t FEUILLETON 1 18') ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1928 PAGINA 2 MET ONTZETTEND GEKRAAK EEN BRUGDEEL MEEGENOMEN GEWELDIGE CONSTERNATIE ONDER HET WACHTENDE PUBLIEK TWEE PERSONEN LEVENLOOS OPGEHAALD i LIGGEN ER Nog meer te water? tGROOTE ONTSTELTENIS TE DEVENTER NIEUW SLACHTOFFER VAN MET AFBETALINGSSYSTEEM BREDASCHE DIOCESANE HANZE SCHIPPERS VAN MOTORLOGGERS geschorst UITVOERING TABAKSWET Sjef teveel diepgang gevaren VRAGEN VAN DEN HEER LOVINK NUTTELOOZE POLEMIEK OVER DE ZIEKTEGEVALLEN OP „DE INSULINDE" DOOR BOKSERS BELEGERD Gistermiddag is te Deventer 'n ernstig ongeval gebeurd. Toen omstreeks twee uur een sleep de schipbrug passeerde, haakte het anker van het laatste schip achter een kabel van de Ibrug, waardoor een deel van deze, waarop vele personen stonden te wachten, een eind werd meegetrokken. Verscheidene van deze wachtenden geraakten daarbij te water, terwijl uit den aard der zaak hun aantal niet kon worden vastgesteld. Zoo als men begrijpt, verwekte een en ander een geweldige consternatie en onmiddellijk is men begonnen te dreggen. Een meisje en een man konden terstond worden gered, terwijl tot nog toe het Hjk van één slachtoffer, zekere hjej. W., is opgehaald. j Men meldt ons nog uit Deventer: j Het ongeluk heeft zich, naar verschillende poggetuigen ons verklaarden, als volgt toe- 'gedragen; Te circa kwart voor twee was de schip brug geopend tot het doorlaten van een sleep schepen. Toen het laatste schip, een groote Rijnaak, de brug passeerde, bleef het door nog niet vast te stellen oorzaak haken pan een der reepen, waarmede de brug aan tde ankers ligt. Met ontzettend gekraak werd jhet niet uitdrijvende bruggedeelte meegeno men; het laatste losse stuk van de brug, 'itusscben het vaste gedeelte en het drijvende stuk, brak af en stortte omlaag. Vele men- jschen bevonden zich daarop en zij, die zich Jiet dichtst bevonden aan de zijde van het gemeentelijk zwembad, stortten in de rivier. IWel een vijftiental heeft men ter plaatse te [Water gezien. j Direct werd met de redding begonnen; de [havenmeester en de badmeesters, alsmede de [dienstdoende brugknechts grepen verschillen de drenkelingen en brachten ze op den vasten grond. Voortdurend werd gedregd en door de Jieeren van der Meer en Bloot gedoken. He laas moest men al spoedig, na bijna een half {pur, een lijk ophalen. Het was van mej. Waan- jdevs uit de Hovenierstraat alhier. Tegen half vier haalde men nog een lijk Jllt het water, namelijk dat van de 19-jarige jtaej. F. de Weerd uit Twello. Ook haalde men een vijftal fietsen op. Er staat een felle stroom ter plaatse en Jnen weet niet of nog drenkelingen ver weg Sijn gedreven. Op de scholen werd appèl gehouden om te Alen of alle kinderen present waren, wat ge lukkig wel het geval bleek te zijn. Men gaat nog steeds door met het dreggen. Men heeft een man, groot van postuur, ter aatse in het water zien drijven toen het ongeluk gebeurde, doch men weet niet of hij fcichzelf heeft kunnen redden. Onmiddellijk was de burgemeester jhr, mr. T. A. M. A. van Huwalda van Eysinga met een boot naar de plaats van de ramp geko men; mede kwamen de wethondster mevrouw Saunders en de wethouders Krooshoof en Kolderman. Het ongeval heeft groote ontsteltenis ge wekt. De politie zorgde dadelijk voor hulp hij de onheilsplaats en voor het geheel verstoorde verkeer. Het brugverkeer zal vermoedelijk niet spoedig hersteld kunnen zijn. Nader vernemen we nog dat, toen het on geluk plaats greep, zich op het vaste brug gedeelte bevond de heer C. Coldewey, wonen de aan den Twelloscben weg bij Deventer. Deze greep twee kinderen, die hij heeft kun nen redden. Hij wilde nog een vrouw, die mede afgleed, grijpen doch dit mislukte. Hij zelf had zijn behoud te danken aan het feit, dat hij met een zijner schoenhakken bleef zitten tusschen het afbrekend hout. Als