Eerst de Kunst,
dan de Liefde
WOENSDAG 12 SEPTEMBER 1928
i
DERDE BLAD
PAGINA 2
XI.
Ik vraag me af, zoo luidde het epistel,
wïe je bent; een leelijk ondankbaar meisje,
of een idioot schepseltje, waarmee de fa
milie alles kan doen "wat ze wilt. Hoe is het
mogelijk dat je aan je vader heb durven
zeggen: „ik dacht dat ik hem liefhad?" Je
moet echter weten dat zulke uitvluchtje3
bij mij niet opgaan. Tk Tien je en heb je
genoeg hier gade kunnen slaan. Ik had
dien armen jongen niet tegen moeten hou
den, dan zou 'hij je wél ,,ja" hebben doen
zeggen. Daar ik echter oneenigheid in de
familie vreesde, spoorde ik hem het ge-
matigheid aan, maar nu ziet ik wat men
daarmee wint. Wat ben ik dwaas geweest!
Die oneenigheid zou wel tot bedaring geko
men zijn en je vader zou het nog zoo kwaad
met gevonden hebben je aan het Italiaan
se he Hof te zien, als hofdame bijvoorbeeld-
Wat moet er nu van je terecht komeri?
-Als je op mijn salon rekent "voor een nieu
we kans, moet ik je zeggen dat je nooit
meer zooiets zult vinden als je nu ver
smaadt. Er zijn van die dingen die ik niet
goed kan keuren en dat zal je in 't vervolg
wel mergen. De familie B.en dat
is te begrijpen is woedend en schuift de
schuld op mij. Ik weet nog niet of ik ooit
m Florence terug durf komen. Ik zou je
aanraden daar maar weg te blijven.
Wat die dank aangaat voor mijn cadeau,
wel dat is maar spotternij.
Helena de la Pothière.
Het eenige antwoord op dien brief was de
terugzending van het kostbaar halssnoer.
Toen mijnheer Dalphas dat besluit vernam,
vroeg hij niet eens den fameuzen brief te
lezen. Hij kende zijn zuster en haar woede
vlagen reeds lang.
Ik zal je alles wel vergoeden en daar
zal je niets bij verliezen. Maar we moeten
een goede gelegenheid afwachten, zei hij.
Tegen het einde van April werd mevrouw
Bonnard verrast door een schrijven van
mijnbeer Verdon, waarin deze wijziging in
zijn plannen meldde. Als om sommige ver
denkingen vóór te zijn gaf 'hij de redenen
.van zijn besluit op.
Ik dacht een jaar in Leipzig te blij
ven, maar er is eenig nieuws. Vooreerst
kan mijn arme moeder het niet langer in
Duitscliland uithouden. Tot aar» mijn ziek
te ging het nog, maar nu hebben wij eigen
lijk allébei heimwee. Haar nog langer ver
wijderd houden van haar land en omgeving
zou wreed egoisme zijn. Trouwens de ge
beurtenissen hebben aan iedere complicatie
bij onze Parijsche buren een einde gemaakt.
Maar dat is niet alles en ziehier een ge
heim dat ik u alleen toevertrouw: misschien
wordt mijn symphonie in Concerts Colonne
uitgevoerd.
Stel u voor dat mijn leeraar, een der
meest vooraanstaande „Kapelmeister's" uiit
Duitsehland, mTi werk gezien heeft en mij
aanbood het te spelen. Ik meende echter
dat het passend is dat een Eranschman
zijn muzikale loopbaan aan den anderen
kant van den Rijn begint vindt u ook niet?
M'n leeraar, wien ik dat alles natuurlijk
niet op die manier gezegd heb, vindt het
heel redelfjk dat il< eerst in m'n eigen land
begin.
De goede man heeft mij een aanbeveling
gegeven voor zijn Parijschen -collega en
Verklaard, dat hij m'n symphonie op zijn
programma gezet heeft voor later. Mijn kan
sen worden tamelijk goed; enfin u zult -be-
grijpen dat ik terug moet.
Het zou nu wat waard zijn te slagen, of
schoon, onder ons gezegd, en geen vrees be
hoeft te bestaan dat ik Beethoven concur
rentie aan zal doen, vooral wat het aanal
mijner werken betreft. Er is iets in me wat
me zegt dat ik veel gelijk op een jongeda
me die een geschikte roman schrijftmaar
niet opnieuw zou kunnen beginnen. Bij het
begin mods voel ik me vermoeid on dat is
een slecht teeken voor de toekomst.Maar
laten wij ons intusschen met het huidige
tevreden stellen. Wat zal ik blij zijn u weer
te zien! Ik mis u reeds lang en wat zou er
zonder uw brieven van mij geworden zijn?
