ONZE VROUWENRUBRIEK
O
GELIJK
WANDELJAPONNEN
AARDIG PRESENTJE OM ZELF
TE MAKEN
HAAR VERZORGING
RECEPTEN.
TAFELMATJE VAN LEER
VRIJDAG 20 JULI 1928
DERDE BLAD
11
PYAMA VOOR MEISJES VAN
ONGEVEER 17 JAAR
li
AAN IieN
Overname uit deze rubriek zonder schrifteEjke toestemming verboden.
We weten 't zelf heel goed: we zijn
berucht om onze voorliefde voor 't laatste
woord en de eerste viool, alsook voor 'n
zeker particulier baantje, dat koning
moet kraaien van de nok van 't huis,
onverschillig of 't een krielhaan is met
een belachelijk dun, overslaand stemme
tje en erg weinig afwisseling in zijn re
pertoire.
en tóch heb ik gelijk!" kraait
de krielhaan.
Laten we voor 't oogenblik 't gunstigste
geval aannemen: de krielhaan heeft wer
kelijk gelijk. Zijn triomf kent natuurlijk
geen grenzen. Hij zou erin blijven, wan
neer hij er geen uiting aan kon geven.
En we laten hem dan ook maar al te
graag zijn gang gaan, zoodat hij daar
van zijn fiere hoogte jubelend op zijn te-
gens r.nders neerziet en hun z n onver
anderlijk slotrefrein gaat zitten toe-
kraaien
Te oordcelen naar onzen ijver scmjnt
t een kwestie van leven of dood voor ons,
dat laatste woord", 't Is dan ook de
einöfcekroning van ongeveer 'n kwartier
redetwisten (en dat is doorgaans nog de
nobelste naam, die er bij mogelijkheid
aan gegeven kan worden), van 'n reeks
radde en verwoede weerleggingen en te
genwerpingen, en om alles ter wereld mag
ze ons niet ontglippen. Je zoudt dus zeg
gen, dat we werkelijk overtuigd zijn, erbij
te winnen, anders zouden we ons zóó niet
afsloven.
Maar, nuchter beschouwd, wat winnen
we er precies mee? 'n Beetje zelfvoldoe
ning, 'n eenzame en eenigszins boosaar
dige vreugde, die niemand met ons deelt,
'n gelukwensch, die we zelf moeten af
steken, omdat niemand anders 't doet.
Maar de ontstemming van den ander, die
dikwijls niet voortkomt uit zijn nederlaag,
maar uit afkeer van ons verdwaasd en
smakeloos doordrijven de verkoeling,
die zulke duetten met hun onveranderlijk
slot-trillertje op den duur veroorzaken;
beteekent dat alles wel winst voor ons?
Of is dat misschien niet eerder te boe
ken by de uitgaven: de kostprijs van
onzen triomf, enis die misschien
niet 'n beetje hoog in verhouding tot de
werkelijke waarde van dezen aankoop?
Maar dan al de gevallen, waarin de
krielhaan 't niet bij 't rechte eind heeft!
Soms weten we dat zelf niet en zijn
echt overtuigd van zijn goed recht. Hij
kan geen kwaad bij ons doen heel ver
klaarbaar, want we zijn van nature op
zyn hand. Maar 't zou toch wèl voorzich
tig zijn, hem geen permissie te geven
voor zijn triomf-gekraai eer we zijn zaak
eens terdege en onpartijdig onderzocht
hebben!
En hoe dikwijls moedigen we hem tot
overmaat van ramp niet aan tegen be
ter weten in? Kraaien mag en moet hy,
omdat hy nu eenmaal ons haantje is, en
of hy nu al den grootsten onzin van de
daken staat te schetteren en de stem van
de werkelijk-juiste meening overkryscht,
dat doet er minder toe, als we zyn dier
baar geluid maar boven alles uithoo-
renEn tóch heb ik gelijk!"
