Eerst de Kunst» dan de Liefde h WOENSDAG 1 AUGUSTUS 1928 VIERDE BLAD vin. PAGINA 2 m* i; V. Helena, de eenige zuster van mijnheer Dalphas en iets ouder dan hij, was geboren In een tijd waarop men er niet over dacht thuis een groot orgel te plaatsen. Mischien omdat zij niet jong meer was, taande haar inwendige vreugde en werd zij zeer ongenaam in den huiseïijken omgang met haar vader en broeder. Zij had met de groote wereld mee willen doen, en bij de officieele feesten en ande re gelegenheden een goede plaats te be- kleedèn. Dat was echter een moeilijk te .verwezenlijken droom. Maar alles is ten slotte mogelijk. Een zekere luitenant kwam ter nore, 'dat er in Port-Dauphin een meisje leefde met rijke ouders. Hij pakte aan, tastte door en na eenige aarèeling keurde Heiena's va ders het goed dat zijn dochter de nieuwe „Schitterende" toekomst tegemoet ging. En waarlijk „schitterde" zij in nieuwe kringen. Maai- wat betreft het aanzien en vermo gen van haar man, daarin werd zij teleur gesteld. Als hij door wilde gaan met het dragen van uniform^,'die duizenden fran ken kostten, dan moes. zijn vrouw dat be talen. Tien jaar duurde dat leven; toen stierf de kolonel en liet een kinderlooze weduwe ach ter die echter in 't geheel niet van plan was haar leven met rouwen en treuren door te brengen. Zij wilde integendeel van baar vrijheid gaan genieten en zij was rijk, om dat haar broer haar met lofwaardige stipt heid de helft zijner winsten afsond. De weduwe bracht den zomer in een hadplaats door, de herfst in Zwitserland en den winter in Italië. 'tWas in dien tijd dat Helena haar nicht hij zich wilde nemen, om door haar fris- sche jeugd den luister har.er recepties te verhoogen. Mevrouw Bonnard dacht echter het hare van tante Helena en die meening werd grootendeels gedeeld door mijnheer Dal phas. Margareta worden, toen reclameerde, was juist achtien jaar ge- haar tante haar gezelschap door op te merken dat het tijd voor haar was de wereld te loeren kennen. Daarbij liet -zij de dreiging door schemeren, dat, in geval van een weigering, zij zich niet meer op goeden voet beschou wen met de familie. Ditmaal kon mijnheer Dalpahs antwoor den. dat hij zich gereedmaakte om voor zaken naar Amerika te reizen en dat hij zijn dochter mee wilde nemen. De man vond die reis een uitstekende gelegenheid Margareta op de hoogte te brengen van de ideeën en zeden van het land dat hij zoo hoog schatte. Het verblijf daar deed werkelijk baar geest rijpen en zich meer ontwikkelen. Maar zy ontkwam niet geheel aan het ge vaar dat het voorbeeld der zoo vrij, onaf hankelijke Amerikaansche jeugd voor haar opleverde. Mijnheer Dalphas was trotsch op zijn dochter omdat zij- een goed figuur maakte in de kringen welke hij bezocht. Gelukkig verloor het meisje haar hoofd niet bij zooveel bewondering van allo zij den en sloeg zelfs verscheidene huwelijks aanzoeken af. Hoe gematigd en redelijk zij zich ook toonde, toch kon zij niet ontsnappen van het steeds grooter wordende besef van haar moreele waarde en de uitwerking van haar schoonheid. Toen het meisje weer in Frankrijk terug was, hernieuwde tante Helena haar ver zoek nogmaals, en vergat niet er bij te voegen dat haar broer haar zijn dochter reeds lang beloofd had. Na een orgelles werd Robert Verdon daarmee in kennis gesteld. Het jongmensch scheen er ontstemd door, om geen ander woord te gebruiken, en Margareta zocht in zijn blik de ware reden van zijn ontevredenheid te lezen. Bent u niet blij om, zoo vroeg zij schalks „voor eenigen tijd nu uw leerlinge te missen, die n in uw werk stoort?" Neen daar heb ik geen schik antwoordde hij kortweg. Zij zweeg en liet hem dus de gelegen heid zijn misnoegen te verklaren. Een zekere verklaring, zou het vertrek der leerlinge niet verhinderd hebben, maar misschien wel beletten, dat zij verder ging reizen dan zij aanvankelijk gedacht