Eerst de Kunst»
dan de Liefde
h WOENSDAG 1 AUGUSTUS 1928
VIERDE BLAD
vin.
PAGINA 2
m* i;
V.
Helena, de eenige zuster van mijnheer
Dalphas en iets ouder dan hij, was geboren
In een tijd waarop men er niet over dacht
thuis een groot orgel te plaatsen.
Mischien omdat zij niet jong meer was,
taande haar inwendige vreugde en werd zij
zeer ongenaam in den huiseïijken omgang
met haar vader en broeder.
Zij had met de groote wereld mee willen
doen, en bij de officieele feesten en ande
re gelegenheden een goede plaats te be-
kleedèn. Dat was echter een moeilijk te
.verwezenlijken droom. Maar alles is ten
slotte mogelijk.
Een zekere luitenant kwam ter nore,
'dat er in Port-Dauphin een meisje leefde
met rijke ouders. Hij pakte aan, tastte door
en na eenige aarèeling keurde Heiena's va
ders het goed dat zijn dochter de nieuwe
„Schitterende" toekomst tegemoet ging.
En waarlijk „schitterde" zij in nieuwe
kringen.
Maai- wat betreft het aanzien en vermo
gen van haar man, daarin werd zij teleur
gesteld. Als hij door wilde gaan met het
dragen van uniform^,'die duizenden fran
ken kostten, dan moes. zijn vrouw dat be
talen.
Tien jaar duurde dat leven; toen stierf de
kolonel en liet een kinderlooze weduwe ach
ter die echter in 't geheel niet van plan
was haar leven met rouwen en treuren door
te brengen. Zij wilde integendeel van baar
vrijheid gaan genieten en zij was rijk, om
dat haar broer haar met lofwaardige stipt
heid de helft zijner winsten afsond.
De weduwe bracht den zomer in een
hadplaats door, de herfst in Zwitserland
en den winter in Italië.
'tWas in dien tijd dat Helena haar nicht
hij zich wilde nemen, om door haar fris-
sche jeugd den luister har.er recepties te
verhoogen.
Mevrouw Bonnard dacht echter het hare
van tante Helena en die meening werd
grootendeels gedeeld door mijnheer Dal
phas.
Margareta
worden, toen
reclameerde,
was juist achtien jaar ge-
haar tante haar gezelschap
door op te merken dat het
tijd voor haar was de wereld te loeren
kennen. Daarbij liet -zij de dreiging door
schemeren, dat, in geval van een weigering,
zij zich niet meer op goeden voet beschou
wen met de familie.
Ditmaal kon mijnheer Dalpahs antwoor
den. dat hij zich gereedmaakte om voor
zaken naar Amerika te reizen en dat hij
zijn dochter mee wilde nemen. De man
vond die reis een uitstekende gelegenheid
Margareta op de hoogte te brengen van de
ideeën en zeden van het land dat hij zoo
hoog schatte.
Het verblijf daar deed werkelijk baar
geest rijpen en zich meer ontwikkelen.
Maar zy ontkwam niet geheel aan het ge
vaar dat het voorbeeld der zoo vrij, onaf
hankelijke Amerikaansche jeugd voor
haar opleverde.
Mijnheer Dalphas was trotsch op zijn
dochter omdat zij- een goed figuur maakte
in de kringen welke hij bezocht.
Gelukkig verloor het meisje haar hoofd
niet bij zooveel bewondering van allo zij
den en sloeg zelfs verscheidene huwelijks
aanzoeken af.
Hoe gematigd en redelijk zij zich ook
toonde, toch kon zij niet ontsnappen van
het steeds grooter wordende besef van
haar moreele waarde en de uitwerking van
haar schoonheid.
Toen het meisje weer in Frankrijk terug
was, hernieuwde tante Helena haar ver
zoek nogmaals, en vergat niet er bij te
voegen dat haar broer haar zijn dochter
reeds lang beloofd had.
Na een orgelles werd Robert Verdon
daarmee in kennis gesteld.
