FEUILLETON
b^RTEBLAD
PAGINA 2
HEEMVAART EN DRANKWEER-
INTERACADEMÏALE.
BIJZONDERE ONDERSCHEIDINGEN.
OUD-PASTOOR A. HELLEGERS.
PROF. HAZEU.
GEEN AUDI NTIE.
DE MODERNE TIJD!
Een triest beeld.
DOOR BOKSERS BELEGERD
'I ,6).
eDE EXPEDITIE CHAPMANANDREWS m
TERUG.
Belangrijke vondsten.
Ka een verblijf van tien maanden in West-
Mongolië ls dezer dagen de expeditie van prof.
jtoy Chapman—Andrews te Peking terugge
keerd met een schat van wetenschappelijke
fyondsten, die moeten aantoonen, dat Mongolië
tijdens het steenen tijdperk het dichtstbevolkte
jdeel van de wereld is geweest.
In de zandduinen van de Mongoolsche
woestijnen hebben de onderzoekers talrijke fos
sielen gevonden. Tevens overblijfselen van 'a
menschenras, dat daar duizenden jaren geleden
heeft geleefd.
Volgens Chapman wijst alles er op dat voor
heen in Mongolië een millioenen-volk heeft ge-
rwoond. (De huidige bevolking wordt op
1.800.000 geschat).
De vondsten der expeditie werden in honderd
kisten per auto en kameel naar de bewoonde
/wereld vervoerd. Ze bestaan meerendeela nlt
fossiele beenderen, o.a, van een z.g. baluschiste-
rium, welk voorwereldlijk dier volgens schat
ting een twintig ton zwaar moet zijn geweest.
Z'n hoogte was ongeveer 25 voet. De expeditie
heeft tevens de overblijfselen van een dinosau
rus ontdekt, die een lengte van 90 voet heeft
gehad.
DE WEGENBELASTING.
t Een adres van den Bond van Bedrijfs
autohouders.
De heeren Adr. Beers en J. L. Rauk, resp.
al3 vice-voorzitter en secretaris vertegenwoor
digende den Bond van Bcdrijfsautohouders In
Nederland, schrijven o.m. in een adres aan den
Minister van Waterstaat:
dat zij hebben kennis genomen van de resul
taten van de opbrengst der wegenbelasting over
het belastingjaar 1/5 1927 tot 1/5 1928 en dat
hun daaruit is gebleken, dat deze opbrengst
de raming met ongeveer f 1.500.000 heeft over
schreden!
dat hef naar de meening van adressanten
- billijk i3 te achten, dat de meerdere opbrengst
gebruikt worde om den ergst,en druk van deze
belasting te verlichten.
Adr. verzoeken tenslotte den Minister, in
principe te willen hesluiten, dat een gedeelte
lijke vrijstelling, b.v. op grond van aTt. 6 sub.
.4, zal worden verleend op den volgenden grond-
slag: voor wagens
met een eigen
3000—3500
K.G.
van
5
pet.;
3500—4000
K.G.
van
10
pet^-
4000—4500
K.G.
van
20
pet,;
4500—5000
K.G.
van
30
pet.;
5000—6000
K.G.
van
40
pet.
xnet de bepaling, dat voor een auto van meer
dan 3500, 4000, 4500 en 5000 K.G. niet minder
betaald mag worden dan voor een auto van
resp. 3499, 3999, 4499 en 4999 K.G.
INVOERRECHT OP VLEESCH-
De Minister van Financiën brengt ter ken
nis van belanghebbenden, dat de commissie
!Van deskundigen voor de samenstelling van de
prijscourant ter berekening van het invoer
recht op verech of gekoeld vleesch In hare ver
gadering van 23 dezer bedoelde prijscourant
heeft vastgesteld als volgt: Rund- en kalfs-
yleesch, verseh of gekoeld, 100 K.G. 90;
paarden vleesch, verseh of gekoeld, 100 K.G.
45.
Gedurende de maand September 1928 zal
mitsdien het invoerrecht voor de hierboven
bedoelde vleeschsoorten bedragen 10 percent
van de hiervoor vermelde waarden.
Achtste zomerbijeenkomst in Neerbosdi.
Des middags van den tweeden dag werd een
yergadering gehouden van de Drankweer-inter-
aeademiale onder voorzitterschap van dr. Andrö
Peters.
