FEUILLETON b^RTEBLAD PAGINA 2 HEEMVAART EN DRANKWEER- INTERACADEMÏALE. BIJZONDERE ONDERSCHEIDINGEN. OUD-PASTOOR A. HELLEGERS. PROF. HAZEU. GEEN AUDI NTIE. DE MODERNE TIJD! Een triest beeld. DOOR BOKSERS BELEGERD 'I ,6). eDE EXPEDITIE CHAPMANANDREWS m TERUG. Belangrijke vondsten. Ka een verblijf van tien maanden in West- Mongolië ls dezer dagen de expeditie van prof. jtoy Chapman—Andrews te Peking terugge keerd met een schat van wetenschappelijke fyondsten, die moeten aantoonen, dat Mongolië tijdens het steenen tijdperk het dichtstbevolkte jdeel van de wereld is geweest. In de zandduinen van de Mongoolsche woestijnen hebben de onderzoekers talrijke fos sielen gevonden. Tevens overblijfselen van 'a menschenras, dat daar duizenden jaren geleden heeft geleefd. Volgens Chapman wijst alles er op dat voor heen in Mongolië een millioenen-volk heeft ge- rwoond. (De huidige bevolking wordt op 1.800.000 geschat). De vondsten der expeditie werden in honderd kisten per auto en kameel naar de bewoonde /wereld vervoerd. Ze bestaan meerendeela nlt fossiele beenderen, o.a, van een z.g. baluschiste- rium, welk voorwereldlijk dier volgens schat ting een twintig ton zwaar moet zijn geweest. Z'n hoogte was ongeveer 25 voet. De expeditie heeft tevens de overblijfselen van een dinosau rus ontdekt, die een lengte van 90 voet heeft gehad. DE WEGENBELASTING. t Een adres van den Bond van Bedrijfs autohouders. De heeren Adr. Beers en J. L. Rauk, resp. al3 vice-voorzitter en secretaris vertegenwoor digende den Bond van Bcdrijfsautohouders In Nederland, schrijven o.m. in een adres aan den Minister van Waterstaat: dat zij hebben kennis genomen van de resul taten van de opbrengst der wegenbelasting over het belastingjaar 1/5 1927 tot 1/5 1928 en dat hun daaruit is gebleken, dat deze opbrengst de raming met ongeveer f 1.500.000 heeft over schreden! dat hef naar de meening van adressanten - billijk i3 te achten, dat de meerdere opbrengst gebruikt worde om den ergst,en druk van deze belasting te verlichten. Adr. verzoeken tenslotte den Minister, in principe te willen hesluiten, dat een gedeelte lijke vrijstelling, b.v. op grond van aTt. 6 sub. .4, zal worden verleend op den volgenden grond- slag: voor wagens met een eigen 3000—3500 K.G. van 5 pet.; 3500—4000 K.G. van 10 pet^- 4000—4500 K.G. van 20 pet,; 4500—5000 K.G. van 30 pet.; 5000—6000 K.G. van 40 pet. xnet de bepaling, dat voor een auto van meer dan 3500, 4000, 4500 en 5000 K.G. niet minder betaald mag worden dan voor een auto van resp. 3499, 3999, 4499 en 4999 K.G. INVOERRECHT OP VLEESCH- De Minister van Financiën brengt ter ken nis van belanghebbenden, dat de commissie !Van deskundigen voor de samenstelling van de prijscourant ter berekening van het invoer recht op verech of gekoeld vleesch In hare ver gadering van 23 dezer bedoelde prijscourant heeft vastgesteld als volgt: Rund- en kalfs- yleesch, verseh of gekoeld, 100 K.G. 90; paarden vleesch, verseh of gekoeld, 100 K.G. 45. Gedurende de maand September 1928 zal mitsdien het invoerrecht voor de hierboven bedoelde vleeschsoorten bedragen 10 percent van de hiervoor vermelde waarden. Achtste zomerbijeenkomst in Neerbosdi. Des middags van den tweeden dag werd een yergadering gehouden van de Drankweer-inter- aeademiale onder voorzitterschap van dr. Andrö Peters. Na enkele mededeelingen van den voorzitter, ö.a. dat de Drankweer Interacademiale zal ge handhaafd worden, spreekt hij een hartelijke herdenking van Mgr. A, Ariëns uit, die zoo ontzaglijk veel geweest is, ook voor de drank- weer- en Heemvaart-beweglng onder