Ik kus de liefdevolle land die mij zulke
heerlijke bladzijden heeft .geschreven.
..ill wtoegenegen".
-,©< >BERT."
,,I' <™ee;9 woord alsublieft over mijn
yerwa-'htmgen, aan niemand hé?"
De arme vrouw geraakte ni een tastigen
toestand, Ze moest .zich wél tienmaal be
denken voor dat, ze den naam van den mu
sicus durfde uitspreken. Moest zij zijn te
rugkomst meedeek n. Maar welke reden kon
zij dan opgeven?
Zij mocht, het ware, het voornaamste mo
tief niei kenbaar maken. Van den anderen
kant, wanneer zij de terugkomst van haar
beschermeling als iets heel gewoons voor
stelde, zou het den schijn hebben alsof hij
dreigend weder keerde op een terrein dat,
nauwelijks door den vijand ontruimd was.
En ondertusschen brandde haar de brief
in haar handen.
Margareta zelf baande haar grootmoeder
een uitweg door voor de eerste maal over
haar eigen zaken te spreken.
Ik zou wel eens willen weten, vroeg zij
tens, toen ze vertrouwelijk met elkaar praat-
Jen, wat de monschen van mij gedacht bcb-
'ien.
Mevrouw Bonnard antwoordde:
Je publiek is beperkt. Het bestaat voor
namelijk uit de vrienden van je tante die
in haar salon gaan en komen zouden en zich
lang op te houden.
Wat die lui zeggen komt er al heel wei
nig op aan. Trouwens je speel de mooie rol.
Niemand zal beweren dat jij afgewezen bent,
maar wel het tegenovergestelde.
Maar wat denkt u van mij, groot
moe?
Ik denk dat men Je met inriges om
ringd heeft, dat men je alles bedriegelijk
voorstelde enMat je het aan je gezond ver
stand te danken hebt er niet in gevlogen tB
zïjn, hetgeen niet altijd gebeurt.
Dat is niét te streng geoordeeld. Bi
vraag me af of mijnheer Pesbébiac ook zod
genadig të?
O hij!... Zijn meening is die van den
hond welke iedere indringer of dief te lijf
gaat om jou te beschermen.
Margareta keek naar buiten waar de top
pen der hoornen wuifden in den frisschen
lentewind.
'Zij wilde nog een laatste vraag wagen en
hernam:
Mijnheer Verüon is natuurlijk van al
les op de hoogte is 't niét?
Wat versta je onder „wan alles op de
„BUEÏN HUMOR'
„Ik zag je vrouw gisteren op straat, maar
ze bleek me volstrekt niet op te merken".
„Ja, ze heeft me zooiets daarvan verteld!"
hoogte, was de wedervraag der oude dame
wier wangen begonnen te gloeien. Voordat
hij Parijs verliet beeft hij natuurlijk zekere
geruchten moeten opvangen.
Weet hij dat die geruchten valsch wa
ren?
Ja, dat heb ik hem in een mijn brieven
met een paar woorden gezegd.
En wat antwoordde hij daarop?
Bat lijj zich verheugde over een oplos
sing die met mijn verlangens strookte.
Heel correct., 't Is of ik hem hoor pra
ten. Als hij .z'n postzegels verknoeid heeft
om u dat te zeggen, nou.
Hij heeft me nog meer gezegd. Zijn
moeder heeft genoeg van Duitsehland. Zij
haakt naar haar eigen land. En weldra
komen zij terug.
Wat? Offert hij de .muziek op aan de
liefde voor zijn moeder? Dan mag zij wel
groot gaan op zoo'n zoon.
Ik zou mij tenminste gelukkig ge
acht hebben zoo'n jongen te bezitten, ver
klaarde mevrouw Bonnard op ernstigen
toon.
Het vragenlijstje was ten 'einde, tenminste
voor dien dag.
De grootmoeder scheen bij 'haar klein
kind eenig vreugde te hébben opgemerkt;
of beeldde zij zich dat slechts in omdat zij
op die blijheid hoopte?
Een week later meende zij nogmaals over
Robert te mogen praten.
Moeder en zoon zijn aangekomen, ver
wittigde zij. Hij is reeds bij mij geweest.