Na enkele mededeelingen van den voorzitter,
ö.a. dat de Drankweer Interacademiale zal ge
handhaafd worden, spreekt hij een hartelijke
herdenking van Mgr. A, Ariëns uit, die zoo
ontzaglijk veel geweest is, ook voor de drank-
weer- en Heemvaart-beweglng onder de stu
denten. Staande worden deze woorden door de
aanwezigen aanhoord.
Als spTeker treedt dan op prof. dr. W. Pompe
uit Utrecht over: „het sociale element in de
drankbestrijding". De drank in zich, aldus spr.,
is iets goeds; maar hij is gevaarlijk, men ver
valt spoedig tot misbruik waardoor alle ver
antwoordelijkheidsgevoel verleren gaat. Erger
nog da®, drankmisbruik in bepaalde gevallen,
is de geregelde dronkenschap, de drankzucht.
Dit gevaar wordt niet voldoende gekend. Er
bestaat een alcoholisme, een algemeene sociale
kwaal; de verschijnselen ervan zijn: die drink
gewoonten, speciaal bestaan ze nog veel te veel
in studentenkringen, doch ook elders; men
dringt zijn gast zoozeer den alcohol op, dat de
voorgewende gastvrijheid, met ware vrijheid
slechts den naam gemeen heeft. Het alcoholisme
bestaat verder als gevolg van het pauperisme,
woningellende etc. Bovendien wordt het ontzet
tend in de hand gewerkt .door het drankkapi
taal, dat met reclame en alle andere mogelijke
'middelen het verbruik van dranken tracht te
bevorderen, zich niet storend aan al de ellende,
die eruit voorkomt.
Om dit alles te bestrijden is een sterk geor
ganiseerde drankmisbruik-bestrijding noodzake
lijk; men kan er aan gaan deelnemen nit voor
zichtigheid voor zich zelf en voor anderen, en
vooral uit naastenliefde om zóó door daad en
voorbeeld de drinkgewoonten te bestrijden en
de drankzuchtigen in hun poging om zich aan
die zucht te ontworstelen te steunen. Geheelont
houding is het meest radicale middel, maar
de afschaffer is zeer zeker dikwijls een even
waardig, en soms zelfs meerwaardig drankbe
strijder dan de geheelonthouder. Men mag het
offer der geheelonthouding van niemand ver
gen.
Over de nieuwe richting sprekende,
acht prof. Pomp® vasthouden aan de spre-
ciaal uitgesproken bestrijding van het alco
holisme noodzakelijk.
In de op deze rede volgende gedachtenwisse-
ling vullen de verschillende debaters, die het
echter ln de voornaamste dingen met den in
leider eens zijn. nog enkele dingen aan.
In zijn repliek laat prof. Pompe nog uitko
men, dat het Katholieke standpunt in de
drankbestrijding (drank in zich is goed, maar
uit naastenliefde willen wij er ons van onthou
den, terwijl wij dit offer van niemand uitdruk
kelijk vergen) véél te weinig bekend is.
Des avonds sprak Mieg Bruna (Utrecht)
over „Levensvreugde en levenseenvoud".
Nergens, aldus spr., kan dit onderwerp zoo
goed worden behandeld als hier, omdat vreugde
en eenvoud steeds de schoonste kenmerken
dezer bijeenkomst waren. Het is echter een
moeilijk onderwerp, omdat vooral de vreugde
niet door veel woorden te vangen is, en meer
beleefd dan besproken moet worden.
Wel echter kan men wijzen op den weg, die
tot de vreugde voert: levenseenvoud. De
vreugde moet hieruit spontaan opbloeien; een
streven naar vreugde om de vreugde zelf past
alleen bij een oppervlakkige levenshouding.
Voorop moet staan, de eenvoud van ons gods
dienstig leven, dat eenvoudig, helder en klaar
moet zijn. Ook voor het gebedsleven geldt:
non multa sed multum. En steeds moet de aan
dacht gericht blijven op het middelpunt
Christus; onze bijzondere devotie zal dan
slechts aan kracht kunnen winnen. Zoo kan het
gebedsleven ons maken tot blijde kinderen
Gods.
Dë eenvoud in ons godsdienstig leven zal van
zelf voeren tot eenvoud van ons geheele leven,
als de godsdienst werkelijk de grondwet van
ons geheple leven is.