had. Helaas, Robert bepaalde zich bijmu zikale beschouwingen. Nu ziet u zelf wat het baat zich met deftige meisjes te bemoeien om haar te helpen.Zij kunnen niet werken, zelfs niet al willen ze het. Vooreerst ontgaat haar den zin van het woord „werk", omdat zij door alle gemakken en vleierijen omge ven worden; dan verder is het niet gemak kelijk te werken wanneer men daar niet toe gedwongen wordt door de noodzaak om geld te verdienen. - Maar u doet het toch, niet waar? Ja en Ik zet door, terwijl u. Ja maar iedere leerling heeft een va- 3#an tie tijd. Vacantia... u praat van vacantiei Na zes weken werfeens?.,.. Zal ik eens Wat zeggen? Ah u weer terug zïjt, zult u van, zelfs den naam van uw muziekleeraar, yei> geten hebben. Dat grenst aan laster, protesteerde het meisje. Ik zal den naam Gaspereau nooit ver» geten. De spottende glimlach welke deze laatste woonden vergezelde, maakte plaats voor een «achteren, goediger glimlach. Verdon had daar behoefte aan, want hij voélde zich droef gestemd. Hij stond naast haar en zocht naar woor den die hij niet scheen te kunnen vinden. Eensklaps hernam hij zijn plaats voor het orgel dat open gebleven was en speelde het diepe, melancholieke „Lost Chord", Vooral het slot was treffend. Toen, zonder Margareta aan te zien, verdween het zonderlinge jongmensch. IX. Mevrouw Bonnard, die men niet van egoïsme kon beschuldigen, stemde er in toe haar schoonzoon gezelschap te houden, omdat zij het wreed vond den man alleen te laten. Al verschilden zij nog wel eens van meening, in kleine zaken vooral, toch waren ze goede vrienden, die uitstekend met elkander konden huishouden en mijn heer Dalphas erkende volgaarne dat zijn schoonmoeder een waar talent bezat om een huishouden te besturen. Den Zondag die op het vertrek van juf frouw Margareta volgde, kwam Paspétiac als gewoonlijk dint -en. De drie disch-ge- nooten hadden een gemeenschappelijken afgod en een gemeenschappelijken vrijand. De eerste was de dierbare afwezige, de an dere heette tante Helena die haar weg ge nomen had. En van haar werd niet veel goeds verteld. Ja een maand is wel lang, merkte me vrouw Bonnard op. Ik heb het m'n zuster verleden jaar al beloofd grootmoe. En wat zou ik eigen lijk als reden kunnen opgeven om haar mijn dochter te weigeren? Zij zou jufrouw Margareta hier kun nen komen bezoeken. Maar zij schaamt zich er voor den „molen" van haar broer binnen te gaan. Als ik u was. Dan zoudt u allang vijanden van elkaar zijn. Maar denkt u dat mijn doch' ter daarmee gebaad zou zijn. Dat zal ik nog niet zeggen, bromde de gast. Uw belang doet u zoo handelen. Maar ik zeg u mijnheer dat het jacht ma ken op erfenissen niet altijd slaagt. Ik heb een man gekend die een tante had, een oud, zonderling mensch, die, om zoo te zeg gen, aan een draad hing. De toekomstige erfgenaam verzorgde haar als een kind, Hij meende zelfs te moeten niezen als zij een snuifje nam. Maar wat erger was, zij had het in haar hoofd gezet dat het jong mensch nooit zou gaan trouwen en de domkop wachtte tot de opening van het testament om een vrouw te nemen. Doch op vijf en zestigen jarigen leeftijd wachtte hij nog altijd. Eindelijk sliep de tante. Ziet u wel, zei Dalphas. Alles komt terecht voor dengene die geduldig wacht. Spreek niet te vroeg. Weet u waaraan de tante gestorven is? Aan een verkoud' heid. En weet u waar ze die verkoudheid opgedaan had? Bij de begrafenis van haar neef. We behoeven niet te vreezen, dat tante Helena haar nichtje het trouwen belet, zuchtte de grootmoeder, maar wèl dat zij een man voor haar zoekt naar haar zon derlinge en hooge ideeën". En dat Is misschien al gebeurd, viel Easpébiac In, als iemand die er meer van wist. Kom, kom! zei Dalphas, u wilt soms wat te veel doorgaan voor een man die van alles op de hoogte is Neem mij niet kwalijk mijnheer, ik ben misschien wat te ver gegaan. Maar ik ben