Maar hij heeft het zoo druk met het een en
ander, dat hij zich verontschuldigt nog niet
bij de familie Dalphas te zijn geweest.
Laat hij Zondag dan komen dineeren,
stelde mijnheer voor. Wij zullen blij zijn
hem weer terug te zien en mijnheer Pas-
pébiac. niet het minst, want die bewondert
het geniale jongmensch!
XXI.
Er zaten dien Zondag slechts vier per
sonen aam tafel. Mijnheer 'Paspébiac 'had de
uitnoodiging niet aangenomen, want de
ondervinding had hem iets 'geleerd.
Het geluk ontbindt m'n tong, wat bij
anderen door den wijn gebeurt cn dan doe
ik maar weer domme zétten.
Margareta deed heel gewoon en onge
kunsteld. Mijnheer Verüon was ernstig en
tamelijk stil. .Hij at niét veel, maar scheen
zich aan een geestelijke spijs te verzadigen,
namelijk het geluk, (vroeger over het hoofd
gezien) van TVIargareta's tegenwoordigheid.
Nu verwonderde hij er zich over blind en
stom te zijn geweest.
Helaas een ander had gesproken en zijn
stem had een oogenblik dat, jonge, vurige
hart getroffen.
Robert, leed er eenigszins onder, flat hij
het meisje mooier terugvond dan hij haar
achtergelaten 'had. Waar bad zij dat nieu
we leven in haar groote heldere oogen op
gedaan?
Mijriheer Dalphas, die lofwaardige pogin
gen deed om het gesprek op dreef te helpen,
begon over de DuitsChe politiek te praten,
maar Margareta die daar spoedig genoeg
in had, nam de eerste de beste gelegenheid
te haat om een meer persoonlijk onderwerp
aan ïe vatten en zoo zei ze tot den musicus:
Ik zou Leipzig weleens graag zien.
Me dunkt dat moet wel een ideale stad
zijn, want het gerucht liep dat u het daar
zoo uitstekend bevieL
Alvorens te vertrekken had ik beslo
ten in Leipzig gelukkig te zullen zijn. In
zoo'n geval moet men het van de daken
afroepen, dat men in een zee van geluk
zwemt. Maar dat gaat ook niet altijd op,
want het scheelde niet veel of ik had mijn
gebeente in dat aardsche paradijs gelaten.
In ieder geval hebt u toch aan uw
smaak kunnen voldoen, niet waar?
O laten we niet over muziek praten.
Zij heeft me reeds zoo menig kwaad uur
bezorgd.
U zult het orgel wel gemist hebben.
In Leipzig?! Ik had er wel een half "do
zijn tot mijn besdhikking. Maar hét beste kon
nog niét vergeleken worden bi] dat van
'Pórt-Dauphin.
Mevrouw 'Bonnard, die het gesprek meï
belangstelling vólgde, haastte zich op te
meéken:
'De plaats is nog altijd vacant.
Zij kleurde over haar eigen woorden die,
ze begreep het, te duidelijk waren. Haar
schoonzoon dacht er waarschijnlijk ook zoo
over, want hij gaf een wending om het ge
sprek door te vragen:
Het zal u wél verwonderen mijnheer
Paspébiac niet 'hier te zien?
Neen mijnheer. Hij was aan het sta
tion en zei met dat hij niet vrij was. Ik
zelf heb eigenlijk ook niet veel tijd, want
er is zoo ontzettend veel te doen na zoo'n
lange afwezigheid!
Juffrouw Dalphas liet daarop volgen:
Zou er nog tijd zijn om eenige rozen
te plukken voor mevrouw uw moeder?
Ze nam een snoeimes en helden gingen
naar den tuin.
Rijk, zei Robert, 't is nu juist een jaar
geleden dat ik u eveneens met een bouquetje
bloemen verliet.
Opeens vroeg Margareta:
Waarom verlangde u niet dat ik met
uw moeder kennis maakte. Ik ben bang
dat zij niet van mij houdt.
Dat woord deed Robert sidderen. Verlegen
antwoordde hij:
Mijn moeder, juffrouw? En waarom
eigenlijk?
Misschien hebt u haar weinig goeds
van mij kunnen zeggen.
Hij opende den mond om te bekennen
dat haar naam slechts zelden genoemd werd
thuis, maar hij bedacht zich en zei ontwij
kend:
Dat staat gelijk met mij voor lasteraar
uit te maken.