Is dat nu zoo'n allerkostbaarst, onbe
taalbaar bezit, dat „gehjk", zoodat we 't
anderen, die er meer recht op hebben,
moeten afgrissen en ontwringen, zoodat
we 't tot eiken pry's moeten machtig wor
den en onverbiddelijk behouden, of we er
eerlijk aankomen of niet? Zouden er geen
dingen zijn, die meer waarde bezitten?
We kunnen soms wel eens voor een keuze
komen te staan: „geiyk" of vriend
schap; „gelijk" of de lieve vrede; „ge
lijk" of huiselijk geluk. Zou dat „gehjk"
zóó'n, onwaardeerbare,, schat-in-den-ak-
ker" zyn, dat we er al het andere voor
moeten verkoopen?
Als we maar eens met de oogen onze
omgeving konden zien, hoe 'n prutsig,
kleinzielig triomfje dat koppige, onbuig
zame gedjk-mocitn-hebfcen tegen de klip
pen op eigeniyk is, en hoeveel breeder en
sympathieker het ongelijk-bekennen, dat
we zoo verachten, er in 't oog van die
anderen uitziet, zouden we onze gedrags-
hjn misschien wel 'n beetje wyzigen!
Wat doet 't er in 's hemelsnaam loe,
of w.ij een ding geelgroen vinden, zoo
lang een ander gelukkig is in de overtui
ging dat 't blauwgroen Is? Een onpartij
dig scheidsrechter zou, daartoe aange
zocht, misschien de uitspraak doen: grijs
groen! Wat kan 't ons hinderen, den
ander zwijgend aan te hooren, terwyi hy
zijn blauw-groene meening uitjubelt, zoo
lang hij dat doet met een vergenoegd
gezicht? Is dat niet meer waard dan hem
gedrukt in zyn schulp te zien kruipen
onder ons geelgroen gesnauw? Temeer
daar, zooals ik al zei, de mogelijkheid be
staat, dat de grijsgroene waarheid precies
in 't midden ligt!
Er zijn natuurlijk gevallen, zakelijke
meeningsversehillen of kwesties van le
vensopvatting, waarin we ons standpunt
uit alle macht mogen en moeten verde
digen. Maar dan dienen we zóó belange
loos de goede zaak van het recht aan te
hangen en zóó los te zyn van ons eigen
„ik" en het partijdig zwak voor ons
heerschzuehtig „gelyk"-haantje, dat we
geen oogenblik onze waardige kalmte ver
hezen en meer vechten voor ons gelijk
dan voor den triomf van de waarheid.
Want in dat geval zouden we gevaar loo-
pen by gelegenheid even opgewonden te
vechten aan de zijde van het onrecht,
mits dat maar ónze zijde is de schut
ting, waarop óns haantje troont.
Gelyk willen hebben kan tot 'n harts
tocht worden soms tegen alle beter
weten in, zóó, dat 't ons tenslotte niet
meer kan schelen of we werkehjk' gelyk
hébben. Als we 't maar krijgen, als we
maar over den ander triomfeeren. En 't
moet juist omgekeerd zijn! De overtui
ging, -dat we in ons recht zyn, moet ons
zóó sterken en kalmeeren, dat we er na
een kalme verdediging van ons standpunt
heel goed in kunnen berusten, als de te-
genparty niet te overtuigen is. Ziet deze
dan later, wat gewoonlijk het geval is,
eigen ongelyk in, dan zullen we des te
meer gerespecteerd worden om ons be
leefd en vaardig zwijgen, en de andere
zal veel eerder ruiterlijk ongelyk beken
nen dan wanneer hij tot dat inzicht was
gekomen na een snibbig, by na beleedi-
gend betoog van onzen kant!
De juiste middenweg tusschen het
karakterloos anderen-ifiaar- al ty d- gelijk-
geven en 't heerschzuehtig zelf-maar-
altijd-gelijk-willen-hebben is niet gemak-
kelyk te vinden, maar de belooning is
groot, wanneer we eenmaal geleerd neb
ben, hoé dien te begaan. Een vriendelyk
uitzicht aan weerszyden en een paradys
van vree in 't verschiet!