tragische bijzonderheid deelde men ons nog mede, dat mej. de "Weerd een goed zwem ster was; waarschijnlijk is zij tusschen de in het water gevallen rijwielen vastgeraakt en zoo verdronken. De schade aan de schipbrug bleek bij nader onderzoek niet groot te zijn. Het verkeer over de brug is dan ook reeds geheel hersteld. Vrijdagavond arriveerde uit Zwolle Z.K.H. Prins Hendrik, vergezeld door den Commis saris der Koningin van Overijssel, mr, A. E. baron van Voorst tot Voorst, ten einde bij den burgemeester van Deventer te informee- ren naar den omvang van de ramp. De Prins, die een bezoek bracht aan de „Zwolland" te Zwolle, had <ie tentoonstelling hiervoor iets vroeger verlaten. Waar is de pathéfoon? Dezer dagen vervoegde zich bij een handelaar in muziekinstrumenten, die een winkel heeft op de Korte Prinsengracht te Amsterdam, een heer die, zooals hij zeide, een pathéfoon wilde koopen. De handelaar haastte zich zijn nieuwen klant verschillende instrumenten te toonen. Spoedig had deze zijn keus gemaakt en hij gaf het voornemen te kennen, de machine zelf mee naar huis te nemen. Met goedvinden van den verkooper zou da betaling plaats hebben in msp.pdelijksche ter mijnen. De klant betaalde ongeveer f3 en stapte welgemoed met zijn instrument de deur uit en de winkelier zag hem niet meer terug. Daar hij echter zijn naam en adres had op gegeven, kreeg de handelaar aanvankelijk nog geen argwaan. Toen hij echter gisteren een tweede kwitantie liet presenteeren aan het opgegeven adres in de Buitendammerstraat, bleet het dat zoowel de naam als de persoon van den klant vol slagen onbekend waren. Het afbetalingssysteem beeft dus weer een nieuw slachtoffer gemaakt. Viering van het zilveren jubilé. SLUITING DER JAARVERGADERING. (Vervolg). Nadat de vergadering door een spontaan „lang zullen zij leven" hulde had gebracht aan do twee „gerldderden", was er gelegenheid onx de jubileerende organisatie te complimenteeren. De voorzitter van den Middenstandsraad mr. A. baron van Wijn'beTgen maakte hiervan het eerst gebruik. Na deze toespraak van baron van Wijnbergen Verliet Z. D. H. de Bisschop de vergadering, evenwel niet .alvorens aan al de aanwezigen zijn bisscheppelijken zegen te hebben geschon ken. Terwijl Monseigneur de zaal verliet werd door allen uit volle borst het „Uoomsche Blijd schap" gezongen. Nadat nog eenige op de agenda geplaatste punten met bekwamen spoed waren afgedaan en gelegenheid was gegeven voor de rondvraag, sloot de voorzittejr de uitstekend geslaagde vergadering. Een feestmaaltijd en gezellige bijeenkomst besloten de jubileumviering. Ter gelegenheid van haar 25 jarig jubileum heeft de Hanze in het Bisdom Breda een goed verzorgd gedenkboek uitgegeven. De titel pagina is versierd met een portret van Z. D. H. Mgr. P. Hopmans, Bisschop van Breda, waarhij als onderschrift een hartelijke gelukwensch van den kerkvorst is geplaatst. In net gedenkboek komen de verschillende voormannen der R.K. Middenstandsbeweging aan het woord, waar door deze uitgave is geworden tot een uitste kend propagandageschrift voor den R.K- Mid denstand. De Raad voor de Scheepvaart heeft gisteren uitspraak gedaan betreffende de klacht van den hoofdinspecteur voor de Scheepvaart tegen den schipper van den motorlogger „Miek" SCH 140 ter zake van het binnenloopen van de haven van Scheveningen met te veel diepgang. De Raad is van oordeel, dat de klacht ge grond is. Het moet ais een roekelooze daad worden aangemerkt, om onder de gegeven om standigheden naar binnen te gaan. Het motief dat gewoonlijk wordt aangevoerd, n.l. om de visch nog te kunnen markten, was hier niet aanwezig. Alleen onl 's Zondags thuis te zijn, meende de schipper het er maar op te kunnen wagen. Mitsdien straft de Raad den BChipper door hem de bevoegdheid te ontnemen als schipper te varen op een schip als bedoeld in