niet gewoon er doekjes om te win den. Ik ken mijn zuster, vervolgde mijn heer Dalphas. Wat ik alleen maar vrees is dat zij mijn dochter als lokaas gebruikt bij haar liefdadigheidsverkoopingen. Den volgenden dag belde Robert Verdon bij tante Helena aan, om volgens zijn be lofte, die Margareta van hem geëischt had, het meisje een bezoek te komen brengen. En ik reken er op dat u uw bezoek dikwijls zult herhalen, had zij er bij ge voegd met een glimlach waarin helaas reeds iets bestudeerds lag. Het onbedreven jongmensch kende ech ter nog niet goed het verschil tusschen den eenen glimlach en den anderen. Als een gelukkige was hij gekomen en genoot reeds van het geluk dat hij voor zag, iets wat hij altijd deed en negen van de tien keer een teleurstelling opleverde. Mevrouw is met de jongedame uitge gaan, antwoordde de lakei die een zilveren blaadje genomen had om het kaartje van den bezoeker in ontvangst te nemen. Robert had dien tegenslag niet voorzien. Zelfs ging hij zelden uit en dacht er niet, aan dat anderen meer van vrijheid en ruimte hielden. s Anderdaags ontving hij van Margareta het volgende schrijven: U moogt me beklagen. Ik ben bij de naaisters. Dat is wel interessant, maar erg vermoeiend. Nog tweo, drie dagen en ik zal behoorlijk voor den dag kunnen komen. Dan zal ik u een teeken geven. „In afwachting „Truly Yours". „M.". Ik heb mijn tante over u gesproken, en zij zal u gaarne ontmoeten. Ja zajj had mevrouw de la Pothiere over mijnheer Verdon gesproken en zelfs wat te veel. Mevrouw beschouwde haar nicht als een kostbaren diamant dien men op zijn ware plaats moet brengen om zijn volle effect te verkrijgen. Zij had het meis je dus uit Port-Dauphin weggenomen en zon 't liefst iedere herinnering aan die plaats in haar nicht dooden. Het feit dat Robert Verdon uit die piaats kwam, was bij tante Helena een slechte aanbeveling. En dan een organist! Waarom geen orgel trapper! De arglistige tante had echter vanaf den eersten dag geleerd, dat men de gevoe- dens, noch de vriendschappen van haar nicht rechtstreeks moest aanvallen. Zoo ontving zij de kennissen van Margareta zonder tegenspraak, maar ontving hen zoo dat zij spoedig voelden in haar woning en omgeving niet op hun plaats te zijn. Wellicht moest Margareta op de naai sters wachten, want het tweede bericht kwam tamelijk laat. Het bevatte slechts de zen éénen zin: Kom morgen op de th^e, om vijf uur. Nogmaals stelde Robert zich veel van het bezoek voor. Hij dacht binnengeleid te zul len worden in een gezellig boudoir om daar met juffrouw Margareta aangenaam te kunnen praten. Hij meende ook een da me te moeten aantreffen die door zijn be jaarde beschermster als een weinig sym pathiek wezen geschetst was. Maar tante Helena zou misschien uit zijn, of anders geen belangstellen in het gesprek over mu ziek en muziekinstrumenten en een voor wendsel uitvinden om zich terug te trek ken. Binnen de tien minuten zal ik haar weggepraat hebben, dacht de musicus. Helaas! de berekening ging niet op en hij had veel lust weg te vluchten zoodra hij den drempel bij de rijke dame over schreden had. 't Eerste wat hij toen zag was een lakei die zijn hoed legde naast een dozijn andere mannelijke hoofddeksels, welke zóó verbluf fend rijk en schitterend waren, dat huu aanblik alleen Robert overtuigde van zijn maatschappelijke minderwaardigheid. Een andere bediende, geheel in 't zwart, opende hem de deuren van den salon, waaruit een druk stemmengerucht hem tegemoet kwam. 