de stu denten. Staande worden deze woorden door de aanwezigen aanhoord. Als spTeker treedt dan op prof. dr. W. Pompe uit Utrecht over: „het sociale element in de drankbestrijding". De drank in zich, aldus spr., is iets goeds; maar hij is gevaarlijk, men ver valt spoedig tot misbruik waardoor alle ver antwoordelijkheidsgevoel verleren gaat. Erger nog da®, drankmisbruik in bepaalde gevallen, is de geregelde dronkenschap, de drankzucht. Dit gevaar wordt niet voldoende gekend. Er bestaat een alcoholisme, een algemeene sociale kwaal; de verschijnselen ervan zijn: die drink gewoonten, speciaal bestaan ze nog veel te veel in studentenkringen, doch ook elders; men dringt zijn gast zoozeer den alcohol op, dat de voorgewende gastvrijheid, met ware vrijheid slechts den naam gemeen heeft. Het alcoholisme bestaat verder als gevolg van het pauperisme, woningellende etc. Bovendien wordt het ontzet tend in de hand gewerkt .door het drankkapi taal, dat met reclame en alle andere mogelijke 'middelen het verbruik van dranken tracht te bevorderen, zich niet storend aan al de ellende, die eruit voorkomt. Om dit alles te bestrijden is een sterk geor ganiseerde drankmisbruik-bestrijding noodzake lijk; men kan er aan gaan deelnemen nit voor zichtigheid voor zich zelf en voor anderen, en vooral uit naastenliefde om zóó door daad en voorbeeld de drinkgewoonten te bestrijden en de drankzuchtigen in hun poging om zich aan die zucht te ontworstelen te steunen. Geheelont houding is het meest radicale middel, maar de afschaffer is zeer zeker dikwijls een even waardig, en soms zelfs meerwaardig drankbe strijder dan de geheelonthouder. Men mag het offer der geheelonthouding van niemand ver gen. Over de nieuwe richting sprekende, acht prof. Pomp® vasthouden aan de spre- ciaal uitgesproken bestrijding van het alco holisme noodzakelijk. In de op deze rede volgende gedachtenwisse- ling vullen de verschillende debaters, die het echter ln de voornaamste dingen met den in leider eens zijn. nog enkele dingen aan. In zijn repliek laat prof. Pompe nog uitko men, dat het Katholieke standpunt in de drankbestrijding (drank in zich is goed, maar uit naastenliefde willen wij er ons van onthou den, terwijl wij dit offer van niemand uitdruk kelijk vergen) véél te weinig bekend is. Des avonds sprak Mieg Bruna (Utrecht) over „Levensvreugde en levenseenvoud". Nergens, aldus spr., kan dit onderwerp zoo goed worden behandeld als hier, omdat vreugde en eenvoud steeds de schoonste kenmerken dezer bijeenkomst waren. Het is echter een moeilijk onderwerp, omdat vooral de vreugde niet door veel woorden te vangen is, en meer beleefd dan besproken moet worden. Wel echter kan men wijzen op den weg, die tot de vreugde voert: levenseenvoud. De vreugde moet hieruit spontaan opbloeien; een streven naar vreugde om de vreugde zelf past alleen bij een oppervlakkige levenshouding. Voorop moet staan, de eenvoud van ons gods dienstig leven, dat eenvoudig, helder en klaar moet zijn. Ook voor het gebedsleven geldt: non multa sed multum. En steeds moet de aan dacht gericht blijven op het middelpunt Christus; onze bijzondere devotie zal dan slechts aan kracht kunnen winnen. Zoo kan het gebedsleven ons maken tot blijde kinderen Gods. Dë eenvoud in ons godsdienstig leven zal van zelf voeren tot eenvoud van ons geheele leven, als de godsdienst werkelijk de grondwet van ons geheple leven is. Eenvoud moeit er heerschen in ons intellec tueels leven; vooral in dezen tijd van ver snippering en geestelijke verwarring en opper vlakkigheid. Ook onder ons, jonge Katholieken, zijn