreden om hun simpel ge- en en om het lieve zonneweerke dat eh zoo een deugd deed. an zaten ze weer stil Zij breidde hij j. 6 met smakkende, profijte trekjes en Wen keken ze naar de blauwe wolkjes die °P®Tl gingen boven hun hoofd in de stille h -^'roerde zonnelucht, traagjes in grillige rd"ingskens uitsafelden en wegtrokken. Ze zaten ,de twee oudjes en proefden van 0 stille noenrust en het warme, zoete licht ondom hen. Het was zoo'n ongerepte geluid- hanoen en zoo prettig kon het zonneke c lijnen qn ze vonden het zoo goed daar zoo Stil en tevreden naast elkaar te zitten, heel vv, J. v/v*wj imaav cihdUi bt? Wttuii, uca=i lc'it bij elkaar, de oudjes in hun ouden dag. keek. Haar handjes gingen al zoo vlug biet meer en haar koppeke boog wat bij- Zichtig over het werk. En zij zag hoe zijn ^Ohd al beefde en zijn handen wijl hij zijn P'jpke tusschen de tanden hield. ^ant jong waren ze al niet meer. Zij Zeventig, en hij vijf en zeventig. Morgen *•4 hij vijf en zeventig. En dat was nu de 'jde bekommering die haar gedachtekens dagen bezig hield. Bepeinsd had ze en her- O'nsd wat en hoe ze zou doen om hem te tek'a9Sen en *e maken en haar har- e had ze beleefd en herleefd heel het schoo- 6 bestaan van de bestoking: zijn vriende- Ool°a ghmlach,. den ontroerden blik in zijn lu^en waar Vlam vavn oude, trouwe, liefde °Plaaide, de volle, warme greep van zijn hkbare handen. kle"'' vermoedde van al wat achter haar ln ''impelvoorhoofdje omging heelemaal Sci R' '"n hut, was de groote deugd, het 'ri )ne plezier van het besteken, i'teen dat ze zoo doende was en ze haar Sérkens het lustig breispel vrij liet gaan n„,l,en haar gepeinzekens opeens weggehup- Pehj naar de verre jaren van het verleden «V ui J O J Cvl UJI V Uil lint T UI 1 UUUJl ar al de simpele dingetjes van hun sa- !>!even. Bij ieder gebeuren bleven haar ge- achton een poosje dralen en spinnen en ai hart leefde weerom mee het oud beetje °emk en het vele oude zorgenleed dat er toen Be^cest en nu voorbij en geleden was. n voor de zooveelste maal was het. een 'j herdenken hoe door de jaren hij ai dat bpele levensgebeuren het samengedragen 8e] m Vftt, kaai- K en saamdoorstreden leed hun hai-te man en vrouw immermeer naar mal- 'lr had toegehaald. Hoe' ze de draadjes b'eiuk en leed had samengesponnen en er'v gemaakt om voor malkaar goed te X°1 liefde en vree. Zijn was hun leven geweest: een weg langs ^Z'-'lfde lief en leed. n nu in den avond van hun leven, wijl iiveji- '16n gek°men was de stilte en de rust jjj, >VG sPrak in hun harten voor elkaar de om wederzijdsche opofferingen. g0e(i waren ze beiden voor elkaar ge- was nu zoo schoon en vol licht, 'den raarrihens van het achterhuis speel- e z°nnevlamkens en door het open- fa^ JK e ^eurke in het witte kamerke spoelde Sljn naar binnen. De kanarie wipte op toot S^r'n£stokje op en neer, hief zijn koplce 5e v.'?'1 Pereloogkens en zong en zong. Op Jee v'|?Störi)ank geurden de vlieren het koer- 1? fterkp W6r(i in het hartke van oud moe- Sik, vveer zo° zonnig en licht en overda- o wel. Hij zat $abbe)Vj haast haar, zwijgzaam, zoog en 9a oo v 6 &an z'in Pi.iPk0 en knipperde met '0T1 de sche'.'.e klaarte. Zij had er trek in en met een jeugdig- schalkschen lust trok zij hem de klep van zijn muts tot over de ooren. Zie, dat licht deert u. Kunt ge een oud mensch toch plagen moederke! Och, vadertje wat je wel mdent! voelen we ons niet jong moer'? Och, ja! Het goede sehoone licht laat hot schijnen! Het doet zoo'n deugd. Zij lachte luid met haar hel, fijn stem- roeke. Oud! Ja, maar toch nog flink en kloek. Er haperde geen dag wat aan hem. Nooit ziek of zuchtig. Nog lang konden ze zoo samen zijn. Dan ging ze weer door met het afweven van haar gepeinzekens. Zie nu, wat zou hem het meest bevallen? Ze kon