'tWas nu niet meer mogelijk terug te gaan. De musicus zocht met den blik het meisje, waarvoor hij gekomen was, maar vond haar niet. Wet moest hij de gast vrouw bemerken. Moedig richtte hij zijn schreden in haar richting. Juist heerschte er een stilte die hij liever maar op een ander oogenblik meegemaakt had. Om zijn tegenwoordigheid te verant woorden begon hij: Ik heb een uitnoodiging ontvangen van juffrouw Dalphas.... De dame trok de wenkbrauwen op, waar door zij toonde hoe weinig die 'verklaring haar aanstond. M'n nicht heeft er verscheidene gezon den", antwoordde zij met een gedwongen glimlachje. Hij moest zijn naam dus wel noemen, maaT het gelaat der schoone gastvrouwe teekende vreugd noch verdriet af bij de openharing. Wij musïceeren samen in Port-Dau phin, voegde Robert er ter vérdere verkla ring aan toe. O bent u de organist? Aangename ken nismaking. Mijn nicht schenkt de thee in het andere salon. Het jongmensch vervolgde zijn reis door het weelderige vertrek met een stillen, voorbij gaanden wrok tegen Margareta die hem in deze beproeving aan zijn lot overgelaten had. Het meisje zat voor aan een tafel vol van een overdadige weelde bloemen, versnape ringen en zilverwerk. Daar moest hij haar dus ontmoeten. Het stemmengerucht was in dit vertrek gematigder, want het gezelschap bestond grootendeels uit heeren. Een enkele oogopslag was voldoende om te zien dat Margareta Dalphas de gevierde was in dezen kring en tevens dat daar re den voor was. Een uitgezocht toilet deed haar behoorlijk heid nog meer uitkomen en menig dames- oog keek met stille jaloezie in haar richting. Eindelijk merkte het meisje mijnheer Ver- don op. Een gracilijke beweging v;,n haar arm heette hem welkom. Hij vond het gebaar banaal en dacht: „Hoeveel keer per uur zwaait ze zoo JfGet den arm om haar gasten bij hun komst te verwel komen?" Onze organist kwam achter Margareta te zitten, die tusschen twee heeren troonde, welke haar met mondaine vrijmoedigheid toespraken. Robert die als een oude vriend meende te zullen worden ontvangen, kreeg den indruk een nieuwe gast te zijn, die 't bijna noodig had voorgesteld te worden. Met een bevallige beweging draaide zij zich om, en stak hem haar band toe zeg gende: Het doet me veel genoegen dat u geko men bent. In Port-Dauphin had zij dat genoegen nooit in woorden uitgedrukt, en toch, hoe veel voldoening had zij weken lang ge. smaakt door met hem te musiceeren en te praten. Moest zij dus op dit uur en op deze plaat die gewaarwording als een feit con- stateeren en hekend maken? Was hun geluk werkelijk wel zoo grooï over hun samenzijn te midden van dit we- reldsche gezelschap? Robert's antwoord daarop zou meer dan twijfelachtig geweest zijn. Voor hem was de voornaamste factor van hun .vriendschap voorheen: Met haar over kunst praten, mu- ziek maken en haar muzikaal vermogen ont wikkelen en In goede banen lelden. Maar kon men hier in dit verfijnde salongezelschap, bij een tafel vol gebak en likeuren, wel eens aan kunst denken? En toch had hij nooit zoo veel blijde schittering gezien In haar triom fantelijken blik! De komst van den jongenman, wiens kleeding correct was, doch desniettemin afstak bij de deftige rokken der anderen, had de gesprekken onderbroken. Robert gaf er zich aanstonds rekenschap van; dat zwijgen intimiteerde hem wal niet, maar was wel hinderlijk. Hij zocht naar een passenden zin, doch vond niets geschikts, zooals dat meestal in dergelijke gevallen voorkomt. Ik breng u de groeten van mevrouw uw grootmoeder, zei hij eindelijk. Aan het einde der tafel fluisterde een gast zijn vriendin toe: Ik vrees er voor dat die grootmoeder op sterven ligt, te oordeelen naar het ge laat van den boodschapper. Werkelijk hadden Verdon's trekken, ge woonlijk ernstig, nu iets sombers. Zijn bin nenkomen was mislukt en dat was hij zich bewust. Margaeta wilde dat onheil herstel len, maar haar bedoeling sprong, tot over maat van ramp, in 't oog. Prins, zei zij tot het jongmensch rechs van haar, ik stel u voor een groot musicus: Robert Verdon, en ik heb de eer zyn leerlinge te zijn. En zich met een kleine hoofdbeweing tot den musicus wendende, hernam zij: Prins Uberto Barbarisi. De Italiaan, een elegante verschijning, stond beleefd op en stak zijn hand