Eerst de Kunst, dan de Liefde WOENSDAG 12 SEPTEMBER 1928 i DERDE BLAD PAGINA 2 XI. Ik vraag me af, zoo luidde het epistel, wïe je bent; een leelijk ondankbaar meisje, of een idioot schepseltje, waarmee de fa milie alles kan doen "wat ze wilt. Hoe is het mogelijk dat je aan je vader heb durven zeggen: „ik dacht dat ik hem liefhad?" Je moet echter weten dat zulke uitvluchtje3 bij mij niet opgaan. Tk Tien je en heb je genoeg hier gade kunnen slaan. Ik had dien armen jongen niet tegen moeten hou den, dan zou 'hij je wél ,,ja" hebben doen zeggen. Daar ik echter oneenigheid in de familie vreesde, spoorde ik hem het ge- matigheid aan, maar nu ziet ik wat men daarmee wint. Wat ben ik dwaas geweest! Die oneenigheid zou wel tot bedaring geko men zijn en je vader zou het nog zoo kwaad met gevonden hebben je aan het Italiaan se he Hof te zien, als hofdame bijvoorbeeld- Wat moet er nu van je terecht komeri? -Als je op mijn salon rekent "voor een nieu we kans, moet ik je zeggen dat je nooit meer zooiets zult vinden als je nu ver smaadt. Er zijn van die dingen die ik niet goed kan keuren en dat zal je in 't vervolg wel mergen. De familie B.en dat is te begrijpen is woedend en schuift de schuld op mij. Ik weet nog niet of ik ooit m Florence terug durf komen. Ik zou je aanraden daar maar weg te blijven. Wat die dank aangaat voor mijn cadeau, wel dat is maar spotternij. Helena de la Pothière. Het eenige antwoord op dien brief was de terugzending van het kostbaar halssnoer. Toen mijnheer Dalphas dat besluit vernam, vroeg hij niet eens den fameuzen brief te lezen. Hij kende zijn zuster en haar woede vlagen reeds lang. Ik zal je alles wel vergoeden en daar zal je niets bij verliezen. Maar we moeten een goede gelegenheid afwachten, zei hij. Tegen het einde van April werd mevrouw Bonnard verrast door een schrijven van mijnbeer Verdon, waarin deze wijziging in zijn plannen meldde. Als om sommige ver denkingen vóór te zijn gaf 'hij de redenen .van zijn besluit op. Ik dacht een jaar in Leipzig te blij ven, maar er is eenig nieuws. Vooreerst kan mijn arme moeder het niet langer in Duitscliland uithouden. Tot aar» mijn ziek te ging het nog, maar nu hebben wij eigen lijk allébei heimwee. Haar nog langer ver wijderd houden van haar land en omgeving zou wreed egoisme zijn. Trouwens de ge beurtenissen hebben aan iedere complicatie bij onze Parijsche buren een einde gemaakt. Maar dat is niet alles en ziehier een ge heim dat ik u alleen toevertrouw: misschien wordt mijn symphonie in Concerts Colonne uitgevoerd. Stel u voor dat mijn leeraar, een der meest vooraanstaande „Kapelmeister's" uiit Duitsehland, mTi werk gezien heeft en mij aanbood het te spelen. Ik meende echter dat het passend is dat een Eranschman zijn muzikale loopbaan aan den anderen kant van den Rijn begint vindt u ook niet? M'n leeraar, wien ik dat alles natuurlijk niet op die manier gezegd heb, vindt het heel redelfjk dat il< eerst in m'n eigen land begin. De goede man heeft mij een aanbeveling gegeven voor zijn Parijschen -collega en Verklaard, dat hij m'n symphonie op zijn programma gezet heeft voor later. Mijn kan sen worden tamelijk goed; enfin u zult -be- grijpen dat ik terug moet. Het zou nu wat waard zijn te slagen, of schoon, onder ons gezegd, en geen vrees be hoeft te bestaan dat ik Beethoven concur rentie aan zal doen, vooral wat het aanal mijner werken betreft. Er is iets in me wat me zegt dat ik veel gelijk op een jongeda me die een geschikte roman schrijftmaar niet opnieuw zou kunnen beginnen. Bij het begin mods voel ik me vermoeid