niet beslissen. Een wandelstok, een tabaksbuil, een pijp?Mocht ze het hem eens vragenMaar dat ging niet, want, dan was het geen verrassing meer. Een pijp, ja, het zou een pijp zijn. Eon heele week had ze er op gedubt. Een pijp, een tabaksbuil of een wandelstok?Neen, 't moest een pijp zijn. Meteen grabbelde ze 'haar breikous saam. Ik moet nog eens tot bij Stien, vader. Was er iets? Zoo maar 'ns kijken. Ze had het graag Het was een klein leugentje om beterswil Hij was anders bekommerd om alles en hij wou a" -s nog graag weten. Zij moest nu haastig voortmaken. Straks was eh misschien de gelegenheid niet meer voor. Vlug in een beweging bond ze haar boeze laar voor zette haar zwart-zijden kantmuts je op en weg was ze. Ze spoedde zich met gejaagde trippelpasje de Dorpsstraat door Daar zat het zonneke vrij overal tegen de gevelkcns en in de raamkens te spelen. Een beetje onrust kwam plotseling haar hartje beroeren. Hoe het hem vergaan zou? Ze dwong haar stramme beentje nog wat vlug ger voort te gaan, sloeg de kerkhoek om langs de Molenheek :ec.ht bij den pijpenwin- Uel van Teun. Een beetje ongemakkelijk voelde ze zich ook toen de man de glazen toogkast open sloeg en met een gebaar van zijn hand zijn waar aantoonde. Want vol belang was de keuze die ze te doen had. Daar lagen pijpen bij hoopen, lange, korte van alle alle vorm en model effen cn uitgestoken met beenen en amberen steelcn. Een goei, moet het zijn, het kan niet te goed. Ze keek naar de waar, dan naar Teun. - Wat dunkt u? Het is voor Jan. Hij wordt morgen vijf en zeventig. Ik moet hem be steken. Een goei. I-Iij moet er deugd van hebben. De baas grabbelde ze met voile handsela, Hij legde ze schoon naast elkaar ten toon op het gladde vlak van het glazen overdek- sel. Kies nu maar! Ze betastte ze met schuchteren, onhandi- gen greep, keerde en draaide ze een voor een en hekeek ze tegen het licht voor het raam. Schoon, allemaal even schoon! Tot op 't laatste: Die! Die moet het zijn! Een lange mat een sierlijk gebogen steel in geel glanzend amber en met donker uitgesneden kop. Zij hield ze triomphantelijk in haar hand jes gesloten als een kostelijke vondst. Die mag ook wat kosten meende Teun. Och, het was haar nu niets te veel- Zo° blij was ze om haar goede meegevallen keuze en in een gevoel van vrijgevige te vredenheid schoot het haar te binnen; een pijp zonder tabak was nog geen schenking. Ook een tabak zou ze er b;j doen. Ge gaat hem verwennen meake. Bah! Dat mag ook wel. Ze telde nu gauw bet geld neer, borg het pakje weer gauw onder haar boezelaar, ge jaagd om weer thuis te zijn. Wat, zou haar Jan staan zien morgen! Hoe zou hij er genoegen aan hebben; ze kon zich steeds weer innemen om zijn kleine simpele tevredenheid van ons peêke, zoo zijn verheugenissen meeleven en er geluk kig om zijn. Ze ging nu langzaam den terugweg. Dan dacht ze er aan hoe ze dat groote pak tabak zou wegmoffelen. Want merken mocht, hij het niet, zelfs niet eens vermoeden. Dan zou het sc.hoone verrassingsplefzier waarin al haar groote verwachtingen van het beste- kingsmoment stak bedorven zijn. Behoedzaam duwde ze de deur van haar huizeke open en loerde.... Ilij was er niet. Dat was een meevallertje. Vlug borg ze haar geschenk dan weg en ging in de keuken bezigen. Hij had van het koerke haar binnenko men gehoord, ho gedempt haar stap ook was. Met traagzame sleeptred slofte hij bin nen. Teres Gerville legde de laatste hand aan haar toilet. In den spiegel bekeek ze haar gedecolleteerde japon, haar geblanket gelaat, haar als een jongenskop geknipt haar met een z.g. kurketrekker aan eiken kantze was tevreden over zich zelf... ze mocht gezien worden. Doch waarom scheen ze vanavond zoo triest gestemd? Ontbrak haar nu op een maal de lust om tot de uitnoodiging