t FEUILLETON
1 18')
ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1928
PAGINA 2
MET ONTZETTEND GEKRAAK
EEN BRUGDEEL MEEGENOMEN
GEWELDIGE CONSTERNATIE ONDER HET WACHTENDE PUBLIEK
TWEE PERSONEN
LEVENLOOS OPGEHAALD
i
LIGGEN ER Nog meer te water?
tGROOTE ONTSTELTENIS TE
DEVENTER
NIEUW SLACHTOFFER VAN MET
AFBETALINGSSYSTEEM
BREDASCHE DIOCESANE HANZE
SCHIPPERS VAN MOTORLOGGERS
geschorst
UITVOERING TABAKSWET
Sjef teveel diepgang gevaren
VRAGEN VAN DEN HEER LOVINK
NUTTELOOZE POLEMIEK
OVER DE ZIEKTEGEVALLEN OP
„DE INSULINDE"
DOOR BOKSERS BELEGERD
Gistermiddag is te Deventer 'n ernstig ongeval
gebeurd. Toen omstreeks twee uur een sleep
de schipbrug passeerde, haakte het anker van
het laatste schip achter een kabel van de
Ibrug, waardoor een deel van deze, waarop vele
personen stonden te wachten, een eind werd
meegetrokken.
Verscheidene van deze wachtenden geraakten
daarbij te water, terwijl uit den aard der zaak
hun aantal niet kon worden vastgesteld. Zoo
als men begrijpt, verwekte een en ander een
geweldige consternatie en onmiddellijk is men
begonnen te dreggen. Een meisje en een
man konden terstond worden gered, terwijl tot
nog toe het Hjk van één slachtoffer, zekere
hjej. W., is opgehaald.
j Men meldt ons nog uit Deventer:
j Het ongeluk heeft zich, naar verschillende
poggetuigen ons verklaarden, als volgt toe-
'gedragen;
Te circa kwart voor twee was de schip
brug geopend tot het doorlaten van een
sleep schepen. Toen het laatste schip, een
groote Rijnaak, de brug passeerde, bleef het
door nog niet vast te stellen oorzaak haken
pan een der reepen, waarmede de brug aan
tde ankers ligt. Met ontzettend gekraak werd
jhet niet uitdrijvende bruggedeelte meegeno
men; het laatste losse stuk van de brug,
'itusscben het vaste gedeelte en het drijvende
stuk, brak af en stortte omlaag. Vele men-
jschen bevonden zich daarop en zij, die zich
Jiet dichtst bevonden aan de zijde van het
gemeentelijk zwembad, stortten in de rivier.
IWel een vijftiental heeft men ter plaatse te
[Water gezien.
j Direct werd met de redding begonnen; de
[havenmeester en de badmeesters, alsmede de
[dienstdoende brugknechts grepen verschillen
de drenkelingen en brachten ze op den vasten
grond. Voortdurend werd gedregd en door de
Jieeren van der Meer en Bloot gedoken. He
laas moest men al spoedig, na bijna een half
{pur, een lijk ophalen. Het was van mej. Waan-
jdevs uit de Hovenierstraat alhier.
Tegen half vier haalde men nog een lijk
Jllt het water, namelijk dat van de 19-jarige
jtaej. F. de Weerd uit Twello.
Ook haalde men een vijftal fietsen op.
Er staat een felle stroom ter plaatse en
Jnen weet niet of nog drenkelingen ver weg
Sijn gedreven.
Op de scholen werd appèl gehouden om te
Alen of alle kinderen present waren, wat ge
lukkig wel het geval bleek te zijn.
Men gaat nog steeds door met het dreggen.
Men heeft een man, groot van postuur, ter
aatse in het water zien drijven toen het
ongeluk gebeurde, doch men weet niet of hij
fcichzelf heeft kunnen redden.
Onmiddellijk was de burgemeester jhr, mr.
T. A. M. A. van Huwalda van Eysinga met
een boot naar de plaats van de ramp geko
men; mede kwamen de wethondster mevrouw
Saunders en de wethouders Krooshoof en
Kolderman.