Het jongmensch scheen er ontstemd door,
om geen ander woord te gebruiken, en
Margareta zocht in zijn blik de ware reden
van zijn ontevredenheid te lezen.
Bent u niet blij om, zoo vroeg zij schalks
„voor eenigen tijd nu uw leerlinge te missen,
die n in uw werk stoort?"
Neen daar heb ik geen schik
antwoordde hij kortweg.
Zij zweeg en liet hem dus de gelegen
heid zijn misnoegen te verklaren.
Een zekere verklaring, zou het vertrek
der leerlinge niet verhinderd hebben, maar
misschien wel beletten, dat zij verder ging
reizen dan zij aanvankelijk gedacht had.
Helaas, Robert bepaalde zich bijmu
zikale beschouwingen.
Nu ziet u zelf wat het baat zich met
deftige meisjes te bemoeien om haar te
helpen.Zij kunnen niet werken, zelfs
niet al willen ze het. Vooreerst ontgaat
haar den zin van het woord „werk", omdat
zij door alle gemakken en vleierijen omge
ven worden; dan verder is het niet gemak
kelijk te werken wanneer men daar niet toe
gedwongen wordt door de noodzaak om geld
te verdienen.
- Maar u doet het toch, niet waar?
Ja en Ik zet door, terwijl u.
Ja maar iedere leerling heeft een va-
3#an tie tijd.
Vacantia... u praat van vacantiei
Na zes weken werfeens?.,.. Zal ik eens
Wat zeggen? Ah u weer terug zïjt, zult u
van,
zelfs den naam van uw muziekleeraar, yei>
geten hebben.
Dat grenst aan laster, protesteerde het
meisje.
Ik zal den naam Gaspereau nooit ver»
geten.
De spottende glimlach welke deze laatste
woonden vergezelde, maakte plaats voor een
«achteren, goediger glimlach. Verdon had
daar behoefte aan, want hij voélde zich droef
gestemd.
Hij stond naast haar en zocht naar woor
den die hij niet scheen te kunnen vinden.
Eensklaps hernam hij zijn plaats voor het
orgel dat open gebleven was en speelde het
diepe, melancholieke „Lost Chord", Vooral
het slot was treffend.
Toen, zonder Margareta aan te zien,
verdween het zonderlinge jongmensch.
IX.
Mevrouw Bonnard, die men niet van
egoïsme kon beschuldigen, stemde er in
toe haar schoonzoon gezelschap te houden,
omdat zij het wreed vond den man alleen
te laten. Al verschilden zij nog wel eens
van meening, in kleine zaken vooral, toch
waren ze goede vrienden, die uitstekend
met elkander konden huishouden en mijn
heer Dalphas erkende volgaarne dat zijn
schoonmoeder een waar talent bezat om
een huishouden te besturen.
Den Zondag die op het vertrek van juf
frouw Margareta volgde, kwam Paspétiac
als gewoonlijk dint -en. De drie disch-ge-
nooten hadden een gemeenschappelijken
afgod en een gemeenschappelijken vrijand.
De eerste was de dierbare afwezige, de an
dere heette tante Helena die haar weg ge
nomen had. En van haar werd niet veel
goeds verteld.
Ja een maand is wel lang, merkte me
vrouw Bonnard op.
Ik heb het m'n zuster verleden jaar
al beloofd grootmoe. En wat zou ik eigen
lijk als reden kunnen opgeven om haar
mijn dochter te weigeren?
Zij zou jufrouw Margareta hier kun
nen komen bezoeken. Maar zij schaamt
zich er voor den „molen" van haar broer
binnen te gaan. Als ik u was.
Dan zoudt u allang vijanden van
elkaar zijn. Maar denkt u dat mijn doch'
ter daarmee gebaad zou zijn.
Dat zal ik nog niet zeggen, bromde
de gast. Uw belang doet u zoo handelen.