MACHTELD
Fig. 1. „Pierrot" is geschikt als boeken
legger of speldenh anger.
Het buisje en broekje kan aaneen ge
knipt wantan-
3954. Japon van crêpe-marocain, crêpe
de laine of andere fyne wollen stof.
Het model is even bloesend met smalle
ceintuur, de rok van voren klokkend, ver
der is het model aardig gegarneerd met
smalle tres of galon.
De col wordt van voren met een zijden
strik gesloten.
3951. Japon van effen kleurige kasha.
Het corsage is glad met hoog gesloten
boord, op zij een zakje. De aangezette rok
heeft van voren een breede platte
plooi. Ter garneering zyden stiksels.
3955. Japon van geruite wojlen stof, bo-
léro-model.
De rok valt van voren in soepele klok
ken. Van voren langs den gestikten naad
ter garneering kristallen knoopen. Col.
biais, manchetjes en ceintuur van witte
stof, crêpe of zyde;
3956. Wandeljapon van fyne wollen
j stof.
De japon heeft revers, met schuin ge
sloten vest, en sluit op zij met een strik,
die achter als ceintuur doorloopt.
De plooi-garneering op zij is bijzonder
aardig. Garneering van kristallen knoo
pen.
Dit modelletje uitgevoerd in donker
blauw met licht grijs vestje of parelgrys
met blauw, zal bijzonder voldoen.
ANEMOON.
breed. De onderkanten knipt ge in dia
gonaal, terwyl ge de rafelkanten afwerkt
met een smal zoompje. De strik wordt
onder den kraag bevestigd.
Het splitje sluit ge met twee druk
knoopjes.
De- ceintuur knipt ge schuin, terwijl ge
den achterkant recht knipt, belde 100
e.M. lang en 6 c.M. breed. Men stikt ze
tegen elkaar, terwyl men één eind pun
tig toe laat loopen. Hierin wordt het
knoopsgat gemaakt. Een groote parelmoe
ren knoop wordt aangezet en de pyama Is
gereed. DINY
Gebruiken we „Pierrot" als speldenh an
ger, dan nemen we dikke, zwarte stof.
Het gezicht is van een wit lapje;
wenkbrauwen, oogen, neus en mond
worden geborduurd of geschilderd. Het
gezichtje wordt op een kartonnetje ge
plakt; het zwarte kapje wordt eveneens
opgeplakt.
De kraag is een roset van wit lint. De
roset kan aan den achterkant geplakt of
genaaid worden.
De pompoentjes op buisje en schoen
tjes rijn van witte of gekleurde wol.
Willen we den „Pierrot" gebruiken als
reuksachet, tusschen zakdoeken of linge
rie, dan maken we de pop van dubbele
zyde en vullen hem op met lavendel
stengels lavendelkruid of ander geurend
kruid.
Fig. 2. „Zonnebloem". Corsage of boe-
kenleger.
De zes ronde bloemblaadjes, bloem
stengel en blad worden aaneen geknipt,
gemaakt van dikke wollen stof in gele
tint.
De afteokening is met een festonsteekje
bewerkt in donkerbruin. Het kopje is als
hartje bedoeld en is eveneens geel, het
haar wordt gemaakt van oranje-vlas-
zjjde, afteekening van oogen, mond en
neus wordt met bruin geborduurd.
Fig. 3. Pierrot-kopje met kraag.
Deze kraag is een dubbele rosetvan
wit lint.
Dit motief is aardig om op den deksel
van een rond kartonnen doosje te plak
ken.
Het doosje kan dan gevuld worden
met chocölaadjes of bonbons en voldoet
bijzonder als presentje. Ook kan het
.kopje op een zwart fluweelen kussentje
gsnaaid en als speldenkussen gebruikt
worden.
Fig. 4. „Oostersche dame", voor kalen
der.
Het kojpje wordt evenals de andere
bewerkt en op een kartonnetje van den
zelfden vorm geplakt.