Het ongeval heeft groote ontsteltenis ge
wekt.
De politie zorgde dadelijk voor hulp hij de
onheilsplaats en voor het geheel verstoorde
verkeer. Het brugverkeer zal vermoedelijk
niet spoedig hersteld kunnen zijn.
Nader vernemen we nog dat, toen het on
geluk plaats greep, zich op het vaste brug
gedeelte bevond de heer C. Coldewey, wonen
de aan den Twelloscben weg bij Deventer.
Deze greep twee kinderen, die hij heeft kun
nen redden. Hij wilde nog een vrouw, die
mede afgleed, grijpen doch dit mislukte. Hij
zelf had zijn behoud te danken aan het feit,
dat hij met een zijner schoenhakken bleef
zitten tusschen het afbrekend hout.
Als tragische bijzonderheid deelde men ons
nog mede, dat mej. de "Weerd een goed zwem
ster was; waarschijnlijk is zij tusschen de in
het water gevallen rijwielen vastgeraakt en
zoo verdronken.
De schade aan de schipbrug bleek bij nader
onderzoek niet groot te zijn. Het verkeer over
de brug is dan ook reeds geheel hersteld.
Vrijdagavond arriveerde uit Zwolle Z.K.H.
Prins Hendrik, vergezeld door den Commis
saris der Koningin van Overijssel, mr, A. E.
baron van Voorst tot Voorst, ten einde bij
den burgemeester van Deventer te informee-
ren naar den omvang van de ramp.
De Prins, die een bezoek bracht aan de
„Zwolland" te Zwolle, had <ie tentoonstelling
hiervoor iets vroeger verlaten.
Waar is de pathéfoon?
Dezer dagen vervoegde zich bij een handelaar
in muziekinstrumenten, die een winkel heeft op
de Korte Prinsengracht te Amsterdam, een
heer die, zooals hij zeide, een pathéfoon wilde
koopen.
De handelaar haastte zich zijn nieuwen klant
verschillende instrumenten te toonen.
Spoedig had deze zijn keus gemaakt en hij
gaf het voornemen te kennen, de machine zelf
mee naar huis te nemen.
Met goedvinden van den verkooper zou da
betaling plaats hebben in msp.pdelijksche ter
mijnen.
De klant betaalde ongeveer f3 en stapte
welgemoed met zijn instrument de deur uit en
de winkelier zag hem niet meer terug.
Daar hij echter zijn naam en adres had op
gegeven, kreeg de handelaar aanvankelijk nog
geen argwaan.
Toen hij echter gisteren een tweede kwitantie
liet presenteeren aan het opgegeven adres in
de Buitendammerstraat, bleet het dat zoowel
de naam als de persoon van den klant vol
slagen onbekend waren.
Het afbetalingssysteem beeft dus weer een
nieuw slachtoffer gemaakt.
Viering van het zilveren jubilé.
SLUITING DER JAARVERGADERING.
(Vervolg).
Nadat de vergadering door een spontaan
„lang zullen zij leven" hulde had gebracht aan
do twee „gerldderden", was er gelegenheid onx
de jubileerende organisatie te complimenteeren.
De voorzitter van den Middenstandsraad mr.
A. baron van Wijn'beTgen maakte hiervan het
eerst gebruik.
Na deze toespraak van baron van Wijnbergen
Verliet Z. D. H. de Bisschop de vergadering,
evenwel niet .alvorens aan al de aanwezigen
zijn bisscheppelijken zegen te hebben geschon
ken. Terwijl Monseigneur de zaal verliet werd
door allen uit volle borst het „Uoomsche Blijd
schap" gezongen.
Nadat nog eenige op de agenda geplaatste
punten met bekwamen spoed waren afgedaan
en gelegenheid was gegeven voor de rondvraag,
sloot de voorzittejr de uitstekend geslaagde
vergadering.
Een feestmaaltijd en gezellige bijeenkomst
besloten de jubileumviering.