art. 2 der Schepenwet voor den tijd van een maand. Vervolgens heeft de Raad uitspraak gedaan betreffende de klacht van den hoofdinspecteur voor de Scheepvaart tegen den schipper van den motorlogger „Hubertha" SCH 297, wegens eenzelfde geval. De Raad is van oordeel, dat ook deze klacht gegrond is. De verklaring van den aangeklaag de, dat het sein van 22 d.M. werd geheschen toen hij den mond van de haven binnenging, en dat zijn schip 24 h 25 d.M. stak', wordt door den Raad niet aanvaard. Het moet als een roekelooze daad worden aangemerkt om onder de gegeven omstandig heden naar binnen te gaan. Mitsdien legt de Raad den schipper eenzelfde straf op als bovenbedoelden schipper. De termijn van artikel 88a. Door het Tweede Kamerlid Lovink zijn aan den Minister van Financiën de volgende schriftelijke vragen gesteld: 1. Is het Uwe Excellentie bekend, dat zoowel bij het dienstvak der registratie als bij deskun digen op het gebied van beheer van bosschen en landerijen groote onzekerheid heerscht over de mate, waarin de beperking van bet beschik kingsrecht van d-e eigenaren de verkoopwaarde beinvloedt? 2. Is Uwe Excellentie niet van oordeel, dat het onmogelijk is, een gelijkmatige en billijke toepassing van de Natuurschoonwet te verkrij gen indien de waardeeringen der bovenbedoelde fictieve verkoopwaarde op de gebruikelijke wijze zullen plaats hebben zonder nadere bin dende instructiën aan de betrokken schatters en dat daardoor de beoogde instandhouding der in aanmerking komende landgoederen niet zal worden bereikt, omdat de eigenaren op zulken grondslag geen verbintenis durven aangaan? 3. Is Uw Excellentie bereid, na ingewonnen advies van den Boschraad: a. aan de betrokken ambtenaren der registra tie zoodanig instructiën te versterken, dat de schatters bruikbare grondslagen verkrijgen, om in de uiteenloopende gevallen de waarde vol gens de wet te kunnen vaststellen; b. deze instructiën te publiceeren, opdat de eigenaren, die een aanvrage in zake de Natuur schoonwet zouden kunnen indienen, te voren een berekening kunnen opstellen, aangaande de belastingverlaging, welke ongeveer van de toe passing der wet voor hen het gevolg zal zijn; c. een kleine commissie van deskundigen aan te wijzen, die, eventueel in samenwerking met plaatselijke deskundigen, over het geheele land de bedoelde taxatiën verricht, ten einde een gelijkmatige waardeering der bovenbedoel- fictieve verkoopwaarde zooveel mogelijk te benaderen? VERHOOGING VAN DEN MELKPRIJS. De Amsterdamsche melkhandel heeft in overleg met de bonden van melkveehouders besloten den in- en verkoopprijs der melk van Maandag 10 September- af met één cent per liter te verhoogen. ANDERMAAL VERLENGING VOORGESTELD. Bij de Tweede Kamer is ingediend, een wets ontwerp tot verlenging van den termijn, ge noemd in art. 88a der Tabakswet 1921. In de 'toelichting schrijft de minister van Financiën dat de termijn, gedurende welken hij bevoegd is, ontheffing te verleenen van art. 23, 2e lid en art. 40 der wet, voor zoover be treft de lokalen, bedoeld in art. 88a dier wet en die oorspronkelijk eindigde ultimo Decem ber 1924, viermaal telkens met een jaar is verlengd, zoodat die termijn thans reikt tot 1 Januari 1929. Daar de omstandigheden, welke het aan kleine fabrikanten moeilijk maken een werkplaats in gebruik te nemen, die aan de eischen der wet voldoet nog steeds voortduren, meent de minister, dat er reden is, dien termijn andermaal met een jaar te verlengen. Het aantal ontheffingen, aanvankelijk 2262 bedragende, ie thans gedaald tot 1190. De con trole op deze kleine fabriekjes geschiedt thans op geheel bevredigende wijze. TOEPASSING VAN DE NATUURSCHOON WET. De waardeering van de verkoopwaarde van bosschen en landerijen. Interview met Dr. Van Lonkluiyzen en dr. De Langen. BESCHULDIGING UITGESPROKEN OVER ONS. MAAR ZONDER ONS