Eenvoud moeit er heerschen in ons intellec
tueels leven; vooral in dezen tijd van ver
snippering en geestelijke verwarring en opper
vlakkigheid. Ook onder ons, jonge Katholieken,
zijn de symptomen waar te nemen; diepe be
studeering van aille vraagstukken is zeker voor
ons studenten noodzakelijk; en toch, juist daar
door, bescheidenheid tegenover allen en alles-
omdat in allen en alles de waarheid werkt,
die wij nooit doorgronden zullen in dit leven.
Eenvoud en harmonie, ook In ons zedelijk
leven. Géén tweespalt moet er zijn tusschen
onze kennis van de waarheid en onze daad,
want juist die brengt gespletenheid en onrust;
evenwicht tusschen overtuiging en daad geeft
rust en eenvoud. „Nicht ralssonniereu
Om taai onze Katholieke overtuiging door te
zetten in all onze daden, daartoe zal ons voor
alles de H. Communie brengen, zoo mogelijk
dagelijks, omdat we dan dagelijks goddelijke
■kracht ln ons ontvangen en onze menschelijke
zwakheid zal sterk zijn door die kracht.
Zoo zullen we tenslotte een werkelijken
■levensstijl bereiken, die spreken zal uit al onze
daden.
Een welgemeend applaus dankte den spreker.
De rest van den avond werd doorgebracht
met spel, muziek en zang; alles in een prettige,
blijde stemming, die alleen een gemeenschap
van menschen omvatten kan, die één geheel
vormen in een sterk en volgehouden streven
naar een doel, dat allen als goed erkennen.
Den volgenden morgen om 8 uur werd een
plechtige Hoogmis, waaronder algemeene H.
Communie, opgedragen voor de zielerust van
Mgr. dr. A. Ariëns. Hieronder preekte Pater
Tummers over „Vreugde en Offer".
D® dag was verder geheel gewijd aan rust,
ln de ontspanning van spelen en uittochten.
Deze uittocht ging naar „de Halthurnsehe Hof"
te Berg en Dal, waar de reidansers in de ge
legenheid kwamen hun blijde kunst volop te
demonstreeren.
Ter afwisseling van de dansen gaf Wim Snit-
ker eenige van zijn vertellingen te genieten,
waarvan vooral viel te loven „De Driekonin
gen van Paschen".
Tegen den namiddag werd de terugtocht aan
vaard door de bosschen van 'Berg en Dal en
Hengstdal, onder leiding van prof. dr. Kors O.P.
De avond werd doorgebracht in het St. Do-
minicus-college te Neerbosch, waar de reunis-
ten uren werden beziggehouden door eigen
Heemvaarders.
Mevr. Myra MeyerVerhoeven, de bekende
violiste, speelde Liebeslied van Kreisler en het
Larghetto van Handel.
Mej. van Wieliek gaf eenige voordrachten.
Tom Nix zong liederen.
Het slot van den avond was gezamenlijke
zang en het liturgisch avondgebed.
Wegens redding met levensgevaar
Aai? den oud-kolonel der artillerie Ned. O.-I.
leger, den heer O. L. Brewer, te 's-Hage, werd
gisteren namens den burgemeester der residentie
door den chef der afd. alg. zaken der gemeente
secretarie, uitgereikt een bronzen medaille voor
menschllevend hulpbetoon, wegens het met ge
vaar voor eigen leven redden van een meisje
uit het water van ds Haringkade op 31
Januari 1928.
Door H. M. de Koningin is aan den heer A.
van der Wel, tuindersknecht te Loosduinen, de
bronzen eerepenning met een loffelijk getuig
schrift verleend, wegens de door hem met
levensgevaar verrichte redding van eene dren
kelinge uit het water aan de Burgemeester
Hovylaan te Loosduinen op 24 Februari 1923.
EEN FAILLIETE GRAAF.
Het graafschap Geleen een vreemde
mogendheid.
Naar dè „L. K." meldt Is het volgend beroep
schrift gezonden aan het gerechtshof te 's Iler-
togenboscihi.