Ter gelegenheid van haar 25 jarig jubileum
heeft de Hanze in het Bisdom Breda een goed
verzorgd gedenkboek uitgegeven. De titel
pagina is versierd met een portret van Z. D. H.
Mgr. P. Hopmans, Bisschop van Breda, waarhij
als onderschrift een hartelijke gelukwensch van
den kerkvorst is geplaatst. In net gedenkboek
komen de verschillende voormannen der R.K.
Middenstandsbeweging aan het woord, waar
door deze uitgave is geworden tot een uitste
kend propagandageschrift voor den R.K- Mid
denstand.
De Raad voor de Scheepvaart heeft gisteren
uitspraak gedaan betreffende de klacht van
den hoofdinspecteur voor de Scheepvaart tegen
den schipper van den motorlogger „Miek" SCH
140 ter zake van het binnenloopen van de
haven van Scheveningen met te veel diepgang.
De Raad is van oordeel, dat de klacht ge
grond is. Het moet ais een roekelooze daad
worden aangemerkt, om onder de gegeven om
standigheden naar binnen te gaan. Het motief
dat gewoonlijk wordt aangevoerd, n.l. om de
visch nog te kunnen markten, was hier niet
aanwezig. Alleen onl 's Zondags thuis te zijn,
meende de schipper het er maar op te kunnen
wagen.
Mitsdien straft de Raad den BChipper door
hem de bevoegdheid te ontnemen als schipper
te varen op een schip als bedoeld in art. 2 der
Schepenwet voor den tijd van een maand.
Vervolgens heeft de Raad uitspraak gedaan
betreffende de klacht van den hoofdinspecteur
voor de Scheepvaart tegen den schipper van
den motorlogger „Hubertha" SCH 297, wegens
eenzelfde geval.
De Raad is van oordeel, dat ook deze klacht
gegrond is. De verklaring van den aangeklaag
de, dat het sein van 22 d.M. werd geheschen
toen hij den mond van de haven binnenging,
en dat zijn schip 24 h 25 d.M. stak', wordt door
den Raad niet aanvaard.
Het moet als een roekelooze daad worden
aangemerkt om onder de gegeven omstandig
heden naar binnen te gaan.
Mitsdien legt de Raad den schipper eenzelfde
straf op als bovenbedoelden schipper.
De termijn van artikel 88a.
Door het Tweede Kamerlid Lovink zijn aan
den Minister van Financiën de volgende
schriftelijke vragen gesteld:
1. Is het Uwe Excellentie bekend, dat zoowel
bij het dienstvak der registratie als bij deskun
digen op het gebied van beheer van bosschen
en landerijen groote onzekerheid heerscht over
de mate, waarin de beperking van bet beschik
kingsrecht van d-e eigenaren de verkoopwaarde
beinvloedt?
2. Is Uwe Excellentie niet van oordeel, dat
het onmogelijk is, een gelijkmatige en billijke
toepassing van de Natuurschoonwet te verkrij
gen indien de waardeeringen der bovenbedoelde
fictieve verkoopwaarde op de gebruikelijke
wijze zullen plaats hebben zonder nadere bin
dende instructiën aan de betrokken schatters
en dat daardoor de beoogde instandhouding der
in aanmerking komende landgoederen niet zal
worden bereikt, omdat de eigenaren op zulken
grondslag geen verbintenis durven aangaan?
3. Is Uw Excellentie bereid, na ingewonnen
advies van den Boschraad:
a. aan de betrokken ambtenaren der registra
tie zoodanig instructiën te versterken, dat de
schatters bruikbare grondslagen verkrijgen, om
in de uiteenloopende gevallen de waarde vol
gens de wet te kunnen vaststellen;
b. deze instructiën te publiceeren, opdat de
eigenaren, die een aanvrage in zake de Natuur
schoonwet zouden kunnen indienen, te voren
een berekening kunnen opstellen, aangaande de
belastingverlaging, welke ongeveer van de toe
passing der wet voor hen het gevolg zal zijn;
c. een kleine commissie van deskundigen
aan te wijzen, die, eventueel in samenwerking
met plaatselijke deskundigen, over het geheele
land de bedoelde taxatiën verricht, ten einde
een gelijkmatige waardeering der bovenbedoel-
fictieve verkoopwaarde zooveel mogelijk
te benaderen?
