I
Ift
Vierde Blad
Pagina 1
Woensdag 8 Augustus 1829
Uit het land der
Lappen
j Den HVHPI
Al
PW zeldcn
V- *s22t«lmX 'hL& nUiüb.
IETS OYER HUN BIJGELOOF
Velen hebben gemeend, dat er weinig bij-
Beloof heerschte onder de Lappen van 1' in-
tharken.
Van een andere meening zijn echter de-
Benen, die in nauwere aanraking met dit
volk geweest zijn en door hun kennis van
de Lapische taal beter in staat zijn om er
®en oordeel over uit te spreken.
Dat er ook nu nog bij deze lieden een
heel wereldje bijgeloovige ideeën gevonden
Wordt, kan niet betwijfeld worden. En dat
U niet te verwonderen, want nooit is het
Christendom voldoende tot dit zwerversvolk
doorgedrongen.
Er bestaat een lange reeks bijgeloovige
denkbeelden, die in verband staan met het
dagelijksche leven, van de geboorte af tot
het graf; met de visscherij en de jacht, met
ziekten, huisdieren vogels, het weer, den
labijzijnden dood, met lijken, de begrafenis,
®bz. Hetgeen hier verteld wordt is waarge
nomen ofwel bij de fjeldlappen (rendieren
houders) ofwel bij de zeelappen (visschers).
Veel bijgeloof is verbonden aan de vis-
Scherij. Gaat men van de vischvangst naar
huis, dan moet men de grootste en beste
Usschen vooral zalm, onderaan leggen; want
er kunnen menechen komen, van wie men
hiet wil, dat zij de geheele vangst zullen
Zien, daar dat een ongunstige uitwerking
han hebben voor de toekomst. Als men aan
het visschen is en er komt een andere boot
°m te visschen en de menschen willen weten
Wat voor aas men gebruikt, dan moet men
^it niet zeggen, want anders wil die visch
niet meer bijten op die reis.
Ook zal men niet tellen, hoeveel visschen
then gevangen heeft of het aantal opgeven
aan de bemanning van een andere boot, zoo
lang men vischt. Als men aan land gekomen
is, mag men ze gerust tellen en de grootte
der vangst meedeelen.
Een teeken van geluk bij liet visschen voor
'ater is het, als er een visch over is, nadat
taen de vangst tusschen twee of meer
Bedeeld heeft. „Er blijft iets te deelcn over
den volgenden keer", zegt de Laf) dan.
'Wondt het net meermalen uitgeworpen
Zonder dat men iets vangt, dan is het Use 1
Boreedschap behekst doon iemand die zich
Wil wreken. Het heeft zijn geschiktheid om
visschen verloren, zoodat het zoo langzaam
daalt, dat do visch gelgcuheid heeft om te
ontkomen.
Dij 't haringvissclien mpt het net kan
1 gebeuren, dat er een haring gevangen
Wordt, die rooder is dan do andere en, zoodra.
h'j gehangen is, geheel bloedrood wordt. Dan
1® er een moordenaar op het vangstgebied
Bekomen.
Het gerucht, dat zulk een visch gevangen
ls> verspreidt zich vlug: want dat is een
Zeker teeken, dat het met de haringvisscherij
voorbij is. De haring laat niet toe, dat iemand
d'e bloed heeft vergoten, aan de vischvangst
deelneemt. Een visscher moet nooit zeggen,
dat hij good gevangen heeft, al is de vangst
Ujk geweest.
^'ischt men met het net in de rivieren of
jheren en er komen eenden in het net, dan
au men voor dat jaar wel met de visscherij
°Phouden. Een ongunstig teeken is het ook,
men een haas aan den oever van de ri-
,v'er ziet loopen.
Het is een slecht voorteeken, wanneer men
®°u vrouw tegenkomt, als men op jacht of
er visscherij uitgaat, vooral als de vrouw
E°en schort aan heeft. Sommigen gelooven
aai' zoo vast aan, dat zij, als zooiets toe-
Yaiiig gebeurt, dien dag niet uit visschen
Baan, want zulk een ontmoeting, meen en
eij> beduidt niet alleen slechte vangst, maar
°°k storm en ander ongeluk.
Even talrijk als bij de visscherij zijn de
'JBeloovige voorstellingen, die aan de jacht
ei'bonden zijn. Als men klemmen, uitzet,
toen alleen zijn. Het geweer moet men
aan iedereen laten zien, want dan kan
*hoet
Wet
behekst worden en treft het niet meer.