de symptomen waar te nemen; diepe be studeering van aille vraagstukken is zeker voor ons studenten noodzakelijk; en toch, juist daar door, bescheidenheid tegenover allen en alles- omdat in allen en alles de waarheid werkt, die wij nooit doorgronden zullen in dit leven. Eenvoud en harmonie, ook In ons zedelijk leven. Géén tweespalt moet er zijn tusschen onze kennis van de waarheid en onze daad, want juist die brengt gespletenheid en onrust; evenwicht tusschen overtuiging en daad geeft rust en eenvoud. „Nicht ralssonniereu Om taai onze Katholieke overtuiging door te zetten in all onze daden, daartoe zal ons voor alles de H. Communie brengen, zoo mogelijk dagelijks, omdat we dan dagelijks goddelijke ■kracht ln ons ontvangen en onze menschelijke zwakheid zal sterk zijn door die kracht. Zoo zullen we tenslotte een werkelijken ■levensstijl bereiken, die spreken zal uit al onze daden. Een welgemeend applaus dankte den spreker. De rest van den avond werd doorgebracht met spel, muziek en zang; alles in een prettige, blijde stemming, die alleen een gemeenschap van menschen omvatten kan, die één geheel vormen in een sterk en volgehouden streven naar een doel, dat allen als goed erkennen. Den volgenden morgen om 8 uur werd een plechtige Hoogmis, waaronder algemeene H. Communie, opgedragen voor de zielerust van Mgr. dr. A. Ariëns. Hieronder preekte Pater Tummers over „Vreugde en Offer". D® dag was verder geheel gewijd aan rust, ln de ontspanning van spelen en uittochten. Deze uittocht ging naar „de Halthurnsehe Hof" te Berg en Dal, waar de reidansers in de ge legenheid kwamen hun blijde kunst volop te demonstreeren. Ter afwisseling van de dansen gaf Wim Snit- ker eenige van zijn vertellingen te genieten, waarvan vooral viel te loven „De Driekonin gen van Paschen". Tegen den namiddag werd de terugtocht aan vaard door de bosschen van 'Berg en Dal en Hengstdal, onder leiding van prof. dr. Kors O.P. De avond werd doorgebracht in het St. Do- minicus-college te Neerbosch, waar de reunis- ten uren werden beziggehouden door eigen Heemvaarders. Mevr. Myra MeyerVerhoeven, de bekende violiste, speelde Liebeslied van Kreisler en het Larghetto van Handel. Mej. van Wieliek gaf eenige voordrachten. Tom Nix zong liederen. Het slot van den avond was gezamenlijke zang en het liturgisch avondgebed. Wegens redding met levensgevaar Aai? den oud-kolonel der artillerie Ned. O.-I. leger, den heer O. L. Brewer, te 's-Hage, werd gisteren namens den burgemeester der residentie door den chef der afd. alg. zaken der gemeente secretarie, uitgereikt een bronzen medaille voor menschllevend hulpbetoon, wegens het met ge vaar voor eigen leven redden van een meisje uit het water van ds Haringkade op 31 Januari 1928. Door H. M. de Koningin is aan den heer A. van der Wel, tuindersknecht te Loosduinen, de bronzen eerepenning met een loffelijk getuig schrift verleend, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van eene dren kelinge uit het water aan de Burgemeester Hovylaan te Loosduinen op 24 Februari 1923. EEN FAILLIETE GRAAF. Het graafschap Geleen een vreemde mogendheid. Naar dè „L. K." meldt Is het volgend beroep schrift gezonden aan het gerechtshof te 's Iler- togenboscihi. EdelGroot Achtbare Heeren, Geeft eerbiedig te kennen; Doctor Frans Jacobus Leuffcens van Anstel tot Prickenscheid en Amstenxade, Souverein Graaf van Geleen en Wachtendonk, vertegen woordiger van het Graafschap Geleen, erkend als zoodanig door de Nederlandsche regeering op 23 Juni 1928, wonende te Spaubelek, tijde lijk verblijf houdende binnen het