VERHOOGING VAN DEN MELKPRIJS.
De Amsterdamsche melkhandel heeft in
overleg met de bonden van melkveehouders
besloten den in- en verkoopprijs der melk van
Maandag 10 September- af met één cent per
liter te verhoogen.
ANDERMAAL VERLENGING
VOORGESTELD.
Bij de Tweede Kamer is ingediend, een wets
ontwerp tot verlenging van den termijn, ge
noemd in art. 88a der Tabakswet 1921.
In de 'toelichting schrijft de minister van
Financiën dat de termijn, gedurende welken
hij bevoegd is, ontheffing te verleenen van art.
23, 2e lid en art. 40 der wet, voor zoover be
treft de lokalen, bedoeld in art. 88a dier wet
en die oorspronkelijk eindigde ultimo Decem
ber 1924, viermaal telkens met een jaar
is verlengd, zoodat die termijn thans reikt
tot 1 Januari 1929. Daar de omstandigheden,
welke het aan kleine fabrikanten moeilijk
maken een werkplaats in gebruik te nemen,
die aan de eischen der wet voldoet nog steeds
voortduren, meent de minister, dat er reden
is, dien termijn andermaal met een jaar te
verlengen.
Het aantal ontheffingen, aanvankelijk 2262
bedragende, ie thans gedaald tot 1190. De con
trole op deze kleine fabriekjes geschiedt thans
op geheel bevredigende wijze.
TOEPASSING VAN DE NATUURSCHOON
WET.
De waardeering van de verkoopwaarde van
bosschen en landerijen.
Interview met Dr. Van Lonkluiyzen en
dr. De Langen.
BESCHULDIGING UITGESPROKEN OVER
ONS. MAAR ZONDER ONS
BATAVIA, 6 September. (A NET AL Aneta
interviewde Dr. Van Lonkhuyzeu van den
Dienst van Volksgezondheid, naar aanleiding
van d« telegrammen uit Den Haag, betreffend»
lret rapport der Commissie van Onderzoek der
ziektegevallen aan boord van de „Insulinde".
Dr. Van Lonkhuyzen achtte het nutteloos d»
polemiek op deze wijze voort te zetten en hij
zal zijn eindoordeel opschorten, totdat hij het
rapport van de commissie bestudeerd zal heb
ben. Zoolang hij dit niet heeft kunnen doen,
is er voor hem geen aanleiding zijn oorspronke
lijke meening te wijzigen, die ïs, dat de commis
sie van de drie professoren onvoorzichtig heeft
gehandeld door beschuldigingen te uiten tegen
de medici te Batavia, zonder behoorlijk geori
ënteerd te zijn omtrent betgeen geschied is
tusschen den datum van aankomst van de „In
sulinde" en dien van het vertrek.
BATAVIA, 6 September (ANETA.). Aneta
interviewde ook Dr. De Langen, die verklaarde,
dat nu de commissie het noodig vindt door te
gaan met het geven van zeer verwarde opgaven
en te schermen met ziekte-geschiedenissen en
wetenschapp. argumentatie en bovendien meent
dr. De Langen daarin te mogen betrekken met
de insinuatie „Hulptroepen", hij' voorloopig met
een paar woorden slechts enkele formeele pun
ten wensebt aan te roeren. „Mij is destijds ge
vraagd" zei dr. De Langen, "of bij de patiënten
de diagnose roodvonk mocht worden gesteld ea
ik heb geantwoord neen, en dat zeg ik ook nu
en ik heb daarvoor gegronde redenen. Naar die
redenen beeft de commissie nooit gevraagd,
hetgeen toch zeer gemakkelijk zou zijn geweest.