uit. Juffrouw Dalphas is een fameuze zan geres, beweerde hij als deskundige: „Mijn felicitaties mijnheer". Zoo, hebt u zich reeds aan de PariJ- zenaars laten hooren? vroeg Robert met iets spottends in zijn blik. Zij scheen dat stille verwijt hinderlijk te vinden. Gisterenavond moest ik aan m'n tante gehoorzamen, legde ze ,uit,, maar daar ik mij zelf bijgeleiden moest, zal de „fameuze zangeresniet bijzonder geschitterd hebben. Het schijnt dat de toehoorders er an ders over geoordeeld hebben. Helaas, zuchtte de prins, het audito rium dat alleen uit mijn .persoontje, be stond, was een zoo'n schoone prima don- n a niet waardig. Mevrouw de gravin ver wende me. De gravin?... vroeg Robert die niet wist dat mevrouw de la Pothière van zoo'n hoogen adelstand was. Ik heb haar verleden jaar in Florence ontmoet. Haar woning was verrukkelijk en toch ontbrak er nog iets aan, omdat juffrouw Margareta niet meegekomen was. Aan onze blauwen hemel mankeerde nog die enkele ster. Daarop zei Verdon op ernstigen toon: Juffrouw Margareta was zoo goed ons cen aanblik van haar eigen hemel te ge ven. Dat was de eerste zinspeling die hij maak te op te trekken van zijn leerlinge. Deze, ver wonderd over zooveel onverwachten lof, »loeg de oogen op den bewonderaar, die wat laat met zijn bekentenis kwam, alsof zij wilde zeggen: „Het spreekwoord is: Be ter laat dan nooit". Ongelukkigerwijze lag er meer verwijt dan verwondering op zijn gelaat. Wat bedoelt hij eigenlijk? dacht Mar gareta. Dat ik me hier te veel Waarlijk hy is wel lastig! O lichtzinnig, jong wezentje. Ziet u dan niet clat men u berispt... omdat een an der u bewondert? Ondertusschen was er een nieuwe gast in de deur verschenen en Margareta stond op om haar binnen te» leiden in het. gezel schap. Mijnheer Verdon maakte van die gelegen heid gebruik om te ontsnappen, hetgeen niet "bijzonder moeilijk was, wijl niemand meer op hem lette. Buiten, overgelaten aan zijn eigen ge dachten en droomerijen was zijn eerste ge voelen geen jaloerschbeid, zooais men mis schien zou veronderstellen, maar wel groote onvoldoenheid over zich zelf. Ik heb nog geen stoel kunnen nemen, noch een woord kunnen plaatsen, noch mij door haar hand een kopje thee kunnen la ten inschenken. Al die modepoppen beschou wen mij natuurlijk als een zonderling, een idioot. En 't gekste van het geval is, dat zij daar allen eenigszins reden voor hebben Sakkerloot, wat ben ik in die omgeving ko men doen? Er kwam een gevoel van wraaklust in hem op, een verlangen om zich te verdedi gen. Kijk organist, had de „gravin" gezegd en zij had er. zeker wel bij willen voegen: „Aan mevrouw Bonnard hebt u geantwoord dat het orgel 't eenige instrument is dat een kunstenaarsziel kan voldoen. Zou mijnheer dan ook soms van mooie, klinkende woor den houden? Dat was echter niet alles. Tante Helena had die prins uitgenoodigd met Margareta te komen dineeren en dat was erger. Was men hem, Robert Verdon, dan vergeten? Ten slotte was hij het meest ontevreden over dien Italiaan. Niet da de prins on beleefd was geweest, maar zijn beleefdheid prikkelde en ergerde hem juist, zooals ge heel zijn persoon en optreden. Alleen reeds dat zorgvuldig geschoren gelaat met do koele trekken van een beeld, en de fijne, vu. vermaak? een ge lige lippen en lange oogharen die zijn on doorgrondelijke oogen meestal bedekten, vond hij onuitstaanbaar, hij de oprechie toonkunstenaar. En met hoeveel overtuiging overstelpte de prins haar met complimenten, welke zij voor oprecht gemeend aannam. „Fameuze zangeres!" Juffrouw Valtrin meende dat ook te zijn, nadat haar omgeving dat onophoudelijk her haald had. Robert haalde de schouders op en vergat den geestdrift die hij zelf eens gevogld had toen Margareta „Lost Chord" zong. Maar toen had zij voor hem allóén zongen. X. Daar» klopt een hand hem op den schou der. Hij draait zich om en ziet George