Koninkrijk der Nederlanden te Heerlen, aan de Kruis straat no. 20, ten dezen domicilie kiezende te 'a Hertogenbosch aan de St. Jorisstraat no. 11 ten kantore van mr. H. J. van Leeuwen, procu reur aldaar; dat het Graafschap Geleen, gevestigd te Ge leen, op openbaar gezag is gesticht en ingesteld, op 10 Mei 1654 voor altijd als territoriale or ganisatie en vtereeniging van personen als publiekrechtelijke rechtspersoon volgens de akte van stichting, waarvan een authentiek afschrift als bewijsstuk is gebracht en gede poneerd ter griffie der arrondissememts-recht- bank te Maastricht in een privaatrechtelijk ge ding tusschen het graafschap voormeld als eischer en graaf Max de Marchant et d'Ansem- bourg als gedaagde, waarin het vonnis Is be paald op 27 September 1928, zoodat voormeld bewijsstuk na dien dag aan het hof kan worden overgelegd; dat doctor Frans Jacobus Leufkens voormeld bij vonni3 der arrondissements-rechtbank to Maastricht van den 14den Augustus 1900 acht en twintig op het daartoe door de gezamenlijke erfgenamen van wijlen den heer Arthur Os wald Joseph Edgar Marie graaf de Marchant et d'Ansembeurg, laatst gewoond hebbende te Amstenrade, ingediend request, is verklaard, in staat van faillissement; dat repuestrant van dat vonnis bij uw hof in hooger beroep komt; dat de arrondissements-rechtbank te Maas tricht volgens het volkenrecht onbevoegd is het faillissement uit te spreken van doctor Frans Jacobus Leufkens voormeld, vertegenwoordiger eener vreemde mogendheid op grond van voor melde akte van stichting, het volkenrecht, de artikelen 1390, 1829, 1690 e. v. B. W. en de' er kenning door de Nederlandsche 'regeering; redenen waarom requestrant zich wendt tot uw hof met eerbiedig verzoek voormeld vonnis en de daarbij uitgesproken faillietverklaring te vernietigen; hetwelk doende enz. get. II. J. y. LEEUWEN, procureur, s Hertogenbosch, 20 Augustus 1928. De ZeerEerw. heer A. Hellegers, rustend Pastoor, tijdelijk in de R. K. Pastorie te Alphen. aan den Rijn verblijvend, is deze w.eek aldaar op straat door de duisternis ge struikeld, tengevolge waarvan hij een arm brak. Zijneerw. is in het St. EHsabethgesticht te Leiden opgenomen. Prof. dr. G. A. J. Hazeu hoogleeraar in de Javaansche taal- en letterkunde aan de Leldscke universiteit, aan wien op zijn ver zoek eervol ontslag is verleend, heeft heden Lelden verlaten en zich metterwoon te Wassenaar gevestigd. Z. D. H. de Bisschop va.n Haarlem is ge durende de geheele volgende week ver hinderd audiëntie te verleenen. HUWEN EN SCHEIDEN. Woensdagmorgen 9 uur, zoo vertelt de „Res, bode" meldde zich aan het Stadhuis te 'sGra* venhage onder de gratis trouwlustigen een 21* jarig jongmensch, die ondanks dezen, we zou®' den bijna zeggen kinderleeftijd, reeds voor de derde maal zicli kwam aanmelden om, wat voor anderen een gewichtigen levensetap is, te doen. Drie jaar geloden kwam hij voor de eerste maal en uit dit huwelijk werd een kindje ge. boren. Een jaar later was hij gescheiden en had hij zich weer aangemeld voor een tweede huwelijk. JPet was van Iets langeren duur en er wer. den twee kinderen geboren. Maar hij kreeg er weer genoeg van en liet zich scheiden. Alle stukken waren in orde en de moeder van dezen „bruidegom" had voor de derde maal toestemming gegeven. Achteraf had zij zich blijkbaar toch nog een3 beraden en bedacht. En in plaats van te komen, stuurde zij een boodschap, dat zij wegbleef en voor dat derde huwelijk geen toestemming gaf. De trouwlustige bruigom was allerminst uit het veld geslagen en onder den uitroep; „dan maar naar den