8 toen een dier getroffen heeft, moet
at bloed van het geschoten dier van bin-
*kn
aan het geweer gesmeerd worden, dan
'st men niet meer. Dit helpt ook om be
ta geweren weer goed te maken.
ander middel daarvoor is, een worm
-i i
®kste
<ien loop te laten kruipen en hem er dan
1 te schieten. Schiet men den hond van
fien
ander, zelfs met zijn eigen jachtgeweer,
is het behekst.
eel bijgeloof is ook verbonden aan de
In utSGn' waar geld of andere kostbaarheden
BcJtan grond begraven zijn. Zulke bedolven
feelatten noemen de Lappen, ara-havdde. Men
•ftls°oft| dat zulk een plaats brandt of licht,
Perst e eigenaars of de erfgenamen in den
1^R I1} Braad dood znn. Het brandt er al-
Werh S én -niet lederen, nacht, maar
en het wordt alleen gezien
zulke personen, welke het geluk wil
begunstigen. Maar er zijn er velen, die hun
geluk niet benut hebben en bang waren
voor zulk nachtelijk vuur.
Als iemand zulk vuur ziet moet hij er vlug
heengaan on de oogen op het vuur gevestigd
houden, want als hij de oogen er slechts een
oogenblik van afwendt, is het verdwenen.
Zulk vuur brandt met een blauwe vlam,
maar het werpt geen lichtglans rondom zich.
Als men op de plaats komt, werpt mien
vlug een stuk ijzer in het vuur en dan gaat
het meteen uit, maar de toegang tot den
schat blijft open. Men moet echter niet bang
zijn. Want voor men den schat in bezit, kan
nemen, kan men heel wat te zien krijgen,
zooals een hand met een mes of een bijl, een
woedende stier met groote horens of een of
ander roofdier.
Wordt men bang en verlaat men die plaats
dan vindt men die nooit meer terug.
Er wordt verteld van een man die zulk
een verborgen schat vond. Hij was een moe
dig man en toen hij het vuur zag, liep hij
er heen en wierp een stuk ijzer in het vuur,
dat uitging: maar toen hij zich hoog om de
geldkist op te nemen, kwam er uit het hol
een witte stier met vreeselijke rechtopstaande
en| naar huiten gebogen horens. Hij greep
met beide handen naar de horens en liet
zich met heel zijn gewicht tusschen de horens
invallen om het dier aldus omlaag te hou
den.
Opeens kwam het hem voor, dat hij van
niets meer afwist, saddai, zooals de Lappen
zeggen, en eindelijk sliep hij in, dego guovte
ilrne gaski.
Toen hij ontwaakte, lag hij op een geld
kist van gewone grootte en met beide han
den hield hij de twee hands vaten van de
kist vast. De stier was intusschen verdwenen.
Bijgeloof met betrekking tot de dieren is
eveneens zeer algemeen. Als onder het rij
den de slede opeens te zwaar wordt voor
het rendier, dan zijn er geesten op de slede.
Als men dat bemerkt, moet de slede om
gekeerd worden en moet men zoo vlug mo
gelijk wegrijden. Als de kat zich likt, zijn
er vreemden op komst. Als hij zich achter
de ooren likt, ko
men zü van verre,
likt hij zich bij den
staart, dan zijn hot
lichtzinnige men
schen; als hij zich
aan de nagels likt
dan zijn zij gierig.
Blaft de hond dan
komen er onwelko
me. gevsten of onaan
genarnc tijdingen, eri
men kan ook het een
of ander onheil ovet
een der huisgenoo-
ten verwachten, voor
al als een van hen
naar de boot gaat om
ergens heen te roeien
en de hond volgl
hem naar het strand
en huilt hem na.
Sommige honden
hebben een prik op
elk oog en worden
viett-oogig genoemd.
Zulke honden zien
meer dan andere
honden.
Verschillende vogels zijn gevaarlijk voor
de menschen. In den tijd dat de trekvogels'
komen, zal men s morgens niet naar buiten
gaan zonder eerst iets gegeten te hebben,
want hoort men voor den eersten keer een
dier vogels terwijl men nog nuchter is, dan
is dit een slecht teeken voor heel de lente
en den zomei er hij. ooral de koekoek wordt
voor zeer gevaarlijk aangezien. Wie 's mor
gens op z'n nuchtere maag den koekoek boort
leeft het geheele jaar in onmin met zijn
naaste. Maar dat kan men ontgaan door
driemaal rond een denneboom te loopen en
een stukje van de schors op te eten.