van een bal gevolg te geven, of mén er zich al dan niet vermaakt? Onwilkeurig glimlachen haar karmijnge- kleurde lippen; dan laat. ze zich neervallen op een divan, die met kussens vol schelle en harde kleuren overdekt is. Neen werke lijk ze kan zich niet verklaren. Eén ding weet, ze wel: dat haar ouclers zooals gewoon lijk, ieder een eigen richting zijn uitgegaan en haar alleen hebben gelaten, vrij om te doen en te laten wat zij verkiest. Maar waarom gezucht? Er zijn zoo velen, helaas, die dolgaarne een dergelijke vrijheid zouden genieten. Onwilkeurig komt het echter over haar lippen: Mijn God, wat is een leven als het mijne toch doodsch en vervelend. En toch naar den schijn te oordeelen, noo- digt, alles uit tot vreugde; buiten op de grasperken speelt het zonnelicht, en in de boomen zingen de vogels hun mooiste lied. Hoe heerlijk zou het zijn zich door zulk een natuur te laten beinvloeden en te leven zon der verder na te denken over wat dan ook.. Doch Terese denkt, en denkt zeer veel. Het leven schijnt haar een dwaasheid, de moeite van het uitleven niet waard en de rijkdom daarbuiten is in schrille tegenstel ling met de droeve gevoelens, die zidi van haar hebben meester gemaaktWaartoe dient het leven?.... Wat doel heeft het? Boos op zich zelf, priemt het arme meisje haar toegespitste nagels in het fluweel van haar stoel; dan, met een ruk, staat ze op. Laat zijn wat het wil; ik ga niet neen.... ik ga niet!.... Zijt ge er al? Er was niets zeker? Och neen, Stien zit anders ook altijd zoo alleen, deed zij en lonkte van terzij of er soms in zijn oogen of op zijn wezen geen schijn van vermoeden te lezen was. Doch neen Ik ga even wat rusten, ik voel mijn kop zoo duf. Moeizaam schreed hij den trap op en ter wijl kwam er een draaierige dronkenheid in hem op zoodat hij zich aan do leuning moest vastklampen om niet te vallen. Hoe wonder dacht hij, zoo iets heb ik nog nooit geweten. Al heel vroeg in den morgen was mceke in de weer. Zoo druk had ze het. Bedrijvig trippelden haar voetekens °ver de gladde glimmende tichels. Nu was de koffie gezet, de boterhammen gesneden, de tafel gedekt, op zijn plaats lag het verjaringsgeschenk; de mooie pijp met de tabak. Dadelijk zou ze boven gaan cn hem wekken. Onrustig was ze van blijde verwachting. Zie, daar kwam het zonneke haar groeten de eerste straalkens over het hofmuurke. Door het raarnke peuterde het en meteen was het kamertje vol licht en blijheid. Al de dingen op de kast en schapraai gingen aan het glimmen en tintelen. De kanarie schoot wakker, deed twee, drie sprongskens, opende zijn keelke en zong, zong het huizeke vol muziek. En een tintelingske zon en een spronkje muzik viel in haar hartje e" dat stond daar nu zoo groot open vol geluk. Nu moest het gebeuren. Nu moest hij ko men, en zoo vlug haar oude beentjes het uitdroegen was ze boven cn stond ze aan zijn bed. Jan, Slaapkop, Jan! J«n! wordt nu eens wakker! Ze stiet hom aanen keek hoe het zon neke door den zvvaren donkeren kastanje laar een straal naar binnen schoot en zag hoe in die straling van schoon rboslicht zijn gelaat wit en roerloos lag. En een groote angst' beving haur hart. Jan! En duizelig stortte ze neer en schreide, schreide. Beneden zong de kanarie lange, perelende trillers, gelukkig dat bij leefde in den nieu wen dag vol licht en zon. Beneden lag op tafel het, verjaringsgeschenk onaangeroerd te wachten. Boven seht ié oud moederke bij haar dood oud peêrke. Na dit lialf-luid gesproken woord neemt Terese haar hoed, parasol en handschoenen, verlaat langs de dienstbodentrap het huis, en als ze den chauffeur ziet, die op haar wacht, bijt ze hem toé: Ga je gewone werk maar doen, ik ga te voet. Weldra is ze in het straatgewoel verdwe nen... Waarheen... Het laat haar