kantonrechter", ging hij met zijn a.s. vrouw van de Groenmarkt naar het Kantongerecht op de Prinsegracht. Is een triester beeld van het moderne huwe lijk met echtscheiding wel mogelijk? STEUN AAN DE INHEEMSCHE BEDRIJVEN. De Naticna.e Bank voor handel en cultuur, BATAVIA, 23 Augustus. (ANETA) De voor zitter der P. S. I., Tjokroaminoto, publiceerde eeu praeadvies voor het aanstaande congres der P. P. P. K. i. te Soerabaja, waarin hij oprichting bepleit van een nationale bank voor handel en cultures, teneinde steun te verlee nen aan de inlandsche nijverheid, handel en industrie. Het prae-advies volgt den gedachtengang, dat de door de bank gefinancierde bedrijven ver plicht zouden zijn hunne producten aan de bank af te leveren Deze zou de noodige make laars aanstellen, die deze producten zouden verkoopen. Het praeadvies dringt er op aan, dat de inlieemsche handelaren zich thans zullen organiseeren in handels, en landbouwvereeni- gingen. Tjokroaminoto meent, dat de bedoelde bank ook de woekeraars bestrijden kan en somt als directe voordeelen van de bank op: Ten eerste: De verbetering van de positie der handelaren en tanls (arbeiders). Ten tweede: Het onttrekken van de slacht offers der woekeraars aan de practijken dier laatsten. Ten derde: De versterking der macht der inheemschen, in economiSehen zin. Ten vierde: Het brengen van welvaart aan het volk. Ten vijfde: Het verschaffen van werk aan weduwen, weezen en armen door het feit, dat de bank meer werkgelegenheid zal brengen ln de inlieemsche bedrijven. Ten zesde: Het schenken van winst aan do aandeelhouders van de bank. BOOR DEN BLIKSEM GEDOOD. Tijdens -een hevig ccsweer is naar de „Sand." meldt Donderdagochtend in Spang, nabij de "Waai op Texel, de veehouder S. D„ die in een vrachtauto zat, door deu bliksem getroffen eu gedood. Zijn naast hem zittende knecht, die uit deu auto geslingerd werd, kreeg geen letsel.. '11 Vertelling van Heinrich Tiaden. Weet U reeds, wat er vandaag bij de Puitsche ambassade gebeurd is? Absoluut nieitl riep frater Andree, van pnze verkenners is nog niemand teruggekeerd. De Duiftsche gezant, baron von Ketteler Ia dezen morgen door de Boksers overvallen, toen hij op weg was naar Jiet ministerie van Buitenlandsche Zaken en tegelijk met zijn tolk, Cord.es, vermoord. Groot-a God, dat is inderdaad een zeer slechte tijding! riep frater Andree doodsbleek. Wanneer deze misdaad niet scherp bestraft en gewroken wordt en wie zal dat doen? dan zal dit het signaal zijn tot een algemeenen Woesten opstand. Moet dan langzamerhand elk Sprankje hoop verdwijnen? Dokter, dat moet U aanstonds monseigneur Favier melden. Kom mee. Hij wacht toch reeds met ongeduld op U. Bisschop Favier, apostolisch vicaris van Po- king, was in zijn kamer en bad De beide Reeren moesten even geduld hebben, voordat wo huisknecht, een jonge chineesche semi narist, hen binnenliet. De kerkvorst was eên flinkgebouwd man met energieke maar toch zachte gelaatstrekken, lange, grijze haren en vollen witten haard. Hij .behoorde tot die soort menschen, die op 't eerste gezicht eerbied afdwingen. Een seconde lang rustte de blik zijner doordringende oogea met doorvorschende uitdrukking op den persoon 'van zijn gast, dan reikte hij hem vriendelijk TPlImlaohend de hand. t— Van harte welkom ln de Petang, dokter! zult wel reeds gezien hebben, dat onze arme aarbeproefbe missiestatie U op het oogenblik r^,na?