BATAVIA, 6 September. (A NET AL Aneta interviewde Dr. Van Lonkhuyzeu van den Dienst van Volksgezondheid, naar aanleiding van d« telegrammen uit Den Haag, betreffend» lret rapport der Commissie van Onderzoek der ziektegevallen aan boord van de „Insulinde". Dr. Van Lonkhuyzen achtte het nutteloos d» polemiek op deze wijze voort te zetten en hij zal zijn eindoordeel opschorten, totdat hij het rapport van de commissie bestudeerd zal heb ben. Zoolang hij dit niet heeft kunnen doen, is er voor hem geen aanleiding zijn oorspronke lijke meening te wijzigen, die ïs, dat de commis sie van de drie professoren onvoorzichtig heeft gehandeld door beschuldigingen te uiten tegen de medici te Batavia, zonder behoorlijk geori ënteerd te zijn omtrent betgeen geschied is tusschen den datum van aankomst van de „In sulinde" en dien van het vertrek. BATAVIA, 6 September (ANETA.). Aneta interviewde ook Dr. De Langen, die verklaarde, dat nu de commissie het noodig vindt door te gaan met het geven van zeer verwarde opgaven en te schermen met ziekte-geschiedenissen en wetenschapp. argumentatie en bovendien meent dr. De Langen daarin te mogen betrekken met de insinuatie „Hulptroepen", hij' voorloopig met een paar woorden slechts enkele formeele pun ten wensebt aan te roeren. „Mij is destijds ge vraagd" zei dr. De Langen, "of bij de patiënten de diagnose roodvonk mocht worden gesteld ea ik heb geantwoord neen, en dat zeg ik ook nu en ik heb daarvoor gegronde redenen. Naar die redenen beeft de commissie nooit gevraagd, hetgeen toch zeer gemakkelijk zou zijn geweest. Beschuldiging is uitgesproken over ons, maar zonder ons. Het eerste wat ik mijn studenten leer is geen diagnose te stellen zon der nauwkeurige anamnese, wat voor en in Ba tavia is gebeurd. Hier begaat de commissie een groote denkfout. Om ons te beschuldigen moet men niet aankomen met hetgeen te Marseille is gebeurd, maar met hetgeen hier is gezien bij de beëindiging van de uitreis en bet begin van de thuisreis. Nu ziet de commissie, naar zij zegt, plotseling reikhalzend uit naar onze meening, maar tot heden heeft dat belangrijke punt haar totaal niet geïnteresseerd. Wanneer men het onnoodig vindt direct met ons van gedachten te wisselen, waarom dan met de publicatie niet gewacht tot het rapport, in ons bezit was Dan zouden wij kunnen antwoorden. Nu moeten wij rustig aanzien, dat in alle landen een onbillijke smet geworpen wordt op den goeden naam van de medici te Batavia, wat bard is voor de Ne derlanders, die er altijd trotech op zijn, dat „The Dutch have the best medical service in the East". En dan bet lakonieke advies van het tweede telegram „afwacht rustig ons rapport". Wel een goede raad voor menschen, die popelen om te antwoorden. Maar wij zullen correcter wij zullen colleglaler zijn. Wij zullen afwachten tot het rapport is aangekomen en ons zeer groot materiaal van wetenschappelijke argumentatie bewaren tot dan. Als het ook in Holland da gangbare meening is, dat de wijze, waarop het rapport is opgemaakt en gepubliceerd is, vol komen correct is, dan zal ik met de verzuch ting moeten eindigen, dat de medische ethiek in het veel gesmade Indië toch heel wat lwo- ger is, dan in het dierbare moederland. INBRAAK Bij den landbouwer T. te Hengelo ia een kast opengebroken waaruit een bel-ag van 600.— werd ontvreemd. 