Beschuldiging is uitgesproken over ons,
maar zonder ons. Het eerste wat ik mijn
studenten leer is geen diagnose te stellen zon
der nauwkeurige anamnese, wat voor en in Ba
tavia is gebeurd. Hier begaat de commissie een
groote denkfout. Om ons te beschuldigen moet
men niet aankomen met hetgeen te Marseille is
gebeurd, maar met hetgeen hier is gezien bij de
beëindiging van de uitreis en bet begin van de
thuisreis. Nu ziet de commissie, naar zij zegt,
plotseling reikhalzend uit naar onze meening,
maar tot heden heeft dat belangrijke punt haar
totaal niet geïnteresseerd. Wanneer men het
onnoodig vindt direct met ons van gedachten
te wisselen, waarom dan met de publicatie niet
gewacht tot het rapport, in ons bezit was Dan
zouden wij kunnen antwoorden. Nu moeten wij
rustig aanzien, dat in alle landen een onbillijke
smet geworpen wordt op den goeden naam van
de medici te Batavia, wat bard is voor de Ne
derlanders, die er altijd trotech op zijn, dat
„The Dutch have the best medical service in
the East".
En dan bet lakonieke advies van het tweede
telegram „afwacht rustig ons rapport". Wel
een goede raad voor menschen, die popelen om
te antwoorden. Maar wij zullen correcter wij
zullen colleglaler zijn. Wij zullen afwachten tot
het rapport is aangekomen en ons zeer groot
materiaal van wetenschappelijke argumentatie
bewaren tot dan. Als het ook in Holland da
gangbare meening is, dat de wijze, waarop het
rapport is opgemaakt en gepubliceerd is, vol
komen correct is, dan zal ik met de verzuch
ting moeten eindigen, dat de medische ethiek
in het veel gesmade Indië toch heel wat lwo-
ger is, dan in het dierbare moederland.
INBRAAK
Bij den landbouwer T. te Hengelo ia een kast
opengebroken waaruit een bel-ag van 600.—
werd ontvreemd.
'n Vertelling van Heinriöh Tiaden.
|i Een uur later begon men reeds een tegen-
Jniju te graven. Eerst werd in de nabijheid
yan de plaats, waar men het doffe kloppen
fcoorde, een schacht gegraven, diep genoeg om
>anaf den bodem een horizontalen zijgang te
boren, die dieper lag dan de vijandelijke mijn
gang. Den geheelen nacht door werd zonder
[Ophouden gewerkt. Om het uur werden de man
schappen afgelost. Na zonsopgang pas moest
men het werk staken, want toen hoorde de
[opzichter van het werk, de maristenfrater Se-
.Verin, boven zijn hoofd het doffe kloppen der
[Vijandelijke mineurs.
i Deze dag verliep opvallend rustig. De Bok
sers schenen al hun hoop op de mijn te heb
ben gesteld, die ze aan 't graven waren, zoo
dat ze verdere vijandelijkheden lieten rusten.
[Voor de arme belegerden was deze dag een
i.ware rustdag, waarop de bedrukte harteu weer
[eens wat verlichter konden kloppen. Maar het
;,was helaas slechts de stilte, die een des te
heviger storm voorafging.
Zoodra des avonds de Boksers den laatsten
steek met hun spaden gedaan hadden, begon
nog dieper in den grond een runstlooze arbeid.
Frater Severin hanteerde zelf de spade en als
de Chineesche christenen afgelost werden,
bleef hij op zijn post. Toen Henry en [Lüt
ticken nog voor het eerste morgenrood in de
schacht kwamen, stonden ze verbaasd over
den voortgang, dien het werk in de weinige
nachturen gemaakt had. Maar des te verbaas
der waren ze, toen frater Severin juist het
teeken gaf, om het werk te staken.
Hoort u dan niets? vroeg de marist.
De beide heeren lulBterden en -na hoorden
ze duidelijk het kloppen der vijandelijke mi
neurs.
De vijand heeft haast, merkte frater Se-
>erin op. Het schijnt, dat hij alles in 't werk
stelt, om ons voor te zijn.
Gelooft u dan, dat de Boksers onzen ar
beid gehoord hebben? vroeg Lütticken.