ÏTlaam V6rblij£ kan aanbieden. Maar II kunt helpen, om onze muren tegen onze ver- J6rbiït8rd0 Vijanden verdedigen. Sn als t waar is, wat men mij bericht heeft, At U geneeskundige kennis bezit, dan komt 3.1s görooponj want ouder do armo opge- loten menschen heerscht helaas veel ziekte n ellende en wij hebben hier geen geneesheer. Ik mag me zelf helaas ook niet arts noe- len. Ik vrees, dat de onvolledige geneieskun- hge kennis, die ik uit 'mijn studie der geneea- bnde nog heb kunnen redden en behouden V PhiloBophische studies, niet bijzonder; foot zal zijn. Maar het weinige, da/t ik ken. wil ik natuurlijk gaarne ten dienste stellen van de goede zaak. In 't land der blinden is één oog koning, zei de bisschop glimlachend, uwe geringe ken nis zal ons in ieder geval meer diensten bewij zen dan onze radeloosheid. Ach ja, U zult zeer veel te doen krijgen, vrees ik. Graag wil ik dag en nacht in de weer zijn, om het leed te verzachten, zooveel in mijn vermogen ligt, sprak de dokter met enthou siasme. Ik zie, dat U een man bent, die hoofd en hart op de ware plaats heeft, prees hem de bisschop. Met deze gaven reeds zult U veel leed verzachten en vale tranen drogen kunnen. Onze chineesche christenen zijn voor 't meeren. deel als kinderen, die met een enkel woord, met een oogopslag zich laten leiden. Wie zelf zooveel vastberadenheid bezit, om hun moed eu kracht te kunnen toonen, die heeft macht over hen, zoowel ten goede als ten kwade. Daarom ben ik overtuigd, dat U in de Petang veel goed zult doen. Ik dank U daarvoor niet, dokter, want zoodanige arbeid loont zich zelf En nu, hoe gaat het ln de stad? Frater Andree vertelde mij reeds, dat er vandaag nog geen berichten van uit de stad in de Petang binnengekomen zijn, zei de dok ter, terneer geslagen onder den last van de tijding, die hij moest mededeelen. En toen de bisschop ontkennend het hoofd schudde, ver telde hij hem, wat er 's morgens gebeurd was. De bisschop, op wiens gelaat hij het vernemen van den moord de ontsteltenis zich duidelijk af- teekeoade, bewaarde een minuut lang het stil zwijgen. Daarna wendde hij zich tot frater Andree Wees zoo goed en zeg onzen wij-bisschop, dat hij voor een paar minuten slechts naar hier koroe, of neen, laten we zeil' lieven hem gaan opzoeken. Hij bevindt zich zeer zeker weer in de kerk, om de ongelukkigen te troos ten en door zijn bijzijn te bemoedigen. Toen de drie heeren ln het lange, slecht verlichte schip van de kerk kwamen, heerschte daar nog grooter onrust dan voorheen, want juist werden levensmiddelen uitgedeeld. Men had dien dag alle voorradige levens middelen precies nagewogen en daarbij bevon den, dat men nog voorzichtiger, dan tot dan toe geschied was, met den voorraad moest om springen, zoo men niet binnen enkele dagen totaal uitgeteerd wilde zijn. Daarom begonnen de hongerige menschen nog luider te klagen en te jammeren, want iedereen kreeg maai* de helft van de hoeveelheid, die hij de vorige dagen bekomen had. En dat was reeds zoo weinig, dat de hongeT aan de Ingewanden dier ongelukkigen knaagde. Een jonge moeder wierp zich voor den bis schop op haar knieeën en hief haar kind, 'a bleek, ellendig uitziend meisje van drie jaren, tot hem op. „Geef me melk en brood, monseig neur!" jammerde moeder. „Melk en brood voor mijn kind! Monseigneur, kijk toch, mijn kind moet ster ven, als ik het niets geven kan." De bisschop buigde zich diep neer over het uitgieiueerdeschepgeitje, om de tranen ta verber gen, die in zijn oog-en kwamen. Zacht streelde hij met zijn hand 't hoofdje van het kind. „Ar ma moeder, hoe graag zou ik mijn bloed wil len geven, als ik u daarmee redden kon! Ik kan u niets geven, ik heb zelf niets. Hoe zeer 't me ook spijt, ik kan er niets aan doen.' De moeder drukte