Met woordspelingen moesten we ons
nu niet ophouden. Maar door te zeggen dat
ik mijn familie leed veroorzaakt heb, be
hoeft u nog- niet te lasteren.
Ik heb niet de eer tot uw familie te
behooren.
Neen, maar ik heb mijn vrienden be
angst gemaakt. Bent u niet onder hun ge
tal.
De ongerustheid is voorbij. Ilc heb nu
gezien hoe gelukkig uw familieleden zijn.
Mocht dat waar zijn! Maar hoeveel
tijd is er noodig voor hen alles te doen ver
geten.
.Naar mij zelf te oordeelen is alles reeds
vergeten. Het is mij of we gisteren nog sa
men in deze lanen gewandeld hebben. Een
bange droom is zoo gauw uit het geheugen
verdwenen.
Dat is waar. Intusschen is er u nog
iets bij gebleven. Misschien akelige herinne
ringen van de theevisite bij mijn tante.
De kwade zijn vervlogen, üe goede over
gebleven, en die waren er ook. Herinnert u
zich wél een gesprek over den dichter Mus
set?
Jawel, en dat was de eenige gelegen
heid dat ik u een verwijt moest doen, omdat
u zijn leerling wilde worden.
Misschien omdat u mij geen andere ge
legenheid aangeboden hadt om meerdere
'verwijten te verdienen.
Ziet u wel, u zit nog vól wrevel! O als
u eens wist wat er in eenige maanden tijds
met een vrouw kan gebeuren.zelf wist
ik dat niet. Enfin een goede les zal niet
verloren zijn!
Rdbert dacht er niet meer aan bloemen
en planten te bewonderen.
Ik heb eveeneens m'n voordeel gedaaif
met eenige lessen, zei hij op gedempten
toon. Wat verder dien wrevel betreft, waar
over u spreekt, fk zou gelukkig zijn als u
jegens mij dat zelfde gevoelen koesterde.
Dus de vrede is gesloten? zei ze haar
hand aanbiedend.
•Robert kuste de vingers alsom een ver
drag te bezegelen dat eeuwig duren moet.
Daarop ging hij heen, verrijkt met een
ruiker -rozen. Doch het waren niet die bloe
men die hem deden genieten van een won
derbaren geur, die zijn binnenste vervulde.
Den daarop volgende Zaterdag bracht de
musicus een bezoek bij mevrouw Bonnard.
Zij ontving hem met een blijde schittering
in fle oogen en haar eerste woorden waren:
Zoo, hebt u dus vrede 'gesloten met
m'n kleindodhter?
Ja, zuchtte 'Robert, T is nu nog maar
de vraag óf ik bom -met. me zélf gesloten
heb!
Kijkt u daarom zero ernstig?
Toch mag ik van geluk spreken, want
mijn symphonie is geaccpéteerd en zal in
Parijs gespeeld worden.
O wat 'ben ik daar blij om! Wat een
geluk!
Stél u voor dat zoo'n goed nieuws een
jaar vroeger was gekomen! Ik -zou er het
hooïfl bij verloren 'hebben. Dat, is de ironia
van het lot! Nu is het een gewone gebeur
tenis, een verstrooiing van het idee-fixe.
Wat dat Idee-fixe was scheen mevrouw
Bonnard niet te willen weten.
Heeft men uw symphonie al eens ge
repeteerd, vroeg zij.
Eén keer. Ik vond de muziek slecht.
Maar het schijnt dat die teleurstelling meer
voorkomt hij den auteur. Straks wordt er
weer gerepeteerd. Morgen wordt het publiek
en de pers toegelaten. Komt u ook?
Of ik kom? Natuurlijk! Maar ik ver
onderstel dat u Margareta uitgenoodigd
hebt!
Zij weet nog niet dat men mijn werk
speelt. Gesteld eens dat het niet bevalt,
zou het dan niet beter zijn dat zij het ge
fluit niet boort?
Voor een volgende uitvoering zullen wij
dan nog wel eens overleggen.
TT ziet de toekomst niet erg bemoedi
gend in. Enfin, afgesproken. Wij zullen niets
aan Margareta zeggen. Ik verwacht haar,
zij "zal wel dadelijk 'komen.
Zod! riep Robert, wiens oogen begonnen
te schitteren. Mag ik nog evcm blijven?
En uw repetitie dan?
De muzikanten zijn nooit precies np
tijd. Ik zal wel een taxi nemen om 'tijd uit
de winnen.
Margareta, die er r- gmürend had haar
grootmoeder ailé'n arn te treffen, vond de
verrassing toch niet onaangenaam.