'n Vertelling van Heinriöh Tiaden. |i Een uur later begon men reeds een tegen- Jniju te graven. Eerst werd in de nabijheid yan de plaats, waar men het doffe kloppen fcoorde, een schacht gegraven, diep genoeg om >anaf den bodem een horizontalen zijgang te boren, die dieper lag dan de vijandelijke mijn gang. Den geheelen nacht door werd zonder [Ophouden gewerkt. Om het uur werden de man schappen afgelost. Na zonsopgang pas moest men het werk staken, want toen hoorde de [opzichter van het werk, de maristenfrater Se- .Verin, boven zijn hoofd het doffe kloppen der [Vijandelijke mineurs. i Deze dag verliep opvallend rustig. De Bok sers schenen al hun hoop op de mijn te heb ben gesteld, die ze aan 't graven waren, zoo dat ze verdere vijandelijkheden lieten rusten. [Voor de arme belegerden was deze dag een i.ware rustdag, waarop de bedrukte harteu weer [eens wat verlichter konden kloppen. Maar het ;,was helaas slechts de stilte, die een des te heviger storm voorafging. Zoodra des avonds de Boksers den laatsten steek met hun spaden gedaan hadden, begon nog dieper in den grond een runstlooze arbeid. Frater Severin hanteerde zelf de spade en als de Chineesche christenen afgelost werden, bleef hij op zijn post. Toen Henry en [Lüt ticken nog voor het eerste morgenrood in de schacht kwamen, stonden ze verbaasd over den voortgang, dien het werk in de weinige nachturen gemaakt had. Maar des te verbaas der waren ze, toen frater Severin juist het teeken gaf, om het werk te staken. Hoort u dan niets? vroeg de marist. De beide heeren lulBterden en -na hoorden ze duidelijk het kloppen der vijandelijke mi neurs. De vijand heeft haast, merkte frater Se- >erin op. Het schijnt, dat hij alles in 't werk stelt, om ons voor te zijn. Gelooft u dan, dat de Boksers onzen ar beid gehoord hebben? vroeg Lütticken. Mogelijk is dat in elk geval. "Waarom moesten ze anders vandaag zoo vroeg met bun werk beginnen, wat toch heelemaal niet m den aard der Boksers ligt, als het hun niet P om te doen was, om ons voor te komen? i En ik ben hang, dat hun dat gelukken zal, meende Henry, want ze zijn een heel eind verder dan wij. Daar zit niets anders op, dan dat wij vandaag den heelen dag 'doorwerken, op gevaar af, dat de Boksers ons werkelijk hooren bij 't werk. Wat denkt u daarvan, fra ter Severin? Ik was juist van plan om naar u toe te komen met hetzelfde voorstel. Als wij het dus eens zijn, dan laat ik weer op staanden voet met het werk beginnen. Dat gebeurde dan ook. Iedereen wist, waar om het ging en de Chineezen toonden een ijver bij het werk, die geen vermoeidheid scheen te kennen. Dien morgen ontwikkelden de Boksers in fle nabijheid van de Jentse-tang een zeldzame koortsachtige bedrijvigheid. Tegen den middag kwam frater Josef bij Henry in de Petang en verzocht hem mee te gaan, om die bedrijvig heid der Chineezen eens te bekijken. De com mandant ging aanstonds mee naar de Jentse- tang. Daar vond bij Lütticken, die reeds dagen lang den meesten tijd tusschen de weeskinde ren bij de zusters doorbracht en bun hulp ver schafte in hun droevig lot, zoover zulks in zijn macht was. De beide heeren begaven zich naar de ver kenningsplaats, van waaruit zij de bedrijvig heid der Boksers geheel en al konden overzien. Op niet verren afstand vau de Jentse-tang stond een tempel, waarin de Lama's hun hei- densche godsdienstige functies uitoefenden. Voor dezen tempel stond een lange rij wagens, en een heele schaar Boksers was ijverig in de weer, om die wagens met kisten en kasten, pakken en zakken te beladen. En zoodra een wagen beladen was, sprongen vier Boksers er op af en reden er zoo snel mogelijk mee weg onder het karakteristieke ,,Hoeiii"-geroep. De twee vrienden sloegen die bedrijvigheid der Boksers bij den tempel een tijd lang gade en keken daarna elkander aan. Kunt u vermoeden, wat dat te beduiden heeft? vroeg Lütticken. De commandant knikte. Zijn voorhoofd was vol rimpels en hij beet op zijn onderlip. Waarom anders zouden de Boksers alles, wat mogelijk is, uit den tempel verwijderen, als ze niet van plan waren, dat gebouw prijs te geven? Met andere woorden, de vijand rekent er op, dat bij de explosie van zijn mijn ook die tempel er aan zal moeten gelooven? Henry knikte. Een andere oplossing van het raadsel weet ik niet te vinden. En als ons vermoeden juist is, dan kunnen we ons zoo ongeveer voorstellen, wat