Hoort men den koekoek in de lente voor
den eersten keer in het Westen, dan sterft
men dat jaar niet, want het geluid gaat naar
den kant waar de zon opgaat; hoort men
hem het eerst in het Oosten, dan zal mon in
den loop van het jaar sterven, want het ge
luid gaat in de richting van de plaats waar
de zon ondergaat.
Vliegt de koekoek in den lentetijd heen
en weer langs de rivieren, dan zal daar in
den zomer weinig zalm zijn; vliegt hij rond
om de huizen, dan zal er spoedig dood en
onheil over de menschen komeh.
Kometen zijn hij de Lappen voorteekens
van naderend onheil of wel van het ophan
den zijn van den oordeelsdag.
Er is een sterrenbeeld, dat de Lappen
Sar va het hert noemen; de vijf sterren
vooraan zijn de horens. Het hert wordt op
gejaagd door een hond, een kleiner sterre-
beeld achter Sarvak-QP eendgen afstand van
den hond komeh twee. ski-loopersdie al
hun best doen om voor het hert, te komen
opdat de schutter een ster die zij Vavdna
(Arctui'us) noemen bet hert zoo nabij
komt, dat hij dat kan neerschieten. Wanneer
r
HET ACH T-Sl E TÈltJ-i CHT HOLLA.NDIA
dat met sucoea deelneemt aan de Olympiscue
zeilwedstrijden.
dat gebeurt, dan is de dag des oordeels ge
komen.
Als men lang naar het Noorderlicht kijkt,
dan bogint het zich vlusrtrw te bewegen en
i
ROLScII A AT &WEDST li JJDEN TE BEVERWIJK. De gebroeders Kos uit Oud-Karspel, beiden
bekende schaatsenrijders, even na den s.tai't.
kijkt men er langer naar, dan komt het
dichter en dichter bij, tot het geheel tot je
is gekomen.
Oudere menschen verbieden daarom de
kindéren, om er lang naar te staan kijken
en tot het Noorderlicht te spreken. Als het
Noorderlicht zich vlug beweegt en zich in
één hemelstreek verzamelt, dan kan men
van dien kant hevigen wind verwachten.
Bijgeloovige begrippen over de dooden is
een op den voorgrond tredende trek in het
volksgeloof der Lappen, evenals dit het geval
is bij de verwante volksstammen in Siberië,
die gewoon zijn aan de dooden te offeren,
opdat dezen hen met rust zouden laten.
Als een lijk het huis uitgedragen wordt,
dan moeten alle deuren open staan, anders
wordt de ziel van den overledene misschien
ingesloten en krijgt men gespook in huis,
tenminste de eerste dageni- Als iemand he
graven wordt, werpt men hun, die het lijk
uit huis dragen, gloeiende asch of vuur na.
Dat is om zich te beschermen tegen spoken.
Spoken komen te middernacht. Zoolang de
dooden de begrafenisklok nog niet gehoord
hebben, kunnen zij de levende menschen
hoor en spreken en zij kunnen ook veel
kwaad doen, als men hen boos maakt. Daar
om bewijz onde Lappen don dooden grooten
eerbied, opdat zij hun goed gezind mogen
zijn en geen overlast aandoen. In den winter
tijd, als de lijken wegens de groote koude en
de dikke sneeuwlaag niet ter aarde besteld
kunnen worden, worden zij zoolang in een
_lijkhuis op het kerkhof bijgezet. Als de Lap
pen In dien tijd een lijk naar het kerkhof
overbrengen, zijn zij gewoons voor zij heen
gaan, de overledenen te. vermanen zich rus
tig te houden. Hot ambt van doodgraver
komt hun niet zeer aanlokkelijk voor en
meermalen is het gebeurd dat zij een dood
graver trachtten over te halen een ander
bestaan te zoeken.
Dit is slechts een kort résumé van al het
bijgeloof, dat hij de Lappen gevonden wordt.
Nog niets is hier gezegd van de vele boven-
aardsche en onderaardsche wezens, waaraan
zij gelooven en van de half-heidensche ge
bruiken, die nog hij hen in zwang zijn.
Veel van het genoemde vindt men in een
of anderen; vorm terug bij het oude volks
geloof van oudere volkeren; het heeft hij
hen echter een rijkere ontwikkeling gevon
den.