Stoor ik u, zei ze; to h kom ik niet
onverwacht hé?
Neen, maar dat jongmensch wilde niet
gehoorzamen toen ik hem de deur wees. Kom
mijnheer! Vertrekt u nu misschien?
Nog één minuut; "t is nu toch te laat.
Ik dacht, hernam Margareta, dat geen
enkele vrouw in staat was mijriheer Verdon
den klok te doen vergeten. Houd hem
maar bij u, grootmoe; ik ga heen, want ik
héb mij twee japonnen te passen.
'Twee maar, m'n kind?
Ja dit Jaar is een boetejaar. Mevrouw
de la Pothière heeft me in den ban ge
daan; en wat ben ik te beklagen niet
waar?
Zij veinsde te weenen en haar schalksch-
heid voerde de vreugde den anderen ten
top.
Dus, vroeg Robert, de mooie groene
met zilverborduurde japon zullen we niet
weerzien!?
Ik wist niet dat u zoo'n goed geheu
gen had.
Een uitstekend zelfs! Zal ik u eens een
zekeren grijzen hoed met roode bloemen
beschrijven, waarmee ik u voor 't eerst
gezien heb?
Het portret! zei mevrouw Bonnard en
zij wees op de schilderij. Ik heb gezien dat
het uw bijzondere aandacht trok toen u
.hier voor t eerst kwaamt en aanstonds
dacht ik:
Dat is een liefhebber van mooie schil
derstukken.
Margareta stond op en keëk de afbeel
ding oplettend aan om te zien of het in
derdaad een waardevol werk was. Dan
zuchtte ze:
Wat was ik toen nog een kind! Ik
kende zelfs niet eens de beteëkenis van
het woord droefheid. In twee jaar kan
men heel wat ouder worden!
En zelfs in zes maanden, beweerde
Robert. Op het oogenblik dat ik u voor 't
eerst zag, was ik nog als een schooljongen
voor wie niets bestaat dan zijn school....
Pas op! zei mevrouw Bonnard. Als Me
„LTNTRANSIGEANT".
„Waarom werk je niet, als je zoö'n honger
hebt?"
„Wel, telkens als ik werk, krjjg ik nog méér
honger!"
jongens van uw jaren u konden hocrren,
zouden zij u uitlachen, omdat u zoo weinig
op hen gelijkt.
Margareta toonde een groote belangstel
ling en wenschte meer van Robert's jeugd
te weten. Op haar beurt sprak zij hem over
haar vroegere jaren.
Het was duidelijk dat de Vtoide jongelui
van elkanders tegenwoordigheid genoten,
maar ook de herinneringe: ">t dion onbe-
zorgden, onschuldigen tijd 't1 hen na
der tot elkander.
Mevrouw Bonnart luisteule aandachtig
toe. Zij zweeg en ging rustig door .met. haar
handwerkje, waarvan zij nu en dan op
keek om een blik te slaan op de pendule.
Opeens verscheen de kamenier van Mar
gareta in de deur.
Neem mij niet kwalijk juffrouw, maar
't is bijna tijd om te vertrekken als u den
trein niet wilt missen.
En uw japonnen? vroeg Robert.
En uw repetitie? vroeg de oude dame
erbij, alsof zij vergat dat haar daarover
het zwijgen opgelegd was.
Welke repetitie, vroeg het meisje aan
stonds.
Mevrouw Bonnard beet zich op de lip-,
pen, mar liet was te laat. Nu kon zij niet
meer zwijgen. Zij vertelde daar van Ro-
bert's symphonie die voor de laatste maal
gerepeteerd werd.
Het meisje was plotseling ernstig ge
worden, en staarde Robet aan. Haar wan
gen kleurden en haar ademhaling ver
snelde.
Waarom vroeg zij eindelijk, hebt u
die dwaasheid begaan? Uw geheele muzi
kale itoekomst staat nu op u spel.
Hij antwoordde glimlachend:
De een vindt zijn plezier hier, de ander
.daar.
't Is een dwaasheid, herhaalde het
meisje.U hadt >in ieder geval die laatste re
petitie moeten bijwonen. Als u later tot be
zinning komt zult u het mij nooit kunnen
vergeven zooiets veroorzaakt te hebben, al
deed ik dat ook onbewust. Maar waar
om hebt u mij niets gezegd grootmoe?
Ik had beloofd het te zullen .verzwijgen,
antwoordde haar grootmoeder. Hij wilde je
niet bij dit eerste concert uitnoodigen, omdat
hij beter vond, dat je een eventueel uitflui
ten niet zou hooren.
Ik zal present zijn, sprak Margareta
met vuur en als men u slecht mocht ontvan
gen, zal ik „bravo roepen, hard genoeg om
het lawaai te overstemmen. Maar ik voel
dat mijn 'komst je geluk aan zal brengen.
Tót morgen dan mijnheer. Grootmoe ik zal
n wel komen afhalen.
'Met. lichten tred verdween zij en Robert
zuchtte:
O hc? zal ik zonder haar rn n le
ven!
XXII.
Bij een vertrouwelijk alleen zijn niet haar
vader, begon Margareta een onderwerp aan
te Taken, "dat reeds zes weken "vermeden
was.
Zouden we maar niet meer de ge
woonte aannemen om als oude vrienden
met elkaar te praten?
Maar dat doen we toch al, m'n beste
meid? antwoordde de vader.
Behalve op één punt. 't Lijkt wel of er
een lijk tnsschen ons beiden ligt. Maar ik
verzeker u, dat het onder een geweldigen
steen begraven ligt. Wij kunnen dus gerust
over dien overledene praten.
Maar niet om de deugden wat van dat
wezen te bezingen.
Ik druk mij eigenlijk niet goed uit door
te zeggen dat wij over hem zullen praten.
Ik wou u een bedenking toevertrouwen die
mij -in verlegenheid brengt, en die uit zijn
tijd dateert. Ik hoor u nog zeggen dat de
vrouw vrij en onafhankelijk gelaten moet
worden in de keuze van een man. Nu heb
ik hij u bemerkt hoe u met beslistheid wrldet
beletten
Mijnheer Dalphas toonde door een hand
gebaar hoe weinig die opmerking van zijn
dochter hem aanstond.
Het meisje haastte zich daarom hem ge
rust te stellen met de woorden:
U moet niet denken,, dat ik op een af
gedane zaak terugkom. Het spijt mij in 't
geheel niet dat ik prins Uberto afgewezen
heb en zelfs indien u mij dien man opge
drongen hadt, zou ik u weerstand hebben
moeten bieden.
Nu dan?
Wel Ik zou wel eens graag willen we
ten wat de ware reden van uw oppositie
was. Wellicht omdat hij arm is, niet waar?
De materieele kwestie laat mij tapte! ijk
onverschillig. Jij bent rijk voor twee.
Was het dan dat u een schoonzoon ver
langt die in staat is de zaken voort 'te
zetten als u ruW wilt nemen?
Verwacht geen dwaze leugen van mij.
Natuurlijk bestaat dat verlangen in mij.
Maar jou geluk gaat vóór mijn persoonlijke
inzichten. En ik denk dat. je niet licht een
industrieel zult vinder die onn jouw smaak
voldoet.
Margareta's gelaat klaarde op. Zij omhels
de haar vader evenals vroeger wanneer hij
haar plezier deed.
Goed, ik weet dus waar ik mij aan te
houden heb. Maar wat zal het mij bafen
wanneer ik als oude vrijster moet sterven.
Hm! Dat goluk zal ik niet krijgen,
mompelde de vader, terwijl hij zijn snor
opstreek. En tochverzeker ik je, dat
or nog een kwader lot, is. Bij mij beloop je
de kans niet geruïneerd, geslgaen of verla
ten te worden en je leven in tranen te
eindigen.
Margareta die wel wist dat haar vader
van een grapje hield antwoordde:
Men kan wel zien dat u uit ondervin
ding weet hoe een wreede man zijn arme
vrouw kan folteren!
Neen maar ik .ken uit ondervinding het
geluk dat een edele vrouw geeft, antwoord
de mijnheer Dalphas ernstig geworden.
Lang spraken zij nu over de dierbare
overledene; toen volgde er een stilte.
Margareta dacht aan den volgenden dag
en vroeg haar vader toestemming om bij
haar grootmoeder te dineeren alvorens zij
samen naar de concertzaal zouden gaan.
Verbeeld u, het werk van Robert Ver
don wordt uitgevoerd. Ik heb hét slechts
toevallig vernomen. Hij heeft, mij niets ge
zegd om mij een eventueele mislukking te
verbergen.
Zoo! Mijnheer Verdon is al in de con
certzaal. Dan zal Part-Dauphin hem wel
niet meer terugzien.
'(Wordt vervolgd).
V