Maar ik zeg u mijnheer dat het jacht ma
ken op erfenissen niet altijd slaagt. Ik heb
een man gekend die een tante had, een
oud, zonderling mensch, die, om zoo te zeg
gen, aan een draad hing. De toekomstige
erfgenaam verzorgde haar als een kind,
Hij meende zelfs te moeten niezen als zij
een snuifje nam. Maar wat erger was, zij
had het in haar hoofd gezet dat het jong
mensch nooit zou gaan trouwen en de
domkop wachtte tot de opening van het
testament om een vrouw te nemen. Doch
op vijf en zestigen jarigen leeftijd wachtte
hij nog altijd. Eindelijk sliep de tante.
Ziet u wel, zei Dalphas. Alles komt
terecht voor dengene die geduldig wacht.
Spreek niet te vroeg. Weet u waaraan
de tante gestorven is? Aan een verkoud'
heid. En weet u waar ze die verkoudheid
opgedaan had? Bij de begrafenis van haar
neef.
We behoeven niet te vreezen, dat tante
Helena haar nichtje het trouwen belet,
zuchtte de grootmoeder, maar wèl dat zij
een man voor haar zoekt naar haar zon
derlinge en hooge ideeën".
En dat Is misschien al gebeurd, viel
Easpébiac In, als iemand die er meer van
wist.
Kom, kom! zei Dalphas, u wilt soms
wat te veel doorgaan voor een man die
van alles op de hoogte is
Neem mij niet kwalijk mijnheer, ik
ben misschien wat te ver gegaan. Maar
ik ben niet gewoon er doekjes om te win
den.
Ik ken mijn zuster, vervolgde mijn
heer Dalphas. Wat ik alleen maar vrees is
dat zij mijn dochter als lokaas gebruikt bij
haar liefdadigheidsverkoopingen.
Den volgenden dag belde Robert Verdon
bij tante Helena aan, om volgens zijn be
lofte, die Margareta van hem geëischt had,
het meisje een bezoek te komen brengen.
En ik reken er op dat u uw bezoek
dikwijls zult herhalen, had zij er bij ge
voegd met een glimlach waarin helaas
reeds iets bestudeerds lag.
Het onbedreven jongmensch kende ech
ter nog niet goed het verschil tusschen den
eenen glimlach en den anderen.
Als een gelukkige was hij gekomen en
genoot reeds van het geluk dat hij voor
zag, iets wat hij altijd deed en negen van
de tien keer een teleurstelling opleverde.
Mevrouw is met de jongedame uitge
gaan, antwoordde de lakei die een zilveren
blaadje genomen had om het kaartje van
den bezoeker in ontvangst te nemen.
Robert had dien tegenslag niet voorzien.
Zelfs ging hij zelden uit en dacht er niet,
aan dat anderen meer van vrijheid en
ruimte hielden.
s Anderdaags ontving hij van Margareta
het volgende schrijven:
U moogt me beklagen. Ik ben bij de
naaisters. Dat is wel interessant, maar erg
vermoeiend. Nog tweo, drie dagen en ik
zal behoorlijk voor den dag kunnen komen.
Dan zal ik u een teeken geven.
„In afwachting „Truly Yours".
„M.".
Ik heb mijn tante over u gesproken,
en zij zal u gaarne ontmoeten.
Ja zajj had mevrouw de la Pothiere
over mijnheer Verdon gesproken en zelfs
wat te veel. Mevrouw beschouwde haar
nicht als een kostbaren diamant dien men
op zijn ware plaats moet brengen om zijn
volle effect te verkrijgen. Zij had het meis
je dus uit Port-Dauphin weggenomen en
zon 't liefst iedere herinnering aan die
plaats in haar nicht dooden. Het feit dat
Robert Verdon uit die piaats kwam, was
bij tante Helena een slechte aanbeveling.
En dan een organist! Waarom geen orgel
trapper!
De arglistige tante had echter vanaf den
eersten dag geleerd, dat men de gevoe-
dens, noch de vriendschappen van haar
nicht rechtstreeks moest aanvallen. Zoo
ontving zij de kennissen van Margareta
zonder tegenspraak, maar ontving hen zoo
dat zij spoedig voelden in haar woning en
omgeving niet op hun plaats te zijn.