het kind zacht jammerend en schreiend aan haar borst en de bisschop moest zich snel omwenden, om die pijnlijke droefheid te verbergen, die zijn aangezicht vertrok. Maar hij had nog juist gezien, hoe een zuster, die bij de verdeeling der levensmidde len behulpzaam was, haar klein stukje brood in de hand van die gefolterde moeder liet glij den. Daarop wendde hij zich tot die zuster en fluisterde haar toe: „Zuster Jaurias, geef ook mijn rantsoen aan den een of ander, die bijzonder zwaar lijdt door gebrek aan levensmiddelen." Zuster Jaurias schudde het hoofd. Neen, monseigneur, dat zal ik niet doen. Als wij zusters ook r! eens een stuk brood uit den mond sparen, voor deze arme menschen, die geen zelfheiieersching geleerd hebben, dan rnoogt noch moet U dat doen. Want U, monseig neur, U bent onze steun en onze hoop. Wanneer U bezwijken zoud't, dan zouden deze drieduizend een kudde zonder herder zijn. U bent voor God en deze ongelukkigen verplicht, staand® te blijven. Als God dat wil, d?.n zal Hij mij met zijn kracht en genade spijzen, zuster Jaurias, ant woordde de bisschop op milden, maar tevens vastberaden toon, en wanneer ik ster-ven moet, dan zal Hij mij niet van hanger laten sterven. Werkelijk, zuster Jaurias, ik heb absoluut geen honger. Ik kan heel goed van avond vasten. Geef mijn rantsoen dus weg: ik beveel hot u. Nu knikte zuster Jaurias zwijgend en de drie heeren gingen verder. Nog dikwijls werd de bisschop toegesproken en met allerlei verzoeken bestormd. Dr, Lüt ticken, op wien al deze voorvallen een onver- getelijken indruk maakten, bemerkto, dat deze Chineesche christenen inderdaad voor 't groot ste gedeelte arglooze kinderen waren, die ge heel en al afhingen van de zorgen van een goeden en. sterken vader. Deze vader was voor hen bisschop Favier. Ze hingen aan hem met aen liefde en een ontroerend vertrouwen, die niet grooter hadden kunnen zijn, wanneer zij zijn bloedige kinderen geweest waren. Dr. Lütticken had gelegenheid te over, om het hemelsche geduld van den bisschop,' der missionarissen en zusters-reiigieusen te be wonderen, die zich voortdurend tusschen die menscben-massa bewogen, hier helpend, daar raadgevend en weer op een andere plaats de menschen toesprekend met een vriendelijk woord van troost of opmontering. Voor het eerst in zijn leven kreeg dr. Lüttickein hier in de missiekerk een goeden kijk op het missiewerk. Deze kijk deed hem begrijpen den omvang der veelzijdige en zware moeilijkheden, die de pio nieren van het christendom hadden moeten overwinnen, om van de aanhangers van het duistere, barbaarsche heidendom kinderen Gods en der H. kerk te maken. Een diepe eerbied voor dit wonderwerk en voor deze missionaris sen en. zusters, die dit werk als levenstaak op zich genomen hadden, bezielde hem. Nooit in zijn leven, had hij iets gezien, dat hem zoo diep getroffen had als de wijze, waarop die missionarissen en zusters met deze liulpelooze menschen omgingen; hoe zij met verbazing wekkende onbaatzuchtigheid en zich zelfverge- ten in da weer waren, het droevig lot van die ongelukkigen te verzachten. Maar niet zonder bezorgdheid vroeg hij zich af, of niet c/.n groot deel van dien arbeid te vergeefs g?da.".n was; of niet hiet grootste d-eel dier Chineesche christenen, wanneer werkelijk levensgevaar hen bedreigen zou, hun christendom verlooche nen zouden, om hun leven te redden. 1). Eindelijk hadden de heeren den trouwen coadjutor van den bisschop, den wijbisschop .