koud. Ze loopt maar door in de hoop, dat ze haar melancholieke gedachten langzamerhand zal kwijtraken. Maar het is tevergeefs. Haar verbeelding doet haar een zaal zien, waar een aantal elegant-gekleede gasten reeds bijeen zijn. Ze hoort hoe ze wederkeerig haar verwonde ring uiten, dat ze er nog niet is... Ze telt de kleine kris-kras gerangschikte tafeltjes, waaraan thee en allerlei ververschingen geserveerd wordenZe hoort de muziek, die ik weet niet welke wilde melodie ge schreven schijntZe doet mee met de ver schillende dansen, Amerikaansche natuur lijk.... Negermuziek! Exotische dansen.... En dan al die leugenachtige, zinledige en dwa ze gesprekken, die men nog wel geestig moet heetenDat is alles, absoluut alles! Wat een dwaasheid! En tusschen al die harlekijns en die leven de marionetten heeft ook zij zich bewogen.... Tusschen hen meende zij iets te vinden, dat haar leven kon vullen! Wat heeft het haar gebracht tenzij afkeer en bitterheid! Hoe leeg is het in haar zielhoe ongelukkig voelt zij zich!.... Moet heel haar bestaan dan voorbijgaan zonder doel, zonder ideaal? Zoo voortmijmerend stond Terese plotse ling bij een groep jonge meisjes, die zoo juist een godsdienstoefening hebben bijge woond. De zachte en vredevolle blik hunner oogen maakt indruk op haarze zou er jaloersch op kunnen worden.... Wat zou ze al niet willen geven voor die rust en dien zielevrede, die zich op hun gelaat weerspie gelenDoch waar zal ze zulke schatten vinden? Even later komt ze aan een kerk en het gezicht daarvan doet een herinnering op rijzen in haar geest en haar vaste vormen aannemen. Ze ziet zich zelf terug als 12- jarig meisje, in het wit gekleed en door een sluier omwolkt, opgaande naar het altaar, om er voor de eerste maal de H. Communie te ontvangen.... Daarna heeft ze langen tijd met de handen voor het gelaat gebeden. Wat was haar vurigheid en haar geluk dien dag onmetelijk groot! Een snik welt haar naar de keel Waarom hebben haar ouders, zoo onver schillig en al maar zoekend naar vermaak toch die goede gesteltenissen van toen in haar niet onderhouden! Nog zoo jong was ze, toen men haar bracht in het gewirwar der wereld wier bedriegelijke schijn haar betooverde en haar maar al te snel den weg naar God, naar de H. Tafel en zelfs naar de kerk had doen vergeten. Een jong meisje, eenvoudig en zedig ge kleed, met een onbevangen oogopslag, treedt uit dg kerk op het oogenblik, dat Terese er wil heengaan. Dat gezicht doet haar ont stellen en onwilkeurig maakt ze een verge lijking tusschen haar eigen voorkomen, zoo indecent en gezocht, en dat van het gindsche eenvoudig meisje. Hoe zou zij in zulk een een kleeding durven verschijnen voor een God, die boven alles den eenvoud wenscht, zooals ze dat zoo vaak gehoord had uit den mond van haar veel te vroeg gestorven grootmoeder, die haar op de Eerste II. Com munie had voorbereid? Met bezwaard hart, de oogen vol tranen, wil zij zich langzaam uit het kerkportaal verwijderen. Doch daar ziet ze in een hoek een koop vrouw, die verschillende devotieartikelen op een tafel uitstaltTerese leest er een naam, die ook de hare is, gevolgd door enkele andere namen. Ze treedt naderbij en ziet op tal van hoe ken en plaatjes: II. Theresia van het Kindje Jesus en van het II. Aanschijn.... En wat een mooi portret van die Heilige! Wat een aantrekkelijk gezichtje! Wat een diepe en veelzeggende oogen! Als betooverd blijft ze staanDie daar is noch gefriseerd, noch geblanket en toch, wat is ze schoon in den echten zin!.... Lang blijft ze zich in die gedachten verdiepen; dan koopt ze een dier plaatjes en bergt het. in haar taschje. Thuis gekomen begeeft ze zich naar haar kamer en zonder zich van haar hoed te ontdoen, neemt ze het plaatje weer ter hand, oan op haar gemak