EdelGroot Achtbare Heeren,
Geeft eerbiedig te kennen;
Doctor Frans Jacobus Leuffcens van Anstel
tot Prickenscheid en Amstenxade, Souverein
Graaf van Geleen en Wachtendonk, vertegen
woordiger van het Graafschap Geleen, erkend
als zoodanig door de Nederlandsche regeering
op 23 Juni 1928, wonende te Spaubelek, tijde
lijk verblijf houdende binnen het Koninkrijk
der Nederlanden te Heerlen, aan de Kruis
straat no. 20, ten dezen domicilie kiezende te
'a Hertogenbosch aan de St. Jorisstraat no. 11
ten kantore van mr. H. J. van Leeuwen, procu
reur aldaar;
dat het Graafschap Geleen, gevestigd te Ge
leen, op openbaar gezag is gesticht en ingesteld,
op 10 Mei 1654 voor altijd als territoriale or
ganisatie en vtereeniging van personen als
publiekrechtelijke rechtspersoon volgens de
akte van stichting, waarvan een authentiek
afschrift als bewijsstuk is gebracht en gede
poneerd ter griffie der arrondissememts-recht-
bank te Maastricht in een privaatrechtelijk ge
ding tusschen het graafschap voormeld als
eischer en graaf Max de Marchant et d'Ansem-
bourg als gedaagde, waarin het vonnis Is be
paald op 27 September 1928, zoodat voormeld
bewijsstuk na dien dag aan het hof kan worden
overgelegd;
dat doctor Frans Jacobus Leufkens voormeld
bij vonni3 der arrondissements-rechtbank to
Maastricht van den 14den Augustus 1900 acht
en twintig op het daartoe door de gezamenlijke
erfgenamen van wijlen den heer Arthur Os
wald Joseph Edgar Marie graaf de Marchant
et d'Ansembeurg, laatst gewoond hebbende te
Amstenrade, ingediend request, is verklaard, in
staat van faillissement;
dat repuestrant van dat vonnis bij uw hof in
hooger beroep komt;
dat de arrondissements-rechtbank te Maas
tricht volgens het volkenrecht onbevoegd is het
faillissement uit te spreken van doctor Frans
Jacobus Leufkens voormeld, vertegenwoordiger
eener vreemde mogendheid op grond van voor
melde akte van stichting, het volkenrecht, de
artikelen 1390, 1829, 1690 e. v. B. W. en de' er
kenning door de Nederlandsche 'regeering;
redenen waarom requestrant zich wendt tot
uw hof met eerbiedig verzoek voormeld vonnis
en de daarbij uitgesproken faillietverklaring te
vernietigen;
hetwelk doende enz.
get. II. J. y. LEEUWEN, procureur,
s Hertogenbosch, 20 Augustus 1928.
De ZeerEerw. heer A. Hellegers, rustend
Pastoor, tijdelijk in de R. K. Pastorie te
Alphen. aan den Rijn verblijvend, is deze
w.eek aldaar op straat door de duisternis ge
struikeld, tengevolge waarvan hij een arm
brak. Zijneerw. is in het St. EHsabethgesticht
te Leiden opgenomen.
Prof. dr. G. A. J. Hazeu hoogleeraar in
de Javaansche taal- en letterkunde aan de
Leldscke universiteit, aan wien op zijn ver
zoek eervol ontslag is verleend, heeft heden
Lelden verlaten en zich metterwoon te
Wassenaar gevestigd.
Z. D. H. de Bisschop va.n Haarlem is ge
durende de geheele volgende week ver
hinderd audiëntie te verleenen.
HUWEN EN SCHEIDEN.
Woensdagmorgen 9 uur, zoo vertelt de „Res,
bode" meldde zich aan het Stadhuis te 'sGra*
venhage onder de gratis trouwlustigen een 21*
jarig jongmensch, die ondanks dezen, we zou®'
den bijna zeggen kinderleeftijd, reeds voor
de derde maal zicli kwam aanmelden om, wat
voor anderen een gewichtigen levensetap is,
te doen.
Drie jaar geloden kwam hij voor de eerste
maal en uit dit huwelijk werd een kindje ge.
boren.
Een jaar later was hij gescheiden en had
hij zich weer aangemeld voor een tweede
huwelijk.
JPet was van Iets langeren duur en er wer.
den twee kinderen geboren.
Maar hij kreeg er weer genoeg van en liet
zich scheiden.
Alle stukken waren in orde en de moeder
van dezen „bruidegom" had voor de derde maal
toestemming gegeven.
Achteraf had zij zich blijkbaar toch nog een3
beraden en bedacht.