Wellicht moest Margareta op de naai
sters wachten, want het tweede bericht
kwam tamelijk laat. Het bevatte slechts de
zen éénen zin:
Kom morgen op de th^e, om vijf uur.
Nogmaals stelde Robert zich veel van het
bezoek voor. Hij dacht binnengeleid te zul
len worden in een gezellig boudoir om
daar met juffrouw Margareta aangenaam
te kunnen praten. Hij meende ook een da
me te moeten aantreffen die door zijn be
jaarde beschermster als een weinig sym
pathiek wezen geschetst was. Maar tante
Helena zou misschien uit zijn, of anders
geen belangstellen in het gesprek over mu
ziek en muziekinstrumenten en een voor
wendsel uitvinden om zich terug te trek
ken.
Binnen de tien minuten zal ik haar
weggepraat hebben, dacht de musicus.
Helaas! de berekening ging niet op en
hij had veel lust weg te vluchten zoodra
hij den drempel bij de rijke dame over
schreden had.
't Eerste wat hij toen zag was een lakei
die zijn hoed legde naast een dozijn andere
mannelijke hoofddeksels, welke zóó verbluf
fend rijk en schitterend waren, dat huu
aanblik alleen Robert overtuigde van zijn
maatschappelijke minderwaardigheid. Een
andere bediende, geheel in 't zwart, opende
hem de deuren van den salon, waaruit
een druk stemmengerucht hem tegemoet
kwam.
'tWas nu niet meer mogelijk terug te
gaan. De musicus zocht met den blik het
meisje, waarvoor hij gekomen was, maar
vond haar niet. Wet moest hij de gast
vrouw bemerken. Moedig richtte hij zijn
schreden in haar richting. Juist heerschte
er een stilte die hij liever maar op een
ander oogenblik meegemaakt had.
Om zijn tegenwoordigheid te verant
woorden begon hij:
Ik heb een uitnoodiging ontvangen
van juffrouw Dalphas....
De dame trok de wenkbrauwen op, waar
door zij toonde hoe weinig die 'verklaring
haar aanstond.
M'n nicht heeft er verscheidene gezon
den", antwoordde zij met een gedwongen
glimlachje.
Hij moest zijn naam dus wel noemen,
maaT het gelaat der schoone gastvrouwe
teekende vreugd noch verdriet af bij de
openharing.
Wij musïceeren samen in Port-Dau
phin, voegde Robert er ter vérdere verkla
ring aan toe.
O bent u de organist? Aangename ken
nismaking. Mijn nicht schenkt de thee in
het andere salon.
Het jongmensch vervolgde zijn reis door
het weelderige vertrek met een stillen,
voorbij gaanden wrok tegen Margareta
die hem in deze beproeving aan zijn lot
overgelaten had.
Het meisje zat voor aan een tafel vol van
een overdadige weelde bloemen, versnape
ringen en zilverwerk. Daar moest hij haar
dus ontmoeten. Het stemmengerucht was in
dit vertrek gematigder, want het gezelschap
bestond grootendeels uit heeren.
Een enkele oogopslag was voldoende om
te zien dat Margareta Dalphas de gevierde
was in dezen kring en tevens dat daar re
den voor was.
Een uitgezocht toilet deed haar behoorlijk
heid nog meer uitkomen en menig dames-
oog keek met stille jaloezie in haar richting.
Eindelijk merkte het meisje mijnheer Ver-
don op. Een gracilijke beweging v;,n
haar arm heette hem welkom. Hij
vond het gebaar banaal en dacht: „Hoeveel
keer per uur zwaait ze zoo JfGet den arm
om haar gasten bij hun komst te verwel
komen?"
Onze organist kwam achter Margareta
te zitten, die tusschen twee heeren troonde,
welke haar met mondaine vrijmoedigheid
toespraken.
Robert die als een oude vriend meende te
zullen worden ontvangen, kreeg den indruk
een nieuwe gast te zijn, die 't bijna noodig
had voorgesteld te worden.