De hoofddoek is van een bont gekleurd
lapje zyde. Voor de oorringen nemen we
koperen gordijnringen. Een smal zwart
lintje wordt achter het kopje geplakt en
onderaan komt een maandkalenderje.
De Pierrot en andere figuurtjes zijn ook
als kalender bruikbaar.
Chineesch figuurtje, voor inktlap.
De strengel vlechten we van zwarte wol.
OP AANVRAAG
Genoodigd 7 el flanel of zephir van 70
75 e.M. breedte, 1 el effen flandl of zephir
70 75 c.M. breed.
By gaande teekening toont u één der
nieuwste pyama's. Ze is gemaakt van ge
ruit flanel, en wordt, evenals een nacht
japon, over het hoofd aangetrokken. We
knippen blouse en broek, zooals op de
teekening is .aangegeven.
We beginnen met de broek. Daartoe
stikken we voor- en achtemaad met een
platten naad dicht, vervolgens den kruis
naad op dezelfde manier, waarby we
zorgen, dat voor- en achtemaad in elkaar
overgaan. Bovenaan tegen de broek
wordt een schuine 3 c.M. breede bies
genaaid, waarin we aan weerskanten van
den. voornaad twee kleine knoopsgaatjes
maken en waardoor later het door de
bies geregen elastiek of band te voor
schijn komt. De onderkant van de pypen
wordt afgewerkt met een 4 c.M. breede
effen bies, welke naar bóven toe wordt
omgeslagen, en die 48 c.M. lang, en 10
c.M. breed wordt geknipt. De bies wordt
aangestikt en overgezoomd.
Nu de blouse. Hiertoe stikt ge eerst
S-jjc-'der- en zijnaden met een platten
naiiu, waarna gé onderaan een 4 c.M.
breeden zoom inmaakt. Het split knipt ge
15 c.M. lang ln. Daarna stikt ge langs'
beide kanten een bies van 4 c.M. breedte,
welke later naar den verkeerden kant
toe, wordt omgeslagen en opgezoomd.
Het kraagje knipt ge 56 c.M. lang en 18
c.M. breed, en wordt aan de twee breedte-
kanten dichtgestikt. Het kraagje wordt
opgestikt en aan den achterkant over
gezoomd.
Nu maakt men de mouw met een
platten naad dicht. Onderaan stikt men
er een effen bies tegen, die men 34 c.M.
lang en 10 c. M. breed knipt, en welke
op gelyke wyze wordt afgewerkt als ds
onderkant van de pypen. Nu wordt de
mouw ingestikt, waartoe ge den naad van
de mouw 3 c.M. meer naar voren brengt,
dan den zijnaad van de blouse. De mouw
wordt op de blouse overgestikt. Ook de
zak, welke men 15 c.M. lang en breed
knipt, wordt aan den bovenkant met
een effen bies afgewerkt, welke, na af
werking, 3 c.M. breed is. De hoeken
onderaan worden iets afgerond. Alvorens
de zakken op te stikken, past ge de blouse
even, om de juiste plaats van den zak
aan te geven.
De strik maakt ge van °ffen s^of en
knipt elk stuk 60 c.M. lang en 8 c.M.
Ons haar is een van die dingen, die er,
wat verzorging betreft, nogal eens by in
schieten, wanneer we wat haast hebben
(en haast is de chronische kwaal van den
tijd!). We zorgen natuurlijk wel, dat 't
zoo „netjes" mogelijk zit, halen er in den
loop van den dag nogal eens een kamme
tje door, wasschen het geregeld of laten
het wasschen en vinden dan al, dat we
't keurig in orde houden. Het groote voor
deel van kort haar is immers het gemak
ervan en de weinige zorg, die er aan be
steed hoeft te worden! Een heeleboei
menschen verstaan onder haarverzorging
nog altijd: 't netjes opmaken en 't weg
werken van slordige pieken vroeger
hoorde er ook nog 't „punten" bij, en dan
was je al een heeïe braan. Dit alles is
vervallen met de tegenwoordige eenvou
dige haardracht, dus de omslachtige, ver
zorging" behoort met een-tot het verleden,
meen.en ze. En ze vergeten, dat we juisf
tegenwoordig zoo prachtig gelegenheid
hebben, ons haar te geven, wat 't toekomt
en wat 't ook dringend behoeft. Be
halve gemakkelijker is kort haar ook zoo-
veel zindelijker en 't zou dus onvergeef
lijk zijn, als we hier geen partij van trok
ken voor een goede, systematische verzor
ging!