En in plaats van te komen, stuurde zij een
boodschap, dat zij wegbleef en voor dat derde
huwelijk geen toestemming gaf.
De trouwlustige bruigom was allerminst uit
het veld geslagen en onder den uitroep; „dan
maar naar den kantonrechter", ging hij met
zijn a.s. vrouw van de Groenmarkt naar het
Kantongerecht op de Prinsegracht.
Is een triester beeld van het moderne huwe
lijk met echtscheiding wel mogelijk?
STEUN AAN DE INHEEMSCHE
BEDRIJVEN.
De Naticna.e Bank voor handel en cultuur,
BATAVIA, 23 Augustus. (ANETA) De voor
zitter der P. S. I., Tjokroaminoto, publiceerde
eeu praeadvies voor het aanstaande congres
der P. P. P. K. i. te Soerabaja, waarin hij
oprichting bepleit van een nationale bank voor
handel en cultures, teneinde steun te verlee
nen aan de inlandsche nijverheid, handel en
industrie.
Het prae-advies volgt den gedachtengang, dat
de door de bank gefinancierde bedrijven ver
plicht zouden zijn hunne producten aan de
bank af te leveren Deze zou de noodige make
laars aanstellen, die deze producten zouden
verkoopen. Het praeadvies dringt er op aan, dat
de inlieemsche handelaren zich thans zullen
organiseeren in handels, en landbouwvereeni-
gingen. Tjokroaminoto meent, dat de bedoelde
bank ook de woekeraars bestrijden kan en somt
als directe voordeelen van de bank op:
Ten eerste: De verbetering van de positie der
handelaren en tanls (arbeiders).
Ten tweede: Het onttrekken van de slacht
offers der woekeraars aan de practijken dier
laatsten.
Ten derde: De versterking der macht der
inheemschen, in economiSehen zin.
Ten vierde: Het brengen van welvaart aan
het volk.
Ten vijfde: Het verschaffen van werk aan
weduwen, weezen en armen door het feit, dat
de bank meer werkgelegenheid zal brengen ln
de inlieemsche bedrijven.
Ten zesde: Het schenken van winst aan do
aandeelhouders van de bank.
BOOR DEN BLIKSEM GEDOOD.
Tijdens -een hevig ccsweer is naar de „Sand."
meldt Donderdagochtend in Spang, nabij de
"Waai op Texel, de veehouder S. D„ die in een
vrachtauto zat, door deu bliksem getroffen eu
gedood. Zijn naast hem zittende knecht, die
uit deu auto geslingerd werd, kreeg geen
letsel..
'11 Vertelling van Heinrich Tiaden.
Weet U reeds, wat er vandaag bij de
Puitsche ambassade gebeurd is?
Absoluut nieitl riep frater Andree, van
pnze verkenners is nog niemand teruggekeerd.
De Duiftsche gezant, baron von Ketteler
Ia dezen morgen door de Boksers overvallen,
toen hij op weg was naar Jiet ministerie van
Buitenlandsche Zaken en tegelijk met zijn tolk,
Cord.es, vermoord.
Groot-a God, dat is inderdaad een zeer
slechte tijding! riep frater Andree doodsbleek.
Wanneer deze misdaad niet scherp bestraft en
gewroken wordt en wie zal dat doen?
dan zal dit het signaal zijn tot een algemeenen
Woesten opstand. Moet dan langzamerhand elk
Sprankje hoop verdwijnen? Dokter, dat moet
U aanstonds monseigneur Favier melden. Kom
mee. Hij wacht toch reeds met ongeduld op U.
Bisschop Favier, apostolisch vicaris van Po-
king, was in zijn kamer en bad De beide
Reeren moesten even geduld hebben, voordat
wo huisknecht, een jonge chineesche semi
narist, hen binnenliet.
De kerkvorst was eên flinkgebouwd man met
energieke maar toch zachte gelaatstrekken,
lange, grijze haren en vollen witten haard. Hij
.behoorde tot die soort menschen, die op 't
eerste gezicht eerbied afdwingen. Een seconde
lang rustte de blik zijner doordringende oogea
met doorvorschende uitdrukking op den persoon
'van zijn gast, dan reikte hij hem vriendelijk
TPlImlaohend de hand.
t— Van harte welkom ln de Petang, dokter!
zult wel reeds gezien hebben, dat onze arme
aarbeproefbe missiestatie U op het oogenblik
r^,na?ÏTlaam V6rblij£ kan aanbieden. Maar
II kunt helpen, om onze muren tegen onze ver-
J6rbiït8rd0 Vijanden verdedigen.