Met een bevallige beweging draaide zij
zich om, en stak hem haar band toe zeg
gende:
Het doet me veel genoegen dat u geko
men bent.
In Port-Dauphin had zij dat genoegen
nooit in woorden uitgedrukt, en toch, hoe
veel voldoening had zij weken lang ge.
smaakt door met hem te musiceeren en te
praten. Moest zij dus op dit uur en op deze
plaat die gewaarwording als een feit con-
stateeren en hekend maken?
Was hun geluk werkelijk wel zoo grooï
over hun samenzijn te midden van dit we-
reldsche gezelschap?
Robert's antwoord daarop zou meer dan
twijfelachtig geweest zijn. Voor hem was de
voornaamste factor van hun .vriendschap
voorheen: Met haar over kunst praten, mu-
ziek maken en haar muzikaal vermogen ont
wikkelen en In goede banen lelden. Maar kon
men hier in dit verfijnde salongezelschap, bij
een tafel vol gebak en likeuren, wel eens aan
kunst denken? En toch had hij nooit zoo
veel blijde schittering gezien In haar triom
fantelijken blik!
De komst van den jongenman, wiens
kleeding correct was, doch desniettemin
afstak bij de deftige rokken der anderen,
had de gesprekken onderbroken.
Robert gaf er zich aanstonds rekenschap
van; dat zwijgen intimiteerde hem wal
niet, maar was wel hinderlijk. Hij zocht
naar een passenden zin, doch vond niets
geschikts, zooals dat meestal in dergelijke
gevallen voorkomt.
Ik breng u de groeten van mevrouw
uw grootmoeder, zei hij eindelijk.
Aan het einde der tafel fluisterde een
gast zijn vriendin toe:
Ik vrees er voor dat die grootmoeder
op sterven ligt, te oordeelen naar het ge
laat van den boodschapper.
Werkelijk hadden Verdon's trekken, ge
woonlijk ernstig, nu iets sombers. Zijn bin
nenkomen was mislukt en dat was hij zich
bewust. Margaeta wilde dat onheil herstel
len, maar haar bedoeling sprong, tot over
maat van ramp, in 't oog.
Prins, zei zij tot het jongmensch
rechs van haar, ik stel u voor een groot
musicus: Robert Verdon, en ik heb de eer
zyn leerlinge te zijn.
En zich met een kleine hoofdbeweing tot
den musicus wendende, hernam zij:
Prins Uberto Barbarisi.
De Italiaan, een elegante verschijning,
stond beleefd op en stak zijn hand uit.
Juffrouw Dalphas is een fameuze zan
geres, beweerde hij als deskundige: „Mijn
felicitaties mijnheer".
Zoo, hebt u zich reeds aan de PariJ-
zenaars laten hooren? vroeg Robert met
iets spottends in zijn blik.
Zij scheen dat stille verwijt hinderlijk
te vinden.
Gisterenavond moest ik aan m'n
tante gehoorzamen, legde ze ,uit,, maar daar
ik mij zelf bijgeleiden moest, zal de „fameuze
zangeresniet bijzonder geschitterd hebben.
Het schijnt dat de toehoorders er an
ders over geoordeeld hebben.
Helaas, zuchtte de prins, het audito
rium dat alleen uit mijn .persoontje, be
stond, was een zoo'n schoone prima don-
n a niet waardig. Mevrouw de gravin ver
wende me.
De gravin?... vroeg Robert die niet
wist dat mevrouw de la Pothière van zoo'n
hoogen adelstand was.
Ik heb haar verleden jaar in Florence
ontmoet. Haar woning was verrukkelijk en
toch ontbrak er nog iets aan, omdat juffrouw
Margareta niet meegekomen was. Aan onze
blauwen hemel mankeerde nog die enkele
ster.
Daarop zei Verdon op ernstigen toon:
Juffrouw Margareta was zoo goed ons
cen aanblik van haar eigen hemel te ge
ven.