Daar is bijvoorbeeld 't borstelen. Vroe
ger, wanneer het lange haar 's avonds
losgemaakt werd, was 't de natuurlykste
zaak van de wereld, dat we 't flink uit
borstelden, eer 't gevlochten werd. Maar
ik zou er een lief ding onder willen ver
wedden, dat negen van de tien vrouwen
tegenwoordig met hun pagekopje in bed
stappen zonder er een hand naar uit te
steken en dat vijf van de negen er den
volgenden morgen een scheiding in trek
ken, het haar aan weerskanten daarvan
gelyk kammen en daarna haastig tot een
ander onderdeel van haar toilet overgaan.
De meeste menschen denken nog, dat een
borstel alleen dient om 't haar uit de war
fce krijgen en dat gaat tegenwoordig
immers uitstekend met de kam?
De haar-problemen worden er, in te
genstelling met wat we verwachten zou
den, dan ook niet eenvqudiger op. By de
een valt het haar verschrikkelyk uit, bij
de ander is het onhandelbaar droog of
onsmakelyk vet de kunst van thuis
wasschen verstaat bijna niemand in de
perfectie, en met het zelf-gehanteerde
friseerijzer worden soms de vreeselykste
verwoestingen aangericht
Ik wil daarom in een serie artikeltjes
iedere vrouw, die geen overdreven kap-
pers-onkosten wenscht te maken, 'n
beetje op weg helpen met een leidraad
voor goede, eenvoudige, doelmatige haar
verzorging thuis. Behalve het knippen
kunt u ongeveer alles met succes zelf
doen, warmeer u maar eenmaal goed weet
boe!
EVA.
Correspondentie.
Vragen omtrent haarverzorging zullen,
zoolang dit onderwerp aan de orde is,
gaarne beantwoord worden, maar zooveel
mogelijk in deze rubriek.- Desgevenscht
kan een schuilnaam worden opgegeven,
waaronder men dit antwoord wenscht ge
plaatst te zien. Men gelieve slechts ant
woord per brief te verlangen, wanneer
een gedrukte beantwoording te veel plaats
zou innemen. Vriendelijk verzoek hiervoor
15 ets. postzegels in te sluiten.
GARNALENRAOOtJT MET
GEBAKKEN BROOD
'A pond gepelde garnalen
2 A d.L. melk
25 gram bloem
30 gram boter
Peper, zout
Fijn gehakte peterselie
6 sneedjes brood.
Bereiding:
Wasch de garnalen; proef of ze niet te
zout zijn, zoo ja, week ze dan in water
óf water en melk, óf alleen melk; dit
hangt af van de zoutte der garnalen. Laat
ze vervolgens uitlekken op een zeef van
paardehaar.
Verwarm roerende boter en bloem, voeg
een weinig melk toe en roer dit samen
weer glad; voeg weer iets melk toe, roer
dit weer glad en ga voort, tot een mooie
volkomen gare, gladde saus is verkregen.
Roer hierdoor de goed uitgelekte gar
nalen, de fijngehakte peterselie en maak
de ragout op smaak af met peper en
zout. Houd de ragout warm, doch laat ze
niet koken (garnalen worden door koken
minder lekker).
Snijd van het brood de korstjes af en
elk sneedje in nette driehoekjes en bak
ze in een koekenpan in boter met delfia
of alleen boter of delfia mooi goudbruin.
heg op een verwarmden vleesöhschotel in
't midden de garnalenragout en de ge
bakken stukjes brood er omheen.