Maar het feit, dat zooveel bijgeloof nu nog
in leven is bij de Lappen, is een duidelijk be
wijs, dat zij nog lang niet afgewasschen
zijn van 't heilloos slijm, zooals vader Vondel
't uitdrukt en dat heeft zijn oorzaak in hun
ver-weg-wonen en in hun nomandcnleven.
Toen het overige Noorwegen gekerstend
was bleef het heidendom ongestoord hcer-
schen in het Noorden van het land. In een
pauselijk schrijven van 1308 wordt de kerk
te Tromso de Maria-kerk nabij de heidenen
(Ecclesia St.ae Mariae juxta paganos) ge
noemd. Tot voor omtrent 150 jaren is de
kennis van het Christendom hij de Lappen
onbeduidend geweest en oefendon. de over
blijfselen van het oude heidendom veel groo
teren invloed uit op hun gedachtengang,
godsdienstige levensbeschouwing en levens
wijze.
Volgens hun bekentenis zijn nu alle Noor-
sche Lappen christenen,. Zij laten hun kin
deren doopen in de lutliersche staatskerk,
komen naar de kerk als een hunner kennis
sen of bloedverwanten trouwt of begraven
wordt, maar daarin bestaat dan ook heel
hun christendom. De herinnering aan hun
oude afgoden leeft nog voort in hun bijge-
geloof en hun bijgeloovige praktijken.
Zij staan terughoudend zoowel tegen de
staatskerk als tegen de Katholieke kérk. De
eenigste religieusc richting, die uitbreiding
heeft gevopden onder Lappen, is lastadia-
nisme. Het .kan niet ontkend worden,
dat .deze .J§.afvvljnansehe beweging, bewerkt
M heeft, dat diefstal
"en bedrog; óntucht
en dronkenschap
wat minder vaak
voorkomt maar over
het geheel genomen
is het cefT ziekelijke
beweging.
Ilun godsdienstige
vergaderingen gaan
gepaard met gehuil
en gejammer. Als
namelijk iemand bij
het voorlezen van
„bet Woord Gods"
diep geroerd wordt,
begint hij verschil
lende geluiden voort
te brengen, 'waarmee
dan al spoedig de
anderen instemmen.
Als velen op die
wijze hun gevoelens
uiten, dan beschou
wen zij dat als een
duidelijk'bewijs dat
de Geest Gods werk
zaam is. Met
deze geluiden of
wangeluiden gaan dan eigenaardige bewe
gingen van het lichtaam gepaard.
Zij staan van hun plaats op, omarmen
elkaar en niet zelden zijn er ook die in on
macht vallen. Dweeperige predikanten en
hysterische vrouwen zijn daarom vaak de
leiders op zulke vergaderingen.
Arme menschen! In grdote scharen komen
zij op bepaalde dagen des jaars te zamen.
Zoo ver het oog reikt, ziet men dan dè in pels
gekleede gedaanten toestroomen, de mees
ten met de rcndierslede, anderen te voet.
Nabij, hun kerkgebouw worden de rendieren
vastgebonden en spoedig is elke plaats be
zet in de banken of boven op de galerij
zitten, of staan zij als haring in een ton, op
don grond zitten zij hoofd naast hoofd op de
gewone Lappenmanier met de been.en ge
kruist onder zich. Heel het -gebouw lijkt
een groot bontpakhuis. De lastadiaansche
predikanten groote en vooral veel kleine
zijn gekomen om te preeken. Zulke ver
gaderingen vallen in den geest bij de leven
dige, kinderlijke, drukke, licht te bewegen
Lappen.
Het zijn menechen met Aziatisch bloed in
zich. De zee is groot en gevaarlijk, de rot
sen woest en uitgestrekt. De donkere winter
tijd is donker en drukkend en de zon der
zomernachten werkt op hun zenuwen. Geen
weten, geen verfijnde gedachte tempert hun
gevoelsleven. Dat wordt daar geuit op fan
tastische wijze.
Mochten! ook zij eens uit hun vervallen
toestand opgeheven worden tot hooger gods
dienstig leven en ware, onvervalschte god-
vereering.
J. J. BORSBOOM, N: Miss;
Betje Wolffstraat 34.
Botterdam
D3 I-JlAYELIJKSAVKR.TENTIE
Antwoord van een maagd
in haar derde jeugd
Mijnheer, 'k las glst'ren in de krant
Dat U wel wensoht te trouwöu,
Mam- U vertelt, U 'hebt het laad.