Dat was de eerste zinspeling die hij maak
te op te trekken van zijn leerlinge. Deze, ver
wonderd over zooveel onverwachten lof,
»loeg de oogen op den bewonderaar, die
wat laat met zijn bekentenis kwam, alsof
zij wilde zeggen: „Het spreekwoord is: Be
ter laat dan nooit".
Ongelukkigerwijze lag er meer verwijt
dan verwondering op zijn gelaat.
Wat bedoelt hij eigenlijk? dacht Mar
gareta.
Dat ik me hier te veel
Waarlijk hy is wel lastig!
O lichtzinnig, jong wezentje. Ziet u dan
niet clat men u berispt... omdat een an
der u bewondert?
Ondertusschen was er een nieuwe gast
in de deur verschenen en Margareta stond
op om haar binnen te» leiden in het. gezel
schap.
Mijnheer Verdon maakte van die gelegen
heid gebruik om te ontsnappen, hetgeen
niet "bijzonder moeilijk was, wijl niemand
meer op hem lette.
Buiten, overgelaten aan zijn eigen ge
dachten en droomerijen was zijn eerste ge
voelen geen jaloerschbeid, zooais men mis
schien zou veronderstellen, maar wel
groote onvoldoenheid over zich zelf.
Ik heb nog geen stoel kunnen nemen,
noch een woord kunnen plaatsen, noch mij
door haar hand een kopje thee kunnen la
ten inschenken. Al die modepoppen beschou
wen mij natuurlijk als een zonderling, een
idioot. En 't gekste van het geval is, dat
zij daar allen eenigszins reden voor hebben
Sakkerloot, wat ben ik in die omgeving ko
men doen?
Er kwam een gevoel van wraaklust in
hem op, een verlangen om zich te verdedi
gen.
Kijk organist, had de „gravin" gezegd
en zij had er. zeker wel bij willen voegen:
„Aan mevrouw Bonnard hebt u geantwoord
dat het orgel 't eenige instrument is dat een
kunstenaarsziel kan voldoen. Zou mijnheer
dan ook soms van mooie, klinkende woor
den houden?
Dat was echter niet alles. Tante Helena
had die prins uitgenoodigd met Margareta
te komen dineeren en dat was erger. Was
men hem, Robert Verdon, dan vergeten?
Ten slotte was hij het meest ontevreden
over dien Italiaan. Niet da de prins on
beleefd was geweest, maar zijn beleefdheid
prikkelde en ergerde hem juist, zooals ge
heel zijn persoon en optreden. Alleen reeds
dat zorgvuldig geschoren gelaat met do
koele trekken van een beeld, en de fijne, vu.
vermaak?
een
ge
lige lippen en lange oogharen die zijn on
doorgrondelijke oogen meestal bedekten,
vond hij onuitstaanbaar, hij de oprechie
toonkunstenaar.
En met hoeveel overtuiging overstelpte de
prins haar met complimenten, welke zij
voor oprecht gemeend aannam. „Fameuze
zangeres!"
Juffrouw Valtrin meende dat ook te zijn,
nadat haar omgeving dat onophoudelijk her
haald had.
Robert haalde de schouders op en vergat
den geestdrift die hij zelf eens gevogld had
toen Margareta „Lost Chord" zong.
Maar toen had zij voor hem allóén
zongen.
X.
Daar» klopt een hand hem op den schou
der. Hij draait zich om en ziet George Val-
tin, die tot hem zegt:
U ziet er vandaag niet erg vroolijk uit!
Robert bleef met gelijke haast doorstap
pen, alsof hij zoo spoedig mogelijk uit het
gezicht wilde zijn van die fatale woning,
en antwoordde ondertusschen:
Ik ben woedend over me zelf. Ik heb
daar een half uur verloren bij een zotte
vrouw, in een onzinnig gezelschap.
Dat komt er van als men zicffl in booge
kringen waagt.
Noch u, noch ik kennen de zoogenaam
de hooge kringen, tenminste niet voldoende
om er over te praten.
Heerlijk humeur! Weet echter mijnheer
de misanthroop, dat ik alle kringen ken, ik
ben het wandelende Al-Parijs.