DRABBELKOEKEN 16 stuks)
250 gram bloem
200 gram suiker
1 ei
3 theelepeltjes fijne kaneel
3 d.L. melk
wat zout
slaolie of half reuzel en kalfsvet om in
te bakken.
Bereiding:
Doe de bloem in een kom, breek in het
midden het ei, voeg zout, fyne kaneel eü
suiker toe roer 't meel van 't midden
uit aan. Voeg langzamerhand melk tofl"
roer de klontjes er uit en doe rest
van de melk er bij.
Maak in een steelpannetje het zoc.
heet, dat er een blauwe damp afkomt.
Laat door een trechter het deeg in het
heete vet loopen, terwyl de trechter
steeds langzaam wordt rondgedraaid,
zoolang totdat er voldoende deeg in is
voor een drabbelkoek. Bak dezen aan
beide zijden lichtbruin, neem hem met
een vork uit het vet, laat hem aaar uit
druipen, leg het in een klein kommetje
om den bollen vorm te krijgen gedurende
het hard worden. Laat hem vervolgens
nog even uitdruipen op grauw papier en
bestrooi hem als hij koud is geworden
met poedersuiker. Bewaar de drabbel
koeken in een trommel.
CATHARINA.
Onderstaande t-afemiatjes zijn z^er
practisch op tafel of buffet ter voorko
ming van kringen of plekken.
Fig. 1. Tafelmatje van leer, ongekleurd
of gekleurd, bewerkt met smalle leeren
riempjes. Dit matje kan men laten snij
den of zelf snijden met een scherp mes,
uit een stuk leer, grootte naar eigen idee
Om een rond bordje of met den passer
trekken we een cirkel en snyden het daar
na uit. Figuur 2 toont u de verdeeling
der gaatjes, waardoor de riempjes ge
haald moeten worden. Om mooi gelyk werk
te krijgen, is het aan te raden, de verdee
ling van het gaatjespatroon eerst op pa
pier te teekenen, de cirkels met den passer
te trekken en de gaatjes op gelijken af
stand door een potloodstreep aan te geven
Het aantal gaatjes kan men zelf be
palen.
Daarna het papieren patroon op het
leeren cirkel leggen en met papierknijpers
vastmaken, zoodat het niet verschuiven
kan.
Nu prikken we de aangegeven potlood
stippen met een priem of ander puntig
voorwerp door. Op die manier komt het
gaatjespatroon, mooi gelijk op het leeren
cirkel.
Nu knippen we met een gaatjestang
precies op de stippen door. Indien we geen
tang hebben of willen aanschaffen, dan
kunnen we een holle pen gebruiken, zetten
deze loodrecht op een potloodstip en ge
ven er met den hamer een stevigen tik op;
hierdoor wordt ook een mooi gaatje ver
kregen. Om de riempjes makkelyk door te
rygen, snyden we er een punt aan.
De riempjes aan den rand steken we
steeds van den rechterkant af door een
gaatje, vervolgens schuin naar rechts
trekken, ever den rand leggen en
den linkerduim op 't riempje hou
den bij het maken van een steek,
daarna het riempje stijf aantrekken.
Steeds in de rondte herhalen en aan den
rechterkant 'insteken. We moeten zorg-1
dragen, da,t de riempjes niet omkrullen en
de goede kant hoven blijft. Om twee
riempjes aan den achterkant te verbin
den, snyden we beide riempjes zoo af, tot
"e de dikte van een riempje krij
gen en plakken daarna u„ „„.de l 1: .::ir
afgesneden deelen op elkaar en persen
tot het goed houdt. We gebruiken voor
het plakken een tube vloeibare goin of
lijm.
Gekleurde matjes; vooral rood leer
bijzonder aardig, doch nemen we onge'
kleurd leer, dan zal het werken met rood0
en zwarte riempjes byzonder voldoen.
De riempjes kan men in verschillend®
kleuren zeer voordeellg per dozyn koopeh'
De matjes zyn zeer zeer sterk en wor*j
den mooi gehouden door het wrijven b1
gewone witte was.
Of. fc»