Sn als t waar is, wat men mij bericht heeft,
At U geneeskundige kennis bezit, dan komt
3.1s görooponj want ouder do armo opge-
loten menschen heerscht helaas veel ziekte
n ellende en wij hebben hier geen geneesheer.
Ik mag me zelf helaas ook niet arts noe-
len. Ik vrees, dat de onvolledige geneieskun-
hge kennis, die ik uit 'mijn studie der geneea-
bnde nog heb kunnen redden en behouden
V PhiloBophische studies, niet bijzonder;
foot zal zijn. Maar het weinige, da/t ik ken.
wil ik natuurlijk gaarne ten dienste stellen van
de goede zaak.
In 't land der blinden is één oog koning,
zei de bisschop glimlachend, uwe geringe ken
nis zal ons in ieder geval meer diensten bewij
zen dan onze radeloosheid. Ach ja, U zult zeer
veel te doen krijgen, vrees ik.
Graag wil ik dag en nacht in de weer
zijn, om het leed te verzachten, zooveel in mijn
vermogen ligt, sprak de dokter met enthou
siasme.
Ik zie, dat U een man bent, die hoofd en
hart op de ware plaats heeft, prees hem de
bisschop. Met deze gaven reeds zult U veel
leed verzachten en vale tranen drogen kunnen.
Onze chineesche christenen zijn voor 't meeren.
deel als kinderen, die met een enkel woord,
met een oogopslag zich laten leiden. Wie zelf
zooveel vastberadenheid bezit, om hun moed eu
kracht te kunnen toonen, die heeft macht over
hen, zoowel ten goede als ten kwade. Daarom
ben ik overtuigd, dat U in de Petang veel
goed zult doen. Ik dank U daarvoor niet, dokter,
want zoodanige arbeid loont zich zelf En
nu, hoe gaat het ln de stad?
Frater Andree vertelde mij reeds, dat er
vandaag nog geen berichten van uit de stad
in de Petang binnengekomen zijn, zei de dok
ter, terneer geslagen onder den last van de
tijding, die hij moest mededeelen. En toen de
bisschop ontkennend het hoofd schudde, ver
telde hij hem, wat er 's morgens gebeurd was.
De bisschop, op wiens gelaat hij het vernemen
van den moord de ontsteltenis zich duidelijk af-
teekeoade, bewaarde een minuut lang het stil
zwijgen. Daarna wendde hij zich tot frater
Andree
Wees zoo goed en zeg onzen wij-bisschop,
dat hij voor een paar minuten slechts naar
hier koroe, of neen, laten we zeil' lieven hem
gaan opzoeken. Hij bevindt zich zeer zeker
weer in de kerk, om de ongelukkigen te troos
ten en door zijn bijzijn te bemoedigen.
Toen de drie heeren ln het lange, slecht
verlichte schip van de kerk kwamen, heerschte
daar nog grooter onrust dan voorheen, want
juist werden levensmiddelen uitgedeeld.
Men had dien dag alle voorradige levens
middelen precies nagewogen en daarbij bevon
den, dat men nog voorzichtiger, dan tot dan
toe geschied was, met den voorraad moest om
springen, zoo men niet binnen enkele dagen
totaal uitgeteerd wilde zijn. Daarom begonnen
de hongerige menschen nog luider te klagen
en te jammeren, want iedereen kreeg maai*
de helft van de hoeveelheid, die hij de vorige
dagen bekomen had. En dat was reeds zoo
weinig, dat de hongeT aan de Ingewanden dier
ongelukkigen knaagde.
Een jonge moeder wierp zich voor den bis
schop op haar knieeën en hief haar kind, 'a
bleek, ellendig uitziend meisje van drie jaren,
tot hem op. „Geef me melk en brood, monseig
neur!" jammerde moeder. „Melk en brood
voor mijn kind!
Monseigneur, kijk toch, mijn kind moet ster
ven, als ik het niets geven kan."
De bisschop buigde zich diep neer over het
uitgieiueerdeschepgeitje, om de tranen ta verber
gen, die in zijn oog-en kwamen. Zacht streelde
hij met zijn hand 't hoofdje van het kind. „Ar
ma moeder, hoe graag zou ik mijn bloed wil
len geven, als ik u daarmee redden kon! Ik
kan u niets geven, ik heb zelf niets. Hoe zeer
't me ook spijt, ik kan er niets aan doen.'