on dat is een slecht teeken voor de toekomst.Maar laten wij ons intusschen met het huidige tevreden stellen. Wat zal ik blij zijn u weer te zien! Ik mis u reeds lang en wat zou er zonder uw brieven van mij geworden zijn? Ik kus de liefdevolle land die mij zulke heerlijke bladzijden heeft .geschreven. ..ill wtoegenegen". -,©< >BERT." ,,I' <™ee;9 woord alsublieft over mijn yerwa-'htmgen, aan niemand hé?" De arme vrouw geraakte ni een tastigen toestand, Ze moest .zich wél tienmaal be denken voor dat, ze den naam van den mu sicus durfde uitspreken. Moest zij zijn te rugkomst meedeek n. Maar welke reden kon zij dan opgeven? Zij mocht, het ware, het voornaamste mo tief niei kenbaar maken. Van den anderen kant, wanneer zij de terugkomst van haar beschermeling als iets heel gewoons voor stelde, zou het den schijn hebben alsof hij dreigend weder keerde op een terrein dat, nauwelijks door den vijand ontruimd was. En ondertusschen brandde haar de brief in haar handen. Margareta zelf baande haar grootmoeder een uitweg door voor de eerste maal over haar eigen zaken te spreken. Ik zou wel eens willen weten, vroeg zij tens, toen ze vertrouwelijk met elkaar praat- Jen, wat de monschen van mij gedacht bcb- 'ien. Mevrouw Bonnard antwoordde: Je publiek is beperkt. Het bestaat voor namelijk uit de vrienden van je tante die in haar salon gaan en komen zouden en zich lang op te houden. Wat die lui zeggen komt er al heel wei nig op aan. Trouwens je speel de mooie rol. Niemand zal beweren dat jij afgewezen bent, maar wel het tegenovergestelde. Maar wat denkt u van mij, groot moe? Ik denk dat men Je met inriges om ringd heeft, dat men je alles bedriegelijk voorstelde enMat je het aan je gezond ver stand te danken hebt er niet in gevlogen tB zïjn, hetgeen niet altijd gebeurt. Dat is niét te streng geoordeeld. Bi vraag me af of mijnheer Pesbébiac ook zod genadig të? O hij!... Zijn meening is die van den hond welke iedere indringer of dief te lijf gaat om jou te beschermen. Margareta keek naar buiten waar de top pen der hoornen wuifden in den frisschen lentewind. 'Zij wilde nog een laatste vraag wagen en hernam: Mijnheer Verüon is natuurlijk van al les op de hoogte is 't niét? Wat versta je onder „wan alles op de „BUEÏN HUMOR' „Ik zag je vrouw gisteren op straat, maar ze bleek me volstrekt niet op te merken". „Ja, ze heeft me zooiets daarvan verteld!" hoogte, was de wedervraag der oude dame wier wangen begonnen te gloeien. Voordat hij Parijs verliet beeft hij natuurlijk zekere geruchten moeten opvangen. Weet hij dat die geruchten valsch wa ren? Ja, dat heb ik hem in een mijn brieven met een paar woorden gezegd. En wat antwoordde hij daarop? Bat lijj zich verheugde over een oplos sing die met mijn verlangens strookte. Heel correct., 't Is of ik hem hoor pra ten. Als hij .z'n postzegels verknoeid heeft om u dat te zeggen, nou. Hij heeft me nog meer gezegd. Zijn moeder heeft genoeg van Duitsehland. Zij haakt naar haar eigen land. En weldra komen zij terug. Wat? Offert hij de .muziek op aan de liefde voor zijn moeder? Dan mag zij wel groot gaan op zoo'n zoon. Ik zou mij tenminste gelukkig ge acht hebben zoo'n jongen te bezitten, ver klaarde mevrouw Bonnard op ernstigen toon. Het vragenlijstje was ten 'einde, tenminste voor dien dag. De grootmoeder scheen bij 'haar klein kind eenig vreugde te hébben opgemerkt; of beeldde zij zich dat slechts in omdat zij op die blijheid hoopte? Een week later meende zij nogmaals over Robert te mogen praten. Moeder en zoon zijn aangekomen, ver wittigde zij. Hij is reeds bij mij