Val- tin, die tot hem zegt: U ziet er vandaag niet erg vroolijk uit! Robert bleef met gelijke haast doorstap pen, alsof hij zoo spoedig mogelijk uit het gezicht wilde zijn van die fatale woning, en antwoordde ondertusschen: Ik ben woedend over me zelf. Ik heb daar een half uur verloren bij een zotte vrouw, in een onzinnig gezelschap. Dat komt er van als men zicffl in booge kringen waagt. Noch u, noch ik kennen de zoogenaam de hooge kringen, tenminste niet voldoende om er over te praten. Heerlijk humeur! Weet echter mijnheer de misanthroop, dat ik alle kringen ken, ik ben het wandelende Al-Parijs. Dat is waar ook. Het verwondert me nu eigenlijk dat ik u niet ontmoet heb in het huis waaruit ik zooeven weggevlucht ben. En dat ik u zooeven heb zien verlaten. Daarom juist loop ik u nu achternaals een bedelaar. U bent rijker dan ik. Wat moet ik u geven? De aalmoes bestaat in een introductie bij mevrouw de la Pothière. Zoo'n dienst wei gert men nooit onder vrienden. Vooreerst: wie zegt u dat ik bij haar. geweest ben. Er wonen nog meeT menschen in die woning. Zeker, maar die andere menschen zijn geen familie van Dalphas uit Port-Dauphin, waar u soms heengaat, als ik mij niet ver gis. Het verwondert u misschien dat ik dat huis en zijn bewoners ken, maar wilt u soms dat ik u zeg wie er naast en tegen over woont? Denk er eens even aan dat ik al tien jaar in Parijs rondloop. Hebt u dan nog geen relaties in da „hooge kringen?" Nooit genoeg! Er zijn menschen die do Poolstreken ontdekken of naar midden AM. ka reizen, mar mijn weigering is veel min. der gevaarlijk. Ik ben de ontdekker van nieuwe salons. Het huis waar u geweest ben verdient m'n aandacht. Kijk die auto's eens! U weet even goed als ik dat mevrouw de la Pothière een amusant salon heeft en.een nicht Als ik door u wordt voorgesteld, za.1 ik er met open armen ontvangen worden. Om dan die nicht te trouwen? O neen. Zij is niet voor mij. Zelfs niet voor u, waarde meester. Ik wed dat de prins er op t oogenblik is. Welke prins? Ah, u speelt den onwetende. Maar u hebt den Italiaan gezien en den aanblik' alleen van die schitterende figuur heeft u zoo geprikeld, want hij zal de man worden van jufrouw Dalphas. Heeft juffrouw Dalphas u dan tot vertrouwelijke gekozen? Die eer zal u te beurt vallen als oude re vriend. Ik weet alles, ook zonder ver. trowwelijke mededeelingen. Mevrouw de la Pothière, die den winter in Italië door brengt, heeft hem meegebracht. De prins die op zwart zaad zit zal het niet vermij den die suikertante zijn tante te kunnen noemen. Eervol voor juffrouw Dalphas. Enfin, let er maar eens op wat ik u ge zegd heb. Maar ondertusschen reken ik op uw hulp om daar toegang te krijgen. 't Spijt me geweldig, waarde heer, maar ik zal daar geen voet meer over den drem pel zetten bij die „gravin" zooals de gasten haar noemen. O dat is zoo de gewoonte. Iedere dame die ontvangt is gravin, of iets dergelijks, evenals in Italië iedere vreemdeling met een gevulde portemonnaie genoemd wordt „Eccellenza". Maar ter zake: binnenkort zult u weer naar mevrouw de la Pothière gaan, m'n vriend. Zullen we eens wedden? Ilij zei dit met zoo'n spottende uitdruk king van het gelaat dat hij bijna zijn eigen spel bedierf. Verdon die bezwaarlijk een steen kon opnemen wierp hem een „goeden dag!" toe, dat misschien niet minder pijnlijk aankwam. Met bezwaard gemoe# trok Robert zicli op zijn kamer terug om te weerkon. Had hij met George Valtin gewed, dan zou hij verloren hebben, want den volgen den dag ontving hij het volgende briefjee: U bent vertroken zonder afscheid van mij te hebben genomen. Ik vergeef u dat echter, want dat gezelschap was benauwend. Kom vanmiddag tegen half drie. Wij zullen zullen dan met tante alleen dineeren en tvandeling maakten, ontmoetten eenige ken. (Wordt vervolgd.)] j

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 14