Mogelijk is dat in elk geval. "Waarom
moesten ze anders vandaag zoo vroeg met
bun werk beginnen, wat toch heelemaal niet
m den aard der Boksers ligt, als het hun niet
P om te doen was, om ons voor te komen?
i En ik ben hang, dat hun dat gelukken
zal, meende Henry, want ze zijn een heel eind
verder dan wij. Daar zit niets anders op, dan
dat wij vandaag den heelen dag 'doorwerken,
op gevaar af, dat de Boksers ons werkelijk
hooren bij 't werk. Wat denkt u daarvan, fra
ter Severin?
Ik was juist van plan om naar u toe te
komen met hetzelfde voorstel. Als wij het dus
eens zijn, dan laat ik weer op staanden voet
met het werk beginnen.
Dat gebeurde dan ook. Iedereen wist, waar
om het ging en de Chineezen toonden een ijver
bij het werk, die geen vermoeidheid scheen
te kennen.
Dien morgen ontwikkelden de Boksers in
fle nabijheid van de Jentse-tang een zeldzame
koortsachtige bedrijvigheid. Tegen den middag
kwam frater Josef bij Henry in de Petang en
verzocht hem mee te gaan, om die bedrijvig
heid der Chineezen eens te bekijken. De com
mandant ging aanstonds mee naar de Jentse-
tang. Daar vond bij Lütticken, die reeds dagen
lang den meesten tijd tusschen de weeskinde
ren bij de zusters doorbracht en bun hulp ver
schafte in hun droevig lot, zoover zulks in zijn
macht was.
De beide heeren begaven zich naar de ver
kenningsplaats, van waaruit zij de bedrijvig
heid der Boksers geheel en al konden overzien.
Op niet verren afstand vau de Jentse-tang
stond een tempel, waarin de Lama's hun hei-
densche godsdienstige functies uitoefenden.
Voor dezen tempel stond een lange rij wagens,
en een heele schaar Boksers was ijverig in de
weer, om die wagens met kisten en kasten,
pakken en zakken te beladen. En zoodra een
wagen beladen was, sprongen vier Boksers er
op af en reden er zoo snel mogelijk mee weg
onder het karakteristieke ,,Hoeiii"-geroep.
De twee vrienden sloegen die bedrijvigheid
der Boksers bij den tempel een tijd lang
gade en keken daarna elkander aan.
Kunt u vermoeden, wat dat te beduiden
heeft? vroeg Lütticken.
De commandant knikte. Zijn voorhoofd was
vol rimpels en hij beet op zijn onderlip.
Waarom anders zouden de Boksers alles,
wat mogelijk is, uit den tempel verwijderen,
als ze niet van plan waren, dat gebouw prijs
te geven?
Met andere woorden, de vijand rekent er
op, dat bij de explosie van zijn mijn ook die
tempel er aan zal moeten gelooven?
Henry knikte. Een andere oplossing van
het raadsel weet ik niet te vinden. En als ons
vermoeden juist is, dan kunnen we ons zoo
ongeveer voorstellen, wat voor een vreeselijk
onheil die géle duivels ons willen bezorgen.
Er zit dus niets anders op dan hen voor
te komen.
Of op staanden voet met ons werk op te
houden, mompelde Henry.
Maar dat meent u toch wel niet! riep
Lütticken.
Denkt li dan niet aan het vreeselijk ge
vaar, waarin onze menschen verkeeren? Zoo
onverwacht de vijandelijke mijn explodeerd,
dan zijn allen, die aan de con termijn werken,
reddeloos verloren.
Zeer zeker! Maar terwijl die menschen
aan 't werk zijn, zijn ze strijders zooals u en
uwe soldaten en iedere strijd is een gevaar. In
hetzelfde gevaar bevindt gü u vanaf bet be
gin der belegering.
Maar bet is een groot onderscheid, of
men zich bewust in levensgevaar bevindt of
onbewust, zooals deze menschen. En daarom
ben ik van meening, dat wij ze eerst met de
situatie moeten bekend maken en het aan hen
zelf over te laten, of ze het werk willen door
zetten of er mee ophouden.