ïs»r- lin gevonden. Hij zat neergehurkt op de ondcr- ate treden van de trap, die naar bet priester koor leidde. Op zijn schoot rustte het hoofd van een jongen man, die den dood nabij scheen te zijn. Zijn gezicht, dat een onnatuurlijke geel bruine kleur had, was zoo Ingevallen, dat de jeukheenderein scherp en puntig er uitstaken. Zijn oogen waren gesloten en zijn borst ging snel en onregelmatig op en neer. Naast hem op den grond zat een oude vrouw met loshan gend haaT, en een door kommer en verdriet geheel vertrokken gezicht, 't Was duidelijk, dat zij de moeder van den jongen man was. Zij hield de ëene slap neerhangende hand van haar jongen vast en streelde ze en murmelde zacht eenige woorden, die God wel alleen verstond. Naast deze groep stond een klein meisje van zes jaar ongeveer. Haar linkerhand had ze met een uitdrukking van roerende vertrouwelijk heid op den schouder van den wijbisschop ge legd, terwijl ze de duim van den rechterhand in haar mond hield; zoo stond ze bijna onbe weeglijk en staarde met bange oogen naar den jongen man, die daar op den grond lag en diej haar broer scheen te zijn. Toen de drie heeren deze treurige groep ge, nadert waren en bisschop Faviej zich neder® boog tot den naar 't leek stervenden jongen man, sloeg deze de oogen op. Een moede glim lach ging over zijn gezicht. Maar aanstonds sloot hij weer zijn oogleden, over zijn half uit gedoofde oogen. Hij scheen 't bewustzijn te verliezen. Bisschop Favier maakte dr. Lu.uck.n met den wijbisschop bekend. Een stevige handdruk en eeu vriendelijk wederkeerig toeknikken tus schen de beid® heeren, en daarmee was op schijnbaar vluchtige, wijze kennis gemaakt, een kennis waaruit in de komende moeilijke dagen een oprechte, hartelijke vriendschap ontstaan zou. Nu boog zich ook dr. Lütttfcfian rot de i op den groind liggenden jongen man. Wat mankeert hij? vroeg hij zacht. Deze jonge Chinees, antwoordde de wij bisschop, is een seminarist en behoort tot die moedige mannen, die zich vrijwillig hebben aangeboden, om levensmiddelen in de Petang binnen te smokkelen en boodschappen te doen. Bij een tocht in den vorigen nacht is hij ge wond. Naar 't schijnt, heeft hij een schot in zijn boven dij gekregen, doch er is geen dokter hier, die den kogel uit de wonde verwijderen kan. Wanneer voldoende licht gemaakt wordt, dan wil ik wel eens probeeren, den kogel er uit te halen, sprak Lütticken. O, bent u act»? riep de wijbisschop. God zij lof en dank! Helaas mag ik mij niet als. zoodanig be titelen, sprak de dokter met spijt. Ik heb wel geneeskunde, voornamelijk chirurgie gestu deerd, maar later beu ik naar een andere facul teit overgegaan. Ik heb daar nu bijna spijt van. Desniettemin, hoop ik toch hier en daar van dienst te kunnen zijn. Is er genoeg vexband- stof en chloroform aanwezig? Helaas, maar een kleine hoeveelheid van beide. God geve, dat het voldoende is. Lütticken had intusschen zijn instrument' n étui voor den dag gehaald en de instrumenten, die hij noodig had, uitgezocht en nagekeken. Frater Andree was op 'n draf weggeloopen en keerde spoedig met een zuster terug, die ver- bandstoffen en. een klein fleschje chloroform meebracht. Hij zelf had een brandende kaars en een bak warm water meegebracht. Dr. Lüt ticken schudde met 't hoofd toen hij de won de zag. Ze was door giftige stoffen veront reinigd. (Wendt vervolgd). 1). Hier zij reeds bemerkt, dat gedurende den 'opstand ln 1900 slechts 2 procent der met den dood bedrelgdë Chineesche christenen hun christendom verloochend hebben, wat zeer Keker weinig Is ln vergelijking met de duizen* Sen, dl§ roor hun geloof den dood zijn ingegaan*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10