Aan de moderne vrouwen.
XJ wilt een ©ga, lief en goed,
Zeer deeg'tijk en zachtaardig,
Het lijkt wel of 't zoo weizen moet
Want ik beu vreeslijk aardig.
Ik haak naar huiselijk geluk
Naar ware huw'Hjlesvrede.
Een boven/huis vind ik te druk,
'k Woon daarom graag beneden,
'k Zon gaarne aan een man ials U
Mijn zacht gemoed verpanden
Kom. engel uit den hamel, nu
Eu draag mij op Uw handen.
Alleen te leven is een straf,
Voor wie nooit iemand kwaad deed,
Voor wie zoo gaarne liefde gaf,
En nu daarmee geen raad weet.
Ik zal U, zijn wij eens getrouwd,
Met liefde steeds omhullen
En -bovendien, al hen ik oud,
Ik heb veel mooie spullen.
Ik geef U al mijn goed en geld
Al wat U kunt begeeren,
Ik heb, het zij terloops vermeld
Een linnenkast voll kleeren
'k Ben flink van Stuk en zeer gezond.
Ik kan dus veel verdragen
En zal, ik weeg tweehonderd pond,
U zeker wel behagen.
Ik ben aanminnig en heel lief
Een sieraad van de vrouwen
O, kom, mijn sdhat, mijn ihartedief
Kom laten wij gaan trouwen.
Ik zing U dan, mijn lieve scfhat,
Mijn allerliefste liedje,
Voor U ben ik, mijn lieve lcat
En mijn kanariepietje.
- EEN BEAU GESTE
Een ieder, die Renter's humoristisch ver
haal „Doorluchtigheidje" gelezen heeft, zal
zich de kostelijke „scène herinneren, waarin
de vrouw van bakkér Schulz den altijd in'
geldnood verkeerenden hertog Adolf Frede-
rik van Mecklenburg Strelitz, terwijl hij
voor zijn paleis te Nieuw-Brandenburg op
en neer wandelt, gemoedelijk wég om be
taling van een reeds lang open staande re
kening aanmaant, waarop de hertog in
woede ontsteekt cn de vrouw wordt weg
gestuurd, met het gevolg, dat Zijne Door
luchtigheid den volgenden dag zijn gewone
portie beschuiten móet missen.
De hertog zat er dan ook al heel slecht
hij in zijn land - Beuter's verhaal speelt
in de tweede helft der 18e eeuw. na den
zeven-jarigen oorlog was armoe troef,
maar „Doorluchtigheidje" was niet de
eenige vorst in dien en in vroeger tijd, die
met geldzorgen te kampen had. Als de
Staatskas leeg was, hadden zij ook gebrek
aan contanten.
Koning Karei VII van Frankrijk bezat
in den eersten tijd zijner regeering zoo wei
nig krediet, dat zijn schoenmaker geen
nieuwe schoenen wilde leveren, voor hij eerst
de oude betaald had.
Van Hendrik VI is bekend, dat hij bij zijn
bloedverwanten moest aankloppeen om geld
te leenen, ten einde zijn leveranciers te
leunnen betalen.
Somwijlen zelfs zijn gekroonde hoofden
insolvent verklaard, zoohls Hendrik II van
Castilië, Christiaan I van Denemarken en
Ferdinand van Arragon. Ook Eduard III
van Engeland werd met dit lot bedreigd,
maar toen vaardigde hij haastig een decreet
uit, waarhij alle staatsschulden werden ge
annuleerd, in welke schulden de zijne wa
ren begrepen. Dat zijn Florentijnscho geld
schieters, daarover weinig gesticht waren,
laat zich begrijpen.
Ook Karei V, de groote keizer der 10e
eeuw, verkeerde in geldelijke moeilijkheden.
Bekend is uit dien tijd zijn bezoek aan Fug-
ger, de schatrijke geldschieter der Ilabs-
burgers, die te Augsburg woonde. Karei
stond hij hem diep in het krijt. Maar Fugger
voelde zich zoo vereerd door het bezoek van
den keizer, dat. hij diens schuldbekentenissen
in het vuur wierp.
Een „beau geste" inderdaad.
UIT DE ROL GEVALLEN
Meneer Goudman, ik bemin uw doch-,
ter, haar te bezitten is mijn hoogste geluk;
zonder haar is het leven mij een foltering
en..,.. -
Maar permitteer me, mijn waarde; ik
ik heb geen dochter. 1
Jammer!
I