voor een vreeselijk onheil die géle duivels ons willen bezorgen. Er zit dus niets anders op dan hen voor te komen. Of op staanden voet met ons werk op te houden, mompelde Henry. Maar dat meent u toch wel niet! riep Lütticken. Denkt li dan niet aan het vreeselijk ge vaar, waarin onze menschen verkeeren? Zoo onverwacht de vijandelijke mijn explodeerd, dan zijn allen, die aan de con termijn werken, reddeloos verloren. Zeer zeker! Maar terwijl die menschen aan 't werk zijn, zijn ze strijders zooals u en uwe soldaten en iedere strijd is een gevaar. In hetzelfde gevaar bevindt gü u vanaf bet be gin der belegering. Maar bet is een groot onderscheid, of men zich bewust in levensgevaar bevindt of onbewust, zooals deze menschen. En daarom ben ik van meening, dat wij ze eerst met de situatie moeten bekend maken en het aan hen zelf over te laten, of ze het werk willen door zetten of er mee ophouden. Best, hierin ben ik het volkomen met u eens. Wacht even, ik ga frater Severin roepen. Dr. Lütticken liep haastig naaT den mijn gang en vroeg den marist, die onvermoeid, zonder een oogenblik rust, achttien uren het werk leidde, een paar minuten naar boven te komen. Badend in het zweet, van onder tot boven met stof en vuil overdekt, verscheen frater Severin. Wat Henry hem vertelde was geen nieuws voor hem. Hij llacl a' m'en lang er naar geluisterd, of het doffe kloppen in de vijandelijke mijn nog niet ophield, daar hij meende, dat het dan tijd werd, om de tegen- mija te laten explodeeren. Maar de Boksers waren, zooals hij zeide, nog steeds druk aan het werk. Hij was het direct eens met de bei de heeren en ging in de schacht terug, om de arbeiders, zoo wat 40 chineesche Christenen en eenige fraters maristen, van den stand van zaken op de hoogte te brengen. Reeds vijf minuten later kwam hij terug en verkondigde met een triomfeerend glimlachen, dat niet één man wilde terugtreden. Ze waren allemaal van meening, dat een staking dei- werkzaamheden een groot gevaar zou opleve ren voor het missie-complex en de belegerden, voor wier welzijn iedereen gaarne zijn leven in gevaar wilde stellen. Henry dacht een paar seconden na. Dan knikte hij- Vooruit dan maar! Hoe lang moet er nog gewerkt Vwden, om de vijandelijke mijn voldoende te ondermijnen? Dat hangt er van af, hoever de vijand van plan is zijn mijn uit te bouwen. Als het hem er alleen maar om te doen is, een bres in den muur te slaan, dan zou hij nu reeds met gra ven kunnen ophouden. Maar ik vermoed, dat de Boksers een verwoesting van veel grooter omvang willen aanrichten en daarvoor moeten ze zeker nog een halven of heelen dag werken. We ihebben echter nog den heelen namiddag en den volgenden nacht vóór ons; en als er nu intusschen van den kant der vijanden niet gewerkt wordt, dan kunnen wij onze mijn la ten springen, zonder dat onze gehouwen veel schade ei- van zullen lijden. Dat zou prachtig zijn! riep Henry. „Ik ben stellig overtuigd, dat wij met een derge lijk succes zullen bereiken, dat de lust om mijnen te laten springen den vijand wel üceie- maal zal vergaan. Dus flink aan 't werk! En zoo gauw er een moede wordt, dan laat u hem door een ander remplaceeren. Uren vergingen, 'i „crwijl 5 uur na middags geworden. Ht: as bij de munitie arbeiders, die intusschen met vijf man ver sterkt waren. Juist was ook dr. Lütticken binnen gekomen en had lachend een compli ment over zijn uitvinding van zijn vriend in ontvangst genomen, toen frater Severin de kerk binnen kwam en zich haastig een weg baande tusschen de menigte door. Toen de bei de heeren he'm zagen, liepen ze haastig op hem toe. Wat is er aan dg hand? vroeg Henry nieuwsgierig. De Boksers hebben opgehouden met hun werk. Reeds een uur lang is het stil in de vijandelijke mijn. Wat? Een uur lang al? riep de comman dant verschrokken. Dat had ik eerder moeten weten! Zijn