Dat is waar ook. Het verwondert me nu
eigenlijk dat ik u niet ontmoet heb in het
huis waaruit ik zooeven weggevlucht ben.
En dat ik u zooeven heb zien verlaten.
Daarom juist loop ik u nu achternaals
een bedelaar.
U bent rijker dan ik. Wat moet ik u
geven?
De aalmoes bestaat in een introductie bij
mevrouw de la Pothière. Zoo'n dienst wei
gert men nooit onder vrienden.
Vooreerst: wie zegt u dat ik bij haar.
geweest ben. Er wonen nog meeT menschen
in die woning.
Zeker, maar die andere menschen zijn
geen familie van Dalphas uit Port-Dauphin,
waar u soms heengaat, als ik mij niet ver
gis. Het verwondert u misschien dat ik dat
huis en zijn bewoners ken, maar wilt u
soms dat ik u zeg wie er naast en tegen
over woont? Denk er eens even aan dat
ik al tien jaar in Parijs rondloop.
Hebt u dan nog geen relaties in da
„hooge kringen?"
Nooit genoeg! Er zijn menschen die do
Poolstreken ontdekken of naar midden AM.
ka reizen, mar mijn weigering is veel min.
der gevaarlijk. Ik ben de ontdekker van
nieuwe salons. Het huis waar u geweest ben
verdient m'n aandacht. Kijk die auto's eens!
U weet even goed als ik dat mevrouw de la
Pothière een amusant salon heeft en.een
nicht Als ik door u wordt voorgesteld, za.1 ik
er met open armen ontvangen worden.
Om dan die nicht te trouwen?
O neen. Zij is niet voor mij. Zelfs niet
voor u, waarde meester. Ik wed dat de
prins er op t oogenblik is.
Welke prins?
Ah, u speelt den onwetende. Maar u
hebt den Italiaan gezien en den aanblik'
alleen van die schitterende figuur heeft u
zoo geprikeld, want hij zal de man worden
van jufrouw Dalphas.
Heeft juffrouw Dalphas u dan tot
vertrouwelijke gekozen?
Die eer zal u te beurt vallen als oude
re vriend. Ik weet alles, ook zonder ver.
trowwelijke mededeelingen. Mevrouw de la
Pothière, die den winter in Italië door
brengt, heeft hem meegebracht. De prins
die op zwart zaad zit zal het niet vermij
den die suikertante zijn tante te kunnen
noemen.
Eervol voor juffrouw Dalphas.
Enfin, let er maar eens op wat ik u ge
zegd heb. Maar ondertusschen reken ik
op uw hulp om daar toegang te krijgen.
't Spijt me geweldig, waarde heer, maar
ik zal daar geen voet meer over den drem
pel zetten bij die „gravin" zooals de gasten
haar noemen.
O dat is zoo de gewoonte. Iedere dame
die ontvangt is gravin, of iets dergelijks,
evenals in Italië iedere vreemdeling met
een gevulde portemonnaie genoemd wordt
„Eccellenza". Maar ter zake: binnenkort
zult u weer naar mevrouw de la Pothière
gaan, m'n vriend. Zullen we eens wedden?
Ilij zei dit met zoo'n spottende uitdruk
king van het gelaat dat hij bijna zijn eigen
spel bedierf. Verdon die bezwaarlijk een
steen kon opnemen wierp hem een „goeden
dag!" toe, dat misschien niet minder pijnlijk
aankwam.
Met bezwaard gemoe# trok Robert zicli
op zijn kamer terug om te weerkon.
Had hij met George Valtin gewed, dan
zou hij verloren hebben, want den volgen
den dag ontving hij het volgende briefjee:
U bent vertroken zonder afscheid van
mij te hebben genomen. Ik vergeef u dat
echter, want dat gezelschap was benauwend.
Kom vanmiddag tegen half drie. Wij zullen
zullen dan met tante alleen dineeren en
tvandeling maakten, ontmoetten eenige ken.
(Wordt vervolgd.)] j