De moeder drukte het kind zacht jammerend
en schreiend aan haar borst en de bisschop
moest zich snel omwenden, om die pijnlijke
droefheid te verbergen, die zijn aangezicht
vertrok.
Maar hij had nog juist gezien, hoe een
zuster, die bij de verdeeling der levensmidde
len behulpzaam was, haar klein stukje brood
in de hand van die gefolterde moeder liet glij
den. Daarop wendde hij zich tot die zuster en
fluisterde haar toe:
„Zuster Jaurias, geef ook mijn rantsoen aan
den een of ander, die bijzonder zwaar lijdt door
gebrek aan levensmiddelen."
Zuster Jaurias schudde het hoofd.
Neen, monseigneur, dat zal ik niet doen.
Als wij zusters ook r! eens een stuk brood uit
den mond sparen, voor deze arme menschen,
die geen zelfheiieersching geleerd hebben, dan
rnoogt noch moet U dat doen. Want U, monseig
neur, U bent onze steun en onze hoop. Wanneer
U bezwijken zoud't, dan zouden deze drieduizend
een kudde zonder herder zijn. U bent voor God
en deze ongelukkigen verplicht, staand® te
blijven.
Als God dat wil, d?.n zal Hij mij met zijn
kracht en genade spijzen, zuster Jaurias, ant
woordde de bisschop op milden, maar tevens
vastberaden toon, en wanneer ik ster-ven moet,
dan zal Hij mij niet van hanger laten sterven.
Werkelijk, zuster Jaurias, ik heb absoluut geen
honger. Ik kan heel goed van avond vasten.
Geef mijn rantsoen dus weg: ik beveel hot u.
Nu knikte zuster Jaurias zwijgend en de drie
heeren gingen verder.
Nog dikwijls werd de bisschop toegesproken
en met allerlei verzoeken bestormd. Dr, Lüt
ticken, op wien al deze voorvallen een onver-
getelijken indruk maakten, bemerkto, dat deze
Chineesche christenen inderdaad voor 't groot
ste gedeelte arglooze kinderen waren, die ge
heel en al afhingen van de zorgen van een
goeden en. sterken vader. Deze vader was voor
hen bisschop Favier. Ze hingen aan hem met
aen liefde en een ontroerend vertrouwen, die
niet grooter hadden kunnen zijn, wanneer zij
zijn bloedige kinderen geweest waren.
Dr. Lütticken had gelegenheid te over, om
het hemelsche geduld van den bisschop,' der
missionarissen en zusters-reiigieusen te be
wonderen, die zich voortdurend tusschen die
menscben-massa bewogen, hier helpend, daar
raadgevend en weer op een andere plaats de
menschen toesprekend met een vriendelijk
woord van troost of opmontering. Voor het
eerst in zijn leven kreeg dr. Lüttickein hier in de
missiekerk een goeden kijk op het missiewerk.
Deze kijk deed hem begrijpen den omvang der
veelzijdige en zware moeilijkheden, die de pio
nieren van het christendom hadden moeten
overwinnen, om van de aanhangers van het
duistere, barbaarsche heidendom kinderen Gods
en der H. kerk te maken. Een diepe eerbied
voor dit wonderwerk en voor deze missionaris
sen en. zusters, die dit werk als levenstaak op
zich genomen hadden, bezielde hem. Nooit in
zijn leven, had hij iets gezien, dat hem zoo
diep getroffen had als de wijze, waarop die
missionarissen en zusters met deze liulpelooze
menschen omgingen; hoe zij met verbazing
wekkende onbaatzuchtigheid en zich zelfverge-
ten in da weer waren, het droevig lot van die
ongelukkigen te verzachten. Maar niet zonder
bezorgdheid vroeg hij zich af, of niet c/.n
groot deel van dien arbeid te vergeefs g?da.".n
was; of niet hiet grootste d-eel dier Chineesche
christenen, wanneer werkelijk levensgevaar
hen bedreigen zou, hun christendom verlooche
nen zouden, om hun leven te redden. 1).