Best, hierin ben ik het volkomen met u
eens. Wacht even, ik ga frater Severin roepen.
Dr. Lütticken liep haastig naaT den mijn
gang en vroeg den marist, die onvermoeid,
zonder een oogenblik rust, achttien uren het
werk leidde, een paar minuten naar boven te
komen. Badend in het zweet, van onder tot
boven met stof en vuil overdekt, verscheen
frater Severin. Wat Henry hem vertelde was
geen nieuws voor hem. Hij llacl a' m'en lang
er naar geluisterd, of het doffe kloppen in de
vijandelijke mijn nog niet ophield, daar hij
meende, dat het dan tijd werd, om de tegen-
mija te laten explodeeren. Maar de Boksers
waren, zooals hij zeide, nog steeds druk aan
het werk. Hij was het direct eens met de bei
de heeren en ging in de schacht terug, om de
arbeiders, zoo wat 40 chineesche Christenen
en eenige fraters maristen, van den stand van
zaken op de hoogte te brengen.
Reeds vijf minuten later kwam hij terug en
verkondigde met een triomfeerend glimlachen,
dat niet één man wilde terugtreden. Ze waren
allemaal van meening, dat een staking dei-
werkzaamheden een groot gevaar zou opleve
ren voor het missie-complex en de belegerden,
voor wier welzijn iedereen gaarne zijn leven
in gevaar wilde stellen. Henry dacht een paar
seconden na. Dan knikte hij-
Vooruit dan maar! Hoe lang moet er
nog gewerkt Vwden, om de vijandelijke mijn
voldoende te ondermijnen?
Dat hangt er van af, hoever de vijand van
plan is zijn mijn uit te bouwen. Als het hem
er alleen maar om te doen is, een bres in den
muur te slaan, dan zou hij nu reeds met gra
ven kunnen ophouden. Maar ik vermoed, dat
de Boksers een verwoesting van veel grooter
omvang willen aanrichten en daarvoor moeten
ze zeker nog een halven of heelen dag werken.
We ihebben echter nog den heelen namiddag
en den volgenden nacht vóór ons; en als er
nu intusschen van den kant der vijanden niet
gewerkt wordt, dan kunnen wij onze mijn la
ten springen, zonder dat onze gehouwen veel
schade ei- van zullen lijden.
Dat zou prachtig zijn! riep Henry. „Ik
ben stellig overtuigd, dat wij met een derge
lijk succes zullen bereiken, dat de lust om
mijnen te laten springen den vijand wel üceie-
maal zal vergaan. Dus flink aan 't werk! En
zoo gauw er een moede wordt, dan laat u hem
door een ander remplaceeren.
Uren vergingen, 'i „crwijl 5 uur na
middags geworden. Ht: as bij de munitie
arbeiders, die intusschen met vijf man ver
sterkt waren. Juist was ook dr. Lütticken
binnen gekomen en had lachend een compli
ment over zijn uitvinding van zijn vriend in
ontvangst genomen, toen frater Severin de
kerk binnen kwam en zich haastig een weg
baande tusschen de menigte door. Toen de bei
de heeren he'm zagen, liepen ze haastig op
hem toe.
Wat is er aan dg hand? vroeg Henry
nieuwsgierig.
De Boksers hebben opgehouden met hun
werk. Reeds een uur lang is het stil in de
vijandelijke mijn.
Wat? Een uur lang al? riep de comman
dant verschrokken. Dat had ik eerder moeten
weten! Zijn onze menschen nog in den mijn
gang?
Ja, onder toezicht van frater Jozef. Ik
kreeg een aanval van zwakte en moest een
uurtje rust nemen. Zo hadden mij veel eer
der moeten wekken, maar ze dachten, dat de
Bo-ksers hun werk maar voorbijgaand gestaakt
hadden. Ik acht het nu noodzakelijk, dat we
de springstoffen direct in onze mijn brengen
en laten explodeeren.