dat kinderlijke gelaat te beschouwen, dat haar schijnt tegen te lachen En terwijl vanuit den hemel een ontbladerde roos begint neer te dalen keert lerese on willekeurig het plaatje om en leest daar: „Ook ai had ik alle mogelijke misdaden bedreven, ik zou nooit het vertrouwen ver liezen.... Ik weet, dat God hst verloren kind lief heeft. KiJL diiuzcKdèhl avond kniJde T.rese neer aan de voeten van een priester, di haar zijn hulp toezegde, om haar lev-" mooier en doelmatiger te doen zijn. Twee jaar zijn verstreken. Terese Gerville is geheel veranderd. lp afwachting, wat God over haar toekomst beschikt, wijdt ze zich aan verschillende parochiale werken maar vooral onderwijs? ze met bijzondere voorliefde catechismus aan de kinderen, die, evenals zij zelf vroger, geen steun vinden in den huiselijken kring. Haar moeder heeft ze geheel tot andere gedachten gebracht, en ze vertrouwt ten' volle, eenzelfde succes te hebben met haai1 vader, de reeds op groote feesten met haar ter kerke gaat, en er in heeft toegestemd, om' ioderen avond gezamenlijk een Onze Vader en Wees Gegroet te bidden ter eere van dd Kleine II. Theresia. Tal van mondaine vriendinnen heeft za tot haar mede-apostelen weten te maken, die haar vroeger bespotten, doch ten slottd niets beters wisten te doen, dan haar na W volgen en met haar samen te werken. Terese is gelukkig vooral, omdat ze door tusschcnkomst van den Engel van den Car mei het ware ideaal heeft gevonden en tracht te verwezenlijken: God beminnen en doen liefhebben! „PêLE MêLE". „Wat zoue die tijgers wel zeggen, als ie eens kon-dem praten?'' „Waarschijnlijk zoue ze zeggen: heer eria, vrind, we zijn geen tijgers, we zijn maar dood gewone jakhalzen" DE REUZEN VAN EREERIK 'VILHELM Koning Frederik Wilhelm I van Pruisen, de vader van Frederik den Groote, besteed de het grootste deel zijner regeeringstaak aan het vormen van een sterk en streng gedrild leger. Overigens zeer zuinig in het bestier des lands, had hij voor het leger altijd geld beschikbaar. Daarbij had hij een bijzondere voorkeur voor soldaten, de groot van stuk waren. En die voorkeur nam steeds meer toe, zoodat de koning tenslotte een afzonderlijk regi ment oprichtte, dat uit ware reuzen bestond en hem als lijfgarde diende. Deze garde was prachtig uitgedost in blauwe uniformen met scharlaken roode op slagen en kragen. De pijpers en trommel slagers waren Mooren, die uit de voormalige Pruisische kolonie in Afrika naar Potsdam waren overgebracht. 1-Iet regiment telde 2400 man en bestond uit drie bataljons, elk van 800 man. Bij het lste bataljon werd niemand ingelijfd bene den de lengte vas zes voet of van wien de koning hoopte, dat hij deze lengte althans nog zou bereiken. Vele soldaten van de lijf garde waren nog langer dan zes voet. Het was geen gemakkelijke taak om 2400 reuzen bijeen te krijgen. De wervers moes ten het geheele land doorreizen, om lange manschappen te zoeken, en zij schroomden niet om ock in vreemde landen list, bedrog en geweld te gebruiken, om de gevondenen aan te werven. Op kosten kwam het daarbij niet aan; van het jaar 1713 tot 1735 werden door den anders zoo spaarzamen, zelfs gie- rigen koning, niet minder dan 12 millioen thaler uitgegeven voor werving van reuzen in het buitenland. VOORZORGEN. Maupie kwam op een doordeweeksehen dag op school mot z'n Zondagsche pakkte aan. „Is er feest thuis vroeg de meester nieuws gierig. „Neen meester „Wat is er dan aan de hand, dat jij er zoo piekfijn uitziet „Wij krijgen vanmiddag brand", zei Maupie slim. —%o%- MALAPROPOS. Bedelaar: „Ja mijnheer, lk heb betere dagen gekend". Zakenman: „Mensch, wat kan mij dat schelen, denk je, dat 11c tijd heb om met Jou over het weer te praten". JoJ—

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 9