Eindelijk hadden de heeren den trouwen
coadjutor van den bisschop, den wijbisschop .ïs»r-
lin gevonden. Hij zat neergehurkt op de ondcr-
ate treden van de trap, die naar bet priester
koor leidde. Op zijn schoot rustte het hoofd
van een jongen man, die den dood nabij scheen
te zijn. Zijn gezicht, dat een onnatuurlijke geel
bruine kleur had, was zoo Ingevallen, dat de
jeukheenderein scherp en puntig er uitstaken.
Zijn oogen waren gesloten en zijn borst ging
snel en onregelmatig op en neer. Naast hem
op den grond zat een oude vrouw met loshan
gend haaT, en een door kommer en verdriet
geheel vertrokken gezicht, 't Was duidelijk,
dat zij de moeder van den jongen man was. Zij
hield de ëene slap neerhangende hand van haar
jongen vast en streelde ze en murmelde zacht
eenige woorden, die God wel alleen verstond.
Naast deze groep stond een klein meisje van
zes jaar ongeveer. Haar linkerhand had ze met
een uitdrukking van roerende vertrouwelijk
heid op den schouder van den wijbisschop ge
legd, terwijl ze de duim van den rechterhand
in haar mond hield; zoo stond ze bijna onbe
weeglijk en staarde met bange oogen naar den
jongen man, die daar op den grond lag en diej
haar broer scheen te zijn.
Toen de drie heeren deze treurige groep ge,
nadert waren en bisschop Faviej zich neder®
boog tot den naar 't leek stervenden jongen
man, sloeg deze de oogen op. Een moede glim
lach ging over zijn gezicht. Maar aanstonds
sloot hij weer zijn oogleden, over zijn half uit
gedoofde oogen. Hij scheen 't bewustzijn te
verliezen.
Bisschop Favier maakte dr. Lu.uck.n met
den wijbisschop bekend. Een stevige handdruk
en eeu vriendelijk wederkeerig toeknikken tus
schen de beid® heeren, en daarmee was op
schijnbaar vluchtige, wijze kennis gemaakt, een
kennis waaruit in de komende moeilijke dagen
een oprechte, hartelijke vriendschap ontstaan
zou. Nu boog zich ook dr. Lütttfcfian rot de i op
den groind liggenden jongen man.
Wat mankeert hij? vroeg hij zacht.
Deze jonge Chinees, antwoordde de wij
bisschop, is een seminarist en behoort tot die
moedige mannen, die zich vrijwillig hebben
aangeboden, om levensmiddelen in de Petang
binnen te smokkelen en boodschappen te doen.
Bij een tocht in den vorigen nacht is hij ge
wond. Naar 't schijnt, heeft hij een schot in zijn
boven dij gekregen, doch er is geen dokter hier,
die den kogel uit de wonde verwijderen kan.
Wanneer voldoende licht gemaakt wordt,
dan wil ik wel eens probeeren, den kogel er
uit te halen, sprak Lütticken.
O, bent u act»? riep de wijbisschop. God
zij lof en dank!
Helaas mag ik mij niet als. zoodanig be
titelen, sprak de dokter met spijt. Ik heb wel
geneeskunde, voornamelijk chirurgie gestu
deerd, maar later beu ik naar een andere facul
teit overgegaan. Ik heb daar nu bijna spijt van.
Desniettemin, hoop ik toch hier en daar van
dienst te kunnen zijn. Is er genoeg vexband-
stof en chloroform aanwezig?
Helaas, maar een kleine hoeveelheid van
beide. God geve, dat het voldoende is.
Lütticken had intusschen zijn instrument' n
étui voor den dag gehaald en de instrumenten,
die hij noodig had, uitgezocht en nagekeken.
Frater Andree was op 'n draf weggeloopen en
keerde spoedig met een zuster terug, die ver-
bandstoffen en. een klein fleschje chloroform
meebracht. Hij zelf had een brandende kaars
en een bak warm water meegebracht. Dr. Lüt
ticken schudde met 't hoofd toen hij de won
de zag. Ze was door giftige stoffen veront
reinigd.
(Wendt vervolgd).
1). Hier zij reeds bemerkt, dat gedurende den
'opstand ln 1900 slechts 2 procent der met den
dood bedrelgdë Chineesche christenen hun
christendom verloochend hebben, wat zeer
Keker weinig Is ln vergelijking met de duizen*
Sen, dl§ roor hun geloof den dood zijn ingegaan*