Natuurlijk! God weet, wat er nog gebeu
ren kan, voordat het weer dag is. Als het nu
maar niet reeds te laat is.
Onder deze zorgvolle woorden van den com
mandant waren de drie mannen tot aan den
uitgang der kerk gekomen. Op het oogenblik
echter, dat ze naar buiten gingen, werd de
lucht door 'n ontzettend doffen knal als vaneen
gereten. De grond beefde onder de voeten der
drie mannen, de muren schudden. Het was
een geluid, waarvan men niet zeggen kon, of
het een ondergrondsch gerommel als van een
aardbeving of een geweldige donderslag was.
Een onzichtbare golf ging door de lucht en
slingerde de drie mannen tegen den kerkmuur.
Een paar seconden stonden ze stijf van
schrik en sprakeloos. Doodsbleek zagen ze el
kaar aan. Op het donder gerommel was een
diepe, beklemmende stilte gevolgd. Maar deze
duurde slechts drie seconden lang, dan door
sneed 'n vreeslijk angst en weegeschrei de lucht.
Dat was de vijandelijke mijn! riep Hen
ry, die het eerst zijn spraak terugvond, met
heesche stem en holde weg. De twee anderen
volgden hem. Nog anderen sloten zich bij hen
aan: missionarissen, seminaristen, Chiueesclie
mannen en vrouwen. Ook de beide bisschoppen
bevonden zich tusschen hen. Een golf van af
grijzen had alien overmeesterd en dreef hen
voorwaarts naar de plaats des onheils toe.
Hier vertoonde zich voor hun oogen een
ontzettend schouwspel. De heele westzijde van
do Jentse-tang lag in puin. Verschillende ge-
boujyen waren ingestort en een lang stuk van
den ringmuur was weggeslagen. Maar het af
schuwelijkste van alles was de aanblik van de
rondom liggende lichamen van dooden en ge
wonden. Hier lag liet met bloed overstroomd
hoofd van een Chineeschen Christen met ake
lig verwrongen trekken. Daar lagen afgeruk
te armen en beenen. Sommige dooden hadden
geen zichtbare wonden; ze lagen daar, alsof
ze sliepen, alleen kon men op hun gezichten de
uitdrukking' lezen van het laatste verstijfde
afgrijzen.
In de nabijheid van den ingestorten muur
lag ook frater Jozef. Ook aan zijn lichaam was
geen wond te bespeuren, maar uit zijn geopen
de lippen, die er uitzagen, alsof ze bij een laat
sten waar3chuwingscoep verstijfd waren,
stroomde een dun straaltje bloed.
Frater Severin knielde weenend naast het
lijk van zijn contrater, streelde het bleelte, be
vuilde voorhoofd van den doode en sprak hem
zachte woorden toe. Maar helaas, de doode
hoorde ze niet meer.
Daar, waar de Boksers bun mijn hadden
laten springen, was een diepe krater in den
grond, gedeeltelijk gevuld met aarde, steenen,
puin en menscheiijke lichamen. Naar deze
plaats commandeerde Henry, die met gewel
dige wilskracht zijn energie en werkkracht
weer teruggekregen had, een ploeg Chineesche
Christenen, die het puin en den opgeworpen
grond voorzichtig moesten omwerken, om de
daaronder liggende dooden en gewonden uit
te graven Andere ploegen arbeiders begonnen
de stukken en brokken der ingestorte huizen
weg te ruimen en een van die ploegen gelukte
het van onder do puinhoopen van een schuur
vijf Italiaansehe mariniers te bevrijden, van
wie er niet één gewond was.
Nog voordat de avond inviel, was het op-
ruimingswerk gereed. In de keukeu der zusters
lagen in een lange rij vijf en twintig dooden,
in verschillende huizen van de Petang acht
en twintig gewonden, van wie vooruit !te ziea
was, dat er nog verscheidenen zouden sterven.
Een groot jammeren en weeklagen gingen
door het gelieéle missiekwartler.
(WoTdt yervolgd).