onze menschen nog in den mijn gang? Ja, onder toezicht van frater Jozef. Ik kreeg een aanval van zwakte en moest een uurtje rust nemen. Zo hadden mij veel eer der moeten wekken, maar ze dachten, dat de Bo-ksers hun werk maar voorbijgaand gestaakt hadden. Ik acht het nu noodzakelijk, dat we de springstoffen direct in onze mijn brengen en laten explodeeren. Natuurlijk! God weet, wat er nog gebeu ren kan, voordat het weer dag is. Als het nu maar niet reeds te laat is. Onder deze zorgvolle woorden van den com mandant waren de drie mannen tot aan den uitgang der kerk gekomen. Op het oogenblik echter, dat ze naar buiten gingen, werd de lucht door 'n ontzettend doffen knal als vaneen gereten. De grond beefde onder de voeten der drie mannen, de muren schudden. Het was een geluid, waarvan men niet zeggen kon, of het een ondergrondsch gerommel als van een aardbeving of een geweldige donderslag was. Een onzichtbare golf ging door de lucht en slingerde de drie mannen tegen den kerkmuur. Een paar seconden stonden ze stijf van schrik en sprakeloos. Doodsbleek zagen ze el kaar aan. Op het donder gerommel was een diepe, beklemmende stilte gevolgd. Maar deze duurde slechts drie seconden lang, dan door sneed 'n vreeslijk angst en weegeschrei de lucht. Dat was de vijandelijke mijn! riep Hen ry, die het eerst zijn spraak terugvond, met heesche stem en holde weg. De twee anderen volgden hem. Nog anderen sloten zich bij hen aan: missionarissen, seminaristen, Chiueesclie mannen en vrouwen. Ook de beide bisschoppen bevonden zich tusschen hen. Een golf van af grijzen had alien overmeesterd en dreef hen voorwaarts naar de plaats des onheils toe. Hier vertoonde zich voor hun oogen een ontzettend schouwspel. De heele westzijde van do Jentse-tang lag in puin. Verschillende ge- boujyen waren ingestort en een lang stuk van den ringmuur was weggeslagen. Maar het af schuwelijkste van alles was de aanblik van de rondom liggende lichamen van dooden en ge wonden. Hier lag liet met bloed overstroomd hoofd van een Chineeschen Christen met ake lig verwrongen trekken. Daar lagen afgeruk te armen en beenen. Sommige dooden hadden geen zichtbare wonden; ze lagen daar, alsof ze sliepen, alleen kon men op hun gezichten de uitdrukking' lezen van het laatste verstijfde afgrijzen. In de nabijheid van den ingestorten muur lag ook frater Jozef. Ook aan zijn lichaam was geen wond te bespeuren, maar uit zijn geopen de lippen, die er uitzagen, alsof ze bij een laat sten waar3chuwingscoep verstijfd waren, stroomde een dun straaltje bloed. Frater Severin knielde weenend naast het lijk van zijn contrater, streelde het bleelte, be vuilde voorhoofd van den doode en sprak hem zachte woorden toe. Maar helaas, de doode hoorde ze niet meer. Daar, waar de Boksers bun mijn hadden laten springen, was een diepe krater in den grond, gedeeltelijk gevuld met aarde, steenen, puin en menscheiijke lichamen. Naar deze plaats commandeerde Henry, die met gewel dige wilskracht zijn energie en werkkracht weer teruggekregen had, een ploeg Chineesche Christenen, die het puin en den opgeworpen grond voorzichtig moesten omwerken, om de daaronder liggende dooden en gewonden uit te graven Andere ploegen arbeiders begonnen de stukken en brokken der ingestorte huizen weg te ruimen en een van die ploegen gelukte het van onder do puinhoopen van een schuur vijf Italiaansehe mariniers te bevrijden, van wie er niet één gewond was. Nog voordat de avond inviel, was het op- ruimingswerk gereed. In de keukeu der zusters lagen in een lange rij vijf en twintig dooden, in verschillende huizen van de Petang acht en twintig gewonden, van wie vooruit !te ziea was, dat er nog verscheidenen zouden sterven. Een groot jammeren en weeklagen gingen door het gelieéle missiekwartler. (WoTdt yervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10