geweest. Maar hij heeft het zoo druk met het een en ander, dat hij zich verontschuldigt nog niet bij de familie Dalphas te zijn geweest. Laat hij Zondag dan komen dineeren, stelde mijnheer voor. Wij zullen blij zijn hem weer terug te zien en mijnheer Pas- pébiac. niet het minst, want die bewondert het geniale jongmensch! XXI. Er zaten dien Zondag slechts vier per sonen aam tafel. Mijnheer 'Paspébiac 'had de uitnoodiging niet aangenomen, want de ondervinding had hem iets 'geleerd. Het geluk ontbindt m'n tong, wat bij anderen door den wijn gebeurt cn dan doe ik maar weer domme zétten. Margareta deed heel gewoon en onge kunsteld. Mijnheer Verüon was ernstig en tamelijk stil. .Hij at niét veel, maar scheen zich aan een geestelijke spijs te verzadigen, namelijk het geluk, (vroeger over het hoofd gezien) van TVIargareta's tegenwoordigheid. Nu verwonderde hij er zich over blind en stom te zijn geweest. Helaas een ander had gesproken en zijn stem had een oogenblik dat, jonge, vurige hart getroffen. Robert, leed er eenigszins onder, flat hij het meisje mooier terugvond dan hij haar achtergelaten 'had. Waar bad zij dat nieu we leven in haar groote heldere oogen op gedaan? Mijriheer Dalphas, die lofwaardige pogin gen deed om het gesprek op dreef te helpen, begon over de DuitsChe politiek te praten, maar Margareta die daar spoedig genoeg in had, nam de eerste de beste gelegenheid te haat om een meer persoonlijk onderwerp aan ïe vatten en zoo zei ze tot den musicus: Ik zou Leipzig weleens graag zien. Me dunkt dat moet wel een ideale stad zijn, want het gerucht liep dat u het daar zoo uitstekend bevieL Alvorens te vertrekken had ik beslo ten in Leipzig gelukkig te zullen zijn. In zoo'n geval moet men het van de daken afroepen, dat men in een zee van geluk zwemt. Maar dat gaat ook niet altijd op, want het scheelde niet veel of ik had mijn gebeente in dat aardsche paradijs gelaten. In ieder geval hebt u toch aan uw smaak kunnen voldoen, niet waar? O laten we niet over muziek praten. Zij heeft me reeds zoo menig kwaad uur bezorgd. U zult het orgel wel gemist hebben. In Leipzig?! Ik had er wel een half "do zijn tot mijn besdhikking. Maar hét beste kon nog niét vergeleken worden bi] dat van 'Pórt-Dauphin. Mevrouw 'Bonnard, die het gesprek meï belangstelling vólgde, haastte zich op te meéken: 'De plaats is nog altijd vacant. Zij kleurde over haar eigen woorden die, ze begreep het, te duidelijk waren. Haar schoonzoon dacht er waarschijnlijk ook zoo over, want hij gaf een wending om het ge sprek door te vragen: Het zal u wél verwonderen mijnheer Paspébiac niet 'hier te zien? Neen mijnheer. Hij was aan het sta tion en zei met dat hij niet vrij was. Ik zelf heb eigenlijk ook niet veel tijd, want er is zoo ontzettend veel te doen na zoo'n lange afwezigheid! Juffrouw Dalphas liet daarop volgen: Zou er nog tijd zijn om eenige rozen te plukken voor mevrouw uw moeder? Ze nam een snoeimes en helden gingen naar den tuin. Rijk, zei Robert, 't is nu juist een jaar geleden dat ik u eveneens met een bouquetje bloemen verliet. Opeens vroeg Margareta: Waarom verlangde u niet dat ik met uw moeder kennis maakte. Ik ben bang dat zij niet van mij houdt. Dat woord deed Robert sidderen. Verlegen antwoordde hij: Mijn moeder, juffrouw? En waarom eigenlijk? Misschien hebt u haar weinig goeds van mij kunnen zeggen. Hij opende den mond om te bekennen dat haar naam slechts zelden genoemd werd thuis, maar hij bedacht zich en zei ontwij kend: Dat staat gelijk met mij voor lasteraar uit te maken. Met woordspelingen moesten we ons nu niet ophouden. Maar door te zeggen dat ik mijn familie leed veroorzaakt heb, be hoeft u nog- niet te lasteren. Ik heb niet de eer tot uw familie te behooren. Neen, maar ik heb mijn vrienden be angst gemaakt. Bent u niet onder hun ge tal. De ongerustheid is voorbij. Ilc heb nu gezien hoe gelukkig uw familieleden zijn. Mocht dat waar zijn! Maar hoeveel tijd is er noodig voor hen alles te doen ver geten. .Naar mij zelf te oordeelen is alles reeds vergeten. Het is mij of we gisteren nog sa men in deze lanen gewandeld hebben. Een bange droom is zoo gauw uit het geheugen verdwenen. Dat is waar. Intusschen is er u nog iets bij gebleven. Misschien akelige herinne ringen van de theevisite bij mijn tante. De kwade zijn vervlogen, üe goede over gebleven, en die waren er ook. Herinnert u zich wél een gesprek over den dichter Mus set? Jawel, en dat was de eenige gelegen heid dat ik u een verwijt moest doen, omdat u zijn leerling wilde worden. Misschien omdat u mij geen andere ge legenheid aangeboden hadt om meerdere 'verwijten te verdienen. Ziet u wel, u zit nog vól wrevel! O als u eens wist wat er in eenige maanden tijds met een vrouw kan gebeuren.zelf wist ik dat niet. Enfin een goede les zal niet verloren zijn! Rdbert dacht er niet meer aan bloemen en planten te bewonderen. Ik heb eveeneens m'n voordeel gedaaif met eenige lessen, zei hij op gedempten toon. Wat verder dien wrevel betreft, waar over u spreekt, fk zou gelukkig zijn als u jegens mij dat zelfde gevoelen koesterde. Dus de vrede is gesloten? zei ze haar hand aanbiedend. •Robert kuste de vingers alsom een ver drag te bezegelen dat eeuwig duren moet. Daarop ging hij heen, verrijkt met een ruiker -rozen. Doch het waren niet die bloe men die hem deden genieten van een won derbaren geur, die zijn binnenste vervulde. Den daarop volgende Zaterdag bracht de musicus een bezoek bij mevrouw Bonnard. Zij ontving hem met een blijde schittering in fle oogen en haar eerste woorden waren: Zoo, hebt u dus vrede 'gesloten met m'n kleindodhter? Ja, zuchtte 'Robert, T is nu nog maar de vraag óf ik bom -met. me zélf gesloten heb! Kijkt u daarom zero ernstig? Toch mag ik van geluk spreken, want mijn symphonie is geaccpéteerd en zal in Parijs gespeeld worden. O wat 'ben ik daar blij om! Wat een geluk! Stél u voor dat zoo'n goed nieuws een jaar vroeger was gekomen! Ik -zou er het hooïfl bij verloren 'hebben. Dat, is de ironia van het lot! Nu is het een gewone gebeur tenis, een verstrooiing van het idee-fixe. Wat dat Idee-fixe was scheen mevrouw Bonnard niet te willen weten. Heeft men uw symphonie al eens ge repeteerd, vroeg zij. Eén keer. Ik vond de muziek slecht. Maar het schijnt dat die teleurstelling meer voorkomt hij den auteur. Straks wordt er weer gerepeteerd. Morgen wordt het publiek en de pers toegelaten. Komt u ook? Of ik kom? Natuurlijk! Maar ik ver onderstel dat u Margareta uitgenoodigd hebt! Zij weet nog niet dat men mijn werk speelt. Gesteld eens dat het niet bevalt, zou het dan niet beter zijn dat zij het ge fluit niet boort? Voor een volgende uitvoering zullen wij dan nog wel eens overleggen. TT ziet de toekomst niet erg bemoedi gend in. Enfin, afgesproken. Wij zullen niets aan Margareta zeggen. Ik verwacht haar, zij "zal wel dadelijk 'komen. Zod! riep Robert, wiens oogen begonnen te schitteren. Mag ik nog evcm blijven? En uw repetitie dan? De muzikanten zijn nooit precies np tijd. Ik zal wel een taxi nemen om 'tijd uit de winnen. Margareta, die er r- gmürend had haar grootmoeder ailé'n arn te treffen, vond de verrassing toch niet onaangenaam. Stoor ik u, zei ze; to h kom ik niet onverwacht hé? Neen, maar dat jongmensch wilde niet gehoorzamen toen ik hem de deur wees. Kom mijnheer! Vertrekt u nu misschien? Nog één minuut; "t is nu toch te laat. Ik dacht, hernam Margareta, dat geen enkele vrouw in staat was mijriheer Verdon den klok te doen vergeten. Houd hem maar bij u, grootmoe; ik ga heen, want ik héb mij twee japonnen te passen. 'Twee maar, m'n kind? Ja dit Jaar is een boetejaar. Mevrouw de la Pothière heeft me in den ban ge daan; en wat ben ik te beklagen niet waar? Zij veinsde te weenen en haar schalksch- heid voerde de vreugde den anderen ten top. Dus, vroeg Robert, de mooie groene met zilverborduurde japon zullen we niet weerzien!? Ik wist niet dat u zoo'n goed geheu gen had. Een uitstekend zelfs! Zal ik u eens een zekeren grijzen hoed met roode bloemen beschrijven, waarmee ik u voor 't eerst gezien heb? Het portret! zei mevrouw Bonnard en zij wees op de schilderij. Ik heb gezien dat het uw bijzondere aandacht trok toen u .hier voor t eerst kwaamt en aanstonds dacht ik: Dat is een liefhebber van mooie schil derstukken. Margareta stond op en keëk de afbeel ding oplettend aan om te zien of het in derdaad een waardevol werk was. Dan zuchtte ze: Wat was ik toen nog een kind! Ik kende zelfs niet eens de beteëkenis van het woord droefheid. In twee jaar kan men heel wat ouder worden! En zelfs in zes maanden, beweerde Robert. Op het oogenblik dat ik u voor 't eerst zag, was ik nog als een schooljongen voor wie niets bestaat dan zijn school.... Pas op! zei mevrouw Bonnard. Als Me „LTNTRANSIGEANT". „Waarom werk je niet, als je zoö'n honger hebt?" „Wel, telkens als ik werk, krjjg ik nog méér honger!" jongens van uw jaren u konden hocrren, zouden zij u uitlachen, omdat u zoo weinig op hen gelijkt. Margareta toonde een groote belangstel ling en wenschte meer van Robert's jeugd te weten. Op haar beurt sprak zij hem over haar vroegere jaren. Het was duidelijk dat de Vtoide jongelui van elkanders tegenwoordigheid genoten, maar ook de herinneringe: ">t dion onbe- zorgden, onschuldigen tijd 't1 hen na der tot elkander. Mevrouw Bonnart luisteule aandachtig toe. Zij zweeg en ging rustig door .met. haar handwerkje, waarvan zij nu en dan op keek om een blik te slaan op de pendule. Opeens verscheen de kamenier van Mar gareta in de deur. Neem mij niet kwalijk juffrouw, maar 't is bijna tijd om te vertrekken als u den trein niet wilt missen. En uw japonnen? vroeg Robert. En uw repetitie? vroeg de oude dame erbij, alsof zij vergat dat haar daarover het zwijgen opgelegd was. Welke repetitie, vroeg het meisje aan stonds. Mevrouw Bonnard beet zich op de lip-, pen, mar liet was te laat. Nu kon zij niet meer zwijgen. Zij vertelde daar van Ro- bert's symphonie die voor de laatste maal gerepeteerd werd. Het meisje was plotseling ernstig ge worden, en staarde Robet aan. Haar wan gen kleurden en haar ademhaling ver snelde. Waarom vroeg zij eindelijk, hebt u die dwaasheid begaan? Uw geheele muzi kale itoekomst staat nu op u spel. Hij antwoordde glimlachend: De een vindt zijn plezier hier, de ander .daar. 't Is een dwaasheid, herhaalde het meisje.U hadt >in ieder geval die laatste re petitie moeten bijwonen. Als u later tot be zinning komt zult u het mij nooit kunnen vergeven zooiets veroorzaakt te hebben, al deed ik dat ook onbewust. Maar waar om hebt u mij niets gezegd grootmoe? Ik had beloofd het te zullen .verzwijgen, antwoordde haar grootmoeder. Hij wilde je niet bij dit eerste concert uitnoodigen, omdat hij beter vond, dat je een eventueel uitflui ten niet zou hooren. Ik zal present zijn, sprak Margareta met vuur en als men u slecht mocht ontvan gen, zal ik „bravo roepen, hard genoeg om het lawaai te overstemmen. Maar ik voel dat mijn 'komst je geluk aan zal brengen. Tót morgen dan mijnheer. Grootmoe ik zal n wel komen afhalen. 'Met. lichten tred verdween zij en Robert zuchtte: O hc? zal ik zonder haar rn n le ven! XXII. Bij een vertrouwelijk alleen zijn niet haar vader, begon Margareta een onderwerp aan te Taken, "dat reeds zes weken "vermeden was. Zouden we maar niet meer de ge woonte aannemen om als oude vrienden met elkaar te praten? Maar dat doen we toch al, m'n beste meid? antwoordde de vader. Behalve op één punt. 't Lijkt wel of er een lijk tnsschen ons beiden ligt. Maar ik verzeker u, dat het onder een geweldigen steen begraven ligt. Wij kunnen dus gerust over dien overledene praten. Maar niet om de deugden wat van dat wezen te bezingen. Ik druk mij eigenlijk niet goed uit door te zeggen dat wij over hem zullen praten. Ik wou u een bedenking toevertrouwen die mij -in verlegenheid brengt, en die uit zijn tijd dateert. Ik hoor u nog zeggen dat de vrouw vrij en onafhankelijk gelaten moet worden in de keuze van een man. Nu heb ik hij u bemerkt hoe u met beslistheid wrldet beletten Mijnheer Dalphas toonde door een hand gebaar hoe weinig die opmerking van zijn dochter hem aanstond. Het meisje haastte zich daarom hem ge rust te stellen met de woorden: U moet niet denken,, dat ik op een af gedane zaak terugkom. Het spijt mij in 't geheel niet dat ik prins Uberto afgewezen heb en zelfs indien u mij dien man opge drongen hadt, zou ik u weerstand hebben moeten bieden. Nu dan? Wel Ik zou wel eens graag willen we ten wat de ware reden van uw oppositie was. Wellicht omdat hij arm is, niet waar? De materieele kwestie laat mij tapte! ijk onverschillig. Jij bent rijk voor twee. Was het dan dat u een schoonzoon ver langt die in staat is de zaken voort 'te zetten als u ruW wilt nemen? Verwacht geen dwaze leugen van mij. Natuurlijk bestaat dat verlangen in mij. Maar jou geluk gaat vóór mijn persoonlijke inzichten. En ik denk dat. je niet licht een industrieel zult vinder die onn jouw smaak voldoet. Margareta's gelaat klaarde op. Zij omhels de haar vader evenals vroeger wanneer hij haar plezier deed. Goed, ik weet dus waar ik mij aan te houden heb. Maar wat zal het mij bafen wanneer ik als oude vrijster moet sterven. Hm! Dat goluk zal ik niet krijgen, mompelde de vader, terwijl hij zijn snor opstreek. En tochverzeker ik je, dat or nog een kwader lot, is. Bij mij beloop je de kans niet geruïneerd, geslgaen of verla ten te worden en je leven in tranen te eindigen. Margareta die wel wist dat haar vader van een grapje hield antwoordde: Men kan wel zien dat u uit ondervin ding weet hoe een wreede man zijn arme vrouw kan folteren! Neen maar ik .ken uit ondervinding het geluk dat een edele vrouw geeft, antwoord de mijnheer Dalphas ernstig geworden. Lang spraken zij nu over de dierbare overledene; toen volgde er een stilte. Margareta dacht aan den volgenden dag en vroeg haar vader toestemming om bij haar grootmoeder te dineeren alvorens zij samen naar de concertzaal zouden gaan. Verbeeld u, het werk van Robert Ver don wordt uitgevoerd. Ik heb hét slechts toevallig vernomen. Hij heeft, mij niets ge zegd om mij een eventueele mislukking te verbergen. Zoo! Mijnheer Verdon is al in de con certzaal. Dan zal Part-Dauphin